De EIRO over minimumlonen en arbeidstijden



Vergelijkbare documenten
Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Tarieven Europa: staffel 1

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Tarieven Europa: staffel 1

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Arbeidsmarkt allochtonen

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

Europese feestdagen 2018

I. VERZOEK OM INFORMATIE betreffende de transnationale terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

De arbeidsmarkt in oktober 2013

Europese feestdagen 2017

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Europese feestdagen 2019

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

67,3% van de jarigen aan het werk

DE HERSCHIKTE EOR RICHTLIJN

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 november 2017 (OR. en)

Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop

De arbeidsmarkt in augustus 2013

Bijlage VMBO-GL en TL

Tariefplan: Kruidvat Mobiel voor 1 juli Nationaal

Werkloosheid in de Europese Unie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Tariefplan: Kruidvat Mobiel voor 1 juli Nationaal

De arbeidsmarkt in oktober 2015

De arbeidsmarkt in november 2015

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 oktober 2014 (OR. en)

De arbeidsmarkt in juni 2015

De voortgang van Vlaanderen en de Europese landen met betrekking tot de Europese werkgelegenheidsstrategie.

Onderzoek gunstige prijsligging.

***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

TRACTATENBLAD VAN HET

De arbeidsmarkt in december 2014

Scorebord van de interne markt

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie?

De arbeidsmarkt in april 2017

De arbeidsmarkt in oktober 2016

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

De arbeidsmarkt in maart 2017

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid

De arbeidsmarkt in januari 2016

De arbeidsmarkt in augustus 2017

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

De arbeidsmarkt in april 2015

Scorebord van de interne markt

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

De arbeidsmarkt in juni 2014

Zuivelproductie per land 2015 Dairy production by country

De arbeidsmarkt in maart 2015

De arbeidsmarkt in juli 2014

De arbeidsmarkt in mei 2017

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

De arbeidsmarktintegratie van personen met een handicap in Europa. Barbara Vandeweghe IDEA Consult 12 december 2011

Scorebord van de interne markt

De arbeidsmarkt in januari 2017

Tariefplan: Kruidvat Helder * Nationaal

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

14072/14 roe/lep/hh DG C 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Algemene informatie over de respondent

De arbeidsmarkt in mei 2015

Product Maximumformaat Maximumgewicht

Hoofdstuk 11 DE ARBEIDSMARKT IN DE NIEUWE LIDSTATEN. Eef Stevens & Seppe Van Gils VAN DE EUROPESE UNIE. Kort samengevat

HET NIEUWS. 4 Klasse voor leraren

Verhoging fiscale inkomsten op tabak kan staatskas 200 à 300 miljoen opbrengen.

Kortcyclische arbeid, Op de teller!

Europees tijdsbestedingsonderzoek: alles heeft zijn tijd

Infoblad - werknemers Hebt u recht op uitkeringen na een tewerkstelling?

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004

De arbeidsmarkt in februari 2016

De arbeidsmarkt in september 2014

De arbeidsmarkt in mei 2014

De arbeidsmarkt in februari 2017

De arbeidsmarkt in mei 2016

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Maatregelen voor een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor werkende ouders en mantelzorgers

De invloed van de btw op uw werkkapitaal

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

Inhoudsopgave. Informatie voor grensarbeiders

De arbeidsmarkt in augustus 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

the state of renewable energies in europe

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU

België in de Europese informatiemaatschappij. Een benchmark van het bezit en het gebruik van ICT in België t.o.v. 24 Europese landen in 2006

Verkeersveiligheid: aantal verkeersdoden in de EU nog nooit zo laag - Europa maakt nu ook werk van een strategie voor gewonden in het verkeer

De arbeidsmarkt in augustus 2015

Transcriptie:

