TOELICHTING OP DE BEWEEGRICHTLIJN BIJ OVERGEWICHT, OBESITAS, PREDIABETES EN DIABETES MELLITUS TYPE 2 Ten behoeve van Fit!vak Preventiecentra



Vergelijkbare documenten
Auditrapport Keurmerk Fit!vak Preven4ecentrum 2014

Keurmerk Fit!vak Preventiecentra

Handboek Starten met de interventie Fitness voor overgewicht en (pre)diabetes

Beweegprogramma Diabetes Mellitus type 2

PROTOCOL LEEFSTIJL BEWEEGADVIES 2015

Informatie sport en bewegen bij diabetes mellitus

BINNEN 6 MAANDEN EN IN 3 STAPPEN NAAR FIT!VAK PREVENTIECENTRUM IMPLEMENTATIETRAJECT VOOR CERTIFICERING. Versie 1.1

Diabetes, sport en voeding

Betreft: dhr E Herber, geb Amsterdam, 15 november 2007.

Lichaamsbeweging en sport

Meet the gym is het landelijke project dat de Edwin van der Sar Foundation in samenwerking met Hersenstichting Nederland heeft opgezet.

Sporten en diabetes type 2 Van 15 minuten per dag bewegen tot de marathon, maar eerst een fietsproef. Sport is goed voor elk?

Fitnesstrainer A. Lesdag 5 Trainingsleer Deel 2. Erkend Fit!vak opleidingscentrum

BEWEEGRICHTLIJN BIJ OVERGEWICHT, OBESITAS, PREDIABETES EN DIABETES MELLITUS TYPE 2

DIABETES EN BEWEGEN Hypo of hyper

Hoofdstuk 6B Lichaamsbeweging en sport

BEROEPSCOMPETENTIEPROFIEL BEWEGINGSDESKUNDIGE DIABETES MELLITUS (NIVEAU 4+)

BEROEPSCOMPETENTIEPROFIEL BEWEGINGSDESKUNDIGE DIABETES MELLITUS (NIVEAU 4+)

Er zijn verschillende meetmethodes waarmee u kunt vaststellen of u een gezond gewicht hebt:

Wetenswaardigheden over eten en drinken.

Diafit. Een test- en trainingsprogramma voor diabetes type 2 patiënten

Zelfregulatie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Checklists. Uitneembaar katern, handig om mee te nemen

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

Fysiotherapie bij hartrevalidatie Beweeg- en ontspanningsprogramma

Diabetesvoorlichting Flexibele Insuline Therapie

Fysiotherapie bij hartrevalidatie. Beweeg- en ontspanningsprogramma

Beweegprogramma diabetes mellitus

Praktische adviezen bij een 1 maal daags insulineregime

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders

Beweegprogramma voor mensen met Diabetes

Pre-diabetes, wat is het en wat kan ik er zelf aan doen? In deze folder krijgt u hier meer informatie over.

Pre-diabetes, wat is het en wat kan ik er zelf aan doen? In deze folder krijgt u hier meer informatie over.

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Concept zorgprotocol Beweeginterventies in de chronische ketenzorg 2014

Afvallen? Bereken je BMI.

Inhoud Hoe BRAVO ben jij?

ONDERWERPEN. Voordelen Zoladztest

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding

Adviezen voor sport en beweging bij diabetes

Artrose knie. Artrose is een aandoening die voor kan komen bij één of meerdere gewrichten.

Diabetesrevalidatie. UMCG Centrum voor Revalidatie locatie Beatrixoord. Inleiding

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Workshop voor apothekers en huisartsen. (on)juiste behandeling met orale bloedsuikerverlagende middelen bij

Toelichting op de jaarcontrole Voor mensen met diabetes mellitus

Beweegprogramma voor mensen met Diabetes

VirtueleThuiszorg = preventieve inzet Voor Diabetes Mellitus Type 2 en Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico

cursus FITNESSTRAINER

Trainingsplan. 1. Doelstelling

UMCG Centrum voor Revalidatie Locatie Beatrixoord. Diabetesrevalidatie

Onco-Move. Bewegen tijdens chemotherapie

Het kwantificeren van bewegen

Trainingsprogramma hartfalen afdeling fysiotherapie

PATIËNTEN INFORMATIE. Diabetes en sport

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij intensieve therapie

BEROEPSCOMPETENTIEPROFIEL BEWEGINGSDESKUNDIGE OVERGEWICHT EN OBESITAS (NIVEAU 4+)

Meer inzicht in uw gezondheid?

