Theorie: Temperatuur meten (Herhaling klas 2)



Vergelijkbare documenten
Samenvatting NaSk Hoofdstuk 6: Stoffen en Moleculen

Thema 2 Materiaal uit de natuur

H7 werken met stoffen

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen.

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A)

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4

Samenvatting NaSk H3 water en lucht + H4 warmte

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Klimaatbeheersing (2)

4VMBO H2 warmte samenvatting.notebook September 02, Warmte. Hoofdstuk 2. samenvatting. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Warmte. Hoofdstuk 2. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

Klimaatbeheersing (2)

In dit document leggen we uit hoe isolatie werkt en hoe INSUL8eco werkt in uw gebouw.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

H4 weer totaal.notebook. December 13, dec 4 20:10. dec 12 10:50. dec 12 11:03. dec 15 15:01. Luchtdruk. Het Weer (hoofdstuk 4)

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Scheikunde 3 havo

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

7.1 Het deeltjesmodel

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

Inhoud. 1 Inleiding energie 19

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 3 en 4

H7+8 kort les.notebook June 05, 2018

Scheidingsmethoden methode principe voorbeeld. destilleren verschil in kookpunt wijn whiskey. filtreren verschil in deeltjesgrootte koffie

Water? Hoezo water? Water! Hoezo water? Donderdag 24 mei 2018 WILDLANDS Adventure Zoo Emmen

Temperatuur. Verklaring voor het verschijnsel. Bij de verbranding van het aardgas ontstaat waterdamp. Deze condenseert bij het koude glas.

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO

3.0 Stof 2

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Deel 1 : Mechanica. 2 de jaar 2 de graad (2uur) Inhoudstafel. - a -

7,8. Samenvatting door een scholier 1815 woorden 30 november keer beoordeeld

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Temperatuur. Verklaring voor het verschijnsel. Bij de verbranding van het aardgas ontstaat waterdamp. Deze condenseert bij het koude glas.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 stoffen en reacties

Kun je elke stof vloeibaar maken?

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

Deeltjesmodel en molecuultheorie

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

1. Fasen & Faseovergangen

Samenvatting Natuurkunde Warmte

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden.

Opstel Nederlands Warmte

Oefentoets warmte. 2. Welk materiaal zou erg geschikt zijn om een pan van te maken?

Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT. Figuur 4.1: Smelten zuivere stof

Is de pinda een energiebron? Zo ja, hoeveel energie bevat de pinda dan?

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofdstuk 1 Stoffen bladzijde 1

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

Samenvatting natuurkunde Recht evenredig verband =als de ene grootheid 2x zo groot wordt, is dat met de andere grootheid ook zo.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3

Het deeltjesmodel. Deeltjes en hun eigenschappen. Context 3 Zinken zweven drijven. Naam: Klas: Datum:

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Hoofdstuk 1. Scheikunde is overal. J.A.W. Faes (2019)

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie.

STOFFEN EN MOLECULEN. Bijlage: Moleculen en atomen

Samenvatting Scheikunde Warmte (fysica)

Samenvatting hoofdstuk 2

NASK1 SAMENVATTING VERBRANDEN EN VERWARMEN

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom?

Warmteleer en transport. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Elektriciteit. Elektriciteit

De snelheid van het geluid

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

versie ter inzage Printed in the Netherlands Second Printing,

Thema 1 Natuurlijke verschijnselen

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

1) Stoffen, moleculen en atomen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1.1 t/m 1.4

Lesvoorbereiding. Student leraar secundair onderwijs groep 1

Water is een heel bekend begrip. De bekende molecuul formule voor water is uiteraard H2O, de stof heeft

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Aanvulling hoofdstuk 1

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO

FYSICA DM THEORIE SAMENVATTING

Warmteleer van gebouwen

Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen?

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Na leren van paragraaf 5.1 kun je

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Droogijs. IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be

Examenopgaven VMBO-BB 2004

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

Begrippenlijst NaSk Nas

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Fysica - Warmteleer. Denis Defreyne 5WW8. September Januari 2004

De temperatuur van de materie is een maat voor de gemiddelde snelheid van de materiedeeltjes en dus de inwendige kinetische energie.