De EIRO over minimumlonen en arbeidstijden EIRO (2004). Working time developments 2004. [www.eiro.eurofound.ie/2005/ 03/update/tn0503104u.html]. EIRO (2004). Minimum wages in Europe. [www.eiro.eurofound.ie/2005/07/study/ tn0507101s.html]. De European Industrial Relations Observatory (EIRO) is een project van de European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions en heeft als doel het verzamelen, analyseren en verspreiden van kwaliteitsvolle, recente informatie over de belangrijkste ontwikkelingen in de industriële relaties in Europa. Het project wil in de eerste plaats tegemoetkomen aan de behoeften van de sociale partners op nationaal en Europees niveau, van overheidsorganisaties en van de Europese instellingen. In deze hoedanigheid publiceert de EIRO via haar website op regelmatige basis rapporten over de arbeidsmarkt. Afgelopen zomer verscheen zo onder meer een rapport over de minimumlonen in Europa, alsook een rapport over de evolutie van de arbeidstijden. In dit artikel worden de voornaamste conclusies van beide rapporten samengevat. Het minimumloon in Europa Bijna drie op de vier Europese lidstaten voorzien in een nationaal, wettelijk bepaald minimumloon. In de overige lidstaten wordt deze materie geregeld door collectieve arbeidsovereenkomsten. Verscheidene landen combineren beide praktijken en vullen de wettelijk vastgelegde minima aan met surplussen die door de sociale partners onderhandeld worden. In het in augustus 2005 verschenen rapport van de EIRO wordt onder meer aandacht geschonken aan het huidige niveau en de evolutie van het minimumloon in absolute cijfers én in verhouding tot het gemiddelde loon in Europa. Daarnaast wordt onderzocht wie het minimumloon voornamelijk ontvangt en of het beleid aandacht heeft voor bepaalde kansengroepen. Tot slot wordt de rol van de overheid en de sociale partners bij het bepalen van het minimumloon bekeken en wordt een aantal wetenschappelijke inzichten overlopen. In de volgende paragrafen worden een aantal kernelementen aangehaald. In België, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië wordt het minimumloon nationaal via een wet voorzien. Sommige van deze landen, waaronder België, kennen op dit vlak reeds een lange traditie. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland introduceerden het minimumloon daarentegen pas in de late jaren negentig. De overige EU-lidstaten (Denemarken, Duitsland, Italië, Finland, Zweden en Cyprus) en Noorwegen laten het bepalen van het minimumloon over aan de sociale onderhandelaars. 94 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2005

Het minimumloon in cijfers Tabel 1 bekijkt de minimumlonen in die landen waar dit per wet geregeld wordt. Beschouwen we enkel de vroegere vijftien Europese lidstaten, dan varieert het maandelijkse minimumloon anno 2004 van 490 in Spanje en 560 in Griekenland naar 1 265 in Nederland en 1 286 in Frankrijk. In de nieuwe lidstaten ligt het minimumloon een pak lager: van 120 in Letland tot 210 in Hongarije en 491 in Slovenië. In de kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië gaat het respectievelijk om amper 61 en 69. Het EIRO-rapport bekijkt eveneens de evolutie van het minimumloon tijdens het voorbije decennium en stelt vast dat de bedragen hiervan in de meeste landen sterk stegen in de beschouwde periode. De meest opvallende stijging wordt genoteerd in Hongarije waar het minimumloon steeg met 60% tussen 1995 en 1998, vervolgens met 105% in de periode 1998-2001 en nog eens met 33% tussen 2001 en 2003. In Tsjechië is een vergelijkbare evolutie merkbaar. In de oude Europese lidstaten steeg het minimumloon ook, zij het in minder sterke mate dan in de nieuwe lidstaten. De grote variatie van het minimumloon die in tabel 1 duidelijk wordt, geeft reeds aan dat het belangrijk is deze bedragen af te zetten tegen het gemiddelde loon in een bepaald land. Immers, niet in alle Europese landen geldt dezelfde levensstandaard. Figuur 1 geeft het minimumloon weer als proportie van het gemiddelde loon in ieder land. Hieruit blijkt dat het minimumloon in de meerderheid van de landen nog niet de helft bedraagt van het gemiddelde loon. Tabel 1. Het wettelijk bepaald minimumloon per maand in euro (EU-lidstaten; 2004) Maandelijks bedrag minimumloon (euro) België 1 210,0 Bulgarije 61,6 Estland 158,5 Frankrijk 1 286,1 Griekenland 560,0 Hongarije 210,6 Ierland (per uur) 7,0 Letland 120,3 Litouwen 144,8 Malta (per week) 125,9 Nederland 1 264,8 Polen 190,0 Roemenië 69,1 Slowakije 162,4 Slovenië 491,5 Spanje 490,8 Tsjechië 210,1 Verenigd Koninkrijk (per uur) 7,1 Bron: EIRO (Bewerking Steunpunt WAV) Figuur 1. Minimumloon als proportie van het gemiddelde brutomaandloon (EU-lidstaten; 2004) Bron: EIRO (Bewerking Steunpunt WAV) OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2005 95

