Atlas van de lokale lasten 2009

Vergelijkbare documenten
Atlas van de lokale lasten 2006 Allers, Maarten; Hoeben, Corine; Veer, J. Th. van der; Gerritsen, E.; Zeilstra, A.S.

Atlas van de lokale lasten 2006

COELO Woonlastenmonitor 2010

Ontwikkeling van de lokale woonlasten voor eigenaren van woningen

COELO Woonlastenmonitor 2010

Notitie Ontwikkeling van de lokale woonlasten

COELO Woonlastenmonitor 2012

SAMENVATTING DRECHTSTEDEN COELO-Atlas van de lokale lasten 2013

COELO Woonlastenmonitor 2011

COELO Woonlastenmonitor 2008

Atlas van de lokale lasten 2007

COELO Woonlastenmonitor 2009

Ontwikkeling waterschapsheffingen

Dit is een verkorte versie van het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten.

Atlas van de lokale lasten

Atlas van de lokale lasten 2015

De LokaleLastenVergelijker

Ontwikkeling provinciale belasting

Rapportage Vergelijking Lokale Lasten Limburgse Gemeenten

Atlas van de lokale lasten 2014

s; 1=^1 :^-i kj( COELO Atlas van de lokale lasten 7>V^ -VV/TX'" Vi( i,.^j Monitor van dë ontwikkeling van de lokale lasten op macro en microniveau rxj

Ontwikkeling waterschapslasten in de periode

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2016

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 8 november 2016

NIEUWSBRIEF. Woonlastenstijging Twentse gemeenten meer dan landelijk gemiddelde

NIEUWSBERICHT Hengelo, 3 meil 2016

NIEUWSBRIEF. Woonlastenstijging Twentse gemeenten meer dan landelijk gemiddelde

NIEUWSBERICHT Hengelo, 3 mei 2016

Belastingoverzicht grote gemeenten 2010

Tariefbepaling waterschapsbelasting

Belastingoverzicht 2013

Aan de gemeenteraad van Nijmegen. Geachte leden van de raad,

5.1.2 Woonlasten (lokale lastendruk)

4.1.2 Woonlasten (lokale lastendruk)

Lokale lastendruk in Kampen

4. Lokale Heffingen. Kader. Algemeen. Tarievenbeleid Onroerende zaakbelastingen

Aan: de leden van klankbordgroep fusie Beemster-Purmerend. Beemster/Purmerend, 04 juni 2019

Ontwikkeling van de lokale woonlasten 2017

Belastinguitgave 2013

Geachte leden van de raad,

B&W-Aanbiedingsformulier

Atlas van de lokale lasten 2014 Allers, Maarten; Hoeben, Corine; Janzen, L.; van Gelder, M.; Geertsema, J.B.; Veenstra, Jacob

Reparatie Waterschapswet

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2018

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019

Belastingoverzicht grote gemeenten 2008

PROGRAMMABEGROTING

Ontwikkeling van de lokale woonlasten 2018

7. PARAGRAAF BELASTINGEN EN TARIEVEN

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2017

Lokale belastingen 2011

University of Groningen. Belastingoverzicht grote gemeenten 2010 Allers, M.A.; Toolsema-Veldman, Linda; Hoeben, C.; Bolt, J.

Bijlage Paragraaf lokale heffingen

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2013

PROGRAMMABEGROTING

Onderwerp Actualisering belastingverordeningen + tarieventabel en aanpassing tarieven 2009

Onderwerp : Voorstel tot vaststelling van de tarieven ozb 2005

Kerngegevens ontwikkeling waterschapsheffingen

Belastingoverzicht 2015

Belastingoverzicht 2016

Paragraaf Lokale heffingen

Hierbij bieden wij u ter kennisname aan het Belastingoverzicht 2014 met belastinggegevens van de Limburgse gemeenten en waterschappen.

Kwijtscheldingsbeleid Drents Overijsselse Delta

O O * Ontwikkeling OZB

Kwijtscheldingsbeleid Waterschap Drents Overijsselse Delta

1 Paragraaf Lokale Tarieven en Belastingen

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2011

Exclusief kwijtschelding/ oninbaar. Watersysteem Zuiveren

: 28 november 2011 : 12 december : H.T.J. van Beers : L. Evers

Inwoners en woonruimten. Tarieven. Belastingdruk. Wat betaalt u aan gemeenten en waterschappen? Provincie Zeeland

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2014

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2012

Te nemen besluit: De verordeningen gemeentelijke belastingen en heffingen en de daarbij behorende tarieventabellen voor het jaar 2016 vaststellen.

Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2015

Contra-expertise lastenontwikkeling door Project Gebonden Aandeel waterschappen aan het Hoogwater Beschermingsprogramma

Belastinguitgave 2014

3.1. Lokale heffingen

Van Almelo tot Zoetermeer: verschillen in koopkracht van senioren op lokaal niveau

De toegepaste inflatiecorrectie voor 2016 en verder is bepaald op 1,5% per jaar.

rioolheffing, afvalstoffenheffing en hondenbelasting

Onderwerp: Verordeningen gemeentelijke belastingen 2018

Colofon. Nota lokale heffingen Uitgave Gemeente Utrecht. Drukwerk RICOH Nederland. Fotografie Ramon Mosterd John Ploeg John Gundlach

PARAGRAAF 1 LOKALE HEFFINGEN

Audit WB21: Kosten- en lastenontwikkeling ten gevolge van de NBW-opgave wateroverlast

Gevolgen van gemeentelijke herindeling in Hoogeland en Eemsdelta voor de belastingdruk

Opbrengsten gemeentelijke heffingen stijgen met ruim 4 procent

Betreft Raadsvoorstel inzake vaststelling belastingverordeningen voor 2015

Financiële verhouding tussen waterschappen en rijk

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van diverse verordeningen betreffende gemeentelijke heffingen alsmede aanpassing van de tarieven 2016.

TARIEVENNOTA november 2018

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel waterketen

Presentatie Harmonisatie Belastingverordeningen. Gemeente Krimpenerwaard

Gevolgen invoering waterketentarief voor de lastenontwikkeling van huishoudens. dr. ir. C. Hoeben drs E. Gerritsen

Lastenontwikkeling als gevolg van de bijdrage door waterschappen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Inleiding Beleidskader Lokaal belastingbeleid Vaststelling tarieven 2012

Belastingoverzicht grote gemeenten 2008 Allers, Maarten; Hoeben, Corine; Veldman, Linda; Zeilstra, A.S.

Raadsvergadering van 8 november 2011 Agendapunt 6. Onderwerp: Gemeentelijk belastingbeleid 2012 Schiermonnikoog, 20 oktober 2011

: Nieuw belastingstelsel

Belastingoverzicht 2019

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Lodders (VVD) over de waterschapslasten (ingezonden 21 februari 2018).

Transcriptie:

Atlas van de lokale lasten 2009

isbn 978 90 76276 526 issn 1566-1245 coelo, Groningen 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opna men, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Aan het verzamelen en het verwerken van de gegevens voor deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed. Iedere aansprakelijkheid voor de gevolgen van activiteiten die op basis van deze gegevens worden ondernomen wordt echter afgewezen.

