Praktijkonderwijs naar 2025 www.platformpraktijkonderwijs.nl
Praktijkonderwijs is van belang voor circa 28.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs. Voor deze leerlingen is het praktijkonderwijs dé schoolsoort: het onderwijs past bij hun kenmerken en bereidt de leerlingen goed voor op zelfstandig meedoen in de samenleving. Er is veel in beweging in en vooral ook rond het praktijkonderwijs. Het is dan ook van belang dat het praktijkonderwijs weet waar het staat, wat de kernpunten van dit onderwijs zijn en hoe deze kern naar de toekomst toe waar nodig wordt behouden en waar mogelijk wordt verbeterd. Het belang van de leerling staat daarbij voorop. Over die beweging naar de toekomst gaat deze notitie. Waar staat het praktijkonderwijs voor? Het praktijkonderwijs van het hier en nu kent om te beginnen een duidelijk uitgangspunt: praktijkonderwijs begeleidt leerlingen in hun ontwikkeling naar zelfstandige participatie in de samenleving. De leerlingen halen geen vmbo-diploma maar gaan straks wel functioneren als waardevolle burgers en werknemers. Met het oog op dat laatste begeleiden de scholen de leerlingen in hun ontwikkeling op de vier domeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. Deze functie staat bij alle scholen hoog in het vaandel. Dit uitgangspunt is ook verankerd in de Wet op het voortgezet onderwijs als schoolsoort. Het praktijkonderwijs staat dus voor: de eigen schoolsoort zoals verankerd in de Wet op het voortgezet onderwijs en die onderwijs omvat op de domeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap en waarmee leerlingen worden begeleid naar zelfstandige deelname in de samenleving. Het gaat om leerlingen die geen vmbo-diploma behalen, hetgeen blijkt uit eenduidige criteria ten aanzien van leervermogen en prestaties. Ze kunnen op het praktijkonderwijs wel branchecertificaten behalen en een schooldiploma praktijkonderwijs. Wat is er in beweging rond het praktijkonderwijs? De uitgangspunten van het pro zijn helder, maar er zijn ook uitdagingen voor de scholen. Zowel rond de instroom van leerlingen als aan de kant van de uitstroom. Instroom Aan de instroomkant is er voor de pro-scholen tegenwoordig onduidelijkheid over de grensbepaling. Oftewel, scholen merken dat vmbo-scholen pro-geïndiceerde leerlingen eerder en vaker in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo inschrijven dan op de proscholen. Niet alleen als dat terecht is, omdat de leerling het vmbo-niveau waarschijnlijk wel aan kan. In die gevallen zien we vaak dat de leerling het op het vmbo best wel redt. Maar het gebeurt tegenwoordig ook in situaties dat een vmbo-school te maken heeft met teruglopende leerlingenaantallen, met leerlingen die niet tot die categorie van voordeel van de twijfel behoren. Zo n pro-leerling erbij helpt de vmbo-school dan getalsmatig wel iets verder, maar of de leerling er uiteindelijk iets mee opschiet is nog maar de vraag. Vaak zien we dat deze leerlingen in het derde leerjaar van het vmbo toch niet mee kunnen, onder meer omdat het taalen rekenniveau dat op het vmbo wordt gevraagd vrij hoog voor ze is. Deze leerlingen moeten dan alsnog terug naar de pro-school en zijn helaas een negatieve schoolervaring rijker; dit doet hun zelfvertrouwen geen goed. Verder merken pro-scholen dat in samenwerkingsverbanden en bij collega-scholen de wens bestaat dat zij meer leerlingen toelaten die tot voor kort naar vso-scholen gingen. Dit komt bijvoorbeeld voor daar waar samenwerkingsverbanden in het verleden vrij veel vso-indicaties hadden. Door de verevening in het vso wordt het pro gezien als een alternatief, terwijl dat voor een leerling niet altijd zo hoeft te zijn. De leerling heeft dan behoefte aan specifieke begeleiding en ondersteuning bij zijn beperking en/of gedragsprobleem, die op de pro-school niet zoals op het vso voorhanden is. Voor sommige pro-scholen betekent het: minder instroom. Voor andere scholen: meer instroom. Er zijn als het om deze beweging gaat veel verschillen tussen pro-scholen; de ontwikkelingen zijn over het land heen gezien, niet eenduidig. Op elke pro-school pakt het weer net iets anders uit. Een sleutelrol in dit alles speelt de indicatie-stelling op basis van criteria en de toelaatbaarheids-verklaring die het samenwerkingsverband (SWV) op grond daarvan afgeeft. De SWV s moeten daarbij vooralsnog de landelijke criteria hanteren, maar het beleidsvoornemen van OCW lijkt tot steeds meer in de richting te gaan van afschaffing van die eis. We zien op basis hiervan dat scholen anno 2015 véél contacten onderhouden: met het SWV maar vooral ook met de omliggende vmbo- en vso-scholen en met het (speciaal) basisonderwijs. Dat is een goede zaak omdat het ten goede komt aan de leerlingen. 2 3