De overheid en de sociale partners over het minimumloon Vele Europese overheden beschouwen het wettelijke minimumloon als een sociale bescherming voor de zwakste groepen op de arbeidsmarkt en voor die laagbetaalde werknemers die niet zijn vertegenwoordigd door vakbonden zoals het geval is in Cyprus en Spanje. Ook een streven naar billijkheid en efficiëntie speelt in sommige landen een rol, zoals in het Verenigd Koninkrijk waar de overheid de werkgevers wil stimuleren om te concurreren op het vlak van producten en niet op het vlak van lonen. De vakbonden beschouwen het minimumloon doorgaans als een strijdmiddel tegen armoede en lage lonen. In vele lidstaten wordt geijverd voor een verhoging van het minimumloon. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld streeft men naar een voldoende hoog minimumloon waarvan men kan leven zonder dat er nog extra subsidies van de overheid nodig zijn. In Ierland argumenteren de vakbonden dat een stijging van het minimumloon een werkgelegenheidsgroei in de hand zal werken. Immers, indien het minimumloon stijgt, zal ook de aantrekkingskracht van die jobs waarvoor men het minimumloon ontvangt, toenemen. Bovendien impliceert een hoger loon ook meer koopkracht. Bij de werkgevers zijn er voor- en tegenstanders van het minimumloon. De tegenstanders stellen dat het minimumloon hen verhindert internationaal te concurreren omdat de loonkosten te hoog zijn. Onder meer in België, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Bulgarije en Tsjechië zijn de werkgevers niet over de ganse lijn enthousiast over het minimumloon. Arbeidstijden in Europa De gemiddelde overeengekomen arbeidstijd per week voor 2003 en 2004 bedraagt in de Europese Unie als geheel 38,6 uur, zo blijkt uit het hier besproken EIRO-rapport. In de voormalige Europese Unie met 15 lidstaten (en Noorwegen) ligt dit gemiddelde 0,7 uur lager, terwijl er in de nieuwe lidstaten gemiddeld 0,9 uur langer gewerkt wordt. Het gemiddelde inzake overeengekomen jaarlijkse arbeidstijd bedraagt 1 744 uur in EU-25: 1 699 uur in EU-15 en Noorwegen, tegenover 1 811 uur in de nieuwe lidstaten. Van de drie onderzochte sectoren ligt het overeengekomen aantal werkuren op weekbasis het hoogst in de chemie, gevolgd door de kleinhandel en de openbare dienstverlening. Het gemiddeld aantal collectief overeengekomen betaalde vakantiedagen bedroeg 26,0 in 2004. In wat hierna volgt, wordt een overzicht gegeven van de arbeidsduur op basis van collectieve overeenkomsten en wetgeving in de Europese Unie, Noorwegen en twee kandidaat-lidstaten (Bulgarije en Roemenië). Een aantal problemen inzake vergelijkbaarheid van de cijfergegevens maakt evenwel dat de resultaten met enige omzichtigheid dienen geïnterpreteerd. Zo bestaan er verschillen tussen de landen met betrekking tot de berekening van de arbeidstijd (op jaarlijkse of op wekelijkse basis), de vorm waarin arbeidsduurverkortingen worden toegekend (een kortere werkweek of meer vakantiedagen), het al dan niet laten variëren van de wekelijkse arbeidstijd binnen een bepaalde referentieperiode, de behandeling van deeltijdarbeid, overwerk en vakantiedagen en de impact van collectieve onderhandelingen en wetgeving op het feitelijk aantal gewerkte uren. Gemiddelde collectief overeengekomen arbeidstijd per week In EU-15 en Noorwegen waren werkenden zowel in 2003 als in 2004 gemiddeld 37,9 uur per week actief. In de periode 2000-2004 is dit gemiddelde licht gedaald van 38,1 tot 37,9. Dit is een vermindering met 0,5%. In België is de gemiddelde arbeidstijd per week, zoals overeengekomen via intersectorale akkoorden, een uur gedaald tijdens de beschouwde vijfjarige periode. In enkele landen, waaronder ook België, weerklonk in 2004 evenwel een roep van werkgeverszijde voor een verlenging van de werkweek. De gemiddelde arbeidstijd per week bedraagt in de nieuwe lidstaten plus Bulgarije en Roemenië 39,6 uur in 2003 en 2004. De rol van collectieve onderhandelingen in het bepalen van de duur van de werkweek blijft in heel wat Centraal- en Oost-Europese landen eerder beperkt. Hierdoor wijken de collectieve akkoorden weinig af van de wettelijk bepaalde arbeidsduur per week (meestal 40 uur). De gemiddelde overeengekomen arbeidsduur per 96 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2005