Atlas van de lokale lasten 2009 dr. M.A. Allers dr. C. Hoeben dr. A.S. Zeilstra coelo Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden Faculteit Economie en Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen Postbus 800 9700 AV Groningen www.coelo.nl

Inhoud I Algemeen deel Inleiding 6 2009: een overzicht 7 Ontwikkeling woonlasten 10 Vergelijkbaarheid ozb-tarieven en woonlasten 12 Ontwikkeling lasten water 14 II Gemeenten Algemeen 1 Gemeentelijke herindeling en artikel 12-status 18 ozb 2 Waardestijging woningen 20 3 Waardestijging niet-woningen 20 4 Gemiddelde woningwaarde 22 5 ozb-tarief woningen 24 6 Mutatie ozb-tarief woningen 24 7 ozb-aanslag woningen met gemiddelde waarde 26 8 Gestandaardiseerd ozb-tarief woningen 26 9 ozb-tarief niet-woningen 28 10 Mutatie ozb-tarief niet-woningen 28 11 Gestandaardiseerd ozb-tarief niet-woningen 30 12 Tariefdifferentiatie: eigenaren versus gebruikers (niet-woningen) 32 13 Tariefdifferentiatie: woningen versus niet-woningen 32 14 Hefboomeffect 34 Milieuheffingen 15 Reinigingsheffing: tariefsystemen 36 16 Tarief reinigingsheffing éénpersoonshuishouden 38 17 Tarief reinigingsheffing meerpersoonshuishouden 38 18 Mutatie tarief reinigingsheffing meerpersoonshuishouden 40 19 Rioolrecht/rioolheffing: tariefsystemen eigenarenheffing 42 20 Rioolrecht/rioolheffing: tariefsystemen gebruikersheffing 42 21 Tarief rioolrecht/rioolheffing éénpersoonshuishouden 44 22 Tarief rioolrecht/rioolheffing meerpersoonshuishouden 44 23 Mutatie tarief rioolrecht/rioolheffing meerpersoonshuishouden 46 24 Kostendekkendheid reinigingsheffing 48 25 Kostendekkendheid rioolrecht/rioolheffing 48 Gemeentelijke woonlasten 26 Woonlasten éénpersoonshuishouden 50 27 Woonlasten meerpersoonshuishouden 52 28 Mutatie woonlasten meerpersoonshuishouden 54 29 Netto woonlasten 56 30 Verhouding woonlasten één- en meerpersoonshuishouden 58 31 Percentage woonlasten voor rekening gebruiker 58 32 Gemeentelijke progressiefactor 58 Kwijtschelding 33 Kwijtscheldingsmogelijkheden reinigingsheffing 60 34 Kwijtscheldingsmogelijkheden rioolrecht/rioolheffing 60 35 Woonlasten na kwijtschelding 62 Overige belastingen 36 Toeristenbelasting: tariefsystemen 64 37 Tarief toeristenbelasting 66 38 Mutatie tarief toeristenbelasting 66 39 Tarief hondenbelasting 68 4 Algemeen

40 Mutatie tarief hondenbelasting 68 Secretarie 41 Tarief paspoort 70 42 Mutatie tarief paspoort 70 43 Tarief rijbewijs 72 44 Mutatie tarief rijbewijs 72 45 Uittreksel gba 74 46 Mutatie tarief uittreksel gba 74 III Provincies Inleiding Het provinciale belastinggebied 77 Opcenten 47 Opcenten op de motorrijtuigenbelasting 78 48 Mutatie opcenten op de motorrijtuigenbelasting 78 IV Waterschappen Inleiding Waterschapsheffingen 80 Zuiveringsheffing 49 Tarief zuiveringsheffing 82 50 Mutatie tarief zuiveringsheffing 82 Kostentoedelingspercentages 51 Kostentoedelingspercentage ingezetenen 84 52 Kostentoedelingspercentage gebouwd 84 53 Kostentoedelingspercentage ongebouwd 84 54 Kostentoedelingspercentage natuur 84 Mutatie kostentoedelingspercentages 55 Mutatie kostentoedelingspercentage ingezetenen 86 56 Mutatie kostentoedelingspercentage gebouwd 86 Ingezetenenheffing 57 Tarief ingezetenenheffing 88 58 Mutatie tarief ingezetenenheffing 88 Waterschapsheffingen huurders 59 Waterschapslasten huurders 90 60 Mutatie waterschapslasten huurders 90 Heffing gebouwd 61 Tarief heffing gebouwd 92 62 Mutatie tarief heffing gebouwd 92 Kwijtschelding 63 Kwijtscheldingsnorm waterschapsbelastingen 94 V Bijlagen Verantwoording 96 Woonlasten per gemeente (tabel) 98 64 Gemeenten en stadsdelen 108 Noten 110 Algemeen 5

Inleiding Atlas Sinds 1997 brengt de coelo-atlas van de lokale lasten de belastingen van gemeenten, provincies en waterschappen in kaart. Hierbij ligt de nadruk op de woonlasten voor huishoudens. Voor alle gemeenten worden ozb, rioolrecht en reinigingsheffingen uitgebreid in kaart gebracht: heffingssystematiek, tarieven en kwijtschelding. Ook is onderzocht welke gemeenten de hoogste en laagste woonlasten hebben. Hiernaast bevat de atlas onder meer kaarten over de toeristenbelasting, de hondenbelasting en de kosten van paspoorten, rijbewijzen en uittreksels uit de gba. Naast de gemeentelijke heffingen zijn de provinciale opcenten en de meeste waterschapsheffingen meegenomen. Systematiek Gemeenten kennen soms uiteenlopende tarieven voor verschillende delen van hun grondgebied, als erfenis van gemeentelijke herindelingen. In deze atlas is er daarom voor gekozen zo nodig delen van gemeenten afzonderlijk op te nemen. Ook de Amsterdamse stadsdelen, die verschillende reinigingstarieven kennen, zijn apart opgenomen. De consequentie is dat niet gemeenten maar delen van gemeenten de kleinste eenheden vormen. Het woonlastenoverzicht (tabel 6, bijlage) kent daardoor niet 441 maar 461 (deel-) gemeenten. Het alternatief - de betreffende gemeenten weglaten - levert geen beter overzicht op. Het werken met gemeentelijke gemiddelden voor dergelijke gevallen druist in tegen de filosofie van de coelo-atlas: het zo gedetailleerd mogelijk in kaart brengen van de variatie op het gebied van de lokale lasten. Waar in deze atlas sprake is van gemiddelden gaat het, tenzij anders vermeld, om naar inwonertal gewogen gemiddelden. Waar nultarieven voorkomen, zoals bij het rioolrecht, zijn de nullen in de berekening van de gemiddelden meegenomen, tenzij anders vermeld. Het is helaas niet goed mogelijk de waterschappen net zo uitgebreid te behandelen als de gemeenten. Dit hangt samen met de gecompliceerde heffingsstructuur, waarvan het bijbehorende kaartmateriaal niet digitaal beschikbaar is. Wel is nagegaan waar de waterschapslasten en de som van gemeentelijke en waterschapslasten het hoogst en het laagst zijn. De gegevens in deze atlas hebben betrekking op het jaar 2009. Bedragen zijn uitgedrukt in euro s per jaar. Lage niveaus worden in blauw afgebeeld; hoge niveaus in rood. Hieraan ligt geen waardeoordeel ten grondslag over de wenselijkheid van bepaalde tariefniveaus of de ontwikkeling daarvan. Gegevens Bij veel gemeenten bestaat de behoefte de precieze tarieven te kennen van bijvoorbeeld omliggende gemeenten. Die tarieven zijn terug te vinden op de website van coelo (www.coelo.nl). De gegevens zijn grotendeels verzameld door middel van een elektronische vragenlijst. Doordat het verkeerd verstaan of het verkeerd overnemen van gegevens met deze methode niet mogelijk is, is deze manier van gegevensinzameling betrouwbaarder dan een telefonische enquête. Bovendien zijn diverse controles ingebouwd, die de kans op vergissingen bij het invullen verkleinen. Hoewel er aan het verzamelen en het verwerken van de gegevens de grootst mogelijke aandacht is besteed, leert de ervaring toch dat een dergelijk groot databestand zelden geheel foutloos is. De auteurs houden zich van harte aanbevolen voor eventuele correcties, die meteen op de coelo-website zullen worden verwerkt. Ook inhoudelijke suggesties zijn overigens welkom. Indeling Deze atlas bestaat uit verschillende delen. Deel I bevat dit voorwoord en een overzicht van de belangrijkste uitkomsten van het tarievenonderzoek (hoogte, verdeling, trends). Hierna volgt een bespreking van het niveau en het verloop van de gemeentelijke woonlasten sinds 1998, en van de problemen die komen kijken bij het vergelijken van ozb-tarieven en woonlasten tussen gemeenten. Daarnaast wordt de ontwikkeling weergegeven van de heffingen die betrekking hebben op waterverbruik en waterbeheer. Deel II bestaat uit een serie gemeentekaarten met toelichtende tekst. Deel III behandelt de provinciale belasting en deel IV de waterschapsbelastingen. Deel V bevat een aantal bijlagen. Naast een verantwoording en een tabel met de woonlasten per gemeente is hier een kaart te vinden die de ligging aangeeft van de verschillende gemeenten en de Amsterdamse stadsdelen. Dank Aan de totstandkoming van deze atlas hebben veel mensen meegewerkt. Allereerst willen wij de mensen bij de gemeenten bedanken die onze vragenlijst hebben ingevuld. Jacob Dankert, Wouter van der Kolk, Jasper Stevens, Regina Thie, Anne Vennemann en Mirjam Zengers hebben geholpen bij de dataverzameling en -verificatie. Wijnand Dekking (UvW) heeft waardevolle suggesties gedaan voor wat betreft de tekst over de waterschappen. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de papieren en de digitale atlas berust uiteraard geheel bij de auteurs. 6 Algemeen