Kunnen we op basis van dit eenvoudige model de verschillende fasen en faseovergangen verklaren?

Transcriptie:

heorie: emperatuur meten (Herhaling klas 2) Objectief meten Bij het meten van een grootheid mag je meting niet afhangen van toevallige omstandigheden. De temperatuur die je ervaart als je een ruimte binnenkomt, zal afhangen van de temperatuur in de ruimte waar je daarvoor was. Zelf ben je dus geen geschikt instrument om de temperatuur te meten. Een thermometer zal onder alle omstandigheden dezelfde temperatuur aangeven. Een thermometer is een objectief meetinstrument. Soorten thermometers Fokke uinstra, een professor van de echnische Universiteit van Delft, zei ooit: Alles is een thermometer. Hij bedoelde daarmee dat aan bijna alle voorwerpen wel iets verandert als de temperatuur verandert. Er zijn dan ook veel verschillende soorten thermometers: Vloeistof thermometers: dit zijn de bekendste thermometers. Ze bestaan uit een reservoir en een capillair. Wanneer de temperatuur stijgt zal de vloeistof uitzetten en stijgt het vloeistofniveau in de capillair. De thermometer zal dan een hogere waarde aangeven. Vroeger werd als vloeistof meestal kwik gebruikt. Omdat kwikdamp giftig is, wordt er tegenwoordig gebruik gemaakt van gekleurde alcohol. hermokoppels: deze thermometers bestaan uit twee draden van een verschillend metaal. Op het contactpunt ontstaat een spanning die afhankelijk is van de temperatuur. hermokoppels zijn bijzonder geschikt voor hele hoge temperaturen. Infrarood thermometers: deze thermometers meten de infrarode straling die een voorwerp uitzendt. Oorthermometers meten bijvoorbeeld de straling van het trommelvlies. Bimetaalthermometers: een bimetaal bestaat uit twee verschillende stripjes metaal die op elkaar zijn gelast. Wanneer de temperatuur verandert zullen beide stripjes een een beetje uitzetten. Omdat verschillende metalen niet evenveel uitzetten, zal het bimetaal kromtrekken (zie het plaatje hiernaast). Bimetalen worden bijvoorbeeld gebruikt in kamerthermostaten. Elektrische thermometers: deze thermometers bevatten een weerstand gemaakt van een halfgeleidermateriaal. De waarde van deze weerstand verandert als de temperatuur verandert. De thermometer zal daardoor een andere spanning afgeven. Deze thermometers worden veel gebruikt in elektrische apparaten, zoals bijvoorbeeld de voeding van je computer. Soorten schalen Aan een meetinstrument waar alleen maar iets aan verandert heb je niets. Een thermometer zal daarom ook altijd een schaalverdeling hebben. Deze schaalverdeling krijg je door de thermometer te ijken. ijdens het practicum heb je zelf een thermometer geijkt op de manier die Celcius ook gebruikt heeft: smeltend ijs noemde hij 0 C en kokend water noemde hij 100 C. ussen deze twee streepjes zette hij nog 99 streepjes, één streepje voor iedere graad temperatuurstijging. Naast Celsius zijn er ook anderen geweest die een thermometer ontworpen hebben: Gabriel Fahrenheit noemde het smeltpunt van zout zeewater 0 ºF en de gemiddelde menselijke temperatuur 100 ºF. Deze schaalverdeling wordt in de Verenigde Staten nog steeds gebruikt. Lord Kelvin introduceerde in de negentiende eeuw een absolute temperatuurschaal. 0 K is het absolute nulpunt, ofwel de laagst mogelijke temperatuur. 0 K is gelijk aan 273 ºC. Sinds 1967 is de kelvin (let op: het is niet graden kelvin, zoals bij en fahrenheid) de officiële eenheid van temperatuur. ( 32) fahrenheid kelvin 273 5 9 fahrenheid kelvin 9 + 32 5 + 273 FizX: warmte klas 3 www.fizx.jborsboom.nl 151

