VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 28 AUGUSTUS Sociale Leefomgeving (Maatschappelijke Voorzieningen) RAADSINFORMATIEBRIEF OVER AFHANDELING MOTIE "BELASTINGVRIJE VRIJWILLIGERSVERGOEDING" (843899) Voorzitter: mevrouw S.M. Wemmers-Wanrooij Secretaris: de heer S.V. Vooren Verslag: Erna Verveer, Getikt! af audio Woordvoering: De heer Van Burg, ChristenUnie/SGP De heer Karapinar, GroenLinks De heer Bevers, VVD De heer Van Heeren, VSP De heer Van Antwerpen, BVD De heer Schuiten, D66 De heer Safranti, PvdA Mevrouw Veldhuijzen, CDA Namens het college is aanwezig wethouder E. Van de Burgt Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig de heer S. Yavuz De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De heer Van Antwerpen merkt op dat de door BETER VOOR DORDT ingediende motie bij de begrotingsbehandeling in november 2011 is aangenomen. Kern is te voorkomen dat mensen die een arbeidsverplichting hebben, maar voor wie een betaalde baan een brug te ver is, er in het nieuwe minimumbeleid op achteruit gaan. Immers, de vrijwilligersbonus is lager dan de langdurigheidstoeslag waar ze geen recht meer op hebben. Organisaties mogen hun vrijwilligers een belastingvrije vergoeding betalen, maar daardoor gaan de vrijwilligers er op vooruit. In de Raadsinformatiebrief wordt gesteld dat het college de voorkeur geeft aan een gedegen trainingsaanbod voor vrijwilligers om de competenties te vergroten. De DWO heeft opdracht gekregen om de Dordtse Vrijwilligersacademie op te zetten en hij vraagt naar de stand van zaken. Op zich is het prima om competenties te verhogen en kan zijn fractie de ingeslagen weg ondersteunen, maar wil wel weten wanneer de motie tot uitvoering komt. Die kan nog niet als afgehandeld worden beschouwd, want de belastingvrije vrijwilligersvergoeding heeft nog geen plaats gekregen. De vraag blijft op welke wijze organisaties worden geactiveerd om over te gaan tot het verstrekken van een belastingvrije vrijwilligersvergoeding. Hij vraagt of de gemeente deze mogelijkheid op de site van de Sociale Dienst Drechtsteden gaat zetten en of vrijwilligersorganisaties actief geïnformeerd zullen worden over de mogelijkheden. Zijn fractie ziet graag dat de motie vóór de komende begrotingsbehandeling wordt uitgevoerd. De heer Safranti merkt op dat dit instrument gebruikt kan worden bij armoedebestrijding; de PvdA is daar voor. Met name in deze moeilijke tijden is een financiële prikkel een inspiratiebron voor een vrijwilliger; vandaar dat deze motie vrijwel raadsbreed is aangenomen. Alleen staat de Raadsinformatiebrief niet in lijn met de motie en veroorzaakt daardoor veel onduidelijkheden bij hem. BETER VOOR DORDT ervaart dat ook zo, gelet op hun betoog. Hij vraagt hoe het staat met de cliënten uit de Drechtstedengemeenten; in de Drechtraad is de motie niet aangenomen. Hij vraagt hoe om wordt gegaan met vrijwilligers die geen uitkering hebben. Dit voorstel zou in 2011 aangeleverd worden en in januari 2012 behandeld worden. Inmiddels is het najaar 2012 en hij vraagt hoe reëel de uitwerking van dit stuk is, ook omdat DWO per 1 januari 2013 1
ophoudt te bestaan. Er wordt gesproken over een trainingsaanbod; zelf loopt hij al zo'n 15 jaar rond in de vrijwilligerswereld en weet dat veel organisaties een trainingsaanbod hebben, tegen een minimale vergoeding. Hij vraagt welk verschil er is tussen de twee cursussen. De heer Karapinar merkt op dat in de motie is gevraagd om een appel, maar de Raadsinformatiebrief biedt een peer. Hij sluit zich aan bij de woordvoering van BETER VOOR DORDT. Het gaat om een financiële prikkel. Het verhogen van competenties en deskundigheidsbevordering gebeurt al bij elke zichzelf respecterende vrijwilligersorganisatie. Volgens hem doet SSKW dat; hij vraagt of met het oprichten van een Vrijwilligersacademie door de DWO SSKW zal worden opgedoekt. DWO bevindt zich al in een