2009: een overzicht Hieronder worden in vogelvlucht de belangrijkste punten uit deze atlas belicht. De details vindt u elders in deze uitgave. Tarieven en mutaties in 2009 In 2009 wordt voor de onroerendezaakbelastingen de waarde in peiljaar 2008 als grondslag gebruikt. Vorig jaar was dit 2007. De waarde van woningen is hierdoor gemiddeld 3,4 procent gestegen. Om te voorkomen dat de ozb-opbrengst hierdoor zou stijgen zijn de tarieven doorgaans neerwaarts aangepast. Gecorrigeerd voor de waardestijging ligt het gemiddelde ozb-tarief voor woningen 3,2 procent hoger dan vorig jaar. Het gemiddelde huishouden betaalt daardoor dit jaar 6,89 euro meer aan ozb. Het tarief voor eigenaren en gebruikers van niet-woningen samen is nu 3,2 procent hoger. Ter vergelijking: de inflatie was gemiddeld 2,5 procent in 2008 en zal in 2009 naar verwachting 1 procent bedragen. 1 Vorig jaar zijn de maxima voor de ozb-tarieven afgeschaft. Het Rijk wil wel dat de gemeenten gezamenlijk de ozb-opbrengst niet meer dan 6,11 procent laten stijgen (de zogeheten macronorm). De stijging van de ozb-opbrengst blijft met 3,9 procent ruim binnen de macronorm. Overigens verhogen gemeenten die tegoeden hadden bij het ter ziele gegane Icesave hun ozb-opbrengst duidelijk minder dan gemiddeld (2,3 procent). Vooralsnog draait de lokale belastingbetaler hier dus niet voor op. Het gemiddelde rioolrecht voor huishoudens stijgt dit jaar met 7,86 euro (5,1 procent). Het rioolrecht stijgt al jaren flink als gevolg van nieuwe milieuregelgeving en de noodzaak oude rioleringen te vervangen. De gemiddelde reinigingsheffing stijgt met 3,98 euro (1,5 procent). De zalmsnip is in 2005 afgeschaft, maar 10 gemeenten verlenen thans op eigen kosten een heffingskorting. De hoogste korting geeft Woensdrecht (70 euro). Tabel 1 Tarievenoverzicht 2009 Gemeenten ozb woning (eigenaar) b ozb niet-woning (eig.+gebr.) b Reinigingsheffing c Rioolrecht/heffing c Woonlasten ce Toeristenbelasting f Hondenbelasting Paspoort Rijbewijs Uittreksel gba Provincies Opcenten motorrijtuigenbelasting g Waterschappen Zuiveringsheffing c Ingezetenenheffing Heffing gebouwd b Tarief in euro s of procenten Verandering t.o.v. 2008 Laagste Gemiddelde a Hoogste Laagste Mutatie van Hoogste Gemiddelde 0,0334% 0,0599% 24 42 d 458 0,35 d 8,90 d 35,97 22,80 0,00 124 111 27 0,0119% 0,0936% 0,3214% 268 161 649 1,08 56,70 49,46 40,56 8,02 146 149 60 0,0257% 0,1787% 0,7224% 388 441 1.150 5,14 116 49,60 63,90 16,80 174 206 106 0,0775% -9% -18% -44% -51% -15% -22% -50% -5% -26% -44% 0% -20% 10% -8,2% 3,2% 3,2% 1,5% 5,1% 2,9% 3,7% 2,5% 2,6% 2,1% 3,4% 2,6% -10% 43% 27% 41% 45% 36% 71% 21% 165% 62% 22% 36% 105% 6,3% 3,8% 132% 212% a Gemiddelden zijn gewogen naar aantal inwoners (gemeenten en provincies), vervuilingseenheden (zuiveringsheffing), aantal ingezetenen (ingezetenenheffing) of woz-waarde (heffing gebouwd). Nultarieven zijn meegerekend. b Het ozb-tarief en het tarief van de heffing gebouwd zijn allebei een percentage van de woz-waarde. De verandering ten opzichte van 2008 is gecorrigeerd voor de waardestijging van de grondslag. c Meerpersoonshuishouden. d Wordt niet overal geheven. e Het bedrag dat een meerpersoonshuishouden in een woning met gemiddelde waarde betaalt aan ozb, rioolrecht en reinigingsheffing, na aftrek van eventuele heffingskorting. f Hotelovernachting. g Auto van 1.000 kg, benzinemotor, op jaarbasis. Zie blz. 20 28 38 44 52 66 68 70 72 74 78 82 88 92 72 procent van alle gemeenten heft toeristenbelasting. Het tarief van de toeristenbelasting gaat dit jaar (gemiddeld in alle gemeenten) met 3,7 procent omhoog. Aan hondenbelasting, die in 72 procent van de gemeenten voorkomt, wordt gemiddeld 2,5 procent meer betaald (tarief voor één hond). Algemeen 7

