Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2012
Deze antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3 horen bij de derde, herziene uitgave van Nederlands in actie van Berna de Boer, Margaret van der Kamp en Birgit Lijmbach. 2004 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden. Het is docenten die met Nederlands in actie werken, toegestaan om deze antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3 voor hun cursisten te verveelvoudigen. Eerste druk 2004 Derde, herziene druk 2012 Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0298 1 NUR 624 2 van 8
Inhoud Preposities 4 Vocabulaire 4 Werkwoorden 5 Grammatica 6 3 van 8
Preposities OPDRACHT 1 Prepositie invullen 1 Uit 2 door 3 om / over / door 4 Op 5 In 6 tegen 7 op 8 met 9 van 10 Op Vocabulaire OPDRACHT 1 Woord invullen 1 chagrijnig 2 triest 3 nerveus 4 blij 5 kwaad 6 rustig 7 gelukkig 8 teleurgesteld 9 eenzaam 10 opgelucht 11 trots 12 jaloers 13 verbaasd 14 verrast OPDRACHT 2 Werkwoord kiezen 1 kletsen 2 ontwikkelen 3 zeuren 4 buigen 5 fluisteren 6 beïnvloeden 7 aantrekken 8 rekenen 4 van 8
OPDRACHT 3 Woord kiezen 1 liefhebber 2 olifantenhuid 3 opmerking 4 uitzondering 5 lawaai 6 percentage 7 procent 8 omgekeerde Werkwoorden OPDRACHT 1 Perfectum imperfectum (onregelmatige werkwoorden) 1 brak 2 kreeg 3 hing 4 stonden 5 reden 6 scheen 7 greep 8 stierf 9 zat 10 verborg OPDRACHT 2 Imperfectum perfectum (onregelmatige werkwoorden) 1 heeft geprobeerd 2 heeft gezwegen 3 ben geschrokken 4 heeft gebracht 5 hebben gescholden 6 is geworden 7 heeft gevroren 8 heeft gedaan 9 is verschenen 10 is verdwenen 5 van 8
OPDRACHT 3 Presens imperfectum (regelmatige en onregelmatige werkwoorden) 1 greep 2 stelde 3 golden 4 rekende 5 moesten 6 bogen 7 wilde 8 vond 9 sloeg 10 hoefde Grammatica OPDRACHT 1 (om) (te) infinitief: combineer tot één zin Misschien kunnen we Fred laat Anita ligt op het strand John probeert Jullie hoeven Ik vind het gezellig Carla heeft geen zin Hij schreef een brief zondag samen eten. zijn vriendin schrikken. een tijdschrift te lezen. zijn angst te verbergen. bladzijde 8 niet te lezen. om met jullie samen te eten. om naar huis te gaan. om haar alles te vertellen. OPDRACHT 2 (om) (te) infinitief: combineer tot één zin Zullen we morgen Wil je Mogen we Staat er iemand Het begint Moeten we Vind je het belangrijk Heb je tijd naar het strand gaan? deze film ook zien? u iets vragen? in de gang te bellen? te sneeuwen. dit boek zelf kopen? om veel geld te verdienen? om mij te helpen? 6 van 8
OPDRACHT 3 (om) (te) infinitief: combineer tot één zin Ik kon gisteren Het bleef de hele week Het kostte me moeite Ik belde Denisa Ik vond het niet prettig Hij vergat Hij durfde niet naar de les komen. waaien en regenen. om vriendelijk te blijven. om haar iets te vragen. om alleen thuis te zijn. zijn tas mee te nemen. niets te zeggen. OPDRACHT 4 (om) (te) infinitief: werkwoord kiezen 1 b durven 2 a willen 3 c vindt het vervelend 4 c zitten 5 a begon 6 a ging 7 b durft 8 c liet OPDRACHT 5 (om) (te) infinitief: vervolg van de zin maken 1 om rustig te werken. 2 in de stad te fietsen / te fietsen in de stad. 3 in de kantine zitten. / zitten in de kantine. 4 nog een uur dansen. 5 bij mij in huis wonen. 6 alleen naar huis rijden. 7 om te gebruiken. 8 om een wandeling te maken. 9 om naar Rob te gaan. 10 zelf te betalen. 11 een baan te krijgen. 12 zijn post te lezen. 13 naar de conducteur te gaan. 14 jou terug te bellen. 15 hem niet te helpen. 16 de deur te sluiten. 17 met Max te praten. 18 een kopie te maken. 19 om contact met anderen te hebben. 20 hier werken. / om hier te werken. 21 om Nederlands te praten met jou. 7 van 8
22 om dat in het Nederlands te zeggen. 23 om langs de zee te lopen. 24 om met mijn vrienden te dansen. / om te dansen met mijn vrienden. OPDRACHT 6 (om) (te) infinitief: vervolg van de zin maken 1 om zulke mensen te begrijpen. 2 om zoiets te zeggen. 3 met zijn vriendin te praten. 4 om verliefd te zijn. 5 je morgen terugbetalen. 6 thee te drinken. 7 op het balkon te kletsen. / te kletsen op het balkon. 8 om mijn studie te betalen. 9 direct te werken. 10 om de woorden te herhalen. 11 hier fietsen lenen. 12 om te studeren. 13 bij ons eten. 14 morgen werken. 15 direct beginnen. 16 Spaans studeren. 17 iets bestellen. 18 vriendelijk te blijven. 19 ons een nieuwe cd horen. 20 de katten eten geven. 21 om een hotel te kiezen. 22 je foto s zien. 23 een fietstocht maken. 24 terug te bellen. 8 van 8