week in de hele Europese Unie bedroeg in 2003 en 2004 38,6 uur per week. Wettelijk bepaalde maximale arbeidsduur per week en per dag Met betrekking tot de wettelijk vastgestelde duur van de werkweek zijn de lidstaten van de Europese Unie en Noorwegen ertoe gehouden minstens de bepalingen van de Europese Richtlijn inzake bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd te respecteren. Deze impliceert een maximale werkweek van 48 uur (gemiddeld over een referentieperiode van ten hoogste 4 maanden), een dagelijkse rustperiode van minstens 11 uur en een maximale werkdag van 8 uur voor nachtarbeiders. Anno 2004 onderscheiden we 2 groepen binnen de Europese Unie, met betrekking tot de wettelijke wekelijkse arbeidsduur. Enerzijds zijn er de landen die de maximale arbeidstijd van 48 uur per week, zoals voorgeschreven door de Europese Richtlijn, overnemen in hun nationale wetgeving. Anderzijds is er de groep landen die een lager maximum van 40 uur per week hanteren (of 38 uur zoals in België). In de eerste groep ligt het wettelijke maximum boven de collectief overeengekomen arbeidsduur per week. De wettelijke bepallingen functioneren in deze landen dus als een minimumbescherming. In de tweede groep landen ligt de wettelijke arbeidsduur dichter bij de collectief overeengekomen en de gewoonlijke arbeidsduur, zodat de wet in deze landen een meer actieve rol heeft in het bepalen van de wekelijkse arbeidstijd. Alle onderzochte landen hebben ook de maximale duur van een werkdag bij wet vastgelegd. Deze varieert van acht uur per dag (onder meer in België) tot dertien uur per dag, zoals indirect voorgeschreven door de Europese Richtlijn. Collectief overeengekomen wekelijkse arbeidstijd per sector Een vergelijking tussen de drie onderzochte sectoren in EU-15 en Noorwegen leert dat de chemie met 38,4 uur per week tekent voor de hoogste collectief overeengekomen wekelijkse arbeidstijd in 2004, gevolgd door de kleinhandel (38,2 uur) en de publieke dienstverlening (37,1 uur). Het gemiddelde van de chemie en de kleinhandel ligt boven dat van de economie als geheel, terwijl dat van de openbare dienstverlening eronder ligt. In de periode 2000-2004 is het gemiddelde in de chemie stabiel gebleven, in de kleinhandel licht gedaald (-0,1 uur) en sterker gedaald in de openbare dienstverlening (-0,6 uur). In de nieuwe lidstaten liggen de gemiddelde scores voor de overeengekomen wekelijkse arbeidstijd in de sectoren hoger dan in EU-15 plus Noorwegen. Het verschil is klein in de chemie (0,5 uur), groter in de kleinhandel (1,3 uur) en het meest uitgesproken in de openbare dienstverlening (2,3 uur). Voor alle onderzochte landen samen levert dit een gemiddelde overeengekomen arbeidsduur per week op van 38,7 uur in de chemie en de kleinhandel en 38,1 uur in de openbare dienstverlening. Gewoonlijke arbeidsduur per week Gegevens over de gewoonlijke arbeidsduur per week werden verkregen op basis van de Labour Force Survey van 2003. De gewoonlijke arbeidsduur per week omvat het aantal uren dat een persoon normaal werkt, met inbegrip van betaald en onbetaald overwerk, maar zonder reistijd en lunchpauzes. In EU-25 bedraagt het gemiddelde van het gewoonlijk aantal gewerkte uren per week 40,2 voor voltijdse werknemers. De meeste nieuwe lidstaten situeren zich boven dit gemiddelde. Mannen werken gewoonlijk meer uren dan vrouwen. Het verschil bedraagt 2,1 uur per week zowel in EU-25 als in EU-15. Het gewoonlijke aantal gewerkte uren per week ligt in bijna alle landen hoger dan de collectief overeengekomen duur van een werkweek. Voor deeltijdse werknemers bedraagt het gemiddeld aantal uren dat gewoonlijk gewerkt wordt per week 20,0 voor EU-25. Deeltijds werkenden presteren over het algemeen meer uren in de nieuwe lidstaten dan in EU-15. Ook België situeert zich met een score van 22,8 boven het EU-25-gemiddelde. Bij de deeltijds werkenden zijn het de vrouwen die gewoonlijk meer uren actief zijn dan de mannen. Het verschil bedraagt 0,5 uur per week in EU-25 en OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2005 97

