Engineering Projectmanagement Graphic design CMS - Webdesign Middelstraat 8 1785 Merchtem België Tel. +32(0)52 37 04 35 info@stabiton.net www.stabiton.net Versie: 2010-01-04 Bijzonder bestek Stabiliteit Algemene funderingsplaat... 10.00 Grondwerken en onderbouw 10.60 Bronbemaling 10.61 Peilbuis De aanbieder zal minstens 3 weken voor het aanvangen van de graafwerken een peilbuis plaatsen teneinde de grondwaterstand te bepalen. Deze buis is over zijn volledige lengte geperforeerd. De peilbuis wordt geplaatst tot minstens 2 m onder het laagste uit te graven niveau. Som over het geheel (SOG) 10.62 Grondwaterverlaging Indien uit de opmeting in de peilbuis blijkt dat het grondwater zich op minder dan 0.50 m onder het laagste uit te graven niveau bevindt, zal worden overgegaan tot grondwaterverlaging. Het freatisch oppervlak dient neergeslagen te worden tot 0.50 m onder het laagste uit te graven niveau. De aanbieder zal, indien hij de werken niet zelf uitvoert, een gespecialiseerde onderaannemer aanstellen. De onderaannemer zal minstens één ingenieur bouwkunde, gespecialiseerd in grondmechanica en grondwaterverlaging, te werk stellen, die de werken zal opvolgen. Indien de aannemer zelf voor de uitvoering van deze werken zal instaan, zal hij een persoon met de hierboven vermelde kwalificaties moeten te werk stellen, of een externe persoon met deze kwalificaties met het toezicht en het ontwerp van de grondwaterverlaging moeten belasten. Minstens 3 weken voor het uitvoeren van de grondwaterverlaging zal de aanbieder een gefundeerd uitvoeringsprogramma aan het bestuur der werken, ter goedkeuring voorleggen. Som over het geheel (SOG) 10.70 Wederaanvullingen 10.73 Wederaanvullingen in zandcement De onderfundering wordt uitgevoerd met zandcement in één of meerdere lagen. Het zandcement bevat minstens 100 kg portlandcement (CEM I 32,5) per m³ zand. Afdeling stabiliteit - bijzonder bestek: Algemene funderingsplaat 1/6
Het middelgrof zand beantwoordt aan SB 250 III.6.2.4 en NBN EN 13242. Elke laag bedraagt maximum 20 cm. Het zandcement wordt met behulp van daartoe geschikte trilplaten of trilwalsen verdicht. Het verdichten gebeurt per laag minstens in 4 kruislings en overlappend uitgevoerde gangen. De grondwaterstand moet tijdens het trillen minstens 50 cm onder het aanlegniveau van de zandaanvulling gelegen zijn. Op de werf zal een kijkput gemaakt worden waaruit de grondwaterstand kan worden afgeleid. Bij toepassing van relatief zware trilapparatuur (massa groter dan 600 kg) wordt de bovenste laag na het passeren van het apparaat weer los geschud. Het is dan noodzakelijk het funderingsniveau na te trillen met een lichte trilplaat. Het verdichten met vrachtwagens of bulldozers wordt als onvoldoende beschouwd. De toleranties in min en in meer op de peilen van een willekeurig profiel van het oppervlak, afgeleid van de profielen op de plans, zijn 1,5 cm. Ter bescherming kan ofwel een geotextiel (volgens SB 250, III-13.2.3), ofwel een beschermende plastiekfolie (volgens SB 250, III-13.1.1) worden aangebracht. Dit wordt vermeld op de uitvoeringsplannen. Het draagvermogen bij een drukproef (na 280 dagen) bedraagt: Individuele druksterkte Wi >= 2 N/mm² Gemiddelde druksterkte Wm >= 3 tot 4 N/mm² Voor de bepaling van de oppervlakte wordt rond de algemene funderingsplaat een evenwijdige getrokken die zich bevindt op een afstand van de theoretische dikte van de onderfundering, met een maximum van 0,50m. De omsloten oppervlakte is de in rekening te brengen oppervlakte. Vermoedelijke hoeveelheid (VH) per m³. 10.80 Ophoging terrein 10.82 Ophoging terrein zand Enkel zand dat geschikt is voor het maken van onderfunderingen volgens SB 250 index III 6.2.2 is toegelaten. De ophoging gebeurt in één of meerdere lagen. De samendrukbaarheidsmodules M1 bedraagt minstens 35 N/mm² Elke laag bedraagt maximum 20 cm. Het zand wordt met behulp van daartoe geschikte trilplaten of trilwalsen verdicht. Het verdichten gebeurt per laag minstens in 4 kruislings en overlappend uitgevoerde gangen. De grondwaterstand moet tijdens het trillen minstens 50 cm onder het aanlegniveau van de zandaanvulling gelegen