Zelfregulatie voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes die één of meerdere malen per dag insuline spuiten

Ken je cardiovasculair risico!

cursus ASSISTENT- FITNESSTRAINER

Het Diabetesteam. Meenemen voor de controle: Een dagboekje met recente dagcurves. Een lijst van de medicijnen die u gebruikt.

Bewegen tijdens de behandeling van kanker

Lichaamsbeweging: rol voor de diëtist? Grondmotorische eigenschappen van bewegen. Hartfrequentie (HF) Kracht Snelheid UHV Lenigheid Coördinatie

Voeding voor, tijdens en na het wielrennen

Workshop diabetes en koolhydratenbeperking bij overgewicht. Graag in samenwerking

Protocol module Voeding Generiek

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Wat te doen bij ontregeling van een kind met diabetes mellitus en een insulinepomp

Fittesten 55+ Najaar 2017

Het percentage overleden als gevolg van een hart- en vaatziekte is de laatste tientallen jaren gedaald door een aantal redenen:

Aanbevolen meetinstrumenten vanuit de KNGF richtlijn Oncologie.

Inhoud Voorwoord. Leeswijzer. Klantprofielen

B-FIT TRAININGSWIJZER. Verkorte therapeutenhandleiding

Testverslag. Jan Janssen Verslaglegging van de meetresultaten zoals gemeten tijdens de inspanningstest in het Robic Wielerlab.

H Nuchter voor onderzoek of operatie en Diabetes mellitus (met gebruik van insuline/glp-1)

Rivierenland Move BEWEGEN TIJDENS DE BEHANDELING VAN KANKER

HET CENTRUM VOOR GECOMBINEERDE LEEFSTIJL INTERVENTIE (GLI) VOOR MENSEN MET OVERGEWICHT, DIABETES TYPE 2 EN HART- EN VAATZIEKTEN

Effectieve voeding en beweging bij overgewicht Esther van Etten Sportdietist

Hypo- en hyperglycaemie

Fysieke training tijdens en/of na kankerbehandeling

Fietstest met ademgasanalyse

Overgewicht Inhoud Inleiding Oorzaken van overgewicht

DIEET BIJ CF-GERELATEERDE DIABETES. In deze folder vindt u informatie over het Dieet bij CF-gerelateerde Diabetes

Persoonlijke informatie

Bij de behandeling en begeleiding van CVRM neemt de diëtist als zorgaanbieder binnen de zorgketen de dieetadvisering 1 op zich.

DIABETES JAARCONTROLE

Samenvatting voor niet-ingewijden

Helmond verras app. Beginnen met hardlopen.

Bijlage 3.1. Meetinstrumenten. Free Running Asthma Screening Test, FRAST. Benodigdheden stopwatch piekstroommeter; bij voorkeur die van het kind zelf

Hardlopen. Conditie opbouwen en onderhouden

Voor overleg met het Diabetesteam kunt u op werkdagen contact opnemen met: Tussen uur en uur en uur en uur

Overgewicht Wat is een gezond gewicht en hoe bereik ik dat?

FEET4FEET. Ontstaan van voetklachten tijdens de. Nijmeegse Vierdaagse

Gezond gewicht. Wat kunt u er zelf aan doen? altijd dichtbij. Vraag ons gerust om advies.

