Additionele beoordeling bachelor Algemene Economie van de Universiteit van Tilburg

Vergelijkbare documenten
Additionele beoordeling bachelor Economie & Management van de Rijksuniversiteit Groningen

Additionele beoordeling bachelor Algemene Economie van de Rijksuniversiteit Groningen

Additionele beoordeling bachelor International Economics & Finance van de Universiteit van Tilburg

Additionele beoordeling bachelor Economie van de Vrije Universiteit

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Neerlandistiek CROHO 60849

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Besluit. Universiteit van Amsterdam. College van bestuur Postbus GG AMSTERDAM

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Maastricht

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Vrije Universiteit

Programma van toetsing

JAAR 1 semester 1 Blok 1 Blok 2. (her)toetsing Griekse grammatica en

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Toetsplan Bachelor CIW

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Programma van toetsing

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Spaanse taal en cultuur,

Additionele beoordeling master Philosophy of Science, Technology and Society van de Universiteit Twente

Additionele beoordeling Master of Science Operations Management & Logistics van de TU Eindhoven

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

BA 1 NTC Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 vaktitel vakcode 7 collegewekeweken. tentamen. schriftelijk. schriftelijk. tentamen. tentamen.

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Toetsplan Bacheloropleiding Informatiekunde

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Protocol TNO Educatieve Master

De NVAO heeft voor de beoordeling van de aanvraag op 27 oktober 2005 een panel van deskundigen ingesteld. Het panel kende de volgende samenstelling:

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Radboud Universiteit Nijmegen

Opleidingsspecifiek deel bij de OER Bacheloropleiding Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Undergraduate School Geosciences

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Additionele beoordeling Master of Science in Innovation Management van de TU Eindhoven

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Rijksuniversiteit Groningen

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

6. Het eindniveau van de onderzoeksvaardigheden die via (1), (2) en (3) verworven zijn, komt tot uitdrukking in het bacheloreindwerkstuk.

Additionele beoordeling bachelor Technische Bedrijfskunde van de Universiteit Twente

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de wo-master Executive MBA

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

and lt van de Open Universiteit Open Universiteit Nederland wo-master Business Process Management and lt (60 ECTS) 20 december 2012

2. Afgestudeerden in de bacheloropleiding Taalwetenschap:

Toetsplan Bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media

Opleidingsspecfiek deel BA Kunstgeschiedenis. colloquium doctum

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Onderwijs- en examenregeling

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Psychobiologie van de Universiteit van Amsterdam

Onderwijs- en examenregeling

Overgangsregeling bachelor Economie en bedrijfseconomie mei 2013

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Additionele beoordeling master Industrial Engineering & Management van de Universiteit Twente

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

VOORAANMELDING NIEUWE OPLEIDING

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Communicatie- en informatiewetenschappen. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Opleiding / programma: Neerlandistiek/ Neerlandistiek (voorheen Nederlandse taal en cultuur)

Additionele beoordeling bachelor Technische bedrijfskunde van de TU Eindhoven

Richtlijn voor het schrijven van een zelfevaluatierapport ten behoeve van accreditatie van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Voor de te onderscheiden programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 2.1 bepaalde, geen aanvullende toelatingsvoorwaarden.

QANU, April Onderwijsvisitatie Economie Universiteit van Tilburg

Universiteit van Amsterdam wo-bachelor Biologie (180 EC) 23 maart 2016 Bachelor of Science voltijd Amsterdam

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijksuniversiteit Groningen

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Besluit. College van bestuur. Vrije Universiteit Amsterdam. De Boelelaan HV AMSTERDAM

Opleidingsspecifiek deel Natuurwetenschap en Innovatiemanagement bij de OER Bacheloropleidingen Undergraduate School Geosciences

Nadere uitwerking beoordeling educatieve minoren behorende bij wo-bacheloropleidingen

Onderwijsvisitatie Economie Erasmus Universiteit Rotterdam

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Beoordeling. Doelstellingen

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

4. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences van de

«nvao. fluit. w nederlands - ulaamse accreditatieorganisatie

Beknopte instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport basiskwaliteit

Opleidingsspecifieke deel OER, BA Wijsbegeerte. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

STUDIEGIDS MASTER THEOLOGIE ALGEMEEN

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Transcriptie:

Additionele beoordeling bachelor Algemene Economie van de Universiteit van Tilburg Dit rapport hoort bij het rapport Economie van de ongedeelde opleiding Economie, dat als bijlage is toegevoegd Rapport 23 augustus 2004 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Leidseveer 35 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030-2363800 F 030-2363805 E info@qanu.nl I www.qanu.nl 1

2

Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 Doelstellingen van de opleiding Hoofdstuk 2 Programma van de opleiding Hoofdstuk 3 Inzet van het personeel Hoofdstuk 4 Voorzieningen Hoofdstuk 5 Interne kwaliteitszorg Hoofdstuk 6 Te verwachten resultaten Bijlagen 1. Opleidingsrapport ongedeelde opleiding 2. Curricula vitae leden visitatiecommissie 3. Werkwijze van de commissie 4. Doelstellingen en eindtermen van de opleiding 5. Dublin-descriptoren 6. Programma van de opleiding 7. Toetsbare streefdoelen Faculteit der Economische Wetenschappen 3