zijn. Op de werf zal een kijkput gemaakt worden waaruit de grondwaterstand kan worden afgeleid. Bij toepassing van relatief zware trilapparatuur (massa groter dan 600 kg) wordt de bovenste laag na het passeren van het apparaat weer los geschud. Het is dan noodzakelijk het funderingsniveau na te trillen met een lichte trilplaat. Het verdichten met vrachtwagens of bulldozers wordt als onvoldoende beschouwd. De toleranties in min en in meer op de peilen van een willekeurig profiel van het oppervlak, afgeleid van de profielen op de plans, zijn 1,5 cm. 10.83 Ophoging terrein in zandcement Indien de ophoging van het terrein wordt uitgevoerd met zandcement, dan gebeurt dit in één of meerdere lagen. Het zandcement bevat minstens100 kg portlandcement (CEM I 32,5) per m³ zand. Het zand beantwoordt aan SB 250 III.6.2.4 en NBN EN 13242. Elke laag bedraagt maximum 20 cm. Het zandcement wordt met behulp van daartoe geschikte trilplaten of trilwalsen verdicht. Het verdichten gebeurt per laag minstens in 4 kruislings en overlappend uitgevoerde gangen. De grondwaterstand moet tijdens het trillen minstens 50 cm onder het aanlegniveau van de zandaanvulling gelegen zijn. Op de werf zal een kijkput gemaakt worden waaruit de grondwaterstand kan worden afgeleid. Bij toepassing van relatief zware trilapparatuur (massa groter dan 600 kg) wordt de bovenste laag na het passeren van het Afdeling stabiliteit - bijzonder bestek: Algemene funderingsplaat 2/6
apparaat weer los geschud. Het is dan noodzakelijk het funderingsniveau na te trillen met een lichte trilplaat. Het verdichten met vrachtwagens of bulldozers wordt als onvoldoende beschouwd. De toleranties in min en in meer op de peilen van een willekeurig profiel van het oppervlak, afgeleid van de profielen op de plans, zijn 1,5 cm. Ter bescherming kan ofwel een geotextiel (volgens SB 250, III-13.2.3), ofwel een beschermende plastiekfolie (volgens SB 250, III-13.1.1) worden aangebracht. Dit wordt vermeld op de uitvoeringsplannen. Het draagvermogen bij een drukproef (na 280 dagen) bedraagt: Individuele druksterkte Wi >= 2 N/mm² Gemiddelde druksterkte Wm >= 3 tot 4 N/mm² Voor de bepaling van de oppervlakte wordt rond de algemene funderingsplaat een evenwijdige getrokken die zich bevindt op een afstand van de theoretische dikte van de onderfundering, met een maximum van 0,50m. De omsloten oppervlakte is de in rekening te brengen oppervlakte. Vermoedelijke hoeveelheid (VH) per m³. 13.00 Speciale funderingen 13.41 Plaat op putten stortklaar beton/gewapend beton De vloerplaat worden uitgevoerd conform de plannen en met beton die voldoet aan onderstaande criteria: Sterkteklasse C25/30 Omgevingsklasse EE2 Consistentieklasse S3/F3 Max. nom. korrelgrootte 20 mm BENOR-gekeurd (zie bijlage B4) De voorschriften voor gewapend beton (zie bijlage B1) zijn van toepassing. De dekking van de wapening bedraagt 30 mm. Van elke leveringsbon bezorgt de aannemer, aan het raadgevend ingenieursbureau Stabiton bvba, een duidelijk leesbaar kopij ofwel per gewone postzending ofwel per email, en dit binnen de 2 werkdagen na de uitvoering van de werken. Er mogen onder geen beding onomkeerbare werken op de funderingszolen/stroken worden uitgevoerd voor dat de aannemer een bewijs van goedkeuring van Stabiton bvba of van de toezichthoudende architect heeft ontvangen. Dit bewijs van goedkeuring wordt per email aan de aannemer overgemaakt. De oppervlakte afmetingen en de laagdikte zijn vermeld op de uitvoeringsplannen Indien een vochtwerende laag onder of langs de zijkanten van de funderingsplaat moet worden aangebracht, dan is dit vermeld op de uitvoeringsplannen. Alsdan zal men een PE-folie met een minimumdikte van 0,2 mm plaatsen. De folie wordt geplaatst met een overlap van minstens 20 cm. Het netto-volume wordt gerekend van onderkant vloer tot bovenkant vloer. Indien eer funderingsbalken worden aangebracht dan wordt het netto-volume gerekend tussen de funderingsbalken. De wapening wordt afzonderlijk verrekend (post 13.90). Beton: vermoedelijke hoeveelheid (VH) per m³. Non-conformiteit Zie bijlage B1 paragraaf 9 Afdeling stabiliteit - bijzonder bestek: Algemene funderingsplaat 3/6
