29 onderwerp Verordening tot wijziging van diverse verordeningen in verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Vergelijkbare documenten
Betreft : RAADSVOORSTEL - wijzigingsverordening APV (WA- BO)

Sector Concernbeleid, Ondersteuning en Advies. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2010, kenmerk ;

Gemeenteblad van Zaltbommel 2010 Nr. 3.4

Erfgoedverordening Boxtel 2010

Wijzigingsverordening model-algemene Plaatselijke Verordening

Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

Hoofdstuk 1. Algemeen

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 473 Zaaknummer:

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 23 november 2010, Nr. SO/2010/482366;

Artikel 2. Het gebruik van het monument Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1 Begripsbepalingen

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

Erfgoedverordening gemeente Houten

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

MONUMENTENVERORDENING 2006

p. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

VERORDENING. De raad van de gemeente Terneuzen; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.

Voorstel voor de gemeenteraad Voorstelnummer RAAD/ Behandelend ambtenaar L. Wignand Postreg.nr. Tel.nr Datum:

Voorstel Wij stellen u voor de wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Kapelle 2009 vast te stellen overeenkomstig het bijgaande besluit.

Gemeente Tilburg Monumentenverordening gemeente Tilburg Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische

WAT IS ER AAN DE HAND?

RAADSBESLUIT. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 april 2011;

Erfgoedverordening Nissewaard 2016

Erfgoedverordening Amsterdam

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 21 september 2010 Nummer voorstel: 2010/

De raad van de gemeente Grave

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VOORST;

gemeente Eindhoven Voorstel De Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 2010 in overeenstemming met het ontwerpbesluit wijzigen.

Archeologieverordening 2010

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013

Erfgoedverordening Roosendaal 2017

Raadsvoorstel 21. Gemeenteraad. Vergadering 1 maart Onderwerp : Erfgoedverordening Helmond 2011

Erfgoedverordening Tynaarlo 2010

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2010;

Erfgoedverordening gemeente Woensdrecht gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 augustus 2018, documentnummer 2018.

gelezen het voorstel van het college van 20 april 2010, No. B

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : 11 Datum :

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Gemeenteblad van Zaltbommel 2010 Nr. 3.4

H E E R H U G O W >\ /\ R D

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Verordening Werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Bunnik

Overzicht wijzigingen ten opzichte van de Bomenverordening Vlaardingen 2005

1. In te trekken de Erfgoedverordening 2013 gemeente Bronckhorst. 2. Vast te stellen de Erfgoedverordening 2018 gemeente Bronckhorst.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

1 J gemeente «tffl" Heemskerk. Erfgoedverordening Heemskerk 2012

Vaststelling diverse wijzigingsverordeningen i.v.m. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Bijlage 2 behorend bij het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 23 september 2010 en als zodanig gewaarmerkt, nr.

Gemeente Bergen op Zoom - ERFGOEDVERORDENING BERGEN OP ZOOM

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de derde druk /V. Lijst van afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Inleiding /1

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 6 november 2017 tot vaststelling van de Erfgoedverordening Noord-Holland 2017

Gemeenteraad 13 januari 2009 Gemeenteblad

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2010;

Onderwerp Nieuwe Bouwverordening gemeente Noordenveld, 13e serie van wijzigingen

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Hoofdstuk II Beschermde monumenten. Monumentenlijst en plaatsing. Provinciale Staten van Noord-Holland;

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 juli 2016;

Omgevingsvergunning Verkleinen van de inrichting

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de vierde druk /V. Lijst van afkortingen / XIII

Gemeenteblad van Utrecht 2010, nr... CONCEPT

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (incl. wijzigingen Invoeringswet)

* *

Erfgoedverordening Heemskerk 2009

Bijlage A: Wijzigingsvoorstellen APV Nuth 2016

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht

Register bij het Ondermandaatbesluit Wabo-bevoegdheden stadsdeelsecretaris Nieuw-West

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING OV

gelezen het voorstel van het college van 27 oktober 2015, No. B ;

eurne Verlenen omgevingsvergunning Wij hebben de omgevingsvergunning verleend. U vindt de vergunning in de bijlage.

