De temperatuur van de materie is een maat voor de gemiddelde snelheid van de materiedeeltjes en dus de inwendige kinetische energie.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De temperatuur van de materie is een maat voor de gemiddelde snelheid van de materiedeeltjes en dus de inwendige kinetische energie."

Transcriptie

1 Hoofdstuk 6: Warmte 6.1 Inwendige energie en warmte Deeltjesmodel De materiedeeltjes van elk voorwerp hebben een thermische beweging. Hierdoor bezitten voorwerpen inwendige kinetische energie. De materiedeeltjes bevinden zich ook in het cohesiekrachtveld van naburige deeltjes. Hierdoor bezit het voorwerp inwendige potentiële energie. De temperatuur van de materie is een maat voor de gemiddelde snelheid van de materiedeeltjes en dus de inwendige kinetische energie. Een kopje hete thee heeft een hoge temperatuur : de gemiddelde inwendige kinetische energie van het kopje is hoger dan die van de luchtdeeltjes er rond. De temperatuur van de kamer is immers lager. Als zo een luchtdeeltje met weinig kinetische energie botst tegen een deeltje van het theekopje met veel kinetische energie, dan krijgt dat luchtdeeltje na de botsing een grotere snelheid en dus meer kinetische energie. De materiedeeltjes van het kopje trillen daarna minder hard, ze hebben een deel van hun inwendige energie afgegeven, hun snelheid is lager, waardoor hun kinetische energie afgenomen is. Door deze overdracht van kinetische energie is de temperatuur van het kopje gedaald en de temperatuur van de omringende lucht toegenomen. Er wordt dus energie overgedragen van voorwerpen met een hogere temperatuur naar voorwerpen met een lagere temperatuur. Deze overgedragen energie noemt men warmte. Deze energieoverdracht gebeurt zo lang tot de temperatuur van beide voorwerpen gelijk is. Als de temperatuur van beide voorwerpen gelijk is zijn ze in thermisch evenwicht. Dan is de gemiddelde kinetische energie van beide voorwerpen gelijk. Warmte is de energie die overgedragen wordt van materie met hogere temperatuur naar materie met lagere temperatuur. Het symbool voor warmte is Q en de eenheid is dezelfde als voor energie: Warmte is dus geen aparte vorm van energie. Voorwerpen kunnen dan ook geen warmte bezitten, enkel overdragen Warmteoverdracht De overdracht van inwendige energie kan gebeuren via botsingen van materiedeeltjes zoals hierboven beschreven. Dan spreekt men van geleiding. Deel 6: Warmte 37

2 De overdracht van inwendige energie kan ook gebeuren door verplaatsing van materie met hoge temperatuur. Dan spreekt men van stroming. Een voorbeeld is het warme water van de centrale verwarming dat vanuit de verwarmingsketel via de leidingen naar de radiatoren wordt verplaatst. Een derde manier van overdracht is straling: daarvoor is geen materie nodig, er zijn dus geen botsingen en geen verplaatste materie. Een voorbeeld is de energie die van de zon naar de aarde wordt gestraald: tussen de aarde en de zon is er een luchtledige ruimte Merkbare en latente warmte We maken een pot water warm boven een gasvuur. De temperatuur van de vlam is hoger dan die van de pot water en er is dus warmteoverdracht van de vlam naar de pot. We merken de temperatuurstijging van de waterpot op en kunnen die meten met een thermometer. Als een voorwerp warmte opneemt of afstaat en als daardoor de temperatuur van het voorwerp wijzigt, dan noemt men die warmte merkbare warmte. Als het water in de pot begint te koken is er nog steeds warmteoverdracht: de vlam is heter dan het water. Met onze thermometer stellen we vast dat de temperatuur van het water Als een voorwerp warmte opneemt of afstaat en het voorwerp zijn temperatuur wijzigt daarbij niet, dan noemt men die warmte latente warmte efeningen 1) Duid op de figuur hiernaast de warmteoverdracht aan door straling, geleiding en stroming. 2) Wat bezit het meeste warmte, een glas koud water of een kopje hete thee? 3) In een kamer met enkel glas in de ramen voelt men in de winter dat de lucht nabij de ramen kouder is. Men zegt wel eens dat de koude door het venster komt. Dit klopt nochtans niet. Wat gebeurt er fysisch wel? 4) Als je in een kamer van 20 C bent verliest je lichaam warmte aan de omgeving. Je voelt dit als je bijvoorbeeld een voorwerp uit steen of metaal in de kamer aanraakt: het voelt koud aan. Maar als je een stuk piepschuim (isomo of frigolite) met dezelfde kamertemperatuur aanraakt voelt dit warm aan. Verklaar. Deel 6: Warmte 38

3 6.2 Warmtecapaciteit Leerlingenproef We warmen een hoeveelheid water op met een elektrische dompelaar. We meten de temperatuurstijging in functie van de overgedragen warmte. We zetten de gegevens in een tabel en maken een T-Q-diagram. Uit de proef blijkt Warmtecapaciteit De constante verhouding tussen de overgedragen warmte en de temperatuurstijging noemen we de warmtecapaciteit van het voorwerp: C = Q / T De eenheid van warmtecapaciteit volgt uit de formule: Door verlies van warmte aan de omgeving is de warmtecapaciteit die in de proef bepaald werd groter dan de werkelijke warmtecapaciteit Soortelijke warmtecapaciteit Als de bovenstaande proef zou herhaald worden met twee keer zo veel water, hoeveel energie zou er dan nodig zijn om dat water eenzelfde temperatuurstijging te geven? Er is een verband tussen de warmtecapaciteit van een voorwerp en zijn massa. Bijgevolg is de verhouding van de warmtecapaciteit en de massa een Als de bovenstaande proef zou herhaald worden met een andere stof als water, zou de temperatuurtoename even groot zijn voor eenzelfde hoeveelheid energie? De warmtecapaciteit is dus ook afhankelijk van De constante verhouding tussen de warmtecapaciteit en de massa noemen we de soortelijke warmtecapaciteit van de materie waaruit het voorwerp is gemaakt: c = C / m De eenheid van de soortelijke warmtecapaciteit volgt uit de formule: Als de soortelijke warmtecapaciteit, de temperatuurverandering en de massa van een voorwerp gekend zijn kan men de merkbare warmte berekenen met de formule: Q = c.m. T Deel 6: Warmte 39

4 Tabel soortelijke warmtecapaciteit Stof c (J/kg.K) Stof c (J/kg.K) Ethanol 2,43.10³ Lood 1,28.10² Kwik 1,38.10³ Aluminium 8,96.10² lie 1,65.10³ Koper 3,86.10² Water 4,18.10³ IJzer 4,48.10² IJs 2,22.10³ Goud 1,31.10² Zeewater 3,93.10³ Zand 8,00.10² Parafine 2,89.10³ Beton 9,0.10² Lucht (p=cte bij 20 C) 1,00.10³ Hout 1,9.10³ Wat stel je vast over de soortelijke warmtecapaciteit van metalen ten opzichte van andere stoffen? Dat wil zeggen dat metalen GEMAKKELIJKER / MEILIJKER opwarmen dan andere stoffen. Welke stof heeft de grootste soortelijke warmtecapaciteit? Hoe groot is deze soortelijke warmtecapaciteit: c water = Hoe groot is de soortelijke warmtecapaciteit die je voor water gemeten hebt in de proef? Hoe verklaar je het verschil? efeningen 1) Het klimaat in ons land wordt gemilderd door de nabijheid van de Noordzee: in de zomer zijn de temperaturen niet te hoog en in de winter niet te laag. In Berlijn en zeker Moskou, die ongeveer op dezelfde breedtegraad liggen zijn de temperaturen veel extremer. Verklaar. 2) Als de zon op het strand schijnt wordt het zand soms zo heet dat men er nauwelijks op kan lopen. Het zeewater dat nochtans aan dezelfde zon is blootgesteld blijft veel koeler. Verklaar. 3) Elektrische verwarming is niet erg ecologisch en ook relatief duur. m kosten te sparen wordt gewerkt met accumulatiekachels. Zo n kachel gaat aan s nachts aan een goedkoop elektrisch tarief elektrische energie omzetten in warmte en die opslagen. verdag, als men de kamer wil verwarmen wordt de warmte afgegeven. Vul de werking van zo n accumulatiekachel aan het de gegeven woorden: luchtkanalen, overdag, vuurvaste stenen, isolatielaag, ventilator, warmtecapaciteit, thermostaat, verwarmingselementen. Zo een kachel bestaat uit een grote hoeveelheid materiaal met een grote Hiervoor gebruikt men vaak Door de kachel lopen elektrische die s nacht de elektrische energie omzetten. Rond de kachel zit een thermische Door de stenen lopen ook Een zet overdag een in werking die de lucht door de kanalen blaast. p koude dagen kunnen de verwarmingselementen ook bij aangezet worden. Deel 6: Warmte 40

