The Bell Curve: intelligence and class structure in American life boek van Richard J. Herrnstein en Charles Murray over de distributieverdeling van intelligentie in de Verenigde Staten die de vorm had van een bel. Dit boek zorgde tevens voor heel wat opschudding. Hoofdargumenten van de auteurs 1. Er bestaat een algemene factor van intelligentie en mensen verschillen in intelligentie. 2. Er zijn veel tests van academische geschiktheid of prestatie, maar IQ-tests die speciaal ontworpen zijn om intelligentie te meten, zijn het meest accuraat. 3. IQ-scores geven weer wat de meeste mensen bedoelen met intelligentie. 4. Doorheen het leven van een individu blijft de IQ-score min of meer stabiel. 5. Wanneer IQ-tests goed gebruikt worden, zijn ze niet vooringenomen tegenover sociale, economische, etnische of raciale groepen. 6. De genetische erfelijkheid van intelligentie is tussen de 40% 80%. In hun boek bespreken ze 4 hoofdideeën: - de cognitieve elite - socio-economische variabelen en IQ-scores - relatie tussen ras en intelligentie - implicaties voor het sociaal beleid
IQ Social and economic indicators Less than 75 75-90 90-110 110-125 Greater than 125 US population distribution 5% 20% 50% 20% 5% Men who are unemployed for more than 1 month out of year 12% 10% 7% 7% 2% People who are divorced within 5 years of marriage 21% 22% 23% 15% 9% Mothers with children with IQ less than 75 39% 17% 6% 7% 0% Lives in poverty 30% 16% 6% 3% 2% Ever been in prison 7% 7% 3% 1% 0% Mothers in receipt of long-term welfare support 31% 17% 8% 2% 0% Dropping out from high school (secondary education) 55% 35% 6% 0.4% 0% (Gottfredson, 1997; Herrnstein and Murray, 1994) Table 14.1 Social and economic indicators broken down by sample, and divided in terms of IQ score category and expressed as a percentage of the overall population; Source: Reprinted from Gottfredson, L.S. (1997). Why g matters: the complexity of everyday life. Intelligence, Vol. 24, pp. 79 132. Copyright 1997. Reproduced with permission from Elsevier 1. De cognitieve elite: het hoogste deel van de bell curve Wat is de relatie tussen opleiding, onderwijs, werk en intelligentie? - De meest belangrijke factor voor aanwezigheid in hoorcolleges is de intelligentie van de student en niet de sociale klasse of de welgesteldheid. - Universiteitsgraduaten zijn dikwijls geplaatst in een kleine selectie beroepen waarvoor universiteitsstudies vereist zijn. - Intelligentie is gerelateerd met doortreffende en vakkundige werknemers. - De correlaties tussen intelligentie en prestatie op het werk is beduidend groter dan die tussen prestatie op het werk en het curriculum vitae van de persoon, hun vorige werkervaring, hun sollicitatiegesprek en de opleiding (studie van Hunter en Hunter). intelligentie is de sterkste voorspeller van succes op het werk en productiviteit op de werkvloer. Herrnstein en Murray suggereren dat er een cognitieve elite is, gebaseerd op een scheiding van de samenleving door onderwijs en werk, waarin intelligentie de centrale factor is. Criticisms of the bell curve: intelligence and class structure in American life 2. Socio-economische variabelen en IQ-scores: het laagst eind van de bell curve Welke factoren spelen een rol in de context van IQ-scores? - Lage IQ-scores zijn een belangrijke voorloper van armoede, meer dan socio-economische omstandigheden. Analysis of the assumptions used by Herrnstein and Murray - Lage IQ-scores in voorspellen their analysis of mensen (led by meer comments kans hebben by Stephen om stoppen Jay Gould) met school of om lagere punten te behalen. - Lage IQ-scores Statistical zijn gerelateerd and evidence-based met werkloosheid en problems komen vooral in Herrnstein voor bij mensen and die vaker ziek/gewond Murray s zijn of analysis mensen die (led gestopt by comments zijn met werken. by Leon J.Kamin) - Lage IQ-scores A darker zijn geassocieerd side of psychology met hogere related graad van to Herrnstein scheiding, lagere and graad van huwelijk en hogere Murray s graad analysis van buitenechtelijke (led by comments geboortes. by Stephen Jay Gould - Lage IQ-scores zijn gerelateerd aan de gezinsstructuur, waarbij kinderen uit een and Howard Gardner) traditioneel gezin (2 ouders, 2 kinderen) een hogere IQ-score hebben. - De gemiddelde crimineel scoort gemiddeld 8 IQ-punten lager dan de gemiddelde burger. - Lange termijn afhankelijkheid van uitkeringen en ouderschap zijn gerelateerd aan IQscores. Lage intelligentie is de primaire factor in het voorspellen van iemands welzijn.