emperatuur en warmte emperatuur en warmte zijn twee begrippen die vaak door elkaar gehaald worden. Dat is ook niet verwonderlijk, want ze hebben veel met elkaar te maken. Om het verschil tussen en temperatuur en warmte te kunnen begrijpen moeten we eerst iets meer weten van stoffen. Stoffen bestaan uit zeer kleine deeltjes. Bij vaste stoffen (ijzer, hout, glas) hebben deze deeltjes een vaste plaats. Op hun eigen plaats kunnen deze deeltjes een beetje heen en weer bewegen. Bij vloeistoffen (water, kwik) en gassen (lucht, aardgas) bewegen deze deeltjes kriskras door elkaar. De gemiddelde snelheid waarmee de deeltjes in een stof bewegen, is een maat voor de temperatuur van de stof: hoe sneller de deeltjes, hoe hoger de temperatuur. Om deeltjes in een stof sneller te laten bewegen moet je extra energie in de stof stoppen. Dat kan je doen in de vorm van warmte. Warmte is het stromen van energie van een stof met een hoge temperatuur naar een stof met een lage temperatuur. Omdat warmte bewegende energie is, heeft het dezelfde eenheid als elektrische energie, namelijk joule (J). Vroeger werd als eenheid voor energie de calorie (cal) gebruikt. Op voedingsmiddelen kom je deze eenheid nog steeds tegen. 1 kcal (kilocalorie) komt overeen met 4184 J. FizX: warmte klas 3 www.fizx.jborsboom.nl 152

heorie: Eigenschappen van stoffen (Herhaling klas 2) Vast, vloeibaar en gasvormig De eigenschappen van een stof worden voor een deel bepaald door de fase waarin een stof zich bevindt. De fase van een stof hangt af van de temperatuur: bij een temperatuur lager dan het smeltpunt is een stof een vaste stof en bij een temperatuur hoger dan het kookpunt is een stof een gas. Daartussen is een stof een vloeistof. In de onderstaande tabel worden van een aantal stoffen beide temperaturen gegeven. stof smeltpunt ( C) kookpunt ( C) water 0 100 ijzer 1530 3000 paraffine 54 218 kwik -39 357 wolfraam 3410 5660 zuurstof -219-183 stikstof -210-196 alcohol -114 78 Het molecuulmodel Om de eigenschappen van stoffen in verschillende fasen beter te begrijpen maken we gebruik van een model. Met een model wordt bedoeld een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Het model dat we hier gebruiken heet het molecuulmodel. Dit model heeft een aantal kenmerken die in iedere fase gelden: Een stof bestaat uit kleine deeltjes die we moleculen noemen. Iedere stof heeft zijn eigen soort moleculen. Moleculen hebben een massa. Daarnaast zij er binnen het model ook een aantal kenmerken die per fase anders zijn: gas Er zit veel ruimte tussen de moleculen. De moleculen bewegen voortdurend door elkaar. De moleculen botsen tegen elkaar en tegen de wand van de ruimte waar het gas in zit. De snelheid van de moleculen neemt toe als de temperatuur toeneemt. Er is geen aantrekkingskracht tussen de moleculen vloeistof Er zit weinig ruimte tussen de moleculen. De moleculen bewegen voortdurend langs elkaar. De moleculen botsen tegen elkaar en tegen de wand. De snelheid van de moleculen neemt toe als de temperatuur toeneemt. Er is een kleine aantrekkingskracht tussen de moleculen. Vaste stof De moleculen zitten dicht op elkaar. De moleculen hebben een vaste plaats in een rooster. De moleculen maken een trillende beweging rond hun vaste plaats. De moleculen gaan harder trillen als de temperatuur toeneemt. De aantrekkingskracht tussen de moleculen is groot. FizX: warmte klas 3 www.fizx.jborsboom.nl 153