5 6.3 Warmtehoeveelheid pgenomen en afgegeven warmte worden altijd als positieve waarden weergegeven. De temperatuur van een voorwerp dat merkbare warmte opneemt zal stijgen van T 0 naar T e, waarbij T 0 de begintemperatuur is en T e de eindtemperatuur. In dat geval is: Q opgenomen = c.m. T = c.m. (T e T 0 ) De temperatuur van een voorwerp dat merkbare warmte afgeeft zal dalen van T 0 naar T e. In dat geval is: Q afgegeven = c.m. T = c.m. (T 0 T e ) efeningen 1) Men warmt 1,00 liter water van 0,0 C op tot het kookpunt. Berekend de hoeveelheid energie die men moet toevoegen als er geen energie verloren gaat naar de omgeving. 2) Een leeg zwembad heeft een warmtecapaciteit van 10, J/K. De afmetingen van het bad zijn 1,8 meter op 4,0 meter op 6,0 meter. Hoeveel energie kost het om het met water gevulde zwembad op te warmen van 16,0 C tot 22,0 C. 3) Nadia is gelukkig met haar nieuw elektrisch vuur. Het duurt maar 4,00 minuten om 0,500 liter water van 20,0 C in een ijzeren pot van 0,750 kg aan de kook te brengen. De verbruikte elektrische energie bedraagt 2, J. Bereken het rendement van de energieomzetting. 4) In de middeleeuwen gebruikte men olie van 297 C tegen vijanden die de kasteelmuren probeerden te beklimmen. Waarom werd geen kokend water gebruikt? m de vraag te beantwoorden bereken je de verhouding van de afgegeven warmte door de olie tot de afgestane warmte door het water. Neem als eindtemperatuur in beide gevallen 37 C De calorimeter Een calorimeter is een thermisch goed geïsoleerd vat dat gebruikt wordt om warmteproeven mee te doen. Door de isolatie wordt er geen warmte uitgewisseld met de omgeving. Vaak is er een (elektrisch) opwarmingselement aanwezig en zijn er in het deksel openingen voor een thermometer en een roerder. Als men nauwkeurige metingen wil doen is het van belang dat men de warmtecapaciteit (C) van de calorimeter zelf kent Het vat en de andere onderdelen zullen zelf immers ook van temperatuur veranderen. Soms is de warmtecapaciteit op de calorimeter genoteerd, maar hij kan ook experimenteel bepaald, worden. Deel 6: Warmte 41

6 6.3.3 Behoud van warmte in een calorimeter In een calorimeter worden vaak proeven gedaan waarbij men warme en koude voorwerpen samenvoegt en de eindtemperatuur meet. Vermits er in een goed geïsoleerde calorimeter geen warmte wordt uitgewisseld met de omgeving wordt de wet van behoud van energie: Q afgegeven = Q opgenomen Dit is de energiebalans of de warmtebalans: de totale afgegeven warmte door de voorwerpen met de hoogste temperatuur is gelijk aan de totale opgenomen warmte door de voorwerpen met de laagste temperatuur. De eindtemperatuur bij evenwicht is voor de calorimeter en alle voorwerpen er in hetzelfde: T e efeningen 1) Men voegt 0,400 liter water van 25 C bij 0,600 liter water van 85 C. Bereken de evenwichtstemperatuur als er geen warmte verloren gaat naar de omgeving. 2) Men voegt bij 0,400 liter water van 25 C 0,200 kg koper met een temperatuur van 85 C. Bereken de evenwichtstemperatuur als er geen warmte verloren gaat naar de omgeving. 3) Een calorimeter met een onbekende warmtecapaciteit C bevat een massa m k koud water met een temperatuur T k. De soortelijke warmtecapaciteit van c water is bekend. Doe er een massa m w warm water met een temperatuur T w bij. Het koud water en de calorimeter nemen warmte op. Hun temperatuur stijgt tot T e, de eindtemperatuur bij evenwicht. Het warm water geeft warmte af en bereikt dezelfde eindtemperatuur. Stel een formule op om de warmtecapaciteit van de calorimeter (C) te berekenen. 4) Bepaling van de warmtecapaciteit van een vaste stof met een calorimeter (C = 180J/K). In de calorimeter zit m 1 = 0,300 kg water met een begintemperatuur T 1 = 18,0 C. Dan breng je er een massa m 2 = 0,200 kg verwarmde metaalsnippers in. Dit metaal is in kokend water verwarmd, zodat zijn temperatuur T 2 = 100 C is. Het verwarmde metaal staat warmte af. Het water en de calorimeter nemen deze warmte op. Bij thermisch evenwicht is de temperatuur in de calorimeter T e = 22,8 C. Stel de formule op om de soortelijke warmtecapaciteit van het metaal (c 2 ) te berekenen. 5) De oma van Roodkapje gebruikt een warmwaterkruik om in de winter haar koude voeten te verwarmen. De oma van Klein Duimpje een even grote zak met warm zand. De begintemperatuur van het zand en het water is hetzelfde. De soortelijke warmtecapaciteit van zand is 5 keer kleiner dan die van water, maar de dichtheid van zand is 3 maal groter dan die van water. Wie haar voeten worden het meest verwarmd? 6) In een calorimeter met C = 100 J/K zit 0,20 kg water van 20 C. Hoeveel aluminium van 100 C moet men er aan toevoegen om een eindtemperatuur van 25 C te bekomen. (c Al = 8,8.10² J/kgK) Deel 6: Warmte 42

7 Begrippen Warmte en overgedragen energie Temperatuur Deeltjesmodel Inwendige kinetische energie en inwendige potentiële energie Thermisch evenwicht Geleiding, stroming en straling Merkbare warmte en latente warmte Warmtecapaciteit en soortelijke warmtecapaciteit Kennen en kunnen Je kan de begrippen warmte en overgedragen energie, temperatuur, deeltjesmodel, inwendige kinetische energie en inwendige potentiële energie, thermisch evenwicht, geleiding, stroming en straling, merkbare warmte en latente warmte, warmtecapaciteit en soortelijke warmtecapaciteit uitleggen en gebruiken. Je kan oefeningen oplossen over warmteoverdracht. Je kan met het deeltjesmodel stap voor stap gedetailleerd uitleggen waarom en hoe een voorwerp door geleiding opwarmt of afkoelt. Je weet dat water de grootste soortelijke warmtecapaciteit heeft. Je kan oefeningen oplossen over (soortelijke) warmtecapaciteit. Je kan de werking en enkele toepassingen van een calorimeter uitleggen. Je kan vraagstukken m.b.t. warmtecapaciteit, soortelijke warmtecapaciteit, warmteoverdracht en warmtebalansen oplossen: gegeven en gevraagde onderscheiden, het gebruik van formules en SIeenheden, rekenen met beduidende cijfers en nauwkeurigheid, en dat alles met een correcte notatiewijze. Deel 6: Warmte 43