In dit proefschrift worden effecten van verschillende vormen van training op het

EEN GEZONDE LEVENSSTIJL AANNEMEN

Patiënteninformatie. Diabetische ketoacidose

Pre-diabetes. Vasculair Preventie Centrum

Transcriptie:

TOELICHTING OP DE BEWEEGRICHTLIJN BIJ OVERGEWICHT, OBESITAS, PREDIABETES EN DIABETES MELLITUS TYPE 2 Ten behoeve van Fit!vak Preventiecentra April 2012 Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 1

Copyright Fit!vak Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wijze dan ook en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Fit!vak. Met uitzondering van de leden van Fitvak. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 2

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 De begeleiding... 5 2.1 Begeleiding van mensen met overgewicht (BMI <30)... 5 2.2 Begeleiding van mensen met obesitas, niveau 1 (BMI >30 en <35)... 5 2.3 Begeleiding van mensen met obesitas, niveau 2 en 3 (BMI >35)... 5 2.4 Exclusiecriteria voor het starten van een beweegprogramma... 6 2.4.1 Medische en fysieke exclusiecriteria... 6 2.4.2 Mentale exclusiecriteria... 6 2.4.3 Specifieke voorzorgsmaatregelen... 6 3 Inhoud intake... 7 3.1 Bloedglucose controleren en hypoglykemie herkennen... 7 3.2 Persoonlijke doelen, beweegvoorkeuren, beweegervaring en beweeganalyse... 7 4 Testen van lichaamssamenstelling, uithoudingsvermogen en kracht... 8 5 Begeleidingsprotocol en beweegprogramma... 9 5.1 FITT-principe... 9 5.2 (Her-)testen... 9 5.3 Voeding- en leefstijlbegeleiding... 9 5.4 Duur- en krachttraining... 9 5.5 Niet trainen en de training afbreken... 9 6 Ingrediënten van een beweegprogramma... 10 Bijlage A Niet trainen en de training afbreken bij DM II... 11 Bijlage B Preventie van hypoglykemie bij DMII... 12 Bijlage C Voorbeeld duur- en krachttraining... 14 Bijlage D Voorbeeld overzicht fysieke testen... 15 Bijlage E Protocol BMI... 16 Bijlage F Protocol middelomtrek... 17 Bijlage G Protocol Steep Ramp test... 18 Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 3

1 Inleiding In het kader van de ontwikkeling van de keuringscriteria ten behoeve van het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum heeft Fit!vak een groep deskundigen van de Kennis Transfergroep Fitness van Sportgeneeskunde Nederland om advies gevraagd. Deze toelichting op de Beweegrichting voor mensen met overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes type 2 is het resultaat van dit advies. Deze toelichting is door Fit!vak geschreven ten behoeve van fitnessondernemers die de Beweegrichting voor mensen met overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes type 2 willen gaan toepassen binnen hun onderneming en zich voor willen bereiden op het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum. De Kennis Transfergroep Fitness is tot de conclusie gekomen dat begeleiding van de doelgroep van mensen met obesitas onvoldoende staat beschreven in bovengenoemde beweegrichtlijn. Hieronder staat uitgelegd waarom zij dat vindt. Fit!vak heeft dit advies overgenomen en overweegt de beweegrichtlijn te (laten) herschrijven. Vooralsnog betekent dit dat fitnesscentra bij hun keuring voor het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum NIET gekeurd worden op de begeleiding van de doelgroep obesitas. Pas nadat er een hernieuwde versie van de beweegrichtlijn is geschreven, zullen er nieuwe toetsingscriteria worden ontwikkeld, zodat Fit!vak Preventiecentra ook met deze doelgroep aan de slag kunnen gaan. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 4

2 De begeleiding 2.1 Begeleiding van mensen met overgewicht (BMI <30) Bij inactieve mensen met een BMI < 30, die zich ten doel stellen om af te vallen, is het zeer verantwoord om te starten met een conditieprogramma. Aandacht voor voeding kan en mag dan naar wens van de klant eventueel achterwege gelaten worden, omdat inactieven met overgewicht vrijwel zeker gaan afvallen in het jaar waarin ze hun conditie gaan verbeteren. Dit treedt overigens pas op na ongeveer 3 maanden wanneer alleen met sport en bewegen aan het gewicht wordt gewerkt. Bij actieve mensen met een BMI tot 30 geldt uiteraard een ander verhaal. Deze mensen gaan niet of slechts matig afvallen als ze dat zonder aanpassingen in eten of eetgedrag doen. Anderzijds geldt