Een paspoort is 1,27 euro duurder geworden, ofwel 2,6 procent, en een rijbewijs 0,82 euro (2,1 procent). Aan provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting is de Nederlandse automobilist dit jaar gemiddeld 2,6 procent meer kwijt dan het jaar ervoor. Met ingang van dit jaar is de gemoderniseerde Waterschapswet van kracht geworden. De bekostingsstructuur van de waterschappen is hierdoor sterk veranderd. Het gemiddelde tarief voor de zuiveringsheffing is hierdoor 10 procent lager dan het tarief in 2008, het tarief van de ingezetenenheffing stijgt met 43 procent. De mutaties komen deels doordat kosten zijn overgeheveld van het zuiveringsbeheer naar de overige waterschapsheffingen. Ook betalen huishoudens een groter deel van de kosten dan voor 2009. Het gemiddelde tarief van de heffing gebouwd (de ozb van de waterschappen ) loopt om dezelfde redenen op met 27 procent. Gemeentelijke woonlasten Onder de gemeentelijke woonlasten verstaan we het gemiddelde bedrag dat een huishouden in een bepaalde gemeente betaalt aan ozb, rioolrecht en reinigingsheffing, minus een eventuele heffingskorting. Voor het gemiddelde meerpersoonshuishouden stijgen de gemeentelijke woonlasten dit jaar met 18,48 euro (2,9 procent). De belangrijkste stijger is het rioolrecht, dat gemiddeld 7,86 euro (5,1 procent) hoger ligt dan vorig jaar. Gemeenten moeten veel in de riolering investeren als gevolg van strengere milieueisen op het gebied van oppervlakte- en grondwater en ter bestrijding van regionale en stedelijke wateroverlast. In 2008 en 2009 wordt het rioolrecht geleidelijk vervangen door een rioolheffing, een nieuwe belasting waarvan de opbrengst kan worden gebruikt om nieuwe taken te bekostigen. Verder is een groot deel van de riolering aan vervanging toe. Verwacht wordt dat het rioolrecht om deze redenen nog een aantal jaren flink zal blijven stijgen. De reinigingsheffing draagt 3,98 euro bij aan de woonlastenstijging (+1,5 procent), en de ozb-aanslag 6,89 euro (+3,2 procent). De resterende woonlastenstijging hangt samen met veranderingen in de heffingskorting die enkele gemeenten verlenen. Achter de gemiddelde stijging gaan lokale veranderingen schuil die lopen van een verlaging met 15 procent (Winschoten) tot een verhoging met 21 procent (Leiderdorp). In de goedkoopste gemeente bedragen de woonlasten 458 euro (Zevenaar) en in de duurste 1.150 euro (Blaricum). De gemiddelde woonlasten liggen op 649 euro. Eénpersoonshuishoudens zijn gemiddeld 69 euro goedkoper uit dan meerpersoonshuishoudens. Net als vorig jaar zijn er maar weinig gemeenten waar huishoudens met een minimuminkomen gemeentelijke belastingen verschuldigd zijn. Woonlasten inclusief waterschapslasten Nemen we ook de waterschapslasten mee, 2 dan zijn de woonlasten net als in 2008 het laagst in Zevenaar (671 euro). De tweede plek is voor Bunschoten (693 euro). Op de derde plaats komt het oostelijke deel van Tilburg dat binnen het gebied valt van waterschap De Dommel (700 euro). De duurste plek om te wonen is net als in 2008 Blaricum. Hier betaalt het gemiddelde huishouden 1.461 euro per jaar, 1.150 euro aan de gemeente en 311 euro aan het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Op de tweede plaats staat het oostelijke deel van Reeuwijk dat onder De Stichtse Rijnlanden valt (1.390 euro) en op de derde plaats het westelijke deel van Reeuwijk dat onderdeel uitmaakt van Rijnland (1.326 euro). Netto woonlasten Het is niet altijd zo dat gemeenten met hoge woonlasten ook veel geld overhouden aan de belastingen die zij van huishoudens innen. Dat komt doordat gemeenten met relatief waardevol onroerend goed binnen hun grenzen een lagere algemene uitkering van het Rijk ontvangen dan andere gemeenten. Zij worden geacht zelf meer belasting te heffen. De netto woonlasten geven een indicatie van het bedrag dat een gemeente per huishouden van de woonlasten overhoudt. De netto woonlasten zijn de woonlasten gecorrigeerd voor de verevening van belastingcapaciteit via de algemene uitkering. De netto woonlasten zijn het laagst in Terschelling (428 euro). De hoogste netto woonlasten heeft Reeuwijk (1.049 euro). Van gemeenten met hoge netto woonlasten die geen bijzondere kostenposten hebben mag worden verwacht dat zij hun inwoners een bovengemiddeld voorzieningenniveau bieden. Is dat niet zo dan wordt er niet efficiënt gewerkt. Tariefdifferentiatie Dit jaar voeren 3 gemeenten een gedifferentieerd tarief in voor de reinigingsheffing; 1 gemeente stapt over van een gedifferentieerd tarief naar een tarief dat afhankelijk is van de huishoudensomvang. 18,6 8 Algemeen

procent van de Nederlanders woont nu in een gemeente waar de reinigingsheffing (afvalstoffenheffing of reinigingsrecht) afhangt van de hoeveelheid aangeboden huishoudelijk afval (diftar), tegen 18,4 procent vorig jaar. Dat was in het jaar 2000 nog 9,7 procent. In gemeenten die gedifferentieerde tarieven hanteren daalt het afvalaanbod. Deze daling is mede afhankelijk van het gekozen tariefsysteem. Ook bij rioolrecht wordt gebruik gemaakt van (naar watergebruik) gedifferentieerde tarieven (12 procent van de bevolking), maar het effect hiervan is kleiner omdat het waterverbruik minder prijsgevoelig is dan het afvalaanbod. Heffing voor Bedrijveninvesteringszones (BI-zones) Binnenkort mogen gemeenten waarschijnlijk Bedrijveninvesteringszones instellen. Een BI-zone is een afgebakend gebied, waarbinnen ondernemers gezamenlijk investeren in de kwaliteit van hun bedrijfsomgeving. De gemeente stelt hiervoor een heffing in en keert de opbrengst van de heffing uit aan de vereniging of stichting die de activiteiten namens de ondernemers uitvoert. De opbrengst van deze heffing kan bijvoorbeeld worden benut voor het verbeteren van verkeersvoorzieningen, bewegwijzering, groenvoorziening, afvalinzameling, verlichting, schoonmaak, onderhoud, brandveiligheid, graffitiverwijdering, extra surveillance, hekwerken en camerabewaking. In 2008 kenden acht gemeenten, waaronder Leiden, Nijmegen, Middelburg en Tilburg een ondernemersfonds dat via een bestaande lokale belasting (ozb of reclamebelasting) wordt gevoed. In de toekomst kan dit dus via een aparte heffing. Het was de bedoeling de wet in 2009 te laten ingaan. De tweede Kamer stemde op 9 december 2008 met het wetsvoorstel in. Thans ligt het bij de Eerste Kamer. Volgens staatssecretaris Heemskerk zijn bij het ministerie van Economische Zaken circa 100 bedrijvenlocaties in 60 gemeenten bekend waar interesse bestaat voor experimenten met BI-Zones. Dit aantal is gebaseerd op ondernemers en gemeenten die spontaan hun interesse gemeld hebben. 3 Uit onze enquête blijkt dat op dit moment 32 gemeenten een BI-zone in voorbereiding hebben. Belastingen komen en gaan Dit jaar voeren 2 gemeenten een toeristenbelasting in. Daar staat tegenover dat 1 gemeente de toeristenbelasting juist afschaft. Er zijn geen gemeenten die een hondenbelasting introduceren maar wel 6 gemeenten waar deze belasting verdwijnt. Algemeen 9

Ontwikkeling woonlasten Inleiding Dit onderdeel schetst een beeld van het niveau, de ontwikkeling en de samenstelling van de gemeentelijke woonlasten sinds 1998, het eerste jaar waarvoor vergelijkbare cijfers bestaan. Niveau lokale lasten Van elke euro die huishoudens en bedrijven in Nederland aan belastingen en sociale premies betalen gaat ruim drie cent naar de gemeenten. 4 De gemeentelijke lasten zijn dus minder hoog dan wel eens wordt gedacht. Figuur 1 geeft het niveau van de woonlasten voor huishoudens (ozb, reinigingsheffing en rioolrecht, minus een eventuele heffingskorting) 5 sinds 1998. Wie naar de nominale cijfers kijkt ziet een stijging van 504 euro in 1998 tot 732 euro in 2005, waarna de afschaffing van de ozb op het gebruik van woningen leidt tot een daling naar 592 in 2006. Vervolgens stijgen de woonlasten weer tot 649 in 2009. Deze cijfers houden echter geen rekening met de geldontwaarding. Gecorrigeerd voor de inflatie, de groei van het beschikbaar inkomen of de groei van het bbp is de stijging tot 2005 en vanaf 2006 beperkt geweest, zoals de figuur laat zien. Figuur 1 Gemeentelijke woonlasten meerpersoonshuishouden (euro) 900 800 Woonlasten (in euro's) 700 600 500 400 300 200 100 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar Nominaal Gecorrigeerd voor inflatie (cpi) Gecorrigeerd voor groei beschikbaar inkomen Gecorrigeerd voor groei bbp Lastenstijging Figuur 2 toont de jaarlijkse stijging van de gemeentelijke woonlasten. De nominale groei schommelt in de jaren 1998-2004 rond de zes procent. Vanaf 2005 ligt de nominale groei rond de drie procent (even afgezien van de afschaffing van de gebruikersheffing in 2006). In de jaren 2000-2002 lag de voor de inkomensgroei gecorrigeerde lastenstijging aanzienlijk onder de nominale groei, als gevolg van de voorspoedige economische ontwikkeling en van de belastingverlaging in 2001. Ook in de jaren vanaf 2006 is de voor de inkomensgroei gecorrigeerde lastenstijging gering. Samenstelling woonlasten en toekomstige ontwikkeling Figuur 3 laat zien dat de samenstelling van de gemeentelijke woonlasten tot 2006 weinig is veranderd. De ozb nam bijna de helft van de woonlasten voor zijn rekening, de reinigingsheffing ruim een derde en het rioolrecht een zesde. Met de afschaffing van de ozb op het gebruik van woningen komt hierin verandering, en daalt het aandeel van de ozb in de woonlasten tot 34 procent. Ook in 2009 ligt dit percentage op 34. Een andere ontwikkeling, die minder in het oog springt, is de geleidelijke groei van het aandeel van het rioolrecht. Dit is het gevolg van taakuitbreiding (voornamelijk door nieuwe milieuregelgeving op nationaal en Europees niveau) en de noodzaak veel rioleringen te vervangen. Gezien de grote opgaven waarvoor gemeenten nog staan op het gebied van de riolering, valt te verwachten dat het rioolrecht de komende jaren blijft stijgen met percentages die aanzienlijk boven de inflatie uitkomen (zie de tekst bij kaart 23). Voor de gedeeltelijke afschaffing van de ozb in 2006 lag het aandeel van het rioolrecht in de woonlasten 10 Algemeen