8 6.4 Faseovergangen Smelten en stollen Materie komt voor in 3 verschillende fasen: vast, vloeibaar en gas of damp. Door de temperatuur te verhogen kan men een vaste stof omzetten in een vloeistof en een gas. Door een gas af te koelen kan het worden omgezet in een vloeistof en een vaste stof. Smelten is het overgaan van de vaste fase naar de vloeistoffase. m te smelten moet de vaste stof warmte PNEMEN UIT / AFGEVEN AAN de omgeving. Deze warmte noemt men de smeltwarmte. Stollen is het overgaan van de vloeistoffase naar de vaste fase. Daarvoor moet de vloeistof warmte PNEMEN UIT / AFGEVEN AAN de omgeving. Deze warmte noemt men de stolwarmte. Tijdens het smelten en het stollen komt de stof in beide fasen voor. De smeltcurve geeft het verloop van de temperatuur van de stof tijdens het smelten. De stolcurve geeft het temperatuurverloop tijdens het stollen van de stof. T T vloeibaar smelten vloeibaar stollen vast vast + vloeibaar vast + vloeibaar vast t t Tijdens het smelten en stollen van een zuivere stof blijft de temperatuur constant. Deze temperatuur noemt men de smelttemperatuur of de stoltemperatuur (T m ). Voor eenzelfde stof zijn de smelt- en stoltemperatuur gelijk. Vermits de temperatuur tijdens het stollen en smelten constant blijft is, zijn de smeltwarmte en de stolwarmte LATENTE / MERKBARE warmtes. ok de smelt- en stolwarmte van eenzelfde stof zijn even groot Zowel de smelttemperatuur en de smeltwarmte hangen af van de aard van de stof. Hun waardes zijn stofeigenschappen. Deel 6: Warmte 44

9 6.4.2 efeningen 1) m een stof te koelen is een koelmiddel nodig. Een koelmiddel heeft een HGERE / LAGERE temperatuur dan de stof die gekoeld wordt. Een koelmiddel gaat warmte PNEMEN / AFSTAAN. Wat is het koelmiddel voor het water in de vijver wanneer het bevriest in de winter? 2) Als je ijs in een pot verwarmt op een groot vuur kan het zijn dat het smeltwater al kookt terwijl er nog ijs is. Nochtans is de smelttemperatuur 0 C en de kooktemperatuur 100 C. Toch is dit mogelijk omdat: het geen zuiver ijs is: de onzuiverheden zorgen ervoor dat het ijs langer in vaste toestand blijft n het smeltwater sneller gaat koken. de soortelijke smeltwarmte van ijs is kleiner dan de verdampingswarmte van water en daarom kookt het smeltwater sneller dan het ijs kan smelten het smeltwater de warmte opneemt omdat de warmteoverdracht in de vloeistof beter is dan in het vaste ijs want in een vloeistof is zowel geleiding als stroming mogelijk, terwijl in een vaste stof enkel geleiding kan Inwendige energie bij smelten en stollen In de vaste fase oefenen de materiedeeltjes een sterke CHESIEKRACHT / ADHESIEKRACHT op elkaar uit. Die houdt de stof samen. Als de temperatuur stijgt, trillen de materiedeeltjes HARDER / ZACHTER en neemt hun kinetische energie TE / AF. m zich uit de vaste stof vrij te maken en zich vrij te kunnen bewegen als vloeistof, moet een materiedeeltje over voldoende energie beschikken. Bij het smelten en stollen is de temperatuur van de vaste stof en de vloeistof even groot. Dus is ook de gemiddelde kinetische energie van de materiedeeltjes in beide fasen even groot. Bij het smelten wordt de smeltwarmte dus niet omgezet in een toename van de inwendige kinetische energie van de stof. Voorwerpen bevatten potentiële energie als ze zich in een krachtveld bevinden. Bij het smelten verandert de cohesiekracht van de deeltjes en dus ook de inwendige potentiële energie. Bij het smelten wordt de smeltwarmte dus volledig omgezet in een toename van de inwendige potentiële energie van de stof. In de vloeistoffase kunnen de materiedeeltjes vrij van elkaar bewegen en is hun potentiële energie groter dan in de vaste fase efeningen 1) Tijdens het smelten kunnen de gesmolten deeltjes vrij van elkaar bewegen. Waarom mag je toch beweren dat de smeltwarmte niet wordt omgezet in een toename van kinetische energie? 2) Waarom besproeien tuinders hun planten met water wanneer er nachtvorst dreigt? 3) Smelt- en stolwarmte zijn MERKBARE / LATENTE warmte. Deel 6: Warmte 45

10 6.4.5 Soortelijke smeltwarmte Een ijsblokje smelt snel in je glas, maar een ijsberg heeft maanden nodig om te smelten. En als ijs van 0 C twee maal meer warmte opneemt zal het twee maal sneller smelten. Er is dus een lineair verband tussen de opgenomen smeltwarmte en de gesmolten massa. Bijgevolg is de verhouding van de twee een constante. Die constante is afhankelijk van de aard van de stof en noemen we de soortelijke smeltwarmte: L m = Q / m De eenheid van de soortelijke smeltwarmte is: [L m ] = De soortelijke smeltwarmte is een stofeigenschap. mgevormde formule om de smeltwarmte te berekenen: Q = efeningen 1) Uit de tabellen blijkt dat de soortelijke smeltwarmte van ijs GRTER / KLEINER is dan die van metalen. 2) Uit de tabellen blijkt dat de soortelijke smeltwarmte van stoffen hoger is als hun smelttemperatuur hoger is: JUIST / FUT. 3) De smeltwarmte om 3,0 kg goud te smelten is, in vergelijking met de smeltwarmte om 1,0 kg wolfraan te smelten: ongeveer drie maal groter een beetje groter even groot een beetje kleiner 4) Je doet 20,0 g ijs van 0,0 C in een 250,0 g water van 18,0 C. Bereken de eindtemperatuur als er geen warmte-uitwisseling is met de omgeving Verandering van volume en dichtheid bij het smelten Het volume van de meeste stoffen STIJGT / DAALT tijdens het smelten en zal dus TENEMEN / AFNEMEN bij het stollen. Dat komt omdat de cohesiekrachten in de vaste stof GRTER / KLEINER is dan in de vloeistof. Water is een uitzondering op deze regel: water ZET UIT / KRIMPT als het stolt en ijs zal bij het smelten in volume TENEMEN / AFNEMEN. Dit is te verklaren door de waterstofbruggen in het kristalrooster van ijs. Deel 6: Warmte 46