Inleiding 1. Opleiding Naam opleiding: Bachelor of Science Algemene Economie CROHO-nummer: 50644 Startjaar: 1 september 2002 Varianten: voltijd De opleiding bouwt voorlopig voor een belangrijk deel voort op de ongedeelde opleiding Economie (CROHO-nummer 06401) die in 2002/2003 werd beoordeeld. Het betrokken visitatierapport verscheen in juli 2003; het opleidingsrapport, dat een onderdeel is van het visitatierapport, is als bijlage 1 bijgevoegd. 2. Commissie Samenstelling De commissie was als volgt samengesteld: Prof. dr. P.A. Verheijen, emeritus-hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud-voorzitter College van Bestuur Universiteit van Tilburg, tevens voorzitter; Prof. dr. J.B. Opschoor, hoogleraar Milieueconomie en rector Institute of Social Studies, tevens vice-voorzitter; S.S.J. Euverman, student Fiscale Economie (tot 31 december 2003) en Fiscaal Recht, Rijksuniversiteit Groningen; Drs. V.I. Goedvolk, lid van de hoofddirectie Fortis ASR Verzekeringsgroep; Prof. dr. A.H.Q.M. Merkies, emeritus-hoogleraar Econometrie, Vrije Universiteit Amsterdam; Prof. dr. J.A.M. Theeuwes, emeritus-hoogleraar Bedrijfseconomie, TU Eindhoven; Dr. A.T.J. Vernooij, hoofddocent Accounting, Vrije Universiteit Amsterdam. Voor korte curricula vitae van de commissieleden, zie bijlage 2. Secretaris van de commissie waren achtereenvolgens mw. mr. I. van Houten, drs. B.W. Bauland en drs. H.W. Luttikholt. In de eindfase van het project heeft een werkgroep ondersteuning geboden voor de synchronisatie van de rapporten. Hierin hadden zitting drs. J.H.L. de Vries, drs. R.V. van der Dussen en de voorzitter van de commissie. Opmerkingen De commissie oordeelt onafhankelijk. Om deze onafhankelijkheid te waarborgen hebben afzonderlijke leden van de commissie kritisch in ogenschouw genomen of er opleidingen waren waar belangenverstrengeling of zelfs de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen optreden. Deze overwegingen hebben ertoe geleid dat bij een aantal opleidingen bepaalde commissieleden niet konden deelnemen aan de beoordeling. 1. Prof. dr. P.A.Verheijen heeft niet deelgenomen aan de beoordeling van de Universiteit van Tilburg; prof. dr. J.B. Opschoor is hier als voorzitter opgetreden. 2. S.S.J. Euverman heeft niet deelgenomen aan de beoordeling van de Rijksuniversiteit Groningen. 3. Drs. V.I. Goedvolk heeft niet deelgenomen aan de beoordeling van de Erasmus Universiteit Rotterdam. 4

4. Prof. dr. A.H.Q.M. Merkies, prof. dr. J.B. Opschoor en dr. A.T.J. Vernooij hebben niet deelgenomen aan de beoordeling van de Vrije Universiteit Amsterdam. Taak De commissie had tot taak om krachtens de tussen de NVAO en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag (d.d. mei 2003) een samenvattend oordeel over de opleiding uit te spreken alsmede een oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en, gebaseerd op het reguliere visitatierapport, over inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten. De werkwijze van de commissie is verder toegelicht in bijlage 3. 5

Overzicht beoordeling commissie Onderwerp Oordeel 1 Facet Oordeel 1. Doelstellingen van de opleiding + 1.1. Domeinspecifieke eisen + 1.2. Niveau + 1.3. Oriëntatie + 2. Programma + 2.1. Eisen WO + 3. Inzet van personeel + 2.2. Relatie doelstellingen en + programma 2.3. Samenhang programma + 2.4. Studielast + 2.5. Instroom + 2.6. Duur + 2.7. Afstemming vormgeving en + inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing + 3.1. Eisen WO + 3.2. Kwantiteit personeel + 3.3. Kwaliteit personeel + 4. Voorzieningen + 4.1. Materiële voorzieningen + 5. Interne kwaliteitszorg + 4.2. Studiebegeleiding + 5.1. Evaluatie resultaten + 5.2. Maatregelen tot verbetering + 6. Resultaten + 5.3. Betrokkenheid van + medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6.1. Gerealiseerd niveau + 6.2. Onderwijsrendement + 1 Voldoende = + Onvoldoende = - 6

Hoofdstuk 1. Doelstellingen opleiding De Universiteit van Tilburg heeft de doelstellingen en eindtermen voor elke bachelor- en masteropleiding van de Faculteit der Economische Wetenschappen op vergelijkbare wijze uitgesplitst naar kennis, vaardigheden en attitude (zie bijlage 4). Daarbij heeft men de Dublin-descriptoren als leidraad genomen. 1.1 Domeinspecifieke eisen: voldoende Eindkwalificaties afgestudeerden De kwalificaties in termen van kennis, vaardigheden en attitude die van een afgestudeerde worden verwacht, zijn duidelijk en helder geformuleerd. De specificatie voor deze opleiding vindt voornamelijk plaats in de doelstelling en programma. Daarmee is voldoende duidelijkheid gegeven. Opmerkelijk is wel dat men de eindtermen voor de attitude heeft geformuleerd in termen van wat van een student wordt verwacht in tegenstelling tot van een afgestudeerde. Aansluiting op de eisen van (buitenlandse) vakgenoten De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die er door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk aan gesteld (kunnen) worden. De doelstellingen en eindkwalificaties sporen met internationale ontwikkelingen binnen het vakgebied. Het onderwijs wordt verzorgd door docenten, die publiceren in internationale wetenschappelijke tijdschriften. De kwaliteit van het onderzoek is getuige externe evaluaties internationaal aan de maat. Hierdoor is de internationale standaard in het onderwijs in hoge mate gewaarborgd. De Bacheloropleiding Algemene Economie is vergelijkbaar met die van de London School of Economics waar ook veel goede onderzoekers betrokken zijn in het onderwijsprogramma. De commissie is van mening dat men hoge eisen stelt, vooral op het niveau van de theorie. Dit blijkt ook uit het feit dat de docenten van deze bacheloropleiding publiceren in internationale wetenschappelijke tijdschriften. De benchmark van equivalentie met de London School of Economics is duidelijk. Aansluiting op de eisen van de beroepspraktijk De eindkwalificaties sluiten naar het oordeel van de faculteit aan bij de eisen van beroepspraktijk. De commissie concludeert dat de relevante beroepspraktijk (afgezien van onderzoek als beroepspraktijk) er vooral een lijkt te zijn van beleidsgerichte economiebeoefening. De kwalificaties sluiten aan doordat afgestudeerden actuele economische situaties goed moeten kunnen plaatsen en doorgronden vanuit een theoretisch kader. Men kiest voor wat betreft dat laatste voor een sterk microeconomische invalshoek. De afgestudeerde moet zijn bevindingen ook helder en overtuigend kunnen communiceren. Voor de onderzoeks-beroepspraktijk beoogt de opleiding een zeer veelbelovende basis te leveren. 1.2 Niveau: voldoende De eindkwalificaties sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde kwalificaties van de bachelor, zoals blijkt uit de doelstellingen en eindtermen, het programma, de keuze van de vakken en de gebruikte literatuur. De commissie specificeert het niveau hieronder aan de hand van de Dublin-descriptoren (bijlage 5). 7