Omdat moleculen te klein zijn om met het blote oog waar te nemen, moet er een ander soort model gebruikt worden om de verschillende fasen toch zichtbaar te maken. Een motortje laat een aantal knikkers in een afgesloten trillen. Door het motortje steeds harder te laten draaien gedragen de knikkers zich achtereenvolgens als de moleculen in een vaste stof, een vloeistof en een gas. Eigenschappen verklaren Met het molecuulmodel zijn niet alle eigenschappen van stoffen te verklaren. Kleur, elektrische geleiding, magnetisme en chemische eigenschappen hebben bijvoorbeeld een uitgebreider model nodig. Hier worden echter een aantal eigenschappen besproken die wel met het molecuulmodel te verklaren zijn: Een stof heeft een massa. Stoffen bestaan uit moleculen. Omdat de moleculen een massa hebben, hebben stoffen ook een massa. Een vaste stof heeft een vaste vorm, vloeistoffen en gassen niet. Bij vaste stoffen hebben de moleculen een vaste plaats in een rooster en bij gassen en vloeistoffen bewegen de moleculen door elkaar. Wanneer je een stof verwarmt zet hij uit (Dit heb je in het practicum een aantal maal gezien). Als de temperatuur toeneemt, neemt ook de snelheid van de moleculen toe. Moleculen zullen daardoor harder tegen elkaar boten en meer ruimte nodige hebben. Een gas is goed samendrukbaar, vloeistoffen en vaste stoffen niet. Bij een gas zit er veel ruimte tussen de moleculen, waardoor de moleculen naar elkaar toe te drukken zijn. Bij vloeistoffen en vaste stoffen ontbreekt deze ruimte. Een vaste stof is moeilijk in meerdere stukken te delen. De aantrekkingskracht tussen de moleculen in een vaste stof is heel erg groot. Om deze krachten te verbreken moet je zelf ook een grote kracht uitoefenen. faseovergangen Zoals je tijdens het practicum hebt gezien gebeurt er tijdens de overgang van de ene naar de andere fase iets bijzonders: de temperatuur blijft constant. Dit is ook te verklaren met het molecuulmodel. In het diagram hieronder zie je wat er met de temperatuur gebeurt wanneer je ijs met een temperatuur van 18 ºC gaat verwarmen. - ot 0º C wordt de toegevoerde energie gebruikt om de moleculen harder te laten trillen: Het ijs zet uit en de temperatuur neemt toe. - Vervolgens blijft de temperatuur tijdens een paar minuten constant. De toegevoerde energie wordt gebruikt om het sterke rooster, waar de moleculen inzitten, af te breken. FizX: warmte klas 3 www.fizx.jborsboom.nl 154

- Wanneer het rooster helemaal afgebroken is, is de vaste stof (ijs) een vloeistof (water) geworden. ot 100 ºC wordt de toegevoerde energie weer gebruikt om de moleculen in het water sneller te laten bewegen. - Bij een temperatuur van 100 ºC vindt de volgende faseovergang plaats: van vloeibaar (water) naar gasvormig (waterdamp). De toegevoerde energie wordt nu gebruikt om de afstand tussen de moleculen te vergroten. - Wanneer het water volledig waterdamp is geworden, wordt de energie weer gebruikt om de snelheid van de moleculen te verhogen. (º C) 120 100 80 60 40 20 0 0 5 10 15 20 25 30 35-20 t (min) ussen elke combinatie van twee fasen is een faseovergang mogelijk. In het voorgaande stuk werden smelten en verdampen al beschreven, twee faseovergangen waar energie voor nodig is. De derde faseovergang waar energie voor nodig is, is sublimeren. Bij sublimeren gaat een vaste stof direct over in een gas, zonder tussendoor een vloeistof te worden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij luchtverfrissers die van een vaste stof gemaakt zijn. 3 vaste stof 6 gas 2 5 4 1 vloeistof 1. condenseren 2. stollen 3. sublimeren 4. verdampen 5. smelten 6. rijpen Er zijn ook faseovergangen waarbij juist energie vrijkomt: condenseren, stollen en rijpen. Bij rijpen gaat een gas direct over in een vaste stof. Denk bijvoorbeeld waterdamp die s nachts bij vorst direct als ijs op het gras wordt afgezet. Conclusie Bij het verwarmen van een stof kunnen er dus twee dingen gebeuren: 1. De temperatuur van de stof neemt toe. De toegevoerde energie wordt gebruikt om de moleculen sneller te latten bewegen. De stof zal hierbij een beetje uitzetten. 2. Er vindt een faseverandering plaats. De toegevoerde energie wordt gebruikt om de manier waarop de moleculen bij elkaar zitten te veranderen. FizX: warmte klas 3 www.fizx.jborsboom.nl 155