11 Vermits voor de meeste stoffen het volume van de vaste stof kleiner is voor dezelfde massa, zal de dichtheid van de vaste stof GRTER / KLEINER zijn dan die van de vloeistof. Voor water is het net omgekeerd: de dichtheid van ijs is GRTER / KLEINER dan die van water. Een gevolg is dat voor de meeste stoffen de vaste fase DRIJFT P / ZINKT IN de vloeistoffase tijdens het smelten en stollen. Voor ijs is het net omgekeerd: ijs DRIJFT P / ZINKT IN water omdat de dichtheid van het ijs KLEINER / GRTER is dan die van water omdat het volume van ijs KLEINER / GRTER is dan van eenzelfde massa water. paraffine vloeibaar paraffine vast paraffine T m = 54 C water T m = 0 C Invloed van de druk op de smelttemperatuur ver een ijsblok wordt een ijzerdraad gespannen die verzwaard is met twee massa s. Daardoor ondervindt het ijs een grote druk onder de ijzerdraad. Het ijs aan de buitenkant van de blok begint door de omgevingstemperatuur te smelten en is 0 C. Binnenin het ijs blijft het ondertussen kouder, dus in principe onder het smeltpunt. Waarneming: Verklaring: nder de draad smelt het ijs vlugger dan ernaast. Door de druk smelt het ijs gemakkelijker. Dat wil zeggen dat ijs onder druk smelt bij een lagere temperatuur. De smelttemperatuur van ijs daalt dus onder 0 C bij stijgende druk. Dat komt omdat door de drukverhoging de fase bevorderd wordt waar de deeltjes het dichtst bij elkaar zitten. Bij water is dat de vloeibare fase, die een GRTERE / KLEINERE dichtheid heeft dan ijs. Deel 6: Warmte 47

12 m te kunnen smelten moet het ijs onder de draad warmte PNEMEN / AFGEVEN. Die warmte wordt onttrokken aan de warmte die vrijkomt als het smeltwater boven de draad stolt. Doordat de ijzerdaad goed warmtegeleidend is kan die warmte gemakkelijk doorgegeven worden. Als men dezelfde proef doet met een nylondraad die de warmte minder goed geleidt zal het veel trager verlopen. Algemeen: Drukverhoging bevordert het ontstaan van die fase waar de dichtheid het grootst is. Bij ijs betekent dit dat de smelttemperatuur daalt bij een drukverhoging. Bij de meeste andere stoffen betekent dit dat de smelttemperatuur stijgt bij een drukverhoging. De dichtheid van de vloeistoffase is bij de meeste stoffen nl. GRTER / KLEINER dan van de vaste fase. efening: Bij het ijsschaatsen rust je massa op een klein oppervlak en wordt er een KLEINE / GRTE druk op het ijs uitgeoefend. Daardoor DAALT / STIJGT de smelttemperatuur van het ijs en ontstaat er een klein laagje water. De schaats glijdt daardoor bijna zonder wrijving over het ijs. Verklaar waarom het moeilijker schaatsen is bij zeer koud weer: De smeltlijn Een smeltpunt of stolpunt is een toestand waarbij de stof gelijktijdig in vaste en vloeibare fase voorkomt. In een p-t-diagram wordt een smelt- of stolpunt door een punt weergegeven. Alle smelt- en stolpunten van een stof liggen op een lijn: de smeltlijn: de smeltlijn geeft bij elke druk de temperatuur aan waarbij de stof gelijktijdig in de vaste en de vloeibare fase voorkomt. smeltlijn meeste stoffen p vast vloeistof smeltlijn van water p (hpa) ijs water smeltpunt 1013 A T 6,1 273,15 273,16 T (K) Er is een grote drukstijging nodig om een kleine verandering van de smelttemperatuur te bekomen. De smeltlijnen lopen heel stijl. Voor de meeste stoffen helt de smeltlijn naar rechts. Voor water helt de smeltlijn naar links. Veronderstel voor water dat je vertrekt in het smeltpunt A en de pijl naar links volgt: je verlaagt de temperatuur bij constante druk. m de temperatuur te doen dalen moet je warmte AFVEREN / Deel 6: Warmte 48

13 TEVEGEN. Als aan een vloeistof bij haar stolpunt warmte wordt onttrokken, stolt ze. Pas als alle vloeistof gestold is kan de temperatuur verder dalen. Volgt men de pijl vanuit het stolpunt A naar rechts, VERHGT / VERLAAGT men de temperatuur bij STIJGENDE / CNSTANTE / DALENDE druk. Dit doe je door warmte TE TE VEGEN / AF TE VEREN. De hoeveelheid vaste stof in het mengsel zal TENEMEN / AFNEMEN : de stof STLT / SMELT. Pas nadat alle stof GESMLTEN / GESTLD is, zal de temperatuur verder stijgen. In het gebied rechts van de smeltlijn bevindt de stof zich uitsluitend in de VASTE FASE / VLEISTFFASE efeningen 1) De grafiek geeft de smeltlijn van goud weer. p vast vloeistof A In het punt A is het goud: 2 gedeeltelijk vast en gedeeltelijk vloeibaar volledig vast volledig vloeibaar 1 B T of vast, of vloeibaar, of gedeeltelijk vast en vloeibaar men kan het niet weten: dat hangt nl. af van de druk Als het goud zich in toestand B bevindt, wat is dan lijn 1? Welke bewerking stelt lijn 2 voor? Kan je op deze manier alle vloeistoffen omzetten in vaste stoffen? Verklaar je antwoord. 2) Wat heeft de grootste gemiddelde snelheid: een trillend ijsdeeltje bij 0 C, of een waterdeeltje van 0 C? 3) Een ijsemmer om champagne te koelen bevat 500 g water en 800 g ijsblokjes. Hoeveel warmte kan dit mengsel opnemen voor al het ijs gesmolten is. 4) Een elektrische dompelaar van 50 W zit in een pot met ijsblokjes van 0 C. Hoeveel smeltwater van 0 C ontstaat er na 5,0 minuten? 5) Je hebt 0,100 kg ijs van -10 C. Hoeveel warmte moet je toevoegen om het op te warmen tot water van 10 C? Deel 6: Warmte 49

14 Verdampen en condenseren Verdampen is overgaan van de vloeistoffase naar de damp- of gasfase. Condenseren is de overgang van de gas- of dampfase naar de vloeistoffase. Een vloeistof verdampt bij elke temperatuur en condenseren gebeurt ook bij elke temperatuur onder het kookpunt. (in tegenstelling tot stollen en smelten die voor elke stof bij T m gebeuren). Factoren die de verdampingssnelheid beïnvloeden: Verdamping gebeurt sneller als het vloeistofoppervlak groter is, de lucht erboven ververst wordt en de temperatuur hoger is. ok de aard van de stof bepaalt de verdampingssnelheid. Kan je eenvoudige proefjes bedenken om dit na te gaan? Als de druk boven een vloeistofoppervlak daalt neemt de verdampingssnelheid eveneens toe. Eens de verzadigingsdruk bereikt verdampt de stof niet verder. Proef: een vloeistof in een luchtledige kolf laten druppelen: elke druppel;verdampt tot de verzadigingsdruk bereikt is. Koken Een vloeistof die kookt verdampt in haar hele volume: overal ontstaan bellen met damp. De druk in de bellen is de verzadigingsdruk. Een vloeistof kookt als de druk op de vloeistof gelijk is aan de verzadigingsdruk. Als de druk op de vloeistof stijgt, stijgt de kooktemperatuur (T b ). Bij lage druk daalt de kooktemperatuur. Proef: water kookt bij 20 C als de luchtdruk daalt tot 23 hpa. B: snelkookpan (p => T b ) of water koken op grote hoogte (p => T b ). De kooklijn Het kookpunt stijgt i.f.v. de druk. Bij een kookpunt is er vloeistof en verzadigde damp. De verzameling van al deze kookpunten noemen we de kooklijn. Verdampingswarmte Men kan de verdampingswarmte van een hoeveelheid water bepalen door met een waterkoker met gekend vermogen water te laten wegkoken en met een balans de massa van het verdampte water te meten (massa overgebleven water t.o.v. de beginmassa). p vloeistof f kook- en condensatiepunt damp T Soortelijke verdampingswarmte: L m = Q / m [L m ] = J/kg Net zoals de soortelijke smeltwarmte is de verdampingswarmte van water groter dan van de meeste andere stoffen door de sterke bindingskrachten tussen de watermoleculen (cfr: waterstofbruggen) ok de soortelijke condensatiewarmte is een stofeigenschap en ze is even groot als de verdampingswarmte. Deel 6: Warmte 50

