SOCIALE WETGEVING MET BETREKKING TOT HET WEGVERVOER Verordening (EG) nr. 561/2006, Richtlijn 2006/22/EG, Verordening (EEG) nr. 3821/85 RICHTSNOER 1



Vergelijkbare documenten
SOCIALE WETGEVING MET BETREKKING TOT HET WEGVERVOER Verordening (EG) nr. 561/2006, Richtlijn 2006/22/EG, Verordening (EEG) nr. 3821/85 RICHTSNOER 1

Controle van de rij- en rusttijden van de chauffeur tijdens de rit

Controle van de rij- en rusttijden van de chauffeur tijdens de rit

Rij- en rusttijden voor het wegvervoer

Publicatieblad van de Europese Unie L 29/45 RICHTLIJNEN

Controle van de rij- en rusttijden van de chauffeur tijdens de rit

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

NIEUWE VERORDENING 561/2006

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. aan de Commissie vervoer en toerisme

TURKIJE BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

Datum van inontvangstneming : 19/03/2019

LIJST VAN DE TE INNEN SOMMEN

BOSNIË-HERZEGOVINA BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. Cabotage (= vervoer tussen twee in een ander land gelegen plaatsen) is niet toegestaan.

P.C. P.S.C. SECTOR P.C. 116 HEIDSDUUR K.B B.S Art. 19, lid 3, 2

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 102/1. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Bureau Bestuurlijke Boete

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 102/35

OEKRAÏNE BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

1 van 14 7/02/ :52

KROATIË BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

Circulaire Nr. Ci.RH.241/ (AAFisc 21/2011) dd

MOLDAVIË BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0205/129. Amendement. Marita Ulvskog namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Gebruikersreglement inzake het parkeren op het parkeerterrein handelsdok van de Stad Gent

Bureau Bestuurlijke Boete

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

GEBRUIKERSREGLEMENT INZAKE HET PARKEREN OP HET PARKEERTERREIN HANDELSDOK

(Voor de EER relevante tekst)

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake internationaal vervoer over de weg

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERVOER

BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 januari 2001 *


KAZACHSTAN BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Samenvatting van het arrest

RAAD. (Mededelingen) (2005/C 63 E/01) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking en het gebruik van tachograafkaarten (Regeling tachograafkaarten)

Harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer ***I

Invoering Verordening 1266/2009 inzake de tachograaf

BOETECATALOGUS. Er is geen vervoervergunning aanwezig in het voertuig.

Wie rijdt, moet ook rusten

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

SOCIALE WETGEVING VOOR HET WEGVERVOER Verordening (EG) nr. 561/2006, Richtlijn 2006/22/EG, Verordening (EU) nr. 165/2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0206/864. Amendement

De registratiebladen of tachograafschijven

W art. 4, lid 4

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0206/218. Amendement

Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

A8-0206/161. Door de Commissie voorgestelde tekst

1 van :47

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2016 Geldend van t/m heden

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

BIJLAGE. bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

Informatieblad tachograaf

BOETECATALOGUS VERGUNNINGEN EUR

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 februari 2013 (20.02) (OR en) 5826/13. Interinstitutioneel dossier: 2012/0284 (NLE) TRANS 30

nota Handhavingsbeleid ATB-v

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk MEVA/BO ;

10/01/2012 ESMA/2011/188

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0204/184. Amendement

Rij en Rusttijden Wet

Regeling tachograafkaarten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 augustus 2000;

***II ONTWERPAANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Publicatieblad van de Europese Unie d.d BIJLAGE III


ACHTERGROND 48-URIGE WERKWEEK

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0206/324. Amendement

Publicatieblad van de Europese Unie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

EUROPEES PARLEMENT. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/97/EU VAN DE COMMISSIE

en - zonder de bepalingen met betrekking tot "in de handel gebrachte goederen" die zijn vastgesteld in het terugtrekkingsakkoord.