op 17 procent, dit jaar is het 25 procent. De stijging van het rioolrecht heeft sindsdien dus een grotere invloed op de groei van de woonlasten. De procentuele woonlastenstijging ligt hierdoor hoger dan zonder afschaffing het geval was geweest. Figuur 2 Mutatie woonlasten meerpersoonshuishouden 10,0% 5,0% Mutatie (in procenten) 0,0% -5,0% -10,0% -15,0% -20,0% -25,0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar Nominaal Gecorrigeerd voor groei beschikbaar inkomen Nominaal exclusief afschaffing OZB gebruiker woning Gecorrigeerd voor groei beschikbaar inkomen, exclusief afschaffing OZB gebruiker woning Figuur 3 Samenstelling woonlasten meerpersoonshuishouden 100% Aandeel (in procenten) 80% 60% 40% 20% OZB Reinigingsheffing Rioolrecht 0% 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar De stijging van de reinigingsheffing is aanzienlijk geringer dan die van het rioolrecht. De laatste jaren verlagen veel gemeenten hun tarieven zelfs, als gevolg van lagere verwerkingskosten. Dit jaar doen 161 (deel)gemeenten dat. De stijging van de reinigingsheffing wordt de komende jaren mogelijk verder getemperd door nieuwe regelgeving die producenten verantwoordelijk maakt voor het inzamelen van verpakkingen (zie de tekst bij kaart 18). Algemeen 11

Vergelijkbaarheid OZB-tarieven en woonlasten Appels en peren op één lijn Een van de doelen van deze atlas is het vergelijken van de hoogte van de belastingen in verschillende gemeenten. Dat is niet zo eenvoudig als het lijkt. Zo wordt bijvoorbeeld bij gelijke ozb-tarieven in gemeenten met dure huizen meer ozb betaald dan in gemeenten met goedkope huizen. Verder kan een gemeente met hoge ozb-tarieven lage tarieven kennen voor rioolrecht of reinigingsheffing. Ook zijn sommige gemeenten veel meer aangewezen op hun eigen belastinginkomsten dan andere gemeenten, omdat zij een lagere algemene uitkering ontvangen uit het gemeentefonds. Hoe kunnen lokale lasten nu zinvol worden vergeleken? Wij onderscheiden hierbij twee perspectieven: dat van de belastingbetaler en dat van de gemeente. Voor de belastingbetaler gaat het er in de eerste plaats om hoeveel hij betaalt. Voor de gemeente gaat het er om hoeveel middelen de belastingheffing per saldo oplevert. Het perspectief van de belastingbetaler kan worden gehanteerd bij het beantwoorden van de vraag: in welke gemeente betaalt de burger meer? Het perspectief van de gemeente is van toepassing wanneer men wil weten welke gemeente per saldo meer overhoudt aan de belastingheffing, en dus welke gemeente als de overige omstandigheden gelijk zijn meer voorzieningen kan bieden. Eerst gaan we na hoe de hoogte van de ozb vanuit deze perspectieven kan worden vergeleken. Daarna kijken we naar het geheel van de gemeentelijke woonlasten: ozb, rioolrecht en reinigingsheffing. Vergelijking hoogte ozb: het perspectief van de belastingbetaler Om te weten te komen of de ozb in de ene gemeente hoger is dan in de andere heeft het weinig zin om de ozb-tarieven te vergelijken. Immers, lage tarieven kunnen in combinatie met een hoge grondslag best tot een hoge belastingaanslag leiden. Een zelfde soort huis is in de ene gemeente veel duurder dan in de andere. Bovendien staan in de ene gemeente meer villa s dan in de andere. Vanuit het standpunt van de belastingbetaler is de gemiddelde belastingaanslag een nuttiger indicator dan het tarief. Dit is de aanslag voor een woning met een voor de gemeente geldende gemiddelde waarde, ofwel, wat de gemiddelde burger aan ozb betaalt. Omdat niet-woningen zeer divers van aard en waarde zijn is dit concept voor niet-woningen minder geschikt. De gemiddelde ozb-aanslag voor woningen is weergegeven in kaart 7. Vergelijking hoogte ozb: het perspectief van de gemeente Vanuit het gezichtspunt van de gemeente moet nog rekening worden gehouden met iets anders: de verevening van belastingcapaciteit via de algemene uitkering. De opbrengst van de ozb is gelijk aan het tarief maal de grondslag. Gemeenten waar de belastinggrondslag - de waarde van de onroerende zaken binnen de gemeentegrenzen - relatief laag is, moeten dus hogere ozb-tarieven vaststellen dan gemeenten waar deze hoog is om een zelfde belastingopbrengst te genereren. Het verdeelstelsel van de algemene uitkering uit het gemeentefonds houdt hier rekening mee. Gemeenten met een hoge belastingcapaciteit ontvangen een lagere algemene uitkering, omdat zij geacht worden zelf meer belasting te kunnen heffen. De algemene uitkering aan een individuele gemeente wordt verlaagd met een bedrag dat is gerelateerd aan de ozb-opbrengst bij hantering van het rekentarief (belastinggrondslag keer rekentarief). Het rekentarief is afgeleid van het gemiddelde ozb-tarief. Het totaal van deze kortingen vloeit overigens weer in het gemeentefonds. De eigeninkomstenmaatstaf beïnvloedt uitsluitend de verdeling van het gemeentefonds, niet de omvang ervan. Bij een volledige verevening van de belastinggrondslag zou een gemeente geen direct financieel belang meer hebben bij uitbreiding van de lokale belastinggrondslag. De extra belastingopbrengst wordt dan (bij hantering van het rekentarief) immers precies tenietgedaan door de verlaging van de algemene uitkering. De gemeentelijke belastingcapaciteit wordt daarom slechts gedeeltelijk gecompenseerd. De eigeninkomstenmaatstaf wordt berekend op basis van 70 procent van de waarde van niet-woningen en 80 procent van de waarde van woningen. 6 Doordat niet volledig wordt verevend kunnen gemeenten met bovengemiddelde waarden van onroerende zaken bij een bepaald ozb-tarief over meer algemene middelen beschikken dan gemeenten waar onroerende zaken minder waard zijn. Gemeenten met lage waarden van onroerende zaken kennen dan ook relatief hoge ozb-tarieven. Om de hoogte van de ozb-tarieven toch te kunnen vergelijken zijn gestandaardiseerde tarieven berekend. Dit zijn de tarieven die de gemeenten bij gelijke opbrengst zouden heffen wanneer ze een gemiddelde belastingcapaciteit hadden gehad (of wanneer de belastingcapaciteit niet gedeeltelijk maar geheel zou worden verevend). Twee gemeenten met hetzelfde gestandaardiseerde tarief hebben per saldo (dus rekening houdend met de eigeninkomstenmaatstaf) dezelfde ozb-opbrengst per inwoner. 7 Om de berekening inzichtelijk te maken geven we hier een rekenvoorbeeld. We vergelijken de gemeente met de laagste woningwaarde per inwoner (Reiderland, 59.187 euro) met de gemiddelde gemeente, waar de woningwaarde per inwoner 104.664 euro bedraagt. Uitgangspunt is dat de eigeninkomstenmaatstaf voor een gemeente met een gemiddelde belastingcapaciteit per saldo geen effect heeft: het af te dragen bedrag is gelijk aan het bedrag dat via de algemene uitkering weer terugkomt. Reiderland ontvangt als 12 Algemeen