15 6.7 Tabellen Smelttemperatuur, soortelijke smeltwarmte, kooktemperatuur bij 1013 hpa, soortelijke latente verdampingswarmte en soortelijke warmtecapaciteit T m ( C) L m (kj/kg) T b ( C) L v (kj/kg) c (kj/kg.k) Helium Ethanol Ether Methanol Kwik lijfolie Water IJs Tin Lood Zink Aluminium Zilver Goud Koper Nikkel Platina IJzer Wolfraam ,3-116,3-93,9-38, ,9 78,5 34, (*) 2,43 2,30 2,51 0,14 1,65 4,186 2,22 0,227 0,128 0,387 0,896 0,234 0,131 0,386 0,440 0,136 0,448 0,135 (*) bij constante druk: c p = 5,24 kj/kg.k en bij constant volume c v = 3,21 kj/kg.k Maximumdampdruk en soortelijke verdampingswarmte van water bij verschillende temperaturen en kooktemperatuur van water bij verschillende drukken T b ( C) p (kpa) L v (kj/kg) T b ( C) p (kpa) L v (kj/kg) ,61 1,23 2,33 4,24 7,37 12,3 19,9 31,2 47,3 70,1 101, , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 720,9 0 Deel 6: Warmte 51

Droogijs. IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be

Droogijs. IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be De 3D pen laat kinderen veilig 3D objecten tekenen Door middel van LED dioden aan het uiteinde van de pen zal de inkt direct stollen,

Nadere informatie

i-q s m Ze geeft de warmtehoeveelheid aan die nodig is om de eenheidsmassa van de stofte doen smelten.

i-q s m Ze geeft de warmtehoeveelheid aan die nodig is om de eenheidsmassa van de stofte doen smelten. De meeste stoffen kunnen in de drie volgende fasen voorkomen: vaste fase, vloeibare fase en gasvormige fase. Deze drie fasen noemt men de aggregatietoestanden van de stof. Of een bepaalde stof vast, vloeibaar

Nadere informatie

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte. 1 Materie en warmte Onderwerpen - Temperatuur en warmte. - Verschillende temperatuurschalen - Berekening hoeveelheid warmte t.o.v. bepaalde temperatuur. - Thermische geleidbaarheid van een stof. - Warmteweerstand

Nadere informatie

( ) -grafiek. blijkt dat de richtingscoëfficiënt: θ 1

( ) -grafiek. blijkt dat de richtingscoëfficiënt: θ 1 QUARK_4-Thema-07/8-warmte, warmtecapaciteit Blz. 2 THEMA 8: warmtecapaciteit 1 Warmtecapaciteit van een voorwerp Definitie van warmtecapaciteit De grootte van de temperatuursverandering θis recht evenredig

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT. Figuur 4.1: Smelten zuivere stof

Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT. Figuur 4.1: Smelten zuivere stof Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN 4.1.1 SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT Wanneer we een zuivere vaste stof (figuur 4.1) verwarmen zal de temperatuur ervan stijgen. Na enige tijd wordt de vaste stof

Nadere informatie

Jaarplan. Quark 4.2. 4 Quark 4.2 Handleiding. TSO-BTW/VT TSO-TeWe. ASO-Wet

Jaarplan. Quark 4.2. 4 Quark 4.2 Handleiding. TSO-BTW/VT TSO-TeWe. ASO-Wet Jaarplan TSO-BTW/VT TSO-TeWe ASO-Wet Fysica TWEEDE GRAAD ASO VVKSO BRUSSEL D/2012/7841/009 4de jaar, 2u/week JAARPLAN Vul de donkergrijze kolommen in en je hebt een jaarplan; vul de andere ook in en je

Nadere informatie

Klimaatbeheersing (2)

Klimaatbeheersing (2) Klimaatbeheersing (2) E. Gernaat (ISBN 978-90-808907-6-3) Uitgave 2016 1 Natuurkundige begrippen 1.1 Warmte () Warmte is een vorm van energie welke tussen twee lichamen met een verschillende temperatuur

Nadere informatie

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn LEERWERKBOEK IMPULS 2 L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters 1u Plantyn Ten geleide Impuls 2 leerwerkboek 1 u is bedoeld voor het tweede jaar van de tweede graad ASO met 1 wekelijkse lestijd. Het

Nadere informatie

Bereken de verhouding massa van het water van het mengsel bij t = 0 s. massa van het ijs

Bereken de verhouding massa van het water van het mengsel bij t = 0 s. massa van het ijs jaar: 1989 nummer: 30 Een geïsoleerd vat bevat een water -ijs mengsel bij 0 C (273 K). Dit mengsel wordt langzaam verwarmd door een ondergedompelde weerstand die vanaf t = 0 s zorgt voor een constante

Nadere informatie

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn LEERWERKBOEK IMPULS 2 L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters 2u Plantyn Ten geleide Impuls 2 leerwerkboek 2 u is bedoeld voor het tweede jaar van de tweede graad ASO met 2 wekelijkse lestijden.

Nadere informatie

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1 Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1 Opgave 1.1 Opgave 1.2 Opgave 1.3 Opgave 1.4 Stofeigenschappen en zintuigen Noem 4 stofeigenschappen die je met je zintuigen kunt waarnemen? Fysische constanten a. Methaan

Nadere informatie

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald Hieronder wordt uitgelegd wat massadichtheid betekent. De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald volume. De massadichtheid is dus bijvoorbeeld

Nadere informatie

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A)

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A) Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A) OPGAVE 1 In de figuur hiernaast zijn de zes faseovergangen genummerd. Geef de namen van deze faseovergangen. 1: 2: 3: 4: 5: 6: OPGAVE 2 Geef de

Nadere informatie

Oefentoets warmte. 2. Welk materiaal zou erg geschikt zijn om een pan van te maken?

Oefentoets warmte. 2. Welk materiaal zou erg geschikt zijn om een pan van te maken? Oefentoets warmte 1. Bij het koken van een ei wordt warmte overgedragen. Geef in een tekening aan hoe de warmte stroomt. Neem in je tekening de volgende dingen op: gasfornuis, pan, water, ei, handvat van

Nadere informatie

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig. 4180 4 Het symbool staat voor verandering.

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig. 4180 4 Het symbool staat voor verandering. 1 Warmteleer. 1 De soortelijke warmte is de warmte die je moet toevoeren om 1 kg van een stof 1 0 C op te warmen. Deze warmte moet je ook weer afvoeren om 1 kg van die stof 1 0 C af te koelen. 2 Om 2 kg

Nadere informatie

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen.