Omgevingsvergunning UV/

Gelet op de projectomschrijving en op artikel 2.4 van de Wabo zijn wij in dit geval het bevoegde gezag om op de aanvraag te beslissen.

Erfgoedverordening Haaksbergen (6.2b)

De Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2010 wordt als volgt aangepast:

Wij hebben op 31 december 2014 een aanvraag voor een omgevignsvergunning ontvangen voor het bouwen van een woning.

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 april 2010;

Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Consortium Grensmaas B.V. te Sittard-Geleen. Zaaknummer:

g^atwijk Omgevingsvergunning Zaaknummer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

gezien artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

De aanvraag gaat over Schietbaanweg 8, kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie T, nummer 178 en is bij ons geregistreerd onder zaak

CVDR. Nr. CVDR442273_1. Coördinatieverordening Rotterdam 2017

eurne Eijnden Hoeve V.O.F. t.a.v. de heer M. van den Eijnden Griendtsveenseweg B DEURNE

Toelichting Monumentenverordening (gebaseerd op VNG-model januari 2010, genaamd model- Erfgoedverordening)

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt : Aanpassing Algemene Plaatselijke Verordening aan de Wabo

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

verseonnr tarief 2016

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 april 2010;

CONCEPT-OMGEVINGSVERGUNNING

Omgevingsvergunning OMGEVINGSDIENST. Plaatsing opslagloods Maximacentrale IJsselmeerdijk NOV 2014 FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK

Transcriptie:

besluit van de gemeenteraad voorstelnummer div-nummer 597232 29 onderwerp Verordening tot wijziging van diverse verordeningen in verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de raad van de gemeente gouda Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 april 2010; Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; besluit: Artikel I De Algemene Plaatselijke Verordening Gouda 2009 wordt als volgt gewijzigd: A Aan artikel 1:1. wordt toegevoegd een onderdeel m. dat luidt: m. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. B Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede na de dag waarop de aanvraag ontvangen is vervangen door: na de datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Toegevoegd wordt een vierde lid, dat luidt: 4. In afwijking van het eerste en het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:6 of artikel 4:11 C D E In het eerste lid van artikel 2:6 wordt de zinsnede zonder vergunning van het college vervangen door: zonder vergunning van het bevoegd gezag. Artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede zonder vergunning van het college vervangen door : zonder vergunning van het bevoegd gezag. 2. Het derde lid komt als volgt te luiden: Het verbod geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits: - van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het bevoegd gezag; - het bevoegd gezag niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken; - deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn. Artikel 6:1, tweede lid, komt te luiden: 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten aanzien van het bepaalde bij of krachtens de raadsbesluit aanpassing verordening Wabo.doc

artikelen 2:3 (kennisgeving betogingen en dergelijke op openbare plaatsen), 2:6 (de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg), 2:19 (beperking verstrekken sterke drank) en 4:11 ( de vergunningsplicht handelsreclame) F In artikel 5:6 wordt een derde lid ingevoegd, luidende: 3. Het is verboden een fiets of bromfiets onafgebroken te parkeren in door het college daarvoor aangewezen ruimten of plaatsen, langer dan een door het college te bepalen periode. Artikel II De Telecommunicatieverordening Gouda 2008 wordt als volgt gewijzigd: In artikel 8 wordt een vergunning als bedoeld in de Woningwet, Wet milieubeheer of een kapvergunning vervangen door: een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstand of bomen op grond van de Bomenverordening. Artikel III De Subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 27, eerste lid, komt na de derde pijlpunt te luiden: de legeskosten voor de omgevingsvergunning en de kosten voor eventuele andere vereiste vergunningen; B Artikel 34, eerste lid, komt na de vierde pijlpunt te luiden: de legeskosten voor de omgevingsvergunning en de kosten voor eventuele andere vereiste vergunningen; Artikel IV De Verordening inzake monumenten en archeologie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel 5 komt als volgt te luiden: beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1,1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 2. Na onderdeel 23 wordt ingevoegd: 24. Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 25. Vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. B Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het tweede lid wordt burgemeester en wethouders vervangen door: het bevoegd gezag. 2. In het tweede lid, onder b komt (reguliere monumentenvergunning) te vervallen. 3. Er wordt een derde lid toegevoegd, luidende als volgt: Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. pagina 2