gevolg van de eigeninkomstenmaatstaf een algemene uitkering die per inwoner 32,16 euro hoger ligt dan die voor een gemeente met een gemiddelde belastingcapaciteit. 8 Bij een verevening van honderd procent zou Reiderland niet 32,16 euro maar 40,20 euro per inwoner extra aan algemene uitkering ontvangen. 9 Door de onvolledige verevening komt Reiderland dus 8,04 euro per inwoner tekort. Om per saldo evenveel te besteden te hebben als een gemeente met gemiddelde woningwaarde moet Reiderland een ozb-tarief hanteren dat 0,0136 procentpunt hoger ligt. 10 Het gestandaardiseerde tarief voor woningen is voor Reiderland dus gelijk aan het feitelijke tarief min 0,0136 procentpunt. Het gestandaardiseerde tarief voor niet-woningen wordt op soortgelijke wijze berekend. Woonlasten: het perspectief van de belastingbetaler De hoogte van de ozb kan vanuit het perspectief van de belastingbetaler worden vergeleken aan de hand van de gemiddelde belastingaanslag. Maar, zoals gezegd, de ozb kan hoog zijn terwijl de tarieven voor het rioolrecht of de reinigingsheffing laag zijn, of omgekeerd. Sommige gemeenten bekostigen (een deel van) de kosten van de riolering of de reiniging uit de ozb. Daarom vergelijken we ook het geheel van de gemeentelijke woonlasten: de som van de gemiddelde ozb-aanslag, het rioolrecht en de reinigingsheffing, verminderd met een eventuele heffingskorting. Voor éénpersoonshuishoudens gebeurt dit in kaart 26, voor meerpersoonshuishoudens in kaart 27. Woonlasten: het perspectief van de gemeente Doordat gemeenten met dure woningen een lagere algemene uitkering ontvangen uit het gemeentefonds (het Rijk vindt immers dat ze zelf meer belasting kunnen heffen) hebben zij over het algemeen hogere woonlasten, zonder daar meer middelen aan over te houden. Een vergelijking van de woonlasten gaat vanuit gemeentelijk perspectief dus mank. Hiervoor moet de gemiddelde ozb-opbrengst worden gecorrigeerd voor het feit dat verevening van belastingcapaciteit plaatsvindt. De zo berekende netto woonlasten geven weer wat de gemeente per saldo dus na rekening te houden met de verevening van belastinggrondslag overhoudt aan de belastingheffing. De netto woonlasten zijn gedefinieerd als de woonlasten die er zouden zijn als de belastingcapaciteit niet zou worden verevend. De extra ozb-opbrengst die gemeenten met dure woningen nu nodig hebben om de lagere algemene uitkering te compenseren is van de bruto woonlasten afgetrokken. Bij gemeenten met lage woningwaarden is het profijt van de verevening bij de bruto woonlasten opgeteld. Als we afzien van verschillen in de kosten van riolering en afvalverwijdering geven de netto woonlasten aan of gemeenten meer of minder te besteden hebben om hun voorzieningenniveau op peil te houden dan andere gemeenten. Verschillen in kosten, behoeften en belastingcapaciteit zijn (in theorie) geëgaliseerd via de verdeling van de algemene uitkering. Gemeenten die dan relatief veel geld binnenkrijgen zouden een relatief hoog voorzieningenniveau moeten hebben. Anders werken ze niet efficiënt. De kanttekeningen hierbij zijn dat het verdeelsysteem van de algemene uitkering natuurlijk niet perfect is. 11 Verder zijn er verschillen in de kosten van riolering en vuilnisophaal en -verwerking, die tot hogere opbrengsten kunnen nopen. 12 Ook is geen rekening gehouden met de belasting op niet-woningen, en kunnen sommige gemeenten vrij gemakkelijk alternatieve geldbronnen aanboren (bijvoorbeeld toeristenbelasting). Er zijn bovendien gemeenten met hoge inkomsten uit rente of dividend. Redenen genoeg dus om verschillen in netto woonlasten voorzichtig te interpreteren. Samenvatting Om te kunnen vergelijken in welke gemeente de burger meer of minder aan ozb betaalt kan het beste de gemiddelde ozb-aanslag worden vergeleken. Dit is de aanslag voor een woning met gemiddelde waarde. Om te vergelijken welke gemeente per saldo meer of minder aan de ozb overhoudt is het gestandaardiseerde ozb-tarief een betere maatstaf. Dit is het tarief gecorrigeerd voor het feit dat de belastinggrondslag niet volledig wordt verevend, zodat gemeenten met goedkope woningen hogere tarieven nodig hebben om een bepaalde opbrengst te genereren. Hoge ozb-tarieven kunnen samengaan met lage tarieven voor andere heffingen. Om na te gaan in welke gemeente de burger duurder of goedkoper uit is, worden daarom de woonlasten vergeleken. Die bestaan uit de gemiddelde ozb-aanslag, het rioolrecht en de reinigingsheffing (soms verminderd met een heffingskorting). De hoogte van de woonlasten is geen goede maatstaf voor het bedrag dat de gemeente beschikbaar krijgt om voorzieningen te bekostigen. Daarvoor worden de netto woonlasten gebruikt: de woonlasten gecorrigeerd voor het feit dat gemeenten met dure woningen een lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds ontvangen. Algemeen 13

Ontwikkeling lasten water Inleiding Er is de afgelopen jaren veel discussie over de aan water gerelateerde heffingen. Het rioolrecht was in de afgelopen jaren de gemeentelijke heffing die het sterkste steeg en is volgens Vereniging Eigen Huis de nieuwe melkkoe van gemeenten. 13 De drinkwaterbedrijven lagen onder vuur omdat zij te veel zouden verdienen aan drinkwater. 14 Ook de waterschapslasten liggen steeds vaker onder vuur. 15 Doordat er veel heffingen zijn is het echter lastig om te doorgronden wat de lastenontwikkeling is voor huishoudens. In dit onderdeel wordt daarom de ontwikkeling van de waterheffingen in de afgelopen jaren beschreven. Heffingen in het waterbeheer Huishoudens hebben te maken met verschillende waterheffingen. Ze betalen het waterleidingbedrijf voor de levering van water, gemeenten voor de afvoer van het water via het riool (rioolrecht/heffing) en de waterschappen voor de zuivering van het rioolwater (verontreinigings- of zuiveringsheffing). Daarnaast betalen huishoudens waterschappen voor het onderhouden van dijken en het regelen van het waterpeil (ingezetenenomslag of -heffing en omslag of heffing gebouwd en ongebouwd). De ontwikkeling van de verschillende bedragen wordt hier kort beschreven. 16 Drinkwater, riolering en afvalwater In figuur 4 is weergegeven welke bedragen huishoudens de afgelopen jaren betalen voor de levering (drinkwater), afvoer (rioolrecht) en zuivering (verontreinigingsheffing) van water (prijspeil 2009). Van de drie heffingen is het rioolrecht het sterkst gestegen. Een meerpersoonshuishouden betaalt in 2000 gemiddeld 112 euro rioolrecht (prijspeil 2009), in 2009 is dit gestegen tot 161 euro. Dat is een gemiddelde jaarlijkse stijging van 4,1 procent. Het bedrag dat een meerpersoonshuishouden betaalt voor drinkwater is gedaald met gemiddeld 2,5 procent per jaar, namelijk van 230 euro in 2000 tot 180 euro in 2009. Het bedrag dat een meerpersoonshuishouden gemiddeld betaalt voor de verontreinigingsheffing is in de periode 2000 tot 2008 gestegen met gemiddeld 0,9 procent per jaar (157 euro in 2000 en 170 euro in 2008). In 2009 is de verontreinigingsheffing vervangen door een zuiveringsheffing. Omdat de zuiveringsheffing minder kosten dekt dan de oude verontreinigingsheffing is het gemiddelde tarief van 2008 op 2009 gedaald tot 149 euro. De overige waterschapsheffingen (ingezetenenheffing en heffing gebouwd) zijn tegelijkertijd echter gestegen (zie volgende paragraaf en de teksten bij het onderdeel Waterschappen in deze atlas). Figuur 4 Gemiddeld bedrag drinkwater, rioolrecht/heffing en verontreinigings/zuiveringsheffing 2000 tot 2009 (prijspeil 2009) 250 Eenpersoonshuishoudens 250 Meerpersoonshuishoudens 200 200 Bedrag in euro's 150 100 150 100 50 50 0 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar Jaar drinkwater rioolrecht verontreinigings/zuiveringsheffing Bron: Rioolrecht en Verontreinigingsheffing: COELO, Drinkwatertarieven: Vewin. Er bestaan grote verschillen binnen Nederland. Op de kaart is het totaalbedrag te zien dat een meerpersoonshuishouden in 2009 betaalt voor drinkwater, rioolrecht en zuiveringsheffing. Het laagste bedrag wordt betaald in de gemeente Veenendaal. Een meerpersoonshuishouden betaalt in deze gemeente gemiddeld 56 euro voor rioolrecht, 115 euro voor drinkwater en 129 euro voor de zuiveringsheffing. 14 Algemeen