Kennis en inzicht: het ambitieniveau van de opleiding ligt enigszins boven de niveaueisen van deze descriptor (namelijk het overtreffen van het vwo-niveau, met enige aspecten die kennis van de laatste vakontwikkelingen vereisen). De doelstellingen en eindtermen van deze opleiding voldoen ruimschoots aan deze descriptor. Toepassen kennis en inzicht: de doelstellingen en eindtermen van de opleiding zijn in voldoende mate gericht op een professionele benadering van werk of beroep, alsmede op de competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied, blijkens het voorafgaande (zie par. 1.1). Oordeelsvorming: met name de bachelorscriptie vereist oordeelsvorming, gebaseerd op het afwegen van relevante economische aspecten, mede in hun maatschapplijke context. Dit is ook aangegeven in de kennisdoelstellingen, waarbij de afgestudeerde in staat wordt geacht economische situaties, vanuit een economisch perspectief te kunnen beschouwen, maar ook vanuit relevant historisch en institutioneel perspectief (kennisdoelstellingen 1, 2 en 5). Communicatie: de vereisten van deze descriptor zijn neergelegd in de vaardigheidsdoelstelling 1, waar van de afgestudeerde wordt verwacht goed te communiceren en te overtuigen. Hij moet: goed kunnen schrijven, spreken en samenwerken. Leervaardigheden: de kennis- en de attitudedoelstellingen van de opleiding zijn in voldoende mate gericht op de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt ( namelijk de masteropleiding). Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van een bachelor. 1.3 Oriëntatie: voldoende (wetenschappelijk onderwijs) Eindkwalificaties De eindkwalificaties zijn ontleend aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, ook in internationaal opzicht. In het opleidingsrapport heeft de visitatiecommissie aangegeven dat de gevisiteerde opleidingen, waaronder Algemene Economie, van hoog academisch niveau zijn. De nieuwe bachelor en masteropleiding bouwen in belangrijke mate voort op de ongedeelde opleiding. Ten opzichte van de ongedeelde opleiding zijn geen concessies gedaan voor wat betreft het academisch niveau. De commissie oordeelt dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. De commissie meent dat in een aantal vakken vaardigheden op onderzoeksgebied verwerkt zijn, evenals de ontwikkeling van de daarbij behorende attitude. Ook voor methoden en technieken wordt geleund op een benadering vanuit de basis (wiskunde en statistiek). Er is een scriptie van 12 ECTS. Studenten moeten wel in hoge mate zelfredzaam zijn om dit alles te leren, maar gezien de voortbouw op praktijken die zijn 8

ontwikkeld in de oude opleiding is dit in Tilburg geen probleem. De oriëntatie van de opleiding is in voldoende mate wetenschappelijk. Toegang tot masteropleiding De Bacheloropleiding Algemene Economie biedt toegang tot de Masteropleidingen Economics en International Economics and Finance. Arbeidsmarkt De opleiding beoogt synergie tussen wetenschappelijke opleiding en beroepspraktijk, zowel in de aangegeven eindkwalificatie als met de inzet van docenten met verschillende praktijkervaring. 1.4 Gewogen eindoordeel over de doelstellingen Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat de doelstellingen voldoen aan de voor accreditatie geldende eisen. Hoofdstuk 2. Programma opleiding 2.1 Eisen wetenschappelijk onderwijs: voldoende Het programma (zie bijlage 6) sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding. Interactie tussen onderwijs en onderzoek De interactie tussen wetenschappelijk onderwijs en onderzoek wordt gelegd door de gepromoveerde docenten, die onderzoek verrichten op het desbetreffende vakgebied enerzijds en anderzijds door de studenten die een wetenschappelijke scriptie schrijven onder leiding van een specialist op het vakgebied. De staf in de BA-fase bestaat in belangrijke mate uit internationaal opererende onderzoekers uit programma's (Macro Economics, Micro Economics) die goed-uitstekend c.q. uitstekend zijn gewaardeerd. Aantoonbaar verband met actuele theorieën De actuele wetenschappelijke theorieën komen in colleges aan de orde, er worden internationale handboeken gebruikt. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) zij het met een inclinatie naar de neoklassieke benadering gebaseerd op Micro-economie. Daarnaast is er veel aandacht voor institutionele aspecten maar toch ook weer vanuit het genoemde neoklassieke perspectief ('new institutional economics'). Die theorieën/perspectieven zijn 'mainstream' en worden op hoog niveau aangeboden. Ontwikkeling onderzoeksvaardigheden De aandacht voor de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden is gezien de resultaten van de visitatie geen probleem, maar vraagt wel studenten met veel potentie. Deze vaardigheden en verwante analytische vaardigheden komen aan de orde in vakken als Inleiding Kwantitatieve Methoden, Wiskunde en Statistiek. Het wetenschappelijk onderzoek komt vooral aan de orde in de scriptie van 12 ECTS. Conceptbeoordelingscriteria voor scriptie liggen vast en studenten kunnen zich daarop oriënteren. 9