C Artikel 10 komt als volgt te luiden: Artikel 10 de schriftelijke aanvraag Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend. D Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: In geval van een aanvraag om een vergunning, anders dan voor het afbreken van een beschermd gemeentelijk monument vraagt het bevoegd gezag advies aan de welstandscommissie of, indien het een archeologisch monument betreft, aan de commissie cultuurhistorie voordat het beslist op de aanvraag. 2. Het tweede lid komt als volgt te luiden: In geval van een aanvraag om een vergunning voor het afbreken van een beschermd gemeentelijk monument vraagt het bevoegd gezag advies aan de commissie cultuurhistorie voordat het beslist op de aanvraag. 3. In het derde lid wordt burgemeester en wethouders vervangen door: het bevoegd gezag. 4. De leden 4, 5, 6 en 8 vervallen. 5. Het zevende lid wordt vernummerd tot lid 4 en komt als volgt te luiden: De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument. E In artikel 12 wordt Burgemeester en wethouders geven vervangen door: Het bevoegd gezag geeft. F De aanhef van artikel 13 komt als volgt te luiden: De vergunning als bedoeld in artikel 9 kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien: G Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt burgemeester en wethouders vervangen door: het bevoegd gezag. 2. In het derde lid wordt 11 eerste en derde tot en met zevende lid vervangen door: 11. H Artikel 23, tweede lid komt als volgt te luiden: Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zondanige vergunning gestelde voorschriften objecten die zijn geplaatst op de lijst van jongere bouwkunst uitwendig te wijzigen. I Artikel 24 komt als volgt te luiden: Voor de indiening van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 moet gebruik worden gemaakt van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. J Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: pagina 3

In geval van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23, anders dan voor het volledig afbreken van een object dat is geplaatst op de lijst van jongere bouwkunst, vraagt het bevoegd gezag advies aan de welstandscommissie voordat het beslist op de aanvraag. 2. Het tweede lid komt als volgt te luiden: In geval van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 voor het volledig afbreken van een object dat is geplaatst op de lijst van jongere bouwkunst vraagt het bevoegd gezag advies aan de commissie cultuurhistorie voordat het beslist op de aanvraag. 3. In het derde lid wordt burgemeester en wethouders vervangen door: het bevoegd gezag. 4. De leden 4, 5 en 7 vervallen. 5. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid en komt als volgt te luiden: De vergunning kan slechts worden verleend als de aangevraagde activiteiten niet leiden tot een onevenredige aantasting van het object van jongere bouwkunst. K De aanhef van artikel 26 komt als volgt te luiden: De vergunning als bedoeld in artikel 23 kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien: L Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: In geval van een aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument, anders dan voor het afbreken van het beschermd rijksmonument, zendt het bevoegd gezag een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning aan de welstandscommissie. 2. Het tweede lid komt als volgt te luiden: In geval van een aanvraag om vergunning voor het afbreken van een beschermd rijksmonument zendt het bevoegd gezag een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning aan de commissie cultuurhistorie. 3. Het vierde lid vervalt. M Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als hoogwaardige locatie of als locatie met een hoge verwachting, tenzij voor deze werkzaamheden opgrond van artikel 9 van deze verordening reeds een omgevingsvergunning is vereist. 2. Het tweede lid komt als volgt te luiden: Het is verboden om zonder bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die door het college van burgemeester en wethoders is aangewezen als een locatie met een middelhoge verwachting. De resultaten van dit onderzoek worden ter kennis gebracht van het bevoegd gezag. Op basis van deze resultaten kan het bevoegd gezag besluiten dat een opgraving moet worden verricht voordat de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. N Artikel 29 komt als volgt te luiden: artikel 29 de aanvraag 1. De aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid moet de volgende gegevens bevatten: a. naam en adres van de aanvrager; b. locatie en omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden; c. tijdsplanning. pagina 4