MAROKKO BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD


EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 februari 2004 (27.02) (OR. en) 6548/1/04 REV 1 SOC 83 SAN 34 TRANS 82 MAR 24

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Publicatieblad van de Europese Unie L 295/7

Transcriptie:

RICHTSNOER 1 Onderwerp: Uitzonderlijke afwijking van de minimumrusttijden en maximumrijtijden, teneinde een geschikte stopplaats te vinden. Artikel: 12 van Verordening (EG) nr. 561/2006 Procedure: Artikel 12 bevat bepalingen die een bestuurder toelaten om af te wijken van de vereiste minimumrusttijden en maximumrijtijden als opgenomen in de artikelen 6 tot en met 9, teneinde een geschikte stopplaats te vinden. Dit artikel verleent een bestuurder niet het recht om inbreuk te maken op de verordening voor redenen die reeds bekend waren vóór het begin van de rit. Het is bestemd voor gevallen waarin het voor een bestuurder tijdens de rit onverwacht onmogelijk wordt om aan de verordening te voldoen, met name in situaties van abnormale moeilijkheden, buiten de wil van de bestuurder, die blijkbaar onvermijdelijk en onverwacht zijn, ook al werd de nodige zorgvuldigheid aan de dag gelegd. De afwijking moet ook de veiligheid van personen, van het voertuig en van zijn lading waarborgen en ervoor zorgen dat de vereisten inzake verkeersveiligheid steeds in acht worden genomen. Voor drie partijen vloeien uit zulke situaties bepaalde verplichtingen voort: 1)Een vervoersonderneming moet de veilige rit van een bestuurder zorgvuldig plannen door bijvoorbeeld rekening te houden met veel voorkomende files, weersomstandigheden en de toegang tot geschikte parkeerplaatsen. Ze moeten hun werk zodanig organiseren dat bestuurders kunnen voldoen aan de verordening en aan de vereisten van verladers en verzekeringsmaatschappijen inzake veilig parkeren. 2) Een bestuurder moet zich strikt aan de voorschriften houden en mag niet afwijken van de maximumrijtijden, tenzij in uitzonderlijke, onverwachte gevallen waarin het voor de bestuurders onmogelijk wordt om aan de verordening te voldoen en die geen gevaar opleveren voor de veiligheid van personen, van het voertuig en van diens lading. Indien bestuurders het nodig achten om af te wijken van de verordening en indien die afwijking geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid, moeten ze, zodra ze stoppen, de aard en reden van de afwijking op manuele wijze (in een willekeurige taal van de Gemeenschap, op het registratieblad of op de afgedrukte gegevens van hun controleapparaat of in hun dienstrooster) aantekenen. 3) Een controlebeambte inspecteert een bestuurder, met inachtneming van zijn professionele deskundigheid, of de afwijking van de maximumrijtijden gerechtvaardigd is. Ze moeten bij het nagaan van de legitimiteit van de afwijking op grond van artikel 12 alle omstandigheden grondig onderzoeken, met inbegrip van: (a) een overzicht van de rijtijden van de bestuurders, teneinde hun rijpatroon te bepalen en na te gaan of zij zich normaal gesproken houden aan de maximumrijtijden en minimumrusttijden, en of de afwijking uitzonderlijk is; (b) de afwijking van de maximumrijtijden mag niet op regelmatige basis gebeuren en moet het gevolg zijn van uitzonderlijke omstandigheden zoals: zware verkeersongevallen, extreme weersomstandigheden, wegomleggingen, geen vrije plaats op het parkeerterrein, enz. (Deze lijst met mogelijke uitzonderlijke omstandigheden dient uitsluitend ter illustratie. Het principe dat bij de controle geldt, is dat het motief voor de mogelijke afwijking van de maximumrijtijden niet van tevoren bekend of zelfs te voorzien was); (c) de dagelijkse en wekelijkse maximumrijtijden moeten worden gerespecteerd, met dien verstande dat het overschrijden van de maximumrijtijden bij het zoeken naar een parkeerplaats, bestuurders geen "tijdwinst" mag opleveren; (d) de afwijking van de voorschriften inzake de maximumrijtijden mag niet leiden tot een vermindering van de vereiste onderbrekingen of van de dagelijkse en wekelijkse rusttijden. Opmerking: Europees Hof van Justitie, Zaak C-235/94