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen. Samenvatting door een scholier 873 woorden 2 maart 2016 7,6 37 keer beoordeeld Vak Methode NaSk Nova Hoofdstuk 3 1. fasen en fase-overgangen Water komt voor als: - vaste stof (ijs) - vloeistof (vloeibaar

Nadere informatie

Klimaatbeheersing (2)

Klimaatbeheersing (2) Klimaatbeheersing (2) E. Gernaat (ISBN 978-90-808907-6-3) 1 Natuurkundige begrippen 1.1 Warmte () Warmte is een vorm van energie welke tussen twee lichamen met een verschillende temperatuur kan worden

Nadere informatie

H7 werken met stoffen

H7 werken met stoffen H7 werken met stoffen Stofeigenschappen Faseovergangen Veilig werken met stoffen Chemische reacties Stoffen Zuivere stoffen mengsels legeringen één soort moleculen opgebouwd uit een aantal verschillende

Nadere informatie

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch Naam: Klas: Practicum soortelijke warmte van water Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch Doel van de proef Het bepalen van de soortelijke warmte van water

Nadere informatie

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn? Dichtheid Als je van een stalen tentharing en een aluminium tentharing wilt weten welke de grootte massa heeft heb je een balans nodig. Vaak kun je het antwoord ook te weten komen door te voelen welk voorwerp

Nadere informatie

Deel 1 : Mechanica. 2 de jaar 2 de graad (2uur) Inhoudstafel. - a -

Deel 1 : Mechanica. 2 de jaar 2 de graad (2uur) Inhoudstafel. - a - - a - Deel 1 : Mechanica Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoodstuk 3: Hoodstuk 4: Inleiding grootheden en eenheden Gebruik voorvoegsels... Wetenschappelijke notatie... Lengtematen, oppervlaktematen en inhoudsmaten...

Nadere informatie

Proef : We onderzoeken de warmte die nodig is als we de massa stof veranderen, een andere temperatuurstijging willen of een andere soort stof nemen.

Proef : We onderzoeken de warmte die nodig is als we de massa stof veranderen, een andere temperatuurstijging willen of een andere soort stof nemen. - 153- D. Warmte uitwisseling en temperatuurstijging. Warmen we een beker water op, dan merken we dat er warmte aan toegevoegd werd door de temperatuurstijging. We spreken van merkbare warmte, door het

Nadere informatie

Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO

Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO 1. Hydrostatica 1.1. Hydrostatische druk Begrip druk (algemeen) De druk p op een oppervlak is de verhouding van de grootte F van de kracht tot de grootte

Nadere informatie

Energie, arbeid en vermogen. Het begrip arbeid op een kwalitatieve manier toelichten.

Energie, arbeid en vermogen. Het begrip arbeid op een kwalitatieve manier toelichten. Jaarplan Fysica TWEEDE GRAAD TSO INDUSTRIËLE WETENSCHAPPEN VVKSO BRUSSEL D/2012/7841/083 4de jaar TSO-TeWe ASO-Wet Fysica TWEEDE GRAAD ASO VVKSO BRUSSEL D/2012/7841/008 4de jaar, 1u/week JAARPLAN Vul de

Nadere informatie

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009 MNSTERE VAN ONDERWJS EN VOLKSONTWKKELNG EXAMENBUREAU HEREXAMEN END MULO tevens e ZTTNG STAATSEXAMEN END MULO 2009 VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRJDAG 07 AUGUSTUS 2009 TJD : 7.30 9.30 UUR DEZE TAAK BESTAAT

Nadere informatie

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie.

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie. Domein D: Warmteleer Subdomein: Gas en vloeistof 1 niet expliciet genoemd in eindtermen, moet er een groep vragen gemaakt worden waarin die algemene zaken zijn vervat? zie ook mededelingen voor eindexamendocenten.

Nadere informatie

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4 Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4 Samenvatting door L. 1264 woorden 2 juli 2014 3,9 15 keer beoordeeld Vak NaSk 1 Warmtebronnen en brandstoffen. Warmtebronnen thuis en op school. Om iets te verwarmen heb je

Nadere informatie

Thema 2 Materiaal uit de natuur

Thema 2 Materiaal uit de natuur Naut samenvatting groep 6 Mijn Malmberg Thema 2 Materiaal uit de natuur Samenvatting Drie maal water Water kan veranderen van ijs in waterdamp. En waterdamp en ijs kunnen weer veranderen in water. Water

Nadere informatie

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser Opgave 1 Afdaling Een skiër daalt een 1500 m lange helling af, het hoogteverschil is 300 m. De massa van de skiër, inclusief de uitrusting, is 86 kg. De wrijvingskracht met de sneeuw is gemiddeld 4,5%

Nadere informatie

2 VWO 2 HAVO Oefenstof dichtheid.

2 VWO 2 HAVO Oefenstof dichtheid. (1 liter = 1 dm 3 ) (1 ml = 1 cm 3 ) (1 m 3 = 1000 dm 3 ) (1 dm 3 = 1000 cm 3 ) ( 1 kg = 1000 g) (1 g = 1000 mg) 1. Bepaal de massa van een vurenhouten balk met een volume van 70 dm 3. V = 70 dm 3 ρ =

Nadere informatie

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt. Domein D: Warmteleer Subdomein: Gas en vloeistof 1 niet expliciet genoemd in eindtermen, moet er een groep vragen gemaakt worden waarin die algemene zaken zijn vervat? zie ook mededelingen voor eindexamendocenten.

Nadere informatie

Theorie: Temperatuur meten (Herhaling klas 2)

Theorie: Temperatuur meten (Herhaling klas 2) heorie: emperatuur meten (Herhaling klas 2) Objectief meten Bij het meten van een grootheid mag je meting niet afhangen van toevallige omstandigheden. De temperatuur die je ervaart als je een ruimte binnenkomt,

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Warmteleer en gaswetten. 25 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Warmteleer en gaswetten. 25 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Warmteleer en gaswetten 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),

Nadere informatie

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden.

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden. Uitwerkingen Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden. Opmerking: in een ideaal gas hebben de moleculen wel een massa. Alleen

Nadere informatie

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom?

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom? Docentversie (24/05/2012) Natte Glazen Benodigdheden -glazen -ijsklontjes -koud water in kan of thermos of plastic flessen -maatbeker -weegschaal Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt

Nadere informatie

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C alcohol 0,8 2,5 114 78 aluminium

Nadere informatie

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eerste ronde - 4ste Vlaamse Fysica Olympiade 4ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Dichtheid Soortelijke

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1.1 t/m 1.4

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1.1 t/m 1.4 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1.1 t/m 1.4 Samenvatting door een scholier 1714 woorden 3 oktober 2010 6 10 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie 1.1 Scheikunde Bron 1 scheikunde Door

Nadere informatie

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO Opgave 1 Kees wil kaarsvet in een reageerbuis voorzichtig smelten. Hij houdt de reageerbuis daarom niet direct in de vlam, maar verwarmt de buis met kaarsvet in een stalen

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materi Samenvatting door een scholier 1210 woorden 6 april 2015 6,9 35 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 3: Materi Eigenschappen van moleculen: -Ze verschillen

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton) Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton) Samenvatting door een scholier 1404 woorden 25 augustus 2003 5,4 75 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Verwarmen en isoleren Warmte en energie 2.1 Energievraag

Nadere informatie

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen Uitwerkingen T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN

Nadere informatie

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 6: Stoffen en Moleculen

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 6: Stoffen en Moleculen Samenvatting NaSk Hoofdstuk 6: Stoffen en Mol Samenvatting door een scholier 1296 woorden 9 november 2017 7,6 34 keer beoordeeld Vak Methode NaSk Natuur/scheikunde overal Paragraaf 6.1: stoffen herkennen

Nadere informatie

3.0 Stof 2 www.natuurkundecompact.nl

3.0 Stof 2 www.natuurkundecompact.nl 3.0 Stof 2 www.natuurkundecompact.nl 3.1 a Water doen koken b Paraffine doen stollen 3.3 Kristal maken 3.4 a Uitzetten en krimpen (demonstratie) b Thermometer ijken 1 3.1 a Water doen koken www.natuurkundecompact.nl

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Koken van water: wat gebeurt er ( temperatuur, energie, druk) Leren opzoeken in stoomtabellen. Diagrammen van water en stoom