2. Het bevoegd gezag kan ter beoordeling van de aanvraag nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder een archeologische waardering, zoals opgenomen in een cultuurhistorische analyse. O Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd: 1. De leden 1 en 2 vervallen. 2. Het derde lid wordt vernummerd tot lid 1 en komt als volgt te luiden: Het bevoegd gezag kan aan de verlening van de vergunning voorschriften verbinden, waaronder het opleggen van de verplichting archeologisch bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek of een opgraving te doen. 3. Het vierde lid wordt vernummerd tot lid 2 en komt als volgt te luiden: De gevraagde vergunning wordt geweigerd, indien de archeologische waarden die in het geding zijn naar het oordeel van het bevoegd gezag behouden dienen te blijven. P Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd: 1. De benaming van het artikel komt als volgt te luiden: intrekken van de vergunning 2. In de aanhef wordt archeologievergunning vervangen door: vergunning. 3. In onderdeel b wordt artikel 30, derde lid vervangen door: artikel 30, eerste lid. Q Artikel 33 komt als volgt te luiden: artikel 33 schadevergoeding Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot: a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 9 te verlenen; b. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 9; c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 9, derde lid; d. de weigering door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 23, tweede lid; e. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 23, tweede lid; f. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid te verlenen; g. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid; h. een besluit van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 28, tweede lid. R Artikel 34 komt als volgt te luiden: artikel 34 strafbepaling Degene die handelt in strijd met het derde lid van artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogtste drie maanden. S Artikel 35 komt als volgt te luiden: pagina 5

artikel 35 toezichthouders 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bouwinspecteurs en de gemeentelijk archeoloog. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen. T Artikel 36 vervalt. Artikel V De Verordening woninggebonden subsidies 1992 wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, onderdeel o, wordt punt 7 de leges voor de bouwvergunning en de precariorechten vervangen door de leges voor de omgevingsvergunning en de precariorechten. B Artikel 95 vervalt. Artikel VI De Bomenverordening wordt als volgt gewijzigd: A Aan artikel 1, eerste lid wordt toegevoegd een onderdeel e dat luidt: e. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. B In artikel 2, eerste lid wordt burgemeester en wethouders vervangen door: het bevoegd gezag. C Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid vervalt. 2. De aanduiding 2. voor de tekst van het tweede lid vervalt. D Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste en tweede lid wordt Burgemeester en wethouders kunnen vervangen door: Het bevoegd gezag kan. 2. Het derde lid vervalt. 3. Het vierde lid vervalt. E Artikel 5 komt te luiden: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstanden geheel of gedeeltelijk intrekken indien binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning de betrokken houtopstanden niet zijn geveld. F In artikel 6, eerste lid wordt burgemeester en wethouders vervangen door: het bevoegd gezag. G pagina 6

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt zonder vergunning burgemeester en wethouders vervangen door: zonder vergunning van het bevoegd gezag. 2. In het eerste lid wordt kunnen burgemeester en wethouders vervangen door: kan het bevoegd gezag. 3. In het derde lid wordt kunnen burgemeester en wethouders vervangen door: kan het bevoegd gezag. H In artikel 8 wordt Burgemeester en wethouders beslissen vervangen door: Het bevoegd gezag beslist. I In artikel 12, tweede lid wordt indien zij een vergunning tot het vellen voor deze houtopstand geweigerd hebben vervangen door: indien het bevoegd gezag een vergunning tot het vellen voor deze houtopstand geweigerd heeft. J Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: Degene aan wie een verplichting als bedoeld in artikel 7 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger is gehouden dienovereenkomstig te handelen. 2. Het tweede lid komt als volgt te luiden: Hij die een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Bij de strafbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde. Artikel VII Op aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 28 van de verordening inzake monumenten en archeologie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, waarop nog geen besluit is genomen op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, wordt beslist met toepassing van het recht zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip. Artikel VIII Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot het tijdstip waarop de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treden. Artikel IX Deze verordening kan worden aangehaald als verzamelverordening Wabo 2010. Aldus besloten in de openbare vergadering van De raad der gemeente voornoemd,, voorzitter, griffier pagina 7