RICHTSNOER 2 Onderwerp: Registratie van de reistijd van een bestuurder naar een locatie, die nietgebruikelijke plaats is om controle te nemen over een voertuig dat binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 561/2006 valt of dit voertuig af te staan. Artikel: 9 van Verordening (EG) nr. 561/2006 Procedure: Een bestuurder die zich naar een bepaalde locatie begeeft die door hun werkgever is aangeduid en niet de standplaats van de onderneming is, om er een "met een tachograaf uitgerust voertuig" over te nemen en te besturen, komen een verplichting tegenover hun werkgever na en beschikken dus niet vrij over hun tijd. Aldus geldt overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3: - tijd besteed door een bestuurder om te reizen van of naar een plaats, die niet de woonplaats van de bestuurder of de standplaats van de werkgever is en waar de bestuurder het voertuig dat onder het toepassingsgebied van deze verordening valt, moet overnemen of achterlaten, ongeacht of de werkgever richtlijnen gaf over wanneer en hoe de bestuurder zich moet verplaatsen of dat die keuze aan de bestuurder werd overgelaten, moet geregistreerd worden als "beschikbaarheid" of "andere werkzaamheden", overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat. en - tijd besteed door een bestuurder die lay out een voertuig bestuurt dat buiten het toepassingsgebied van de verordening valt, om te reizen van of naar een plaats, die niet de woonplaats van de bestuurder of de standplaats van de werkgever is lay out en waar de bestuurder het voertuig dat onder het toepassingsgebied van deze verordening valt, moet overnemen of achterlaten, moet worden geregistreerd als "andere werkzaamheden". In de volgende drie gevallen kan de tijd die wordt besteed aan het vervoer, beschouwd worden als "rust" of "onderbreking". Ten eerste wanneer een bestuurder een voertuig begeleidt dat per veerboot of trein wordt vervoerd. De bestuurders kunnen dan rusttijd of een onderbreking nemen, op voorwaarde dat ze een bed of slaapbank ter beschikking hebben (Artikel 9, lid 1). Ten tweede wanneer bestuurders een voertuig niet begeleiden, maar per trein of veerboot naar of van een plaats reizen waar ze controle nemen of afstaan over een voertuig dat binnen het toepassingsgebied van de verordening valt (artikel 9, lid 2), op voorwaarde dat hij /zij toegang heeft tot een bed of slaapbank op die veerboot of trein. Ten derde wanneer een voertuig door meer dan één bestuurder wordt bemand. Als een tweede bestuurder, die naast de bestuurder van het voertuig zit en die laatste niet actief bijstaat, beschikbaar is om het voertuig indien nodig te besturen, dan mag een periode van 45 minuten van de "periode van beschikbaarheid" van die tweede bestuurder worden beschouwd als een "onderbreking". Het type arbeidsovereenkomst van de bestuurder is niet van belang. Deze voorschriften zijn dus zowel van toepassing op in vaste dienst aangestelde bestuurders als op bestuurders die

tijdelijk in dienst zijn genomen door een onderneming. Voor een "tijdelijke bestuurder" is de "standplaats van de werkgever" de vestiging van de onderneming die voor haar wegvervoer gebruik maakt van de diensten van die bestuurder ("inlenende onderneming"), en niet het hoofdkantoor van het "uitzendbureau ". Opmerking: Europees Hof van Justitie, Zaak C-76/77 en Zaak C-29/99

»»SOCIALE WETGEVING MET BETREKKING TOT HET WEGVERVOER RICHTSNOER 3 Onderwerp: De onderbreking van de dagelijkse of wekelijkse rusttijden of van onderbrekingen, teneinde een voertuig op een terminal, op parkeerplaatsen of op parkeerterreinen bij grensposten te verplaatsen. Artikel: 4, onder d) en f), van Verordening (EG) nr. 561/2006 Procedure: Meestal moeten de bestuurders tijdens hun dagelijkse of wekelijkse rusttijden vrij over hun tijd kunnen beschikken en mogen ze derhalve niet verplicht worden om in de omgeving van hun voertuig te blijven. De onderbreking van de dagelijkse of wekelijkse rusttijden of van onderbrekingen vormt over het algemeen een inbreuk (tenzij de "veerbootregel" van toepassing is - artikel 9, lid 1). In een terminal of op een parking kan evenwel plotseling een abnormale situatie of een noodgeval optreden, waardoor het voertuig dient te worden verplaatst. Op een terminal is er meestal een bestuurder (in dienst van de terminal) die voertuigen indien nodig verplaatst. Als dat niet het geval is en het als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onvermijdelijk wordt om het voertuig te verplaatsen, mogen bestuurders alleen op vordering van een bevoegde instantie of terminalbeheerder, die bevoegd is om de verplaatsing van voertuigen af te dwingen, hun rusttijden onderbreken. Indien er op andere plaatsen (bv. op parkings, in grensgebieden en in noodgevallen) objectieve en dringende redenen zijn om het voertuig te verplaatsen of als de politie of een andere instantie (bv.brandweer, wegenadministratie, douaneambtenaren, enz. ) het bevel geven om een voertuig te verplaatsen, moeten bestuurders hun onderbreking of rusttijd voor enkele minuten onderbreken en mogen ze in dat geval niet worden vervolgd Als zulke gevallen zich aandienen, moeten de bevoegde instanties van de lidstaten de nodige tolerantie aan de dag leggen en elke situatie apart beoordelen. Een dergelijke onderbreking van de rusttijd of van onderbrekingen van een bestuurder moet op manuele wijze worden geregistreerd door de bestuurder en indien mogelijk door de bevoegde instantie die de bestuurder verzocht om het voertuig te verplaatsen, worden gewaarmerkt.