13.51 Plaatfundering stortklaar beton/gewapend beton De vloerplaat worden uitgevoerd conform de plannen en met beton die voldoet aan onderstaande criteria: Sterkteklasse C25/30 Omgevingsklasse EE2 Consistentieklasse S3/F3 Max. nom. korrelgrootte 20 mm BENOR-gekeurd (zie bijlage B4) De voorschriften voor gewapend beton (zie bijlage B1) zijn van toepassing. De dekking van de wapening bedraagt 30 mm. Van elke leveringsbon bezorgt de aannemer, aan het raadgevend ingenieursbureau Stabiton bvba, een duidelijk leesbaar kopij ofwel per gewone postzending ofwel per email, en dit binnen de 2 werkdagen na de uitvoering van de werken. Er mogen onder geen beding onomkeerbare werken op de funderingszolen/stroken worden uitgevoerd voor dat de aannemer een bewijs van goedkeuring van Stabiton bvba of van de toezichthoudende architect heeft ontvangen. Dit bewijs van goedkeuring wordt per email aan de aannemer overgemaakt. De oppervlakte afmetingen en de laagdikte zijn vermeld op de uitvoeringsplannen Indien een vochtwerende laag onder of langs de zijkanten van de funderingsplaat moet worden aangebracht, dan is dit vermeld op de uitvoeringsplannen. Alsdan zal men een PE-folie met een minimumdikte van 0,2 mm plaatsen. De folie wordt geplaatst met een overlap van minstens 20 cm. Het netto-volume wordt gerekend van onderkant vloer tot bovenkant vloer. Indien er funderingsbalken worden aangebracht dan wordt het netto-volume gerekend tussen de funderingsbalken. Indien er paalkoppen worden aangebracht dan wordt het netto-volume gerekend tussen de paalkoppen. De wapening wordt afzonderlijk verrekend (post 13.90). Beton: vermoedelijke hoeveelheid (VH) per m³. Non-conformiteit Zie bijlage B1 paragraaf 9 13.90 Wapening 13.91 Wapening in BE500S De opmeting gebeurt aan de hand van ter beschikking gestelde buigstaten. De lengte van geplooide wapeningen wordt voor opmeting bepaald als de som van de lengten van de buitenomtrek van de wapeningsvormen. De post wapening wordt opgesplitst in de posten staven, beugels en spelden netwapening Non-conformiteit Zie bijlage B1 paragraaf 9. Vermoedelijke hoeveelheid (VH) per kg Paraaf bouwheer Paraaf aannemer Afdeling stabiliteit - bijzonder bestek: Algemene funderingsplaat 4/6
Bestelbon Beton Algemene funderingsplaat : Plaat op putten Post uit bijzonder bestek 13.41 Postomschrijving Plaat op putten stortklaar beton/gewapend beton Aannemer Bouwplaats Tijdstip van levering Datum: Uur: Pompinstallatie nodig Ja Neen Betonconformiteit NBN EN 206-1 - BENOR-merk Sterkteklasse: C25/30 Omgevingsklasse: Maximale nominale korrelgrootte: EE2 20 mm Maximaal chloridengehalte: Cl 0,40 Vloeibaarheidsklasse: Toepassing: S3/F3 Gewapend beton Betonsamenstelling Continue granulometrie Cementtype Geen vorst voorspeld Vorst voorspeld Alle types cement, CEM III uitgesloten Bijzonderheden Door de betoncentrale te leveren informatie op gewone aanvraag van het studiebureau stabiliteit Stabiton bvba water/cementfactor cementgehalte testresultaten op proefkubussen sterkteontwikkeling volgens tab. 12 van NBN EN 206-1 oorsprong van de samenstellende materialen Afdeling stabiliteit - bijzonder bestek: Algemene funderingsplaat 5/6
Bestelbon Beton Algemene funderingsplaat : Plaatfundering Post uit bijzonder bestek 13.51 Postomschrijving Plaatfundering stortklaar beton/gewapend beton Aannemer Bouwplaats Tijdstip van levering Datum: Uur: Pompinstallatie nodig Ja Neen Betonconformiteit NBN EN 206-1 - BENOR-merk Sterkteklasse: C25/30 Omgevingsklasse: Maximale nominale korrelgrootte: EE2 20 mm Maximaal chloridengehalte: Cl 0,40 Vloeibaarheidsklasse: Toepassing: S3/F3 Gewapend beton Betonsamenstelling Continue granulometrie Cementtype Geen vorst voorspeld Vorst voorspeld Alle types cement, CEM III uitgesloten Bijzonderheden Door de betoncentrale te leveren informatie op gewone aanvraag van het studiebureau stabiliteit Stabiton bvba water/cementfactor cementgehalte testresultaten op proefkubussen sterkteontwikkeling volgens tab. 12 van NBN EN 206-1 oorsprong van de samenstellende materialen Afdeling stabiliteit - bijzonder bestek: Algemene funderingsplaat 6/6