TOELICHTING Artikel I, onderdeel A Aan het commentaar op artikel 1:1, na de toelichting op onderdeel l. toevoegen: In dit artikel is met de term bevoegd gezag aangehaakt bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die is van toepassing op de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg (artikel 2:6) en de vergunning voor het maken of voeren van handelsreclame (artikel 4:11). De vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg is in artikel 2.2, eerste lid onder e. van de Wabo en de vergunning voor het maken of voeren van handelsreclame op of aan een onroerende zaak is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder h. van de Wabo. De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het College van burgemeester en wethouders, maar bij het College van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving. Daarnaast komt in de APV op verschillende plaatsen de term bevoegd bestuursorgaan voor. Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het College van burgemeester en wethouders, ofwel de burgemeester. De Wabo brengt hierin geen verandering. Artikel I, onderdeel B Aan het commentaar op artikel 1:2 na de toelichting op het onderdeel Dienstenrichtlijn toevoegen: Wabo De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd. Het vierde lid is toegevoegd omdat artikel 3.9, tweede lid, van de Wabo bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg (artikel 2:6) en de vergunning voor het maken of voeren van handelsreclame op of aan een onroerende zaak (artikel 4:11) vallen onder de Wabo. De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning of ontheffing die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor, dat luidt als volgt: Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag 1. In de aanvraag vermeldt de aanvrager: a. de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; b. het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project; c. een omschrijving van de aard en omvang van het project; d. een omschrijving van de aard en omvang van de gevolgen van het project voor de fysieke leefomgeving, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag; e. indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; f. indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats. 2. De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto s of andere geschikte middelen. 3. De aanvrager doet bij de aanvraag een gespecificeerde opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. pagina 8

Artikel I onderdeel C Aan het commentaar op artikel 2:6 aan het begin van de toelichting op dit artikel toevoegen: Wabo De uitwegvergunning valt onder de Wabo. Zie ook het commentaar op artikel 1:1 en artikel 1:2. Artikel I onderdeel D Aan het commentaar op artikel 4:11 aan het begin van de toelichting op dit artikel toevoegen: Wabo De vergunningsplicht handelsreclame valt onder de Wabo. Zie ook het commentaar op artikel 1:1 en artikel 1:2. Artikel 6:1 Aan het commentaar aan de toelichting, vóór het onderdeel jurisprudentie, het onderdeel toevoegen: Wabo De vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg (artikel 2:6) en de vergunning voor het maken of voeren van handelsreclame (artikel 4:11) vallen onder de Wabo. Artikel 2.3 van de Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2:6 of 4:11. Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met de voornoemde twee vergunningen. De strafbepalingen van de APV zijn er dus niet op van toepassing. Artikel 5:6 Aan het eind van het commentaar toevoegen: Het derde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid parkeervoorzieningen ( ruimten of plaatsen ) aan te wijzen waar fietsen en bromfietsen slechts een beperkte tijd onafgebroken geparkeerd mogen worden. De parkeerduur kan bijvoorbeeld worden gesteld op enkele dagen of enkele weken. Gedacht kan worden aan gebieden waar een hoge druk wordt ondervonden van geplaatste fietsen, zoals rondom treinstations. De bepaling is opgenomen in het belang van het beheer van de openbare ruimte en noodzakelijk om overlast door geparkeerde fietsen in bovengenoemde gebieden te voorkomen. Het verbod maakt het mogelijk om aangewezen parkeervoorzieningen vrij te kunnen maken van fietsen die te lang geparkeerd worden of achtergelaten zijn. De duur van de periode kan worden afgestemd op de aard van de locatie waar dit verbod geldt. Artikel IV, onderdeel A Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving. In hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (BOR) wordt een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gemaakt. Een minister dan wel het college van gedeputeerde staten wordt in deze gevallen als het bevoegd gezag aangewezen. Artikel IV, onderdeel B Met de introductie van de omgevingsvergunning komt de term monumentenvergunning te vervallen. pagina 9