Samen is dat dus 300 euro. Het hoogst zijn de tarieven in Reeuwijk (759 euro), Graafstroom (688 euro) en Giessenlanden (634 euro). Deze gemeente liggen allemaal in een gebied met een zwakke bodem. Hierdoor hebben de betreffende gemeenten hoge kosten voor het onderhoud van de riolering. Graafstroom en Reeuwijk behoren dan ook tot de gemeenten met de hoogste rioolrechten van Nederland (zie kaart). Totaal bedrag meerpersoonshuishouden drinkwater, rioolrecht en zuiveringsheffing 2009 Bedrag in euro's Lager dan 375 375 tot 400 400 tot 425 425 tot 450 450 tot 475 475 tot 500 500 tot 550 550 of hoger Dijkonderhoud en waterbeheersing De verantwoordelijkheid voor het onderhouden van dijken en het regelen van het waterpeil (waterbeheersing) ligt grotendeels bij de waterschappen. De kosten die zij maken worden omgeslagen over belanghebbenden: huishoudens (ingezetenen), eigenaren van gebouwen (gebouwd) en eigenaren van onbebouwde grond (ongebouwd). Sinds 2009 is er daarnaast een afzonderlijke categorie voor eigenaren van natuurterreinen. Elke groep belanghebbenden betaalt een heffing. Ingezetenen betalen een vast bedrag per huishouden. Eigenaren van gebouwen betalen een bedrag op basis van de woz-waarde van het gebouw en eigenaren van onbebouwde grond betalen een bedrag per hectare. Figuur 5 geeft weer welke bedragen huishoudens gemiddeld betalen aan de waterschappen en hoeveel een grondeigenaar gemiddeld betaalt per hectare. Alle bedragen zijn uitgedrukt in euro's van 2009. Algemeen 15

Figuur 5 Bedragen betaald aan waterschappen van 2000 tot 2009 (prijspeil 2009) 80 70 Bedrag in euro's 60 50 40 30 20 10 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar Ingezetenen Gebouwd Ongebouwd Noot: Bij ingezetenen en gebouwd is het gemiddelde bedrag per huishouden weergegeven, bij ongebouwd het gemiddelde bedrag per hectare. De ingezetenenomslag stijgt over de hele periode. Een huishouden betaalde in 2000 gemiddeld 30 euro voor de ingezetenenomslag. In 2008 is dit gestegen tot 42 euro, een stijging van gemiddeld 4,5 procent per jaar. Het bedrag dat huishoudens gemiddeld betalen voor de omslag gebouwd is ook gestegen. In de figuur wordt weergegeven welk bedrag huishoudens betalen voor een woning met een gemiddelde woz-waarde. In 2000 betaalt een huishouden gemiddeld 36 euro, in 2008 is dit gestegen tot 48 euro, een stijging van gemiddeld 5,4 procent per jaar. De stijging van de omslag gebouwd verloopt iets minder gelijkmatig dan die van de ingezetenenomslag. In 2001 en 2005 vindt een relatief sterkere stijging plaats. Dit komt doordat in die jaren de woz-waarden van woningen en niet-woningen opnieuw werden bepaald. De waarde van woningen is sterker gestegen dan de waarde van niet-woningen. Omdat waterschappen geen afzonderlijke tarieven hanteren voor eigenaren van woningen en niet-woningen zijn de tarieven voor eigenaren van woningen in deze jaren relatief sterk gestegen. Het gemiddelde tarief per hectare van de omslag ongebouwd is gedaald van 2000 op 2008. In 2000 betalen grondeigenaren gemiddeld 58 euro per hectare. Dit is in 2002 gestegen tot gemiddeld 73 euro per hectare. In de periode 2002 tot 2008 daalt het bedrag per hectare echter tot 54 euro, dat is 4 euro lager dan in 2000. In 2009 stijgt zowel de heffing voor ingezetenen als voor gebouwd sterker de jaren er voor. Dit komt doordat met ingang van 1 januari 2009 de gemoderniseerde Waterschapswet van kracht is. Door de modernisering is de bekostiging van de waterschappen veranderd. Hierdoor betalen huishoudens en huiseigenaren veelal een groter deel van de kosten dan voorheen. Gemiddeld is de heffing voor huiseigenaren hierdoor 30 procent gestegen (van 46 euro naar 63 euro) en de heffing voor ingezetenen met 39 procent (van 43 euro tot 60 euro). De zuiveringsheffing is echter lager dan in het verleden (zie vorige paragraaf). Het bedrag dat huishoudens betalen aan de waterschappen is de afgelopen jaren dus gemiddeld in Nederland gestegen ten gunste van de eigenaren van grond. Dit blijkt ook wanneer wordt gekeken naar de opbrengsten. In figuur 6 is weergegeven welk aandeel van de opbrengsten wordt betaald door huishoudens (ingezetenen), eigenaren van gebouwen (gebouwd), en eigenaren van grond (ongebouwd). In 1995 bedroeg de opbrengst uit de heffing voor eigenaren van grond nog 34 procent van het totaal, de opbrengst uit de heffing voor eigenaren van gebouwen was 39 procent van het totaal en van ingezetenen 26 procent. In 2009 bedraagt de opbrengst uit de heffing voor grondeigenaren nog maar 12 procent van de totale opbrengst. Dat is een daling van 22 procentpunt. De opbrengst uit de heffing voor huishoudens is gestegen tot 37 procent en voor eigenaren van gebouwen tot 51 procent. Eigenaren van gebouwen brengen nu dus meer dan de helft van de opbrengst op. De verschuiving voor 2009 komt volgens de waterschapsbesturen doordat waterschappen meer werk zijn gaan doen dat in het belang is van huiseigenaren en inwoners in het algemeen en minder voor 16 Algemeen

grondeigenaren. Sinds 2009 is de Waterschapswet gewijzigd. Omdat nu wettelijk is vastgelegd hoe waterschappen de kosten moeten verdelen heeft dit een verdere verschuiving in de verdeling van de kosten veroorzaakt. Figuur 6 Aandeel belangencategorieën in opbrengst waterschapsheffingen 100% 90% 80% 70% Aandeel 60% 50% 40% 30% 20% 10% Ingezetenen Gebouwd Pachters Natuur Ongebouwd 0% 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar Samenvatting Huishoudens betalen verschillende heffingen voor het gebruik en beheer van water. Voor de levering, afvoer en zuivering van water betalen huishoudens een bedrag aan respectievelijk het drinkwaterbedrijf, de gemeente (rioolrecht) en het waterschap (verontreinigings- en zuiveringsheffing). Het bedrag dat huishoudens betalen voor het rioolrecht is, gecorrigeerd voor inflatie het sterkst gestegen. Huishoudens zijn een lager bedrag gaan betalen voor drinkwater. Daarnaast betalen huishoudens de waterschappen een bedrag voor het waterbeheer en dijkonderhoud. De waterschappen verdelen de kosten die zij maken over verschillende belanghebbenden. Het bedrag dat huishoudens betalen is gestegen ten gunste van de bedragen die worden betaald door eigenaren van grond. Algemeen 17