0,8 uur per week in EU-15. In landen waarin voltijdse werknemers relatief veel uren per week werken, gaat dit niet noodzakelijk ook op voor deeltijds tewerkgestelden en vice versa. Jaarlijkse vakantie De data voor 2004 over collectief overeengekomen betaalde jaarlijkse vakantie werden geharmoniseerd op basis van een vijfdaagse werkweek. Gemiddeld hebben werknemers in EU-15 en Noorwegen recht op 27,0 dagen jaarlijkse vakantie. Komende van 25,6 dagen in 2000 is dit aantal de laatste jaren licht gestegen. Voor de nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië is weinig informatie beschikbaar op dit vlak. Gegevens over het wettelijk bepaalde minimum aan betaalde vakantiedagen zijn er wel voor de hele EU. De grote meerderheid van de landen hebben in hun wetgeving een minimum van twintig dagen betaalde vakantie voorzien, in overeenstemming met de EU-Richtlijn betreffende de arbeidstijd. Deze groep omvat bijna alle nieuwe lidstaten en de onderzochte kandidaat-lidstaten. Jaarlijkse arbeidstijd Een schatting van de collectief overeengekomen normale arbeidstijd op jaarbasis werd bekomen op basis van gegevens over de collectief overeengekomen wekelijkse arbeidstijd, de collectief overeengekomen jaarlijkse betaalde vakantie (of de wettelijke minimumbepalingen inzake betaalde vakantie) en het aantal jaarlijkse feestdagen. Overwerk en andere vormen van verlof werden niet in rekening genomen. In de uitgebreide Unie bedroeg de collectief overeengekomen normale arbeidstijd op jaarbasis gemiddeld 1 744 uur in 2004. In EU-15 en Noorwegen was dit 1 699 uur, tegenover 1 811 in de nieuwe lidstaten. Eef Stevens Annick Van Woensel Steunpunt WAV 98 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2005