Zoals uit het visitatierapport blijkt, achtte de commissie de scriptie van groot belang. Op pagina 22 van het visitatierapport schrijft de commissie hierover: Vooral het oordeel over de scripties woog zwaar in het eindoordeel dat de commissie formuleerde over elke economische opleiding afzonderlijk. De commissie hanteert als norm dat een bachelorscriptie een minimale omvang heeft van 6 ECTS en een masterscriptie een minimale omvang van 12 ECTS. Gezien deze eisen, voldoet de scriptie voor deze opleiding. Verband met de praktijk De relatie met de actuele praktijk komt aan de orde in de praktijkvoorbeelden en toepassingen. Voor beroepen buiten de onderzoekspraktijk is die relatie overigens niet expliciet aangegeven. Men vindt dat minder belangrijk want "niets is zo praktisch als een goede theorie", zoals in de additionele informatie is aangegeven. 2.2 Relatie doelstellingen/programma: voldoende Concretisering eindkwalificaties Voor wat betreft de vertaling van de eindtermen in leerdoelen geldt dat een systematische behandeling daarvan niet wordt gegeven. Wel wijst de verstrekte informatie in zijn algemeenheid op effectieve aandacht hiervoor. Vertaling eindkwalificaties Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau en oriëntatie. Qua domeinspecifieke eisen geldt dit ook voor studenten die beogen door te stromen naar een wetenschappelijke master-opleiding. Voor degenen die doorstromen naar de praktijk is dit minder duidelijk. Mogelijkheid om eindkwalificaties te bereiken De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken, mits ze meer dan gemiddeld veelbelovend zijn. De opbouw van het programma biedt weinig openingen voor buiten-economische gezichtpunten en buiten-'mainstream'-visies binnen de economie, afgezien van een vak "filosofie van de economie". Dit kan de realisatie van een attitudinale doelstelling als "open staan voor andere meningen" belemmeren in die zin dat grosso modo een sterk economistisch ingekleurd wereldbeeld wordt overgedragen. 2.3 Samenhang programma: voldoende Het eerste jaar kent 4 blokken van 15 ECTS. In de overige jaren kent men een semesterstructuur. Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma, gebaseerd op een aantal basisprincipes over economisch gedrag ontwikkeld die in de aan de Universiteit van Tilburg vigerende opvatting over Algemene Economie gelden. Rond en vanuit die principes is de inhoud van het programma ontwikkeld. Gezien de verminderende scheidslijnen tussen economische vakken meent men op de disciplinaire 'basics' in te kunnen zetten. Verticale samenhang in de zin van kennisopbouw door verdieping, is duidelijk aanwezig, met goede mogelijkheden tot verbreding in het laatste jaar. Het tweede jaar bouwt voort door de aangeleerde basisprincipes en de daarbij ontwikkelde invalshoek toe te passen op relevante economische verschijnselen als markt, ontwikkeling, instituties en beleid. Het derde jaar rondt dat af door aandacht voor empirische en experimentele economie, 10

twee keuzevakken (uit een beperkt aantal opties in de sfeer van de toegepaste economie), de economische filosofie en de scriptie of thesis (12 ECTS). 2.4 Studielast: voldoende De studielast van de bachelorleiding Algemene Economie is evenwichtig verdeeld over semesters en halfsemesters. Voor elk semester zijn 30 ECTS geprogrammeerd. De effectieve studielast wordt gemonitord in evaluaties per cursus. Thesiscriteria worden ontwikkeld en de gehanteerde criteria zijn bekend. Er worden mogelijkheden geboden voor training in studievaardigheid. De commissie meent dat de studielast evenwichtig is en reëel zal zijn door de beoogde feedback in de kwaliteitszorg (zie aldaar). 2.5 Instroom: voldoende Er is aandacht voor ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van de instromers. Met het oog daarop is een faciliteit geschapen die eventuele deficiënties in de kwantitatieve sfeer vroegtijdig helpt wegwerken. Het programma beoogt aldus betere aansluiting te bieden. 2.6 Duur: voldoende De opleiding heeft een omvang van 180 ECTS en heeft een duur van drie jaar. De opleiding voldoet daarmee aan de formele eis met betrekking tot de omvang. 2.7 Afstemming vorm en inhoud: voldoende Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. 2.8 Beoordeling en toetsing: voldoende De aanvullende informatie vermeldt dat op facultair niveau beoordelingscriteria zijn ontwikkeld voor de thesis die aan het eind van alle bachelor- en masteropleidingen moet worden geschreven. Op deze manier wordt consistentie gebracht in de beoordeling van scripties. De criteria zijn in het najaar van 2003 op experimentele basis gehanteerd. Na evaluatie van de bruikbaarheid hiervan onder de docenten, zullen de definitieve criteria worden vastgesteld en verder ontwikkeld. 2.9 Gewogen eindoordeel over programma Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat het programma voldoet aan de voor accreditatie geldende eisen. Hoofdstuk 3. Inzet van het personeel: voldoende Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de inzet van het personeel in alle opzichten (eisen wo, kwantiteit personeel, kwaliteit personeel) als voldoende. Er is geen aanvullende informatie die aanleiding heeft het oordeel te herzien. 11