Wat gaan we doen? Koken van water: wat gebeurt er ( temperatuur, energie, druk) Leren opzoeken in stoomtabellen. Diagrammen van water en stoom Si klas 1 Pagina 1 Wat gaan we doen? dinsdag 30 januari 2018 12:43 Koken van water: wat gebeurt er ( temperatuur, energie, druk) Leren opzoeken in stoomtabellen Diagrammen van water en stoom Een stoominstallatie

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: Gaswetten

Hoofdstuk 5: Gaswetten Hoofdstuk 5: Gaswetten 5.1 Toestandsfactoren van een gas Vloeistoffen en vaste stoffen zijn weinig samendrukbaar: hun volume verandert weinig bij veranderende druk of temperatuur. Gassen zijn goed samendrukbaar:

Nadere informatie

Fysica - Warmteleer. Denis Defreyne 5WW8. September 2003 - Januari 2004

Fysica - Warmteleer. Denis Defreyne 5WW8. September 2003 - Januari 2004 Fysica - Warmteleer Denis Defreyne 5WW8 September 2003 - Januari 2004 Inhoudsopgave 1 Inleiding tot de warmteleer 1 1.1 Temperatuur.................................. 1 1.2 Warmte.....................................

Nadere informatie

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg.

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg. ste ronde van de 9de Vlaamse Fysica Olympiade Formules ste onde Vlaamse Fysica Olympiade 7 9de Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen

Nadere informatie

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eerste ronde - 3ste Vlaamse Fysica Olympiade 3ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Warmte

Samenvatting Natuurkunde Warmte Samenvatting Natuurkunde Warmte Samenvatting door een scholier 2231 woorden 16 oktober 2003 6 196 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Samenvatting warmte 1 Effecten van verwarmen: - temperatuurverhoging -

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie Hoofdstuk 4: Arbeid en energie 4.1 Energiebronnen Arbeid: W =............. Energie:............................................................................... Potentiële energie: E p =.............

Nadere informatie

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO Bij deze toets hoort een blad met enige gegevens van stoffen. OPGAVE 1 Twee Maagdenburger halve bollen zijn tegen elkaar gezet en de lucht tussen de

Nadere informatie

In dit document leggen we uit hoe isolatie werkt en hoe INSUL8eco werkt in uw gebouw.

In dit document leggen we uit hoe isolatie werkt en hoe INSUL8eco werkt in uw gebouw. De basis van isolatie en hoe INSULd8eco werkt in uw gebouw In dit document leggen we uit hoe isolatie werkt en hoe INSUL8eco werkt in uw gebouw. Om de werking van onze isolatie oplossing goed te begrijpen,

Nadere informatie

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Exact periode Youdenplot Krachten Druk Exact periode 10.2 Youdenplot Krachten Druk Youdenplot. De Youdenplot wordt uitgelegd aan de hand van een presentatie. Exact Periode 10.2 2 Krachten. Een kracht kan een voorwerp versnellen of vervormen.

Nadere informatie

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor?

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor? Oplossingsmodellen bij vraagstukken (uit de Did. en ped. berichten 2010-2011) Derde jaar Gegeven, gevraagd, oplossing, antwoord Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is

Nadere informatie

Water? Hoezo water? Water! Hoezo water? Donderdag 24 mei 2018 WILDLANDS Adventure Zoo Emmen

Water? Hoezo water? Water! Hoezo water? Donderdag 24 mei 2018 WILDLANDS Adventure Zoo Emmen Hoezo water? Disclosure Relatie Organisatie Financiële bijdrage : Geen Raden van Advies : Geen Overige : Geen 2 Inhoud Water? Algemene eigenschappen Chemische eigenschappen Fysische eigenschappen Water?

Nadere informatie

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009 MINISTERIE N ONDERWIJS EN OLKSONTWIKKELING EXMENBUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN WO/HO/NTIN 2009 K : NTUURKUNDE DTUM : MNDG 06 JULI 2009 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45

Nadere informatie

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. LGEMEEN 1 De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. 5 Van een bi-metaal maakt men een thermometer door het aan de ene kant vast te klemmen en aan de

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

toelatingsexamen-geneeskunde.be Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op

Nadere informatie

Praktische opdracht Natuurkunde rendement eierkoker

Praktische opdracht Natuurkunde rendement eierkoker Praktische opdracht Natuurkunde rendement ei Praktische-opdracht door een scholier 1509 woorden 8 maart 2005 7,1 9 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Inleiding Het rendement van een ei Om te beginnen is het

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 7.1 Fasen en dichtheid Een stukje scheikunde 1. Intermoleculaire ruimte 2. Hogere temperatuur, hogere snelheid 3.

Nadere informatie

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1 Massa Volume en Dichtheid Over Betuwe College 2011 Pagina 1 Inhoudsopgave 1 Het volume... 3 1.1 Het volume berekenen.... 3 1.2 Volume 2... 5 1.3 Symbolen en omrekenen... 5 2 Massa... 6 3 Dichtheid... 7

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 7.2 Warmte T (K) Absolute temperatuur en warmte +273,15 273,15 T = K T Kelvin = T Celcius + 273,15 t ( C) WBE: E voor

Nadere informatie

Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt.

Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt. Uitwerkingen 1 Opgave 1 De massa van een voorwerp geeft aan hoe zwaar dit voorwerp is. Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt. Opgave De dichtheid van een stof

Nadere informatie

Warmte. Hoofdstuk 2. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Warmte. Hoofdstuk 2. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte Warmte Hoofdstuk 2 Warmte is Energie Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte Brandstoffen verbranden: Brandstof Zuurstof voldoende hoge temperatuur (ontbrandingstemperatuur) 1 Grootheid Symbool Eenheid

Nadere informatie

Warmte inleiding. Opdracht 1. Wat weet je nog uit de tweede klas? Kruis bij iedere bewering aan of deze juist of onjuist is. Bewering Juist Onjuist

Warmte inleiding. Opdracht 1. Wat weet je nog uit de tweede klas? Kruis bij iedere bewering aan of deze juist of onjuist is. Bewering Juist Onjuist Warmte inleiding Opdracht 1. Wat weet je ng uit de tweede klas? Kruis bij iedere bewering aan f deze juist f njuist is. Bewering Juist Onjuist Temperatuur en warmte hebben dezelfde eenheid De eenheid van

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte Samenvatting door E. 1500 woorden 6 maart 2014 5,7 16 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Energie en warmte 3.1 warmte

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Scheikunde is overal. J.A.W. Faes (2019)

Hoofdstuk 1. Scheikunde is overal. J.A.W. Faes (2019) Hoofdstuk 1 Scheikunde is overal J.A.W. Faes (2019) Hoofdstuk 1 Scheikunde is overal Paragrafen 1.1 Stofeigenschappen 1.2 Veiligheid 1.3 Faseveranderingen Practica Experiment 1 Hoe werkt de gasbrander?

Nadere informatie

Het deeltjesmodel. Deeltjes en hun eigenschappen. Context 3 Zinken zweven drijven. Naam: Klas: Datum:

Het deeltjesmodel. Deeltjes en hun eigenschappen. Context 3 Zinken zweven drijven. Naam: Klas: Datum: Naam: Klas: Datum: Het deeltjesmodel Deeltjes en hun eigenschappen Als je een stukje ijzer, goud of eender welk stof tientallen keren kon vergroten, dan zou je ontdekken dat alle stoffen gemaakt zijn van

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 7.1 Fasen en dichtheid Een stukje scheikunde 1. Intermoleculaire ruimte 2. Hogere temperatuur, hogere snelheid 3.