Het Platform vindt overigens, als het om indicatiestelling voor het pro en verevening van Uitstroom bekostiging gaat, volgens het eerder genoemde uitgangspunt: De komst van de Participatiewet heeft de afgelopen zomer al geleid tot veranderingen bij de praktijkonderwijs is een zelfstandige schoolsoort in het voortgezet onderwijs uitstroom van leerlingen. Scholen ondervinden dat het, zeker voor een deel van de leerlingen scholen moeten dus ook rechtstreeks en een volledige bekostiging van het Rijk ontvangen die voorheen terecht konden bij instanties voor werkvoorziening - lastiger wordt om tot een van verevening van de bekostiging van het praktijkonderwijs kan geen sprake zijn (want dat goede plaatsing te komen. Bovendien is de verwachting dat de komende tijd ook de doorstroom gebeurt met het vwo en havo ook niet) de landelijke indicatiecriteria moeten blijven; een meerderheid in de Tweede Kamer is naar het mbo lastiger wordt. Dit dan door de komst van de entree-opleidingen, strenger examinering en de nieuwe kwalificatiedossiers. daar vóór. Voor de leerlingen is het dan ook meer en meer van belang dat de scholen scherp hebben / houden waartoe zij opleiden en hoe zij de leerlingen daartoe kwalificeren (bewijzen, certificaten). Intensief contact onderhouden met (leer)bedrijven, het mbo, arbeidstoeleidingstrajecten vanuit de gemeente, met RMC/leerplicht en anderszins is noodzaak. Het praktijkonderwijs markeert Bij dit alles heeft het Platform gemarkeerd: De schoolleiders en bestuurders in het praktijkonderwijs hebben scherp waar hun school voor bedoeld is en voor welke leerlingen de school is bedoeld. Kortom, zij weten heel goed wat hun opdracht is en hoe die gerealiseerd moet worden in en rond de school. De schoolleiders en bestuurders in het pro hebben dus ook zicht op de grensvraagstukken die in en rond hun school spelen. Zij beslissen in die vraagstukken op basis van de inhoud. Oftewel, zij stellen duidelijk vast voor welke leerlingen het onderwijs is bedoeld, wat je voor die leerlingen wordt gedaan en hoe zich dat verhoudt tot de doelgroepen op het vso, vmbo en mbo. Groei van de school of behoud van het leerlingenaantal is geen doelstelling van het praktijkonderwijs. Wel van belang is de kernopdracht voor het pro, namelijk: het juiste onderwijs bieden voor deze doelgroep. Dat wil ook zeggen: niet richten op alléén werk of doorleren aan het mbo ( want dan ga je vmbo-tje spelen ), maar vooral ook centraal blijven stellen: wonen, vrije tijd, burgerschap. Zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving is het einddoel voor deze leerlingen; zij zijn straks volwaardig burger en werknemer. Het markeren van het praktijkonderwijs, in het hier en nu met inbegrip van alle bewegingen die gaande zijn, is het belangrijkste begin om toe te werken naar 2025. En wat volgt daarna? Vervolgens weten we ook dat er veel verandert in de wereld rondom de school. Leerlingen brengen die veranderingen ook nu al de school bínnen. Het praktijkonderwijs kan daarom niet stil blijven staan, maar moet ook werken aan inhoudelijke innovatie. Juist omdat deze groep leerlingen dat nodig heeft, en er baat bij heeft. 4 5
De thema s die op dit ontwikkelvlak spelen zijn volgens het Platform minimaal de volgende: Bepalen van onze opbrengsten: wat zijn de belangrijkste opbrengsten van ons onderwijs en hoe stellen we die vast? 21th century skills; meer in algemene zin het centraal stellen van algemene competenties waarmee we leerlingen breed voorbereiden op maatschappelijk functioneren en functioneren binnen de verschillende arbeidsmarktsectoren Het curriculum praktijkonderwijs, d.w.z. heel bewust keuzes maken in je aanbod, medesturing geven aan het IOP van de leerling en de leerling gericht volgen in zijn ontwikkeling Gepersonaliseerd leren aan de hand van onder meer nieuwe technologie én vooral de ervaringen / voortrekkersrol die het pro hierin vervult De inrichting van de onderbouw irt tot de functie van arbeidsmarkttoeleiding De positie van taal en rekenen (met name in de onderbouw) binnen de praktische context van de vier domeinen Professionalisering van leraren, inclusief bekwaamheid/bevoegdheid en het onderhoud daarvan Omgaan met ICT/nieuwe media in en ná de school, inclusief de toepassing van nieuwe technologie & leermiddelen in het onderwijs Onderwijshuisvesting Met een duidelijk beeld naar de toekomst Bij dit alles is en blijft het van belang dat de leerling die op het praktijkonderwijs is aangewezen, centraal blijft staan. De scholen staan voor de inhoud van het onderwijs dat voor deze leerlingen van belang is. Dat is hét uitgangspunt dat ook het komende decennium van waarde blijft. Het Platform zal hierop de komende tijd met, door en voor de scholen voorstellen voor ontwikkelen. En wat zijn verder dan nog relevante kaders? En dan nog zijn we er niet. Er zijn immers ook diverse meer bestuurlijke borden waarop het proschaakstuk er één is. Het gaat dan om onder meer: De ontwikkeling van het extern toezicht door de Inspectie; wat brengt het nieuwe toezichtskader; verandert de Wet op het onderwijstoezicht wel of juist niet (toezicht in transitie, wetsvoorstel Bisschop)? De afstemming met de VO Raad; is het pro binnen de VO Raad een duidelijk herkenbare schoolsoort? Wordt het vso overgeheveld naar het voortgezet onderwijs en wat betekent dat wel / niet voor de positie van het pro in het voortgezet onderwijs?. Ook bij deze borden houdt het Platform de bewegingen in het oog. Als het nodig en wenselijk is voor / vanuit de scholen, onderneemt het Platform ook op deze gebieden het initiatief. 6 7
De tekst van deze brochure is in het najaar van 2015 opgesteld door het Platform Praktijkonderwijs. Platform Praktijkonderwijs p/a Postbus 758 3000 AT Rotterdam De digitale versie van de brochure is te downloaden vanaf de site van het Platform, www.platformpraktijkonderwijs.nl.