Hoofdstuk 4. Voorzieningen: voldoende Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de voorzieningen in alle opzichten (materiële voorzieningen, studiebegeleiding) als voldoende. Er is geen aanvullende informatie die aanleiding geeft het oordeel te herzien. Hoofdstuk 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten: voldoende De commissie heeft geconstateerd dat de Universiteit van Tilburg in de additionele informatie voor de vervroegde accreditatie-aanvraag over de interne kwaliteitszorg voor elke opleiding een identieke tekst heeft aangeleverd. Dit hoofdstuk is daarom voor alle bachelor- en masteropleidingen van de Universiteit van Tilburg hetzelfde. De commissie is van mening dat de faculteit in haar aanvullende informatie op heldere wijze laat zien dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. De faculteit heeft een aantal toetsbare streefdoelen geformuleerd op het gebied van onderwijskwaliteit, rendementen, kwaliteit en kwantiteit van de studenteninstroom, HRM en faciliteiten (zie bijlage 7). De faculteit maakt de algemene aantekening dat het proces om concrete doelen te formuleren nog gaande is. De commissie heeft hiervan kennis genomen en constateert dat een deel van de toetsbare streefdoelen nog niet operationeel geformuleerd is. Enkele voorbeelden kunnen dit toelichten. Voor wat de onderwijskwaliteit betreft, wil de faculteit de beste WO-opleiding zijn van Nederland in het domein Economie en op hetzelfde niveau staan als de beste door de overheid gefinancierde universiteiten in Europa. Het is duidelijk dat deze doelen moeilijk getoetst kunnen worden. De overige streefdoelen zijn wel meer op toetsbaarheid geformuleerd. De commissie is van oordeel dat de faculteit voldoende inspanningen levert om programma s te evalueren. Deze vinden plaats op verschillende niveaus: op het niveau van individuele cursussen, het curriculumniveau en op het niveau van de studenten. Enkele methoden zijn klankbordgroepen, waarin studenten en docenten participeren op het niveau van cursussen en panelgesprekken. Panelgesprekken worden georganiseerd als oorzaken voor problemen bij een cursus moeilijk te achterhalen zijn. Alle informatie over een opleiding wordt verzameld in een opleidingsdossier: docentenevaluaties, tentamenevaluaties, cursusevaluaties, studievoortgang per cohort en informatie uit alumni-onderzoek. Tevens onderzoekt de faculteit de ervaringen van eerstejaarsstudenten en de motieven van studiestakers in het eerste jaar, met het doel hieruit lering te kunnen trekken voor de inrichting van de bacheloropleiding. 5.2 Maatregelen tot verbetering: voldoende De uitkomsten van de evaluaties vormen de basis voor verbetermaatregelen, zo constateert de commissie. De gegevens uit de evaluaties worden op verschillende niveaus besproken, met het opleidingsbestuur en tweemaal per jaar - opleidingscommissie en de vice-decaan onderwijs. In deze gesprekken wordt de informatie in onderlinge samenhang geanalyseerd, worden sterke en zwakke punten 12

blootgelegd. De commissie constateert dat maatregelen tot verbetering hier nadrukkelijk onderwerp van gesprek zijn. 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepsgroepen: voldoende De betrokkenheid van studenten en medewerkers bij de kwaliteitszorg is vastgelegd in een evaluatieprocedure. De resultaten van deze evaluatie komen in de opleidingscommissie aan de orde. 5.4 Gewogen eindoordeel over interne kwaliteitszorg Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat de interne kwaliteitszorg in dit stadium voldoet aan de voor accreditatie geldende eisen. Hoofdstuk 6. Te verwachten resultaten 6.1 Niveau: voldoende Mede gelet op het visitatierapport acht de commissie het te verwachten niveau als voldoende. 6.2 Onderwijsrendement Mede gelet op het visitatierapport acht de commissie het gerealiseerde niveau als voldoende. 6.3 Gewogen eindoordeel over te verwachten resultaten Ten aanzien van het bereiken van de eindkwalificaties verwacht de commissie een voldoende resultaat. Hoofdstuk 7. Samenvattend totaal oordeel over de opleiding De commissie heeft een positief oordeel over de plannen voor de voorgelegde bacheloropleiding en is van mening dat de opleiding in aanmerking komt voor accreditatie. 13

Bijlage 1: opleidingsrapport ongedeelde opleiding 14

Bijlage 2: curricula vitae leden visitatiecommissie Prof. dr. P.A. (Piet) Verheijen (voorzitter van de commissie) is emeritus-hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud voorzitter van het College van Bestuur (1988-1991) van de Universiteit van Tilburg. Hij publiceerde o.a. over dynamische ondernemingsmodellen en financieringsmodellen. Vanaf 1991 deed hij onderzoek op het gebied van de economie van non-profit instellingen. Hij is (was) bestuurder van non-profit instellingen (onderwijs, gezondheidszorg, natuur en milieu) en commissaris van bedrijven m.n. in de energiesector. S.S.J. (Stijn) Euverman heeft in 1999 het vwo-diploma behaald aan de Scholengemeenschap Ubbo Emmius te Stadskanaal. Sinds 1999 studeert hij Fiscale Economie (afgestudeerd eind 2003) en sedert 2001 ook Fiscaal Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is sinds 2001 student-assistent vakgroep belegging, financiering en accounting, afdeling recht bij de Faculteit der Economische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tot eind mei was hij lid van de opleidingscommissie Fiscale Economie. Drs. V.I. (Victor) Goedvolk is lid van de Hoofddirectie van Fortis ASR Verzekeringsgroep N.V. Na zijn studie bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam was hij een aantal jaren verbonden aan de Economische Faculteit aldaar. Vervolgens volgde een aantal jaren adviespraktijk, waarna hij vanaf 1982 in dienst trad van het Ministerie van Financiën. Na drie jaar ervaring in een directiefunctie werd hij benoemd tot plaatsvervangend Secretaris-generaal. In 1990 trad hij toe tot de leiding van Assurantieconcern Stad Rotterdam N.V. In 1992 volgde de benoeming in zijn huidige functie. Victor Goedvolk vervult commissariaten bij een aantal ondernemingen en vervult bestuursfuncties in de zorgsector. Vele jaren was (is) hij betrokken bij diverse opleidingen, waaronder die van de postdoctorale Controllersopleiding van de Erasmus Universiteit. Prof. dr. A.H.Q.M. (Nol) Merkies is emeritus-hoogleraar Econometrie van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Hij publiceerde over Modelselectie, Aggregatie, Consumentengedrag, Tijdreeksanalyse en efficiency-onderzoek van non-profit instellingen m.n. in de gezondheidszorg. Hij was gasthoogleraar in Canada, Thailand en Nieuw-Zeeland en adviseur in ontwikkelingslanden in Azië en Afrika. Hij was vele jaren decaan van de Faculteit en was (is) bestuurder van organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Prof. dr. J.B. (Hans) Opschoor (vice-voorzitter van de commissie) is rector van het Institute of Social Studies in Den Haag en hoogleraar in Development Studies aldaar. Tevens is hij hoogleraar Milieu Economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij heeft zijn doctoraal Economie (cum laude) behaald aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en is gepromoveerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam in 1974. Professor Opschoor is lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Prof. dr. J.A.M. (Jacques) Theeuwes is emeritus-hoogleraar Management Accounting aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij publiceerde o.a. over het onderwerp economische informatie voor de besturing van bedrijfsprocessen en is gepromoveerd op het onderwerp Informatieplanning. Hij was directeur van de opleiding Technische Bedrijfskunde (1996-2000) en is commissaris van bedrijven en bestuurder van non-profit instellingen. 15