In het derde lid van artikel 9 wordt de mogelijkheid geschapen voor het college om nadere regels te stellen die in de plaats kunnen worden gesteld van het verbod uit het eerste lid en de vergunningplicht uit het tweede lid. De Wabo ziet alleen op vergunningen en ontheffingen. Deze bepaling over het stellen van nadere regels valt daarom buiten de Wabo. Het college blijft hiervoor het bevoegde gezag. het zal hierbij over het algemeen gaan om wijzigingen aan gemeentelijke monumenten die niet van ingrijpende aard zijn. Voornamelijk het reguliere onderhoud kan in vastomlijnde regels worden opgenomen, zodat burgers niet voor relatief eenvoudige wijzigingen (bijvoorbeeld met betrekking tot kleurstelling of het gebruik van identieke materialen) worden geconfronteerd met een vergunningprocedure. In deze nadere regels kunnen dan expliciet die situaties worden benoemd waarin de burger geen vergunning hoeft aan te vragen. Indien echter duidelijk is wat het toetsingskader is voor grote (niet-reguliere) wijzigingen aan een monumenten, kan ook dit toetsingskader in algemene regels worden opgenomen, zodat burgers nog minder met administratieve lasten worden geconfronteerd. In de nadere regels (uitvoeringsrichtlijnen of programma s van eisen) kunnen de uitgangspunten, functionele toetsen en aanwijzingen in het kader van de monumentenzorg worden opgenomen. Hierbij dient de bouwkundige en monumentale kwalititeit (behoudtechnische optiek) voorop te staan. Voorts staat het voeren van (voor)overleg centraal bij dit artikel, zodat maatwerk kan worden geleverd. Praktisch gezien gaat een medewerker monumentenzorg van de gemeente, op locatie en met de initiatiefnemer, onderzoeken welke aanpassingen mogelijk zijn aan de hand van de algemene regels, zodat de monumentale waarde van het object niet of zo min mogelijk wordt aangetast. Artikel IV, onderdeel C Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan op grond van het Bor zowel digitaal als op papier worden ingediend. Een burger heeft de keuze tussen het digitaal dan wel schriftelijk aanvragen van de omgevingsvergunning. Voor ondernemingen en personen met een zelfstandig beroep geldt in beginsel geen keuzevrijheid; zij kunnen uitsluitend een aanvraag langs digitale weg indienen. Aangezien een aantal, met name kleinere, bedrijven nog niet over de benodigde voorzieningen beschikken om een aanvraag digitaal in te dienen is in overleg met diverse brancheorganisaties besloten om de verplichting na verloop van twee jaren in werking te laten treden. Het Bor bepaalt dat in het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven het bevoegd gezag bij een schriftelijk aanvraag ten hoogste vier exemplaren van de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden mag opvragen. In bepaalde gevallen kan op grond van het derde lid van artikel 4.2 Bor hiervan worden afgeweken. Artikel IV, onderdeel D Op grond van artikel 3.7 Wabo is voor de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een gemeentelijk monument de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Als er echter meerdere activiteiten voor het project moeten worden uitgevoerd en voor één van de andere activiteiten de uitbreide voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden, dan wordt voor het hele project de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd. Uitgangspunt van de Wabo is dat altijd maar één procedure geldt. Als er sprake is van een samenloop van procedures geldt de zwaarste procedure (de uitgebreide voorbereidingsprocedure). In de meeste gevallen is echter de reguliere procedure van toepassing. De voorbereidingsprocedures zijn opgenomen in de Wabo en hoeven daarom niet langer in de verordening te worden geregeld. Artikel IV, onderdeel H Artikel 2.2 van de Wabo regelt de integratie van toestemmingsstelsels in gemeentelijke verordeningen. Bij de toestemmingsstelsels die zijn genoemd in het eerste lid van artikel 2.2 Wabo is integratie in de omgevingsvergunning verplicht. Het tweede lid van dit artikel biedt gemeenten de mogelijkheid om in hun verordeningen te bepalen dat een omgevingsvergunning is vereist voor andere activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving. Als de gemeente daartoe besluit, wordt het toestemmingsstelsel onderdeel van de omgevingsvergunning. Er is dan sprake van vrijwillig aanhaken of facultatieve integratie. In onderdeel H van artikel IV wordt de vergunning voor het wijzigen van een object van jongere bouwkunst vrijwillig aangehaakt bij de omgevingsvergunning. Artikel IV, onderdeel I pagina 10