Nadere informatie

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 3 en 4

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting NaSk Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting door een scholier 1712 woorden 7 februari 2012 5,3 38 keer beoordeeld Vak Methode NaSk Nova 1 Kristalstructuur is een vorm die een vaste stof heft zoals:

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding 13. 1 energie 19

Inhoud. 1 Inleiding 13. 1 energie 19 Inhoud 1 Inleiding 13 1 onderzoeken van de natuur 13 Natuurwetenschappen 13 Onderzoeken 13 Ontwerpen 15 2 grootheden en eenheden 15 SI-stelsel 15 Voorvoegsels 15 3 meten 16 Meetinstrumenten 16 Nauwkeurigheid

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA ysica hoofdstuk : Hydrostatica e jaar e graad (uur) - 95 - Hoofdstuk : HYDROSTTIC. Inleiding: Bouw van een stof.. ggregatietoestanden De zuivere stoffen die we kennen kunnen in drie verschijningsvormen

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Samenvatting Natuurkunde Kracht Samenvatting Natuurkunde Kracht Samenvatting door een scholier 1634 woorden 16 oktober 2003 5,7 135 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Samenvatting Practicum 48 Kracht: Heeft een grootte en een richting.

Nadere informatie

1) Stoffen, moleculen en atomen

1) Stoffen, moleculen en atomen Herhaling leerstof klas 3 1) Stoffen, moleculen en atomen Scheikundigen houden zich bezig met stoffen. Betekenissen van stof zijn onder andere: - Het materiaal waar kleding van gemaakt is; - Fijne vuildeeltjes;

Nadere informatie

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 1 Een hoeveelheid ideaal gas is opgesloten in een vat van 1 liter bij 10 C en bij een druk van 3 bar. We vergroten het volume tot 10 liter bij 100 C. De einddruk van het gas is dan gelijk aan: a.

Nadere informatie

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 11 Stoffen en materialen ( ) Pagina 1 van 6

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 11 Stoffen en materialen ( ) Pagina 1 van 6 Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 11 Stoffen en materialen (2016-06-08) Pagina 1 van 6 Als je een ander antwoord vindt, zijn er minstens twee mogelijkheden: óf dit antwoord is fout, óf jouw antwoord is

Nadere informatie

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Juli blauw Vraag 1. Fysica Vraag 1 Beschouw volgende situatie in een kamer aan het aardoppervlak. Een homogene balk met massa 6, kg is symmetrisch opgehangen aan de touwen A en B. De touwen maken elk een hoek van 3 met de horizontale.

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Mulo III kandidaten maken item 1 t/m 30 Mulo IV kandidaten maken item 1 t/m 36 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk. 5.1.1 Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:... ... ...

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk. 5.1.1 Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:... ... ... Deel 5: Druk 5.1 Het begrip druk 5.1.1 Druk in het dagelijks leven We kennen druk uit het dagelijks leven:............................................................. Deel 5: Druk 5-1 5.1.2 Proef a) Werkwijze:

Nadere informatie

Samenvatting NaSk H3 water en lucht + H4 warmte

Samenvatting NaSk H3 water en lucht + H4 warmte Samenvatting NaSk H3 war en lucht + H4 warm Samenvatting door een scholier 1059 woorden 30 mei 2017 9,6 2 keer beoordeeld Vak NaSk H3 war en lucht + H4 warm H3 1. Fasen en faseovergangen De faseovergangen

Nadere informatie

ENERGIE H5 par. 1 en 2 Diagnostische Toets natuurkunde uitwerkingen

ENERGIE H5 par. 1 en 2 Diagnostische Toets natuurkunde uitwerkingen ENERGIE H5 par. 1 en 2 Diagnostische Toets natuurkunde uitwerkingen OPEN VRAGEN 1. Energieomzetting Enkele jaren geleden stond in de Gelderlander de foto rechts met de volgende tekst: Trots poseren koeien

Nadere informatie

Warmte en de eerste hoofdwet van de thermodynamica

Warmte en de eerste hoofdwet van de thermodynamica Wanneer het koud is, dienen warme kleren als isolatoren om het warmteverlies van het lichaam naar de omgeving door geleiding en convectie te verminderen. De stralingswarmte van een kampvuur kan jou en

Nadere informatie

Extra oefenopgaven H4 [rekenen met: vormingswarmte, reactiewarmte, rendement, reactiesnelheid, botsende-deeltjesmodel]

Extra oefenopgaven H4 [rekenen met: vormingswarmte, reactiewarmte, rendement, reactiesnelheid, botsende-deeltjesmodel] Extra oefenopgaven H4 [rekenen met: vormingswarmte, reactiewarmte, rendement, reactiesnelheid, botsende-deeltjesmodel] Gebruik bij deze opdrachten BINAS-tabellen 8 t/m 12 / 38A / 56 / 57. Rekenen met vormingswarmte

Nadere informatie

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN 3(4) VMBO-TGK,

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus, EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 Vrijdag 19 augustus, 9.30-11.30 uur \,._, NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie

Nadere informatie

Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor?

Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor? jaar: 1989 nummer: 01 Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor? o a. 1 o b. 1 en 2 o c. 1 en 3 o d. 1, 2 en 3 jaar: 1989 nummer: 02 De volumeuitzetting

Nadere informatie

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Thermodynamica Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Academiejaar 2009-2010 Inhoudsopgave Eerste hoofdwet - deel 1 3 Oefening 1.1......................................

Nadere informatie

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm. Vraag 1 Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm. Hulptekening: f f Het beeld van het voorwerp gevormd door

Nadere informatie

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012 MINISTERIE VN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN VWO/HVO/NTIN 011 VK : NTUURKUNDE DTUM : WOENSDG 06 JULI 011 TIJD : 09.45 11.5 UUR (Mulo III kandidaten)

Nadere informatie

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk Exact periode 10.2 Gepaarde t-test Krachten Druk 1 Exact periode 6. De gepaarde t-test De gepaarde t-test gebruik je als er door twee analisten ( of met twee methodes) aan een serie verschillende monsters

Nadere informatie

Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen?

Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen? Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen? Naam leerling: Klas: http://www.cma-science.nl Activiteit 1 Hoe stroomt warmte? 1. Wat gebeurt er met de temperatuur in een verwarmde kamer wanneer je het

Nadere informatie

Lesvoorbereiding. Student leraar secundair onderwijs groep 1

Lesvoorbereiding. Student leraar secundair onderwijs groep 1 Lesvoorbereiding Student leraar secundair onderwijs groep 1 Naam Eeckhout Andreas Cluster Bi-Fy-Aa-Ch Groep 2 OSO 2 Academiejaar 2005-2006 Campus Kattenberg Kattenberg 9, B-9000 Gent Tel. (09) 269 98 06

Nadere informatie

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren. 1 Meten en verwerken 1.1 Meten Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren. Grootheden/eenheden Een

Nadere informatie

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal).

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal). Oefenmateriaal I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één a) 101.000 Pa = kpa f) 8.999 Pa = kpa b) 103.500 Pa = kpa g) 5.750 Pa = kpa c) 99.850 Pa = kpa

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4 Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4 Samenvatting door Jel 1075 woorden 17 maart 2018 8 3 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova 1 Warmtebronnen en brandstoffen. Warmtebronnen thuis en op school.

Nadere informatie

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1 Vraag 1 Twee stenen van op dezelfde hoogte horizontaal weggeworpen in het punt A: steen 1 met een snelheid v 1 en steen 2 met snelheid v 2 Steen 1 komt neer op een afstand x 1 van het punt O en steen 2

Nadere informatie

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres P.J. Dreef 01 December 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/82827 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012 MINISTERIE VN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENBUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN VWO/HVO/NTIN 2013 VK : NTUURKUNDE DTUM : DONDERDG 04 JULI 2013 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten)

Nadere informatie