Dr. A.T.J. (Fons) Vernooij is hoofddocent Accounting bij de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit. Hij heeft zijn doctoraal Economie (cum laude) behaald aan de Universiteit van Amsterdam en is gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit in 1993. Zijn specialisatie is vakdidactiek bedrijfseconomie en hij publiceerde over probleemoplossen als vaardigheid en over de integratie van nieuwe media in het onderwijs. 16

Bijlage 3: werkwijze van de commissie De commissie heeft de beoordeling uitgevoerd conform de "Overgangsregeling bekostigd wo". Op grond van deze overgangsregeling kan accreditatie worden aangevraagd voor de bachelor- en masteropleidingen die voortkomen uit de in een visitatierapport beoordeelde ongedeelde opleidingen: "Uitgangspunt is dat accreditatie kan worden verleend aan de bachelor- en masteropleidingen, die uit de ongedeelde opleidingen voortkomen, indien: de kwaliteit van de ongedeelde opleiding, getoetst volgens de huidige visitatiekaders, als voldoende beoordeeld is; er voldoende zicht is op en vertrouwen in de kwaliteit van de bachelor, voortkomend uit de ongedeelde opleiding en (indien van toepassing), voldoende zicht op en vertrouwen in de kwaliteit van de master. Voldoende zicht op en vertrouwen in de kwaliteit van de bachelor- en/of masteropleiding(en) zal moeten blijken uit het visitatierapport. Het rapport moet een helder beeld geven met betrekking tot de volgende onderwerpen: De doelstellingen. De doelstellingen zijn helder en vertonen verwantschap met de doelstellingen van de beoordeelde ongedeelde opleiding. Zij reflecteren op het bachelor- of masterniveau en de wetenschappelijke oriëntatie. Het programma De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma. Het programma biedt de mogelijkheid aan de studenten de geformuleerde eindkwalificaties ook te bereiken. Formele eisen De opleiding voldoet aan de formele eisen voor bachelor respectievelijk master. Verder geldt dat de interne kwaliteitszorg moet voldoen aan de eisen die in het NVAO i.o.- accreditatiekader zijn geformuleerd. Met betrekking tot de overige onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader (zoals: studielast en didactisch concept, beoordeling en toetsing, inzet personeel (kwalitatief en kwantitatief), voorzieningen, studiebegeleiding en de resultaten) geldt dat het oordeel dat is uitgesproken voor de ongedeelde opleiding, van toepassing wordt verklaard op de daaruit voortkomende bachelor- en masteropleiding(en). Indien de informatie in het rapport niet voldoende is, zal er een aanvullend onderzoek plaatsvinden om een oordeel te kunnen vormen (NVAO i.o. "Overgangsregeling bekostigd wo, 2003 p 3-4) ". De overgangsregeling is door de VBI-VSNU i.o. nader uitgewerkt in de "Richtlijnen vervroegde accreditateringsaanvraag". Deze uitvoering van de overgangsregeling heeft met zich meegebracht dat voor de meeste visitaties waarop de overgangsregeling van toepassing is een aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de bachelor- en masteropleidingen heeft plaatsgevonden. Zeker voor de visitaties die in het begin van 2003 werden afgerond geldt dat de BaMA-opleidingen slechts deels operationeel zijn, de beoordeling heeft derhalve, zoals voorzien in de overgangsregeling, sterk het karakter van een beoordeling van plannen gehad. In overeenstemming met de afspraken rond de overgangsregeling tussen NVAO en VSNU heeft op diverse momenten afstemming van de werkwijze plaatsgevonden tussen 17