Op termijn zullen vrijwillig aanhakende toestemmingsstelsels worden ondersteund door het Omgevingsloket online (Olo). Tot die tijd moet een aangehaakte toestemming op papier worden aangevraagd naast een eventuele digitale aanvraag. De aangehaakte toestemming wordt wel in één omgevingsvergunning meegenomen. Artikel IV, onderdeel J De voorbereidingsprocedure en de beslistermijnen vloeien voort uit de Wabo. Deze aspecten hoeven daarom niet langer in de verordening te worden geregeld. Artikel IV, onderdeel M In dit onderdeel wordt de vergunning voor de vergunning voor het verrichten van bodemverstorende werkzaamheden (de archeologievergunning) vrijwillig aangehaakt bij de omgevingsvergunning. Artikel IV, onderdeel O Op grond artikel 2.22, lid 4 van de Wabo kunnen bij vrijwillig aanhakende toestemmingsstelsels in de verordening regels worden gesteld met betrekking tot het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning. Artikel IV, onderdeel Q De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft uitgemaakt dat een monumentenverordening zonder schadevergoedingsregeling rechtsgeldig is (BR 86, 604). Voor het archeologische deel van de verordening dient echter, op grond van de Wet op de Archeologische monumentenzorg, wel een schadevergoedingsregeling in de verordening opgenomen te worden. De rijksregeling voor excessieve opgravingskosten is met ingang van 2009 niet meer van toepassing. Het veroorzaker-betaalt-principe, zoals dat in de memorie van toelichting van de Wet op de Archeologische monumentenzorg is verwoord, staat bij de afweging tot toekenning van schadevergoeding voorop en geldt voor alle genoemde onderdelen (a t/m h). De gemeente kan zelf per geval afwegen wat redelijk of buitenproportioneel is. In deze verordening is gekozen voor een schadevergoedingsbepaling, waarin de specifieke gevallen zijn opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag mogelijk een schadevergoeding aan een belanghebbende dient toe te kennen. Er is geen procedure meer voorgeschreven voor het bepalen van de tegemoetkoming. De procedure op grond van afdeling 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met afdeling 6.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening kan worden toegepast. Wel is het zinvol een inschatting te maken van de schade ten opzichte van de kosten en omvang van deze procedure alvorens te besluiten deze procedure toe te passen. Artikel IV, onderdeel R Deze strafbaarstelling is met de komst van de Wabo alleen nog van toepassing op de nadere voorschriften die het college kan stellen op grond van artikel 9, derde lid. De strafbaarstelling voor de verplicht aanhakende toestemmingstelsels (voor het wijzigen van gemeentelijke monumenten en het slopen in beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht) en de vrijwillig aanhakende toestemmingsstelsels (voor het wijzigen van objecten van jongere bouwkunst en het verrichten van bodemverstorende activiteiten) is geregeld in de Wet economische delicten. Voor de strafbaarstelling van de nadere regels geldt dat artikel 154, lid 1 van de Gemeentewet aan de raad een keuzemogelijkheid laat om op overtreding van de verordeningen straf te stellen, maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal 370,- (januari 2008); in de tweede categorie maximaal 3700,- (januari 2008). Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in de genoemde categorieën. Op gemeentelijk niveau is, gelet op de ernst van het vergrijp de wens om enige preventieve werking te bereiken, de keuze voor de geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van drie maanden voor het overtreden van de nadere regels voor de hand liggend. pagina 11