1 Gemeentelijke herindeling en artikel 12-status Jaar van herindeling en artikel 12-status 2009 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2009 Artikel 12-status in 2009 Dantumadiel Loppersum Lelystad Bloemendaal Kaag en Braassem Boskoop Ouderkerk 18

Gemeentelijke herindeling en artikel 12-status Gemeentelijke herindeling Van 2008 op 2009 is het aantal gemeenten met twee afgenomen tot 441. Verder is één gemeente van naam veranderd. Dantumadeel gaat voortaan door het leven als Dantumadiel. Op de kaart hiernaast zijn de gemeenten ingekleurd die de afgelopen jaren zijn heringedeeld. Sommige heringedeelde gemeenten hanteren voor een aantal gemeentelijke belastingen nog verschillende tarieven in de territoria van de opgeheven gemeenten. Ook de Amsterdamse stadsdelen kennen verschillende belastingtarieven. In deze uitgave worden daarom de binnengemeentelijke tariefgebieden afzonderlijk weergegeven. De relevante binnengrenzen zijn op de kaart hiernaast wit ingetekend. Artikel 12 Gemeenten die in ernstige financiële problemen verkeren, kunnen op grond van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet (fvw) een aanvullende uitkering aanvragen. Dit kan als de algemene middelen van de gemeente aanmerkelijk en structureel tekortschieten om in de noodzakelijke behoeften te voorzien, terwijl de eigen inkomsten zich op een redelijk peil bevinden. Dit laatste betekent (in 2009) concreet dat reinigingsheffingen en rioolrechten kostendekkend moeten zijn, dat het gewogen gemiddelde ozb-tarief ten minste 0,1138 procent van de woz-waarde moet bedragen, en het rioolrecht ten minste 157,00 euro per aansluiting. Niet-kostendekkende tarieven voor riool en reiniging zijn wel toegestaan als deze door een hoger ozb-tarief worden gecompenseerd. Artikel 12-gemeenten zijn dus genoodzaakt hoge tarieven te hanteren. Of dit ook altijd tot hoge lasten voor hun inwoners leidt, hangt af van de waarde van de onroerende zaken binnen deze gemeenten. Aantal artikel 12-gemeenten gestabiliseerd In de jaren tachtig hadden nog tientallen gemeenten de artikel 12-status. Sindsdien is dit aantal gestaag teruggelopen, onder meer door de voortdurende gemeentelijke herindelingen en de invoering van de nieuwe Financiële-verhoudingswet die beter rekening houdt met kostenverschillen tussen gemeenten. 17 Dit jaar zijn er vier artikel 12-gemeenten, net als vorig jaar. 18 Op de kaart zijn artikel 12-gemeenten geel gekleurd. Gemeenten 19

2 Waardestijging woningen 3 Waardestijging niet-woningen Vlieland Mutatie in procenten Mutatie in procenten Lager dan 1 1 tot 2 2 tot 2,5 2,5 tot 3 3 tot 3,5 3,5 tot 4 4 tot 6 6 of hoger Nog niet bekend Lager dan 0 0 tot 1 1 tot 1,5 1,5 tot 2 2 tot 2,5 2,5 tot 3,5 3,5 tot 5 5 of hoger Nog niet bekend Steenwijkerland Appingedam Wit omlijnde gemeenten konden geen waardeontwikkeling geven. Hier is gebruik gemaakt van cijfers van de Waarderingskamer Amsterdam Barneveld Wit omlijnde gemeenten konden geen waardeontwikkeling geven. Hier is gebruik gemaakt van cijfers van de Waarderingskamer Oost Gelre Rijnwaarden Middelharnis Kapelle Kessel 15 10 5 0-5 Waardestijging woningen Waardestijging niet-woningen 20 40 60 80 100 Percentage van aantal gemeenten (cumulatief) Kapelle -2,5% Barneveld -0,1% Vlieland 9,7% Amsterdam 11,3% Middelharnis 15,0% 20 40 60 80 100 Gemiddelde 3,4% -10 Mediaan 2,9% Percentage van aantal gemeenten (cumulatief) 15 10 5 0-5 Schinnen Appingedam -6,7% Schinnen -3,5% Rijnwaarden -3,2% Oost Gelre 9,8% Steenwijkerland 10,0% Kessel 13,3% Gemiddelde 2,4% Mediaan 2,1% 20

Waardestijging woningen en niet-woningen Taxatie De waarde van woningen en van niet-woningen wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld, waarbij het peiljaar telkens een jaar opschuift. Voor 2009 geldt de waarde op 1 januari 2008. Vorig jaar was dat 2007. Doordat jaarlijks wordt getaxeerd zijn de waardesprongen bij hertaxatie nu minder groot dan vroeger. Een nadeel is wel dat de nieuwe waarde vaak pas in een laat stadium definitief kan worden vastgesteld (onder meer als gevolg van bezwaar- en beroepprocedures), zodat gemeenten hun definitieve ozb-tarieven pas laat kunnen vaststellen. De waarde van de onroerende zaken binnen de gemeentegrenzen kan ook zijn toegenomen door nieuwbouw (of afgenomen door sloop). Deze zogeheten areaalontwikkeling wordt bij de waardeontwikkeling niet meegerekend. De waardeontwikkeling wordt in deze atlas gebruikt om de mutatie van de ozb-tarieven te corrigeren. Immers, hogere waarden leiden vaak tot lagere tarieven, en andersom. Om de reële tariefontwikkeling te berekenen wordt de waardeontwikkeling gebruikt. Waardestijging woningen De definitieve waardemutaties waren nog niet beschikbaar op het moment dat deze atlas is samengesteld. De vermelde waardeontwikkelingen betreffen voorlopige cijfers. Sommige gemeenten konden de voorlopige waardeontwikkeling exclusief areaalontwikkeling niet geven. Dan is waar mogelijk de stijging inclusief areaalontwikkeling gebruikt, gecorrigeerd voor de toename van het aantal woningen. In de overige gevallen is voor zover beschikbaar uitgegaan van cijfers van de Waarderingskamer. Dit zijn de gemeenten die wit zijn omlijnd op nevenstaande kaarten. De gemiddelde waardeontwikkeling van woningen varieert van -2,5 procent in Kapelle tot 15,0 procent in Middelharnis. Gemiddeld bedroeg de waardestijging 3,4 procent. Doordat de waardestijging in gemeenten met relatief goedkope woningen niet afweek van die met dure woningen, nam de waarde van een gemiddelde woning eveneens 3,4 procent in waarde toe. In 2 gemeenten daalde de gemiddelde woning in waarde (Kapelle en Barneveld). Voor 77 procent van de gemeenten geldt dat de waardeontwikkeling tussen de 1 en de 4 procent ligt. Waardestijging niet-woningen De gemiddelde waardeontwikkeling van niet-woningen varieert van -6,7 procent in Appingedam tot 13,3 procent in Kessel. Gemiddeld bedroeg de waardestijging 2,4 procent. In 74 procent van de gemeenten ligt de waardeontwikkeling tussen de 1 en de 6 procent. In 11 gemeenten daalt de gemiddelde waarde van niet-woningen. Gemeenten 21

4 Gemiddelde woningwaarde Bedrag in euro's Lager dan 175.000 175.000 tot 200.000 200.000 tot 225.000 225.000 tot 250.000 250.000 tot 275.000 275.000 tot 300.000 300.000 tot 325.000 325.000 of hoger Nog niet bekend Pekela Reiderland Bloemendaal/Bloemendaal Bloemendaal/Bennebroek Blaricum Rotterdam Gemiddelde woningwaarde 800.000 600.000 400.000 200.000 0 0 20 40 60 80 100 Percentage van aantal gemeenten (cumulatief) Heerlen Reiderland 136.000 Heerlen 136.000 Pekela 146.000 Blaricum 620.000 Bloemendaal/ Bennebroek 719.000 Bloemendaal/ Bloemendaal 748.000 Gemiddelde 243.000 Mediaan 258.000 22