NVAO i.o. en de VSNU-VBI i.o., onder andere aan de hand van enkele geanonimiseerde conceptbeoordelingsrapporten. Half december zijn deze concepten aan de NVAO voorgelegd. Op 13 januari 2004 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij NVAO, VSNU en VBI-VSNU i.o. aanwezig waren. De opmerkingen van de NVAO zijn doorgegeven aan alle secretarissen van de additionele beoordelingen. De conclusie van dat gesprek was dat VSNU/QANU de additionele beoordelingen conform de eisen van de NVAO i.o. kan uitvoeren. De VSNU-VBI i.o. heeft intern een projectstructuur opgezet om onderlinge afstemming en uniformiteit tussen de additionele beoordelingen te waarborgen. Naast regelmatige bijeenkomsten waarin secretarissen onderling de beoordelingen bespraken is voorzien in een sjabloon voor de beoordelingsrapporten en een zogenaamd expertbestand waarin de operationalisering van de criteria is opgenomen. Verder is op diverse momenten externe expertise en training ingeroepen ter ondersteuning bij het hanteren van het nieuwe beoordelingskader. Ter voorbereiding op het uitvoeren van de additionele beoordelingen heeft op 3 september 2003 een bijeenkomst plaats gevonden van alle voorzitters van VSNUvisitatiecommissies die te maken zouden krijgen met deze vervroegde accreditatie. Tijdens deze bijeenkomst is de werkwijze afgestemd en zijn de ter zake NVAO-criteria nader geconcretiseerd. De rapportages zijn omgeven met een inhoudelijke en formele toets op kwaliteit die bestaat uit een intercollegiale toetsing, waarbij een intern protocol wordt gevolgd en een bestuurlijke toetsing door het QANU-bestuur waarin wordt nagegaan of de beoordeling conform de 'Richtlijnen' en de kwaliteitsstandaarden van QANU is uitgevoerd. In dit stadium is tevens aandacht besteed aan het waarborgen van de consistentie in de beoordelingen. Bij de intercollegiale toetsing van de eerste rapportages 'Vervroegde accreditatie' heeft een 'consistentiecommissie' de concepten hierop geanalyseerd. De bevindingen daarvan zijn neergeslagen in het interne protocol intercollegiale toetsing. Alle instellingen die hebben deelgenomen aan de VSNU-visitatie Economie zijn in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de vervroegde accreditatie voor de bachelor- en masteropleidingen die zijn voortgekomen uit de ongedeelde opleidingen wijsbegeerte die in dat verband werden beoordeeld. Het VSNU-visitatierapport Economie in juni 2003 gepubliceerd. De leden van de VSNU-visitatiecommissie Economie zijn gevraagd om de aanvullende beoordeling uit te voeren. De VSNU-commissie heeft in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 14 februari 2003 alle economie-opleidingen in Nederland bezocht en daarover het VSNU onderwijsvisitatierapport Economie uitgebracht. De beoordeling van de aanvullende informatie over de bachelor- en masteropleidingen kon plaatsvinden in de licht van deze eerdere beoordeling van de ongedeelde opleiding. Omdat de bezoeken recent hebben plaatsgevonden kon bij de beoordeling van de aanvullende informatie worden volstaan met een 'papieren-beoordeling'. De commissie heeft de door de opleiding verstrekte additionele informatie bestudeerd in het licht van bevindingen bij de VSNU-visitatie. Voor de onderwerpen inzet personeel, voorzieningen en te verwachte resultaten van het NVAO-accreditatiekader kan in overeenstemming met de overgangsregeling het oordeel 18

worden overgenomen uit het bestaande visitatierapport. Daar waar de commissie toch afwijkt van haar oordeel uit het visitatierapport van de ongedeelde opleiding, wordt dit onderbouwd. De onderwerpen: Doelstellingen, Programma en Interne kwaliteitszorg zijn, voor zover voorgeschreven door de overgangsregeling, volgens het NVAObeoordelingskader voor bestaande opleidingen beoordeeld. Het referentiekader van de commissie zoals opgenomen in het visitatierapport Economie heeft in deze overgangsfase de rol vervuld van het door de NVAO gevraagde domeinspecifiek referentiekader. De commissie heeft het visitatierapport alsmede de door de opleiding verstrekte additionele informatie bestudeerd. Voor de onderwerpen inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten van het NVAO-accreditatiekader is in principe het oordeel overgenomen uit het bestaande visitatierapport. Daar waar de commissie toch afwijkt van haar oordeel uit het visitatierapport van de ongedeelde opleiding, wordt dit onderbouwd. De commissie heeft vergaderd op 19 november, 16 januari, 29 maart en 27 mei. Er hebben geen site visits plaatsgevonden; een concept van dit rapport is voorgelegd aan de opleiding/faculteit met het verzoek om eventuele feitelijke onjuistheden aan de commissie te melden. De commissie heeft nauwgezet ieder van de criteria beoordeeld. Binnen de commissie heeft een taakverdeling plaatsgevonden, waarbij elke opleiding werd beoordeeld door twee reviewers. Concept-beoordelingen zijn door de commissie als geheel besproken, de beoordelingen worden hierdoor intersubjectief gedragen door alle leden van de commissie. De commissie hanteert voor de beoordeling op onderwerpsniveau een tweepuntsschaal: voldoende of onvoldoende. Het gebruik van een tweepuntsschaal is tijdens de bijeenkomst van de voorzitters overeengekomen. De motivering hiervoor is dat de beoordeling in belangrijke mate een planbeoordeling is. Het is niet goed mogelijk op grond van plannen verantwoord tot een nadere differentiatie in de beoordeling te komen omdat er altijd een zekere onzekerheid over de uitvoering blijft bestaan. Ook voor de oordelen op het niveau van de facetten wordt gebruik gemaakt van deze tweepuntsschaal. In het beoordelingsschema wordt een plus (+) opgenomen wanneer voldoende wordt voldaan aan de criteria en een min (-) wanneer dit onvoldoende geschiedt. 19

Bij de afweging om tot een eindoordeel te komen maakt de commissie in sommige gevallen gebruik van de volgende vierpuntsschaal: 1 Onvoldoende: (komt overeen met de oordelen 1 tot en met 5 in de tienpuntsschaal) 2 Voldoende: (komt overeen met de oordelen 6 en 7 op de tienpuntsschaal) 3 Goed: (komt overeen met het oordeel 8 op de tienpuntsschaal) 4 Excellent: (komt overeen met de oordelen 9 en 10 op de tienpuntsschaal) het kwaliteitsniveau ligt beneden de basisstandaard het kwaliteitsniveau beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm voor een universitaire opleiding het niveau van dit kwaliteitsaspect voldoet aan de verwachtingen, het is resultaat van doordacht beleid met betrekking tot dit kwaliteitsaspect is een niveau gerealiseerd dat in alle opzichten (alle aandachtpunten) zeer goed is en de internationale vergelijking kan doorstaan. Het is een voorbeeld van 'best practice' Die gevallen zijn: a) Daar waar niet alleen plannen maar eveneens 'gerealiseerde kwaliteit' kan worden beoordeeld. b) Daar waar het nodig is om voor de beoordeling van de onderwerpen tot een afweging te komen op basis van van verschillende subonderdelen (facetten), kan de commissie gebruik maken van de vierpuntsschaal, ook in die gevallen waar het gaat om een planbeoordeling. c) Bij de conversie van beoordelingen op de tienpuntsschaal in het VSNUvisitatierapport naar de vierpuntsschaal. Na de vaststelling van de conceptrapporten door de commissie juni 2004 (per email), zijn deze voor hoor en wederhoor aan de opleidingen voorgelegd. Daar waar deze opmerkingen aanleiding gaven tot correcties zijn deze doorgevoerd. Begin juni heeft de interne kwaliteitstoetsing plaatsgevonden: intercollegiale beoordeling en bestuurlijke toetsing hebben daaropvolgend plaatsgevonden. De conceptrapporten zijn in augustus definitief vastgesteld door de commissie en aan de opleidingen verzonden. 20