- Lage IQ-scores bij moeders correleren met mindere motorische vaardigheden, ontwikkelings- en gedragsproblemen bij hun kinderen vanaf 4 jaar. Intelligentie is meer belangrijk dan socio-economische status in het voorspellen van mogelijke economische en sociale welvaart. 3. De relatie tussen ras en IQ: implicaties voor het sociale beleid - Op intelligentietesten scoren blanke Amerikanen gemiddeld 1 standaarddeviatie (15 IQpunten) hoger dan zwarte Amerikanen. - Ook de scores van immigranten zijn lager dan het nationale IQ-gemiddelde. Er zijn verschillen sociale factoren in de VS die de intelligentie van haar burgers naar beneden duwen. - Het aantal kinderen is groter bij vrouwen met een lagere IQ-score. Deze kinderen zijn ook vaker geboren in lagere-intelligentie omgevingen. Dit suggereert dat als er meer immigranten komen, ze lagere levels van intelligentie gaan vertonen, wat ertoe zal leiden dat de gemiddelde IQ-score daalt, wat sociale problemen met zich mee zal brengen. - Die groepen in het land met een lagere intelligentie zijn mogelijk deel van de sociale problemen. Verschillende pogingen om intelligentie op te krikken zijn gefaald: voeding, onderwijs- en werkprogramma s voor immigranten - Onderwijs- en werkprogramma s voor immigranten zorgen alleen maar voor een raciale spanning in onderwijs en op de werkvloer. - Amerikaans onderwijs en werk worden alleen maar dommer van het aannemen van mensen met lagere intelligentie. Geld voor onderwijs zou moeten besteed worden aan programma s die mensen met hoge intelligentie ondersteunen, in plaats van aan programma s voor mensen met lagere intelligentie. - Het promoten en waarderen van mensen met hogere intelligentie zal zorgen voor een grotere nationale intelligentie, wat zal leiden tot een daling in sociale problemen zoals armoede, werkloosheid en criminaliteit. Kritiek op The Bell Curve A. Analyse van de hoofdargumenten 1. Er bestaat een algemene factor van intelligentie en mensen verschillen in intelligentie. Er zijn moeilijkheden met het aannemen dat er een algemene factor in intelligentie is. open voor debat. 2. Er zijn veel tests van academische geschiktheid of prestatie, maar IQ-tests die speciaal ontworpen zijn om intelligentie te meten, zijn het meest accuraat. Zelfs met gevestigde IQ-tests zijn er onderscheidingen tussen psychometrischgebaseerde intelligentietesten, die verbale en niet-verbale algemene intelligentie meten en cognitief-gebaseerde intelligentietesten die de intellectuele vermogens en processen meten. open voor debat. 3. IQ-scores geven weer wat de meeste mensen bedoelen met intelligentie. Impliciete theorieën over intelligentie peilen specifiek naar wat mensen bedoelen wanneer ze het woord intelligentie gebruiken. Deze theorieën geven aan dat er
verschillen zijn in wat Westerse culturen en Oosterse culturen definiëren als intelligentie. Zou het dan kunnen dat immigranten uit andere culturen komen, waar andere types van intelligentie benadrukt worden? Onze concepties van intelligentie verschillen zelfs al bij leeftijden, beroepscategorieën, academische disciplines e.d. open voor debat. 4. Doorheen het leven van een individu blijft de IQ-score min of meer stabiel. Intelligentie zal niet aanzienlijk veranderen gedurende iemands leven, maar verschillende studies hebben aangetoond dat er effecten van scholing en onderwijs op IQ. Ook hebben adoptiestudies aangetoond dat wanneer een kind uit een gezin met lage socio-economische status geadopteerd wordt door en gezin met hoge socio-economische status hogere IQ-scores heeft. Zelfs vitaminen en mineralen hebben een positief effect op IQ. open voor debat. 5. Wanneer IQ-tests goed gebruikt worden, zijn ze niet vooringenomen tegenover sociale, economische, etnische of raciale groepen. Het zijn niet de IQ-tests die vooringenomen zijn, maar het zijn de theorieën waarvan de test afgeleid zijn vooral de Westerse benadering van intelligentie benadrukken. 6. De genetische erfelijkheid van intelligentie is tussen de 40% 80%. We moeten in het achterhoofd houden dat genetische variantie binnen een populatie groter is dan genetische variantie tussen rassen. Het criterium dat we hanteren voor ras is bovendien meestal gebaseerd op huid en kleun, maar dat maakt geen verschil in genetische termen. In een onderzoek naar proteïnen bij menselijke populaties, kwam men tot heel andere genetische voorstelling van rassen. De rasverschillen op basis IQ-scores zijn dus in twijfel te trekken. B. Statistische en bewijs-gebaseerde problemen Correlatie betekent NIET noodzakelijk causaliteit. Leon J. Kamin verwijt hen dat ze in veel van hun bevindingen deze regel negeren en causale relaties toekennen aan variabelen waarbij het niet geschikt is. Dit type van analyse is volgens Kamin niet valide. Hij verwijt hen ook dat veel resultaten niet betrouwbaar zijn, dit is vooral het geval bij zelfrapporteringen. Vervolgens Kamin dat Herrnstein en Murray zich te veel baseren op onderzoek van verschillende academici in de wereld van intelligentie. Zo maken ze veel gebruik van het werk van Jensen en Lynn, waar Kamin en Owen hun vragen hebben bij sommige bevindingen. Het gebruik van problematisch onderzoeksbewijs en foute statistische denkpistes trekt de validiteit van hun argumenten in twijfel. C. Een donkere zijde van de psychologie
Velen dachten dat The Bell Curve kwesties met betrekking tot eugenetica naar boven bracht. Eugenetica verwijst naar een processen binnen menselijke reproductie met de intentie om kinderen gewenste eigenschappen te creëren. - Positieve eugenetica verwijst naar de praktijk van het stimuleren van verhoogde reproductie bij degenen die worden gezien als het hebben superieure eigenschappen (bv. hogere intelligentie). - Negatieve eugenetica verwijst naar de praktijk van het ontmoedigen van reproductie bij degenen die beschouwd worden als het hebben van slechte erfelijke eigenschappen. Gould vond dat sommige kwesties die Herrnstein en Murray behandelden eugenetische gedachten en praktijken bevatten. Hun nadruk op het uitselecteren van mensen met lagere intelligentie en de scheiding van aspecten van de maatschappij, hun nadruk op genetische invloeden op intelligentie en hun bezorgdheid omtrent immigratie bracht een aantal zaken naar boven die eugenetica omringen.