roerige periode; hij vraagt hoe reëel het is om te verwachten dat die zoiets kan opzetten. Er zijn inderdaad al diverse organisaties die trainingen verzorgen en dat vergt een bepaalde deskundigheid. Hij vraagt zich af of die deskundigheid wel aanwezig is bij de DWO, want het is een vak apart. Deskundigheidsbevordering is op zich goed, maar zijn fractie is van mening dat een financiële prikkel het beste middel is om meer vrijwilligers te werven. De heer Van Heeren sluit zich aan bij de voorgaande drie sprekers. Hij vraagt zich af wat de toegevoegde waarde is van een academie en welke mensen daar gebruik van maken. Hij zou een cursus aan willen bieden, maar daarnaast ook een financiële prikkel willen geven. Mensen die een langdurigheidstoeslag ontvangen zitten op bijstandsniveau en maken weinig kans op werk; wat in de Raadsinformatiebrief wordt geboden, heeft volgens zijn fractie geen toegevoegde waarde. De heer Van Burg merkt op dat zijn fractie er wat anders tegenaan kijkt. Je kunt vrijwilligers op verschillende manieren motiveren. Het gevaar van het geven van een financiële prikkel is dat het een verkapte baan kan worden, waardoor het moeilijker wordt om echt werk te vinden. Zijn fractie kan zich wel vinden in de strekking van deze invulling van de motie. Je kunt ook mensen motiveren door ze een gerichte training aan te bieden; dat is dan wel een aandachtspunt. De heer Van Antwerpen vraagt bij interruptie of de heer van Burg van mening is dat mensen die een vergoeding ontvangen, in vrijwilligerswerk zullen blijven hangen en geen baan zullen zoeken. De heer Van Burg antwoordt bevestigend. Als je een vergoeding geeft, gaat het vrijwillige karakter voor een deel verloren. Mensen kunnen dat opvatten als een soort salaris wat het lastiger maakt om een andere baan te vinden. Dat is overigens een bekend fenomeen. De heer Van Antwerpen antwoordt dat dat fenomeen hem niet bekend is. Destijds was de achterliggende gedachte om iets te doen voor de mensen die wel een arbeidsplicht hebben, maar waarvoor de stap naar een reguliere baan te groot is. De heer Van Burg antwoordt dat de zorg van zijn fractie is dat de arbeidsplicht wordt ingevuld met een vrijwilligersfunctie waardoor uitstroom naar een reguliere baan in het gedrang komt. Je kunt niet twee dingen tegelijkertijd: vrijwilliger zijn en zoeken naar een nieuwe baan. Het moet een opstapje blijven naar een reguliere baan. De zorg is vooral of de training goed aansluit bij de vrijwilligers en bij het opstappen naar een reguliere baan. De heer Karapinar kan de redenatie helemaal niet volgen. Een prikkel van 1500 euro per jaar zou gezien worden als een salaris waardoor de vrijwilliger niet meer op zoek zou gaan naar een baan; volgens hem kun je gewoon allebei doen. Iemand kan door een vrijwilligersfunctie en een extra prikkel van 1500 euro per jaar gemotiveerd worden; hij ziet hoe leuk dat is en krijgt dan ook nog deskundigheidsbevordering en dan zou die persoon kunnen denken: misschien is een baan voor mij ook interessant. Zo redeneert de fractie van D66. De heer Van Burg merkt op dat de clou zit in het woord prikkel. Als je mensen prikkelt, wil je dat zij dat gedrag blijven uitoefenen en dat is niet wat je wilt, want je wilt dat ze een reguliere baan gaan zoeken. Om die reden kan zijn fractie meegaan in de invulling van de motie. 2