Bijlage 4: Doelstellingen en eindtermen van de opleiding Kennis Een algemeen econoom: 1. Is op de hoogte van de hedendaagse algemeen economische theorie en is in staat actuele economische situaties vanuit een relevant theoretisch kader te benaderen. 2. Is in staat actuele economische situaties in een relevant historisch perspectief te plaatsen en hij/zij heeft oog voor padafhankelijke ontwikkelingen. 3. Is op de hoogte van de relevante instituties en hij/zij is in staat te denken als econoom. 4. Is op de hoogte van de relevante voortplantings- en terugkoppelingsmechanismen in de economie en hij/zij combineert zicht op het geheel met oog voor detail. 5. Heeft inzicht in de institutionele omgeving. 6. Heeft de combinatie van zicht op het geheel met oog voor detail. Vaardigheden In de Bacheloropleiding Algemene Economie wordt veel aandacht besteed aan vaardigheden. De werkvormen zijn op maat gesneden. Er wordt in kleine groepjes gewerkt. Daarbij wordt geleerd om te werken met de modernste vormen van informatietechnologie. 1. Een algemeen econoom: 2. Is in staat om goed te communiceren en te overtuigen; moet goed kunnen schrijven, spreken en samenwerken en kan argumenten kracht bij zetten met het geven van voorbeelden. 3. Is zelfredzaam, kan zelf gegevens vinden, kan zelf beslissen wat belangrijk is en wat niet, kan zelf kennis aanvullen en uitbreiden. 4. Heeft analytisch vermogen. Attitude De student: 1. Legt waar mogelijk verbanden tussen de studiestof en actuele economische vraagstukken. 2. Heeft geleerd met medestudenten en docenten samen te werken. 3. Staat open voor andere meningen en wil hierover ook discussiëren. 4. Legt een grote mate van zelfwerkzaamheid aan de dag. 5. Heeft de instelling om zijn kennis steeds te vernieuwen. De formuleringen zijn overgenomen uit de additioneel aangeleverde informatie. 21

Bijlage 5: Dublin-descriptoren kennis en inzicht toepassen kennis en inzicht oordeelsvorming communicatie leervaardigheden kwalificaties bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. kwalificaties master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. 22

Bijlage 6: Programma van de opleiding Jaar 1 ECTS Blok 1 ICT 3 Macro-economie 6 Inleiding in de Organisatietheorie 6 Blok 2 Accounting 1: Financial Accounting 6 Fiscale economie 6 Inleiding kwantitatieve methoden 3 Blok 3 Marketing 1 6 Micro-economie 6 Wiskunde 1 3 Blok 4 Economie en maatschappij 6 Financiering 1 6 Statistiek 1 3 Totaal 60 Jaar 2 Semester 1 Internationale Economie 6 Markt en Milieu 6 Monetaire Economie 6 Sociale Filosofie en Wetenschapsfilosofie 6 Wiskunde 2 6 Semester 2 Groei- en Ontwikkelingseconomie 6 Institutionele Economie 6 Overheid en Markt 6 Sociaal Economisch Beleid 6 Statistiek 2 6 Totaal 60 Jaar 3 Semester 1 Empirische en Experimentele Economie 6 Verplichte keuze uit Cluster A 24 Semester 2 Filosofie van de economie 6 Verplichte keuze uit Cluster B 12 Thesis 12 Totaal 60 Cluster A Economie van de Collectieve Sector 6 Geld en Banken 6 Groei en Technologie 6 Ontwikkelingseconomie 6 Regionale Economie 6 Toegepaste Macro-economie 6 Cluster B Arbeidseconomie 6 Handel en Wisselkoersen 6 Marktwerking en Innovatie 6 Milieu-economie 6 23

Bijlage 7: Toetsbare streefdoelen Faculteit der Economische Wetenschappen Onderwijskwaliteit: De beste WO-opleiding zijn van Nederland in het domein Economie. Op hetzelfde niveau staan als de beste door de overheid gefinancierde universiteiten in Europa. Voldoen aan de eisen van internationale AACSB-accreditatie voor de relevante opleidingen. Rendementen: Propedeuserendement: 50% van de studenten heeft het eerstejaarsprogramma van de opleiding succesvol afgesloten na één jaar, 70% na twee jaar. Post-propedeuserendement: 80% van de studenten die tot het tweede jaar wordt toegelaten, behaalt het bachelordiploma na ten hoogste vier jaar inschrijving. Kwantiteit van de instroom: Bachelorprogramma s samen: 1000 nieuwe eerstejaars studenten Per 1 september 2007 tenminste 50% buitenlandse studenten op de Engelstalige bachelor- en masteropleidingen. Kwaliteit van de instroom: Invoering bindend studieadvies. De ondergrens is ten minste 36 ECTS in het eerste jaar. Samenwerken met partnerinstellingen ten behoeve van studentuitwisseling: Samenwerken met de beste studenten binnen en buiten Europa. HRM Alle docenten geven onderwijs en zijn actief betrokken bij onderzoek. 100% van de docenten is gepromoveerd. Alle AIO s en nieuwe, onervaren docenten hebben een basiscursus didactiek gevolgd. Alle docenten in Engelstalige programma s beheersen de Engelse taal op voldoende niveau, zulks mede ter beoordeling van de studenten. Faciliteiten Een 1:10 ratio voor computers die voor studenten toegankelijk zijn. De formuleringen zijn overgenomen uit de additioneel aangeleverde informatie. 24