Auditieve oefeningen begin schooljaar Hakken en plakken (hak de woorden in stukken, laat de kinderen het hele woord zeggen) kleu-ter juf-frouw wer-ken bui-ten groep-jes tel-len kleu-ren gym-men kies-bord spe-len gym-schoen drin-ken e-ten fruit-hap-je bouw-hoek Nazeggen van eenvoudige zinnen. (lees rustig de zin voor, laat de kinderen de hele zin herhalen) We zitten samen in de kring. De juf leest voor. Ik ga in de bouwhoek spelen. Kleuren vind ik heel erg leuk. Ik speel met mijn vriendjes. We trekken onze gymschoenen aan. Tijd voor het fruithapje. Roos maakt een mooie kralenketting. Buiten speel ik graag in de zandbak. Dat is een moeilijke puzzel. Nazeggen van woorden. (lees de vier woorden voor, laat de kinderen alle vier de woorden herhalen) kleuter juf boek kleuren fruit gymmen werken huishoek puzzel kralenplank kleurplaat zandbank schep blok kiesbord groepjes kring tafel schaar schilderen tekenen stoel spelletje werkje kapstok fruit gymschoen zwaaien meester voorlezen tikkertje prikken klei bouwhoek knikkerbaan schort verf kralen kiesbord poppen 1
Welk woord hoor je 2 keer? (lees de vier woorden voor, wie weet welk woord je twee keer zei?) pop blok blok zandbak klei puzzel klei verf verfbord bouwhoek verfbord knutselen kleuren potlood kleurplaat kleurplaat juf gymmen spelen juf werkje puzzel kralen werkje kring eten fruit fruit verkleden poppenkast poppenkast pop auto schaar kring schaar klei kleuters school school Welk woord is het langste / kortste? (Lees steeds 2 woorden voor, wie weet welk woord het langste is? Kun je later nog eens doen, maar dan welk woord het kortste is?) gymschoen kralenplank klei schaar kring bouwhoek kiesbord gym school fruit blok pop ketting kleurplaat kinderen juf kraal puzzel schooltas zandbak Wat is het eerste woord, middelste woord of laatste woord? (Lees steeds 3 woorden voor, wie weet welk woord je het eerste zei? Kun je later nog eens doen, maar dan welk woord het middelste of laatste woord was.) kleuter juf blok bouwhoek verf gymmen kar fiets springtouw schaar pop kralenplank meester stoel puzzel klei bouwen kiesbord naamkaartje spelen fruit eten poppenkast schilderen zandbak trein auto s kleurpotlood prikpen kwast 2
Welk woord hoort er niet bij? (Lees de woorden voor, welk woord hoort niet bij dit thema?) kleuter juf vliegtuig kring kleuren postbode knippen plakken schilderen klei strand kralen vlinders puzzel zandbak gymschoen naamkaartje kiesbord werken kuikentjes blokken poppen tandarts stiften barbecue stickers kring voorlezen werken zeemeermin tellen zingen vriendjes meester juf ijscoman verfbord zonnebril schort kwast Reactiewoord herkennen (Bij het vetgedrukte woord, gaan de kinderen staan, klappen in hun handen of ) kring puzzel kring kwast kring prikpen kring plakken kring blok juf verfbord juf meester kinderen juf poppen juf schort kiesbord prikken prikken kleuren prikken verven pop puzzel prikken prikken kar puzzel kar blok kar knippen schaar kar buiten gym kar kar puzzel puzzel kar boek puzzel schaar kwast puzzel kring puzzel klei zandbak klei boek schaar klei juf klei vriendjes klei plakken blokken kralen klei blokken blokken blokken kleuter boek blokken kleuters kinderen kleuters puzzel juf kleuters plakken kring kleuters werken kiesbord werken werken bouwen werken plakken werken kar gym kring voorlezen gym gym kar gym tas gym kleuters gym kar Een zin langer maken. (Lees het begin van iedere zin voor. Wie kan die zin afmaken? Moet natuurlijk wel bij het thema passen.) In de kring Op school In de bouwhoek Met de kar In het pannetje Met mijn vriendjes s Morgens In mijn rugzak De prikpen Kleuren, puzzelen, bouwen 3
Tegenstellingen (Lees voor, wie weet wat het tegenovergestelde is?) Met de kar spelen doen we niet binnen, maar De klei is niet zacht, maar De blokkentoren is niet laag, maar In de klas is het niet koud, maar De zandbak is niet klein, maar De glijbaan is niet stroef, maar De kring is niet klein, maar Ik heb niet weinig honger, maar We zingen niet zachtjes, maar Ik schilder niet weinig, maar buiten hard hoog warm groot glad groot veel hard veel Rijmen (Wat rijmt er op?) KLAS; jas, kas, las, tas, sas, pas, das KLEI; rij, mij, tij, zij BOEK; hoek, zoek, kloek, vloek, doek, koek KRAAL; baal, zaal, waal, maal, paal, haal, kaal, vaal ZING; ping, ding, ring, tring, ging, hing, ving Rara, (Leuke raadsels!) Er zitten heel veel spijkertjes op. Rara, wat is het? kralenplank Er zit heel veel zand in. Rara, wat is het? zandbak Je speelt erop en het rijmt op kat. Rara, wat is het? mat Het heeft heel veel stukjes. Rara, wat is het? puzzel Hier zit je eten in. Rara, wat is het? broodtrommel Je kunt er een ketting van maken. Rara, wat is het? kralen Dit moet je proberen binnen de lijntjes te doen. Rara, wat is het? kleuren Hierin zitten we samen. Rara, wat is het? kring Geen boek om voor te lezen, maar om in te Rara, wat is het? kleurboek kleuren. Als we gaan gymmen moet je ze aan. Rara, wat zijn het? gymschoenen 4
Goed of fout? (Lees voor, is het of fout? Is het fout, wat moet het dan eigenlijk zijn?) Met een kralenplank maak je een ketting. In de bouwhoek maak je een kasteel. Scheuren doe je met een schaar. In de kring zitten we aan tafel. Op school werken we. Buitenspelen doen we met onze gymschoenen. Op school eten we fruit. De puzzel plakken we. Op het kiesbord kiezen we een werkje. De dokter is de baas van de school. fout (met kralen) fout (met je handen) fout fout (gymmen) fout (maken / leggen) fout (directeur / directrice) 5