Artikel IV, onderdeel S In dit artikel worden toezichthouders aangewezen overeenkomstig de modelbepaling 90.M van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Deze aanwijzingsbevoegdheid staat los van de vergunningverlening en valt derhalve buiten het bereik van de Wabo. De basis voor deze aanwijzingsbevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb, waarin algemene regels worden gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en indivivdueel geldende voorschriften. Toezichthouders worden in artikel 5:11 Awb omscheven als personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift, zodat de aanwijzing van toezichthouders derhalve in de verordening kan plaatsvinden. Het college kan en hoeft geen opsporingsambtenaren aan te wijzen als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering. Artikel 142, lid 1, sub c van datzelfde wetboek regelt dat bij verordening aangewezen toezichtouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. Deze buitengewone opsporingsambtenaren hebben in de regel een opsporingsbevoegdheid voor een beperkt aantal strafbare feiten. Artikel IV, onder T Op basis van artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner. Het is daarom niet nodig in de verordening hiervoor een regeling op te nemen. Artikel V B De toelichting op artikel 95 vervangen door: In de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht is de regeling van de rechtsbescherming opgenomen, zodat de in dit artikel oorspronkelijk opgenomen regeling van bezwaar en beroep is komen te vervallen. Artikel VI, onderdeel A Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving. In hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (BOR) wordt een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gemaakt. Een minister dan wel het college van gedeputeerde staten wordt in deze gevallen als het bevoegd gezag aangewezen. Artikel VI, onderdeel C De huidige eis dat de vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die gerechtigd is over de houtopstand te beschikken past niet in het systeem van de Wabo. Eventuele privaatrechtelijke belemmeringen kunnen geen rol spelen in de omgevingsvergunningprocedure. Artikel VI, onderdeel D Het is niet langer noodzakelijk in de verordening te bepalen dat pas zes weken na afgifte uitvoering mag worden gegeven aan de vergunning. Een vergelijkbare bepaling is namelijk opgenomen in artikel 6.1, tweede lid, onder a van de Wabo. In de verordening hoeft ook niet meer te worden bepaald dat in spoedeisende gevallen wel direct tot vellen mag worden overgegaan. Dit vloeit nu voort uit artikel 6.2 van de Wabo. Artikel VI, onderdeel E De huidige regeling waarbij de vergunning automatisch vervalt als er niet binnen een jaar gebruik van wordt gemaakt, past niet in het systeem van de Wabo. De Wabo biedt in artikel 2.33, tweede lid, onder g wel de mogelijkheid in de verordening te bepalen dat een vergunning onder bepaalde omstandigheden kan worden ingetrokken. Op basis hiervan wordt thans bepaald dat de vergunning kan worden ingetrokken als er niet binnen een jaar gebruik van wordt gemaakt. pagina 12

Artikel VI, onderdeel J In artikel 2.3 van de Wabo is geregeld dat het verboden is in strijd te handelen met een voorschrift van een omgevingsvergunning. Het is daarom niet langer nodig dit in de verordening op te nemen. De strafbaarstelling is met de komst van de Wabo alleen nog van toepassing op de herplant- /instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 7, derde lid. De strafbaarstelling voor het kappen zonder omgevingsvergunning is geregeld in de Wet economische delicten. Voor de strafbaarstelling van deze verplichting geldt dat artikel 154, lid 1 van de Gemeentewet aan de raad een keuzemogelijkheid laat om op overtreding van de verordeningen straf te stellen, maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal 370,- (januari 2008); in de tweede categorie maximaal 3700,- (januari 2008). Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in de genoemde categorieën. Op gemeentelijk niveau is, gelet op de ernst van het vergrijp de wens om enige preventieve werking te bereiken, de keuze voor de geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van drie maanden voor het overtreden van de nadere regels voor de hand liggend. Artikel VII Het overgangsrecht voor aanvragen om vergunning voor de activiteiten die zijn genoemd in artikel 2.1 van de Wabo is opgenomen in artikel 1.2 van de Invoeringswet. Het overgangsrecht voor de verplicht integrerende lokale toestemmingsstelsels (zoals de kapvergunning) staat in artikel 1.4 van de Invoeringswet. In deze verordening is daarom alleen overgangsrecht opgenomen voor de vrijwillig integrerende lokale toestemmingsstelsels. Dat zijn de archeologievergunning en de vergunning voor het wijzigen van een object van jongere bouwkunst. Aangezien er nog geen objecten van jongere bouwkunst zijn aangewezen, zijn er hiervoor nog geen aanvragen om vergunning ingediend. Het overgangsrecht is dan ook beperkt tot de aanvragen om archeologievergunning. De lopende aanvragen worden afgehandeld volgens het oude recht. Artikel VIII Ervan uitgaande dat de Wabo op 1 juli 2010 in werking treedt, zal de bekendmaking van het raadsbesluit kort na de inwerkingtreding van de Wabo gepubliceerd worden. Dat betekent dat het raadsbesluit met terugwerkende kracht tot 1 juli 2010 in werking moet treden. pagina 13