RICHTSNOER 4 Onderwerp: Registratie van de rijtijden aan de hand van digitale tachografen bij vervoersactiviteiten met frequente stops en met veel afleverpunten Artikel: 1 van Verordening (EEG) nr. 3821/85 onder verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1360/2002 (Bijlage 1 B) Procedure: Aangezien digitale tachografen nauwkeuriger kunnen registreren dan analoge tachografen, kunnen de rijtijden van bestuurders die vaak moeten stoppen, langer zijn wanneer ze worden geregistreerd met een digitale tachograaf dan met een analoge tachograaf. Deze situatie is tijdelijk en heeft vooral invloed op lokale distributie vervoersactiviteiten. Deze situatie zal zich alleen in de overgangsperiode voordoen waarin zowel analoge als digitale tachografen naast elkaar worden gebruikt. Om een snelle overschakeling naar de digitale tachograaf aan te moedigen en de gelijke behandeling van alle bestuurders te verzekeren onafhankelijk van het controleapparaat dat ze gebruiken - moeten nationale controle-instanties controlebeambten gedurende de overgangsperiode tolerant te werk kunnen gaan. Deze overgangstolerantie moet worden toegepast op de voertuigen die gebruikt worden voor vervoersactiviteiten met frequente stops en met veel afleverpunten en die uitgerust zijn met digitale tachografen. De controlebeambten tonen evenwel te allen tijde hun professionele deskundigheid. Wanneer een bestuurder voorts achter het stuur van het voertuig zit en actief betrokken is bij een vervoersactiviteit die binnen het toepassingsgebied van de verordening valt, worden ze geacht het voertuig te besturen, ongeacht de omstandigheden waarin ze zich bevinden (bv. wanneer de bestuurders in een file of voor verkeerslichten staan). Bijgevolg: moeten lidstaten hun controlebeambten meedelen dat ze de mogelijkheid hebben om een tolerantie toe te passen tot 15 minuten per rijtijd van vier en een half (4,5) uur voor voertuigen die gebruikt worden voor vervoersactiviteiten met frequente stops, op voorwaarde dat dat kan worden bewezen. Deze tolerantie kan bijvoorbeeld worden toegepast door aftrek van een minuut per rijperiode, zonder stops, met een maximum van 15 minuten per rijtijd van vier en een half (4,5);uur moeten de controlebeambten zich bij de deskundige uitoefening laten leiden door de omstandigheden en gebruik maken van het bewijsmateriaal waarover zij op dat moment beschikken (zoals toetsbaar bewijs dat de bestuurder betrokken was bij vervoersactiviteiten met frequente stops en veel afleverpunten) en moeten ze nagaan of hun interpretatie niet indruist tegen de voorschriften inzake de rijtijden en daardoor de veiligheid op de weg in het gevaar brengt; kunnen lidstaten gebruik maken van analysesoftware die is geconfigureerd om een tolerantieperiode in de berekening van de rijtijden op te nemen, maar ze moeten zich bewust zijn van het feit dat dat in een later stadium problemen kan opleveren voor de bewijsvoering. De tolerantie mag nooit meer dan 15 minuten per rijperiode van vier en een half uur (4,5) bedragen; mag de tolerantie noch nationale, noch internationale bestuurders discrimineren of benadelen en mag ze alleen worden toegepast voor vervoersactiviteiten waarin duidelijk frequente en multi stops worden ingelast.