De heer Van Heeren merkt op dat je onderscheid moet maken in de doelgroepen waar het om gaat: langdurig werklozen of mensen die net werkloos geworden zijn. Waar het nu over gaat, zijn mensen die eigenlijk in een kansloze situatie zitten; de hamvraag is dan of het aanbieden van een cursus afdoende is en of voor die mensen een financiële prikkel kan gelden. De heer van Burg merkt op richting de heer Van Heeren dat er in de motie, noch in de Raadsinformatiebrief gesproken wordt over differentiëren in soorten werkloosheid. Als je dat wilt gaan doen, moet er een nieuw voorstel komen. De heer Schuiten merkt op dat zijn fractie op zich sympathiek staat tegenover de suggestie van het stimuleren van deskundigheid, maar het voorstel wijkt inderdaad af van de oorspronkelijke motie. Hij is benieuwd naar de motivatie achter die afwijking. De heer Bevers merkt op dat er verschillende redenen zijn waarom iemand vrijwilligerswerk doet. Ten eerste omdat hij het wil doen vanuit een intrinsieke motivatie. Je kunt je afvragen of je daar een vergoeding voor hoeft te geven. Hij kan zich voorstellen dat je een onkostenvergoeding geeft, maar dat is iets anders dan een prikkelvergoeding. Er zijn ook mensen die vrijwilligerswerk doen omdat ze dat moeten van een Sociale Dienst in het kader van een tegenprestatie voor een uitkering. Als het een tegenprestatie is, zou daar ook geen vergoeding bij passen. Je hebt ook mensen die vrijwilligerswerk doen omdat ze zichzelf willen ontwikkelen, al dan niet om een stap te kunnen zetten op de arbeidsmarkt. Ook dan is er sprake van een motivatie die geen vrijwilligersvergoeding vraagt, want je mag ook van mensen verwachten dat ze in zichzelf investeren, waaronder tijd. Als je als gemeente iemand verplicht om vrijwilligerswerk te doen en iemand moet in dat kader kosten maken, dan moet je die kosten overigens wel compenseren, maar van een vrijwilligersvergoeding als stimulans ziet zijn fractie het nut niet in. Het voorstel van het college om in te zetten op professionalisering van vrijwilligers langs de lijn van de competenties is een veel sterkere uitwerking dan het toch een beetje korte termijnbeeld van een vergoeding. Het geld geef je uit en dan ben je het kwijt; competenties doe je op en die hou je in beginsel. Zijn fractie is dus erg gecharmeerd van deze uitwerking. De heer Van Antwerpen merkt op bij interruptie dat hij dat wel verwacht had, aangezien de VVD tegen de motie heeft gestemd. Uiteraard heeft de heer Bevers het volste recht om een toelichting te geven op de reden, maar hij mist de mening van de VVD over het feit dat de motie niet is uitgevoerd. De heer Bevers antwoordt dat het college een motie uitvoert; tegelijkertijd is het zo dat het college ook een motie naast zich neer kan leggen. In die zin is het geen unicum. Mevrouw Veldhuijzen vraagt hoe het staat met de Vrijwilligersacademie; ze kon de term niet terugvinden. Uit hen aanbod kan ze niet afleiden of dat hiermee te maken heeft. Ze is benieuwd waarom het college er voor gekozen heeft om op deze wijze invulling te geven aan de motie. Wethouder Van de Burgt merkt op dat in de motie wordt gesproken over hetgeen in de Drechtraad is afgesproken. Er is een persoonsgebonden minimabudget ingevoerd voor mensen die geen arbeidsplicht hebben en voor mensen die de stap naar arbeid maken. De groep die wel een arbeidsplicht heeft, krijgt geen persoonsgebonden minimabudget meer; dat is gezamenlijk besloten. Maar die groep zou ten aanzien van het kwijtraken van toeslagen toch wat gecompenseerd moeten worden en daar is die vrijwilligersbonus aan verbonden. Die bonus is er omdat wordt gevonden dat de stap naar werk gemaakt moet worden en de armoedeval zo klein mogelijk zou moeten zijn. De financiële prikkel zou hij voor deze doelgroep dan ook minder relevant vinden omdat de armoedeval groter wordt. De heer Van Antwerpen telt beide vergoedingen nog op, waarmee je een beeld krijgt dat de armoedeval groter wordt dan dat ooit bedoeld is, dus in dat opzicht zou hij de motie willen ontraden. Het tweede punt is al eens door hem verwoord in de Drechtraad. Er wordt een vrijwilligersstatuut verondersteld bij organisaties en instellingen die met vrijwilligers 3