heorie: Warmtetransport (Herhaling klas 2) Geleiding, stroming en straling In het practicum heb je drie verschillende vormen van warmtetransport gezien: - Geleiding: bij deze vorm van warmtetransport beweegt de energie door de stof, terwijl de stof op zijn plaats blijft. - Stroming: bij deze vorm van warmtetransport beweegt de stof en beweegt de energie met de stof mee. - Straling: voor deze vorm van warmtetransport is helemaal geen stof tussen de bron en de ontvanger nodig. Het transport van energie wordt verzorgd door elektromagnetische straling, vergelijkbaar met zichtbaar licht. Eigenlijk is warmtetransport een verkeerde naam. Warmte is bewegende energie en het is dus niet de warmte die getransporteerd wordt, maar de energie. Warmtetransport en het molecuulmodel Straling is niet met behulp van het molecuulmodel te verklaren. Geleiding en stroming zijn dat wel. Bij geleding wordt de warmte op één plaats toegevoerd. Bij een vaste stof zullen op die plaats de moleculen sneller gaan trillen en daardoor harder botsen tegen de naastgelegen moleculen. Deze moleculen trillen en botsen vervolgens ook weer harder waardoor er in de stof een soort dominoeffect ontstaat. Uiteindelijk zal de temperatuur in heel het materiaal toenemen omdat alle moleculen sneller bewegen. Voor vloeistoffen geld hetzelfde, met als enige verschil dat de moleculen sneller door elkaar heen gaan bewegen. In gassen is nauwelijks sprake van geleiding omdat de afstand tussen de moleculen te groot is om de botsingen goed door te geven. Bij stroming zullen de moleculen op de plaats waar de warmte wordt toegevoerd ook sneller gaan bewegen. De afstand tussen de moleculen zal dan groter worden. Een bepaald volume zal daardoor een kleinere massa krijgen dan hetzelfde volume in de koudere omgeving. De warme vloeistof of het warme gas zal daardoor opstijgen (vergelijkbaar met een heteluchtballon) en plaats maken voor nieuwe koude stof. In vaste stoffen treedt geen stroming op omdat de moleculen een vaste plaats hebben. Circulatie In het practicum zag je dat het water in de buis uiteindelijk rondjes ging draaien, ging circuleren. Van deze eigenschap wordt bijvoorbeeld bij het verwarmen van ruimtes handig gebruik gemaakt. Door een radiator laag op te hangen zal de verwarmde lucht vanzelf gaan circuleren. ijdens de circulatie zal de energie van de warme lucht worden overgedragen aan de koude lucht in de ruimte. Op deze manier zal heel de ruimte verwarmd worden. Isolatie Warmte-isolatie betekent niets anders dan warmtetransport verhinderen. Daarbij moet je altijd goed bedenken hoe het transport van energie plaatsvindt. Geleiding is te verminderen door een isolator (bijvoorbeeld plastic) te gebruiken in plaats van een geleider (bijvoorbeeld aluminium). Isolatoren kunnen de trillingen van moleculen minder goed doorgeven. Stroming is te voorkomen door een vloeistof of een gas op te sluiten, zoals dat bijvoorbeeld bij dubbel glas gebeurt. Warmtetransport door straling is tenslotte te beperken met bijvoorbeeld een glimmend oppervlak dat de straling zal weerkaatsen, zoals radiatorfolie. FizX: warmte klas 3 www.fizx.jborsboom.nl 156