RICHTSNOER 5 Onderwerp: Het bij beschikking van 12 april 2007 door de Commissie vastgestelde formulier voor de verklaring van activiteiten Artikel: 11, lid 3, van Richtlijn 2006/22/EG Procedure: De verklaring heeft betrekking op bepaalde ctiviteiten gedurende de in artikel 15, lid 7, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3821/85 genoemde periode, namelijk: de dag zelf + de voorafgaande 28 dagen (met ingang van 1 januari 2008). De verklaring mag uitsluitend worden gebruikt indien een bestuurder: met ziekteverlof is geweest, met vakantie is geweest en die vakantie deel uitmaakt van de jaarlijkse vakantieperiode waarop de bestuurder recht heeft overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de vervoersonderneming is gevestigd, met een ander voertuig heeft gereden dat niet onder Verordening (EG) nr. 561/2006 of de AETRovereenkomst valt. Lidstaten zijn niet verplicht het gebruik van dit formulier voor te schrijven. Indien een lidstaat het gebruik van een formulier echter verplicht in de bovenvermelde gevallen, dan moet het vastgestelde standaardformulier voor zulke doeleinden als een geldig document worden erkend. Lidstaten hebben de mogelijkheid om het gebruik van het formulier op hun grondgebied voor alle betrokken bestuurders te verplichten. Indien echter aan de hand van een tachograaf de rijtijden worden geregistreerd van een voertuig dat niet onder Verordening (EG) nr. 561/2006 of de AETR-overeenkomst valt, mag het gebruik van het formulier voor die periode niet worden verplicht. Het elektronische en afdrukbare formulier, alsmede gegevens inzake de lidstaten die het gebruik ervan verplichten, zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/transport/road/policy/social_provision/social_form_en.htm. Het formulier wordt overal in de EU aanvaard in elk van de officiële talen van de Europese Unie. Het gebruik van een standaardformaat vereenvoudigt het begrip van het formulier, omdat er vooraf vastgestelde, genummerde velden ingevuld moeten worden. Alle in het formulier opgenomen velden moeten ingetypt worden ingevuld. Om geldig te zijn, moet het formulier voor de rit door de vertegenwoordiger van de onderneming en de bestuurder worden ondertekend. Zelfstandige bestuurders ondertekenen het formulier eenmaal als vertegenwoordiger van de onderneming en eenmaal als bestuurder van het voertuig. Uitsluitend het ondertekende originele formulier is geldig. De tekst van het formulier mag niet worden gewijzigd. Het formulier mag niet van tevoren worden ondertekend en er mogen geen handgeschreven wijzigingen aan worden aangebracht. Uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden en indien het juridisch mogelijk is in de nationale wetgeving, kan een gefaxte versie van het formulier worden aanvaard. Het formulier mag worden afgedrukt op papier dat het logo en de contactgegevens van de onderneming bevat, maar de velden met betrekking tot de bedrijfsinformatie moeten ook worden ingevuld. Indien een bestuurder zijn voertuig niet bestuurt wanneer hij reeds onderweg is, bv. in geval van ziekte of defect aan het voertuig, kan het formulier niet worden gebruikt en kunnen de controlebeambten voor de periode van onderbreking een ander bewijs voor zijn andere activiteiten vragen. De verklaring heeft uitsluitend betrekking op de erin opgenomen activiteiten. Het formulier kan niet worden gebruikt voor andere activiteiten. Voorts wordt erop gewezen dat het formulier niet in de plaats treedt van de in artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 561/2006 en in artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 3821/85 genoemde registratieverplichtingen.

RICHTSNOER 6 Onderwerp: Registratie van de reistijd aan boord van een veerboot of trein wanneer de bestuurder over een slaapbank of bed beschikt. Artikel: 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 561/2006 Procedure: Normaal gezien kan een bestuurder overeenkomstig artikel 4, onder f), tijdens zijn rust vrijelijk over zijn tijd beschikken. Echter, reistijd aan boord van een veerboot of trein mag door de bestuurder als dagelijkse of wekelijkse rust of onderbreking worden geteld wanneer hij over een bed of slaapbank kan beschikken. In artikel 9, lid 2, wordt gesteld dat reistijd niet wordt geteld als rust of een onderbreking, tenzij de bestuurder reist met een veerboot of trein en een bed of slaapbank ter beschikking heeft. Bovendien mag, overeenkomstig artikel 9, lid 1, een normale dagelijkse rusttijd van ten minste 11 uren die aan boord van een veerboot of trein wordt doorgebracht (indien de bestuurder over een slaapbank of bed kan beschikken), hooguit tweemaal worden onderbroken door andere activiteiten (bijvoorbeeld het verlaten of oprijden van de boot of trein). Deze onderbrekingen mogen in totaal niet meer dan één uur duren. Deze onderbrekingen mogen in totaal niet meer dan één uur duren en in geen geval een vermindering van de normale dagelijkse rusttijd tot gevolg hebben. In het geval dat e normale dagelijkse rusttijd wordt opgesplitst in twee perioden, moet de eerste periode ten minste drie uren bedragen en de tweede ten minste negen uren (zie artikel 4, onder g)). Het aantal onderbrekingen (maximaal 2) geldt voor de volledige dagelijkse rusttijd en niet voor elk deel van een dagelijkse rusttijd die in twee periodes wordt genomen. De afwijking op grond van artikel 9, lid 1, geldt niet voor een normale of verkorte wekelijkse rusttijd.