werken. Een statuut is van belang; daarop baseer je je vrijwilligersbeleid. Vervolgens spreek je af in een vrijwilligersovereenkomst wat voor werk de vrijwilliger doet en welke begeleiding en eventueel scholing hij krijgt en eventueel wat voor vergoeding wordt verstrekt. Vervolgens komt er dan een overeenkomst waarin die vergoeding uitgewerkt wordt. Er wordt uitgegaan van een integrale benadering: de vrijwilligersvergoeding maakt onderdeel uit van een statuut, beleid, overeenkomst waarin de vergoeding is opgenomen. Als je die vergoeding daar los van maakt, ontstaat er volgens het college een onbalans. Afzonderlijke acties op afzonderlijke punten worden dus minder effectief geacht. Dat is ook de interactie tussen de organisatie en de instelling met de vrijwilliger zelf. Daar kan de gemeente wel van zeggen: wilt u uw vrijwilligersbeleid nog eens doorlichten en heeft u alle instrumenten gebruikt? Dat wil hij als wethouder best doen. Maar het college vindt het minder effectief om alleen de vergoeding er uit te tillen; dan zou je het hele beleid moeten stimuleren. De heer Karapinar vraagt bij interruptie waarom je niet en, en zou doen, zoals in de motie wordt verwoord. Wethouder Van de Burgt antwoordt dat de gesubsidieerde instellingen dan zouden kunnen zeggen: het is uw beleid vrijwilligerswerk en het is ook uw beleid vrijwilligersvergoeding, kunnen we in de subsidie die vrijwilligersvergoeding nog vergoed krijgen? Op die weg wil je niet terechtkomen. Daarom streeft het college naar een integrale benadering waarin de vergoeding zijn plek heeft. De heer Bevers merkt op bij interruptie te begrijpen dat het dus altijd maatwerk is. Dat kan een vergoeding zijn of een opleiding en het is aan de organisatie en de vrijwilliger om daar samen uit te komen en niet zozeer aan de gemeente. Wethouder Van de Burgt antwoordt bevestigend. De heer Bevers vindt dat een heel gezonde lijn. Wethouder Van de Burgt merkt op dat dat de integrale benadering is die wordt beschreven in de derde alinea. Wat de Vrijwilligersacademie betreft: SSKW en de Vrijwilligersvacaturebank zijn met elkaar in gesprek over welke scholingen en opleidingen ze doen. SSKW richt zich met name op besturen en de ondersteuning van organisaties; de Vrijwilligersvacaturebank richt zich vooral op de vrijwilligers. Daar zit overlap in. Beide organisaties discussiëren over het aanbod en over samenwerking. De discussie over de Vrijwilligersacademie heeft dat ook in zich gehad. Bij het SSKW en bij DWO Vrijwilligersacademie zal een aanbod te vinden zijn van cursussen, vorming en ondersteuning. Het college heeft vooral ingestoken om dit aanbod te hebben en de vrijwilligers goed te begeleiden. Als je een arbeidsverplichting hebt en vrijwilligerswerk zoekt is het essentieel dat dat vrijwilligerswerk er is, passend, binnen het beleid, met een overeenkomst en eventueel een vergoeding. Dat is de kern van het antwoord van het college. De heer Karapinar vraagt of hij goed heeft begrepen dat SSKW en DWO gaan samenwerken. De heer Yavuz geeft aan dat ze al samenwerken. Er wordt ook met allerlei andere organisaties samengewerkt die een trainingsaanbod hebben voor vrijwilligers; veelal zijn dat grote zorginstellingen. Het doel van de Academie is om het aanbod in de stad te bundelen en op die manier te ontsluiten voor de vrijwilligers. Mevrouw Veldhuijzen merkt op bij interruptie dat ze heeft gevraagd waar de Academie terug te vinden is. Wethouder Van de Burgt antwoordt dat je moet doorklikken bij Vrijwillig op pad; dan kom je bij de Vrijwilligersacademie. Daarmee is hij niet direct zichtbaar, dat is hij met mevrouw Veldhuijzen eens. De Academie is recent gestart en er is zeker aandacht nodig om deze zichtbaar te maken voor de samenleving. De heer Safranti vindt het nog steeds een warrig verhaal. Hij vraagt hoe lang de trainingen gevolgd gaan worden; men heeft recht op 1500 euro. Het gaat over een groep mensen die langdurig in de bijstand zit; wordt die training dan elk jaar herhaald? Wethouder Van de Burgt antwoordt dat het een misvatting is dat de mensen recht hebben op 1500 euro. In een overleg tussen instelling en vrijwilliger komt eventueel het 4
woord vergoeding of tegemoetkoming op tafel. Daar speelt het een rol. Het is geen recht. Hij denkt dat meer mensen geen vrijwilligersvergoeding krijgen dan wel, omdat het geld er gewoon niet is. De heer Bevers heeft aangegeven wat intrinsiek de waarde is voor de vrijwilliger, maar ook wat de waarde op termijn kan zijn vanuit de toename van de competenties van de vrijwilliger. Het is onjuist om het een recht te noemen. In de Drechtsteden is gezegd: mensen die een arbeidsplicht hebben en vrijwilligerswerk doen krijgen een bonus van 250 euro. Er zijn wat regels aan verbonden, zoals minstens zes maanden vrijwilligerswerk doen en dergelijke. De heer Schuiten merkt op dat het eigenlijk gewoon een geldkwestie is; er is geen of onvoldoende geld voor. Dat is volgens hem de kern van de zaak. De heer Safranti merkt op dat je mensen toch niet jaren kunt blijven trainen. Wethouder Van de Burgt antwoordt dat trainen altijd relevant is; het gaat er niet om of dat gedurende een jaar gebeurt of een half jaar of drie jaar. Dat moet je aan de persoon zelf overlaten en aan de organisatie waar het vrijwilligerswerk gedaan wordt. De kern van de vraag is: ga je als gemeentelijke overheid binnen je eigen vrijwilligersbeleid de vergoeding afzonderen en tegen de organisaties zeggen, wij vinden dat u een vergoeding moet geven aan een vrijwilliger die een uitkering heeft? Het college vindt van niet. Het is een integrale aanpak van de organisatie met de vrijwilliger zelf. Als je zes uur of acht uur vrijwilligerswerk doet, of twintig of tweeëndertig uur, zal dat mede de hoogte van de vergoeding bepalen. De 1500 euro kan zoals bekend versleuteld worden naar een uurvergoeding. De heer Van Antwerpen vraagt of de gemeente rekening houdt met het maximale wat iemand aankan. Wethouder Van de Burgt antwoordt dat hij daar niets aan doet, want dat zal naar voren komen in het overleg tussen vrijwilliger en organisatie. Het lijkt hem wel logisch en verstandig dat de vergoeding gekoppeld is aan de uren; dat is de kern van zijn opmerking. De heer Safranti herhaalt zijn vraag over het klantenbestand in de Drechtstedengemeenten, ook omdat de motie destijds in de Drechtraad is verworpen. De Sociale Dienst Drechtsteden gaat natuurlijk over alle zes de gemeenten. Wethouder Van de Burgt verwijst naar de stukken rond het armoedebeleid waarin dat is uitgewerkt: het gaat over 2.260 mensen, verdeeld over de zes Drechtsteden. Elke gemeente heeft zijn eigen lokale vormgeving van een vrijwilligersorganisatie. Hij zegt mede namens wethouder Wagemakers toe om de organisaties er op te wijzen dat er een statuut en beleid nodig is en een overeenkomst waarbij een gesprek gevoerd wordt over scholing en training en een eventuele vergoeding. Het college zal de integrale benadering zoals beschreven in het stuk goed gaan communiceren. De heer Karapinar merkt op dat hij graag een presentatie krijgt van de Vrijwilligersacademie zodat er een beeld ontstaat van hoe het werkt. Wethouder Van de Burgt verwijst hem naar de agendacommissie. Het lijkt hem een goede zaak om het vrijwilligersbeleid met regelmaat op te tillen en te kijken wat je kunt stimuleren. Zonder beleid en zonder statuut gaan er dingen mis. De voorzitter concludeert dat de wethouder de motie ontraadt, terwijl hij al aangenomen is. Iedereen antwoordt bevestigend op de vraag of de motie is afgehandeld, gezien de heldere beantwoording door de wethouder; de Raadsinformatiebrief was niet geheel duidelijk maar kan wel voor kennisname worden aangenomen. De wethouder heeft toegezegd om de organisaties er op te wijzen dat er een statuut en beleid nodig is en een overeenkomst waarbij gesproken wordt over scholing en training en een eventuele vergoeding. Het college zal de integrale benadering zoals beschreven in het stuk goed gaan communiceren. De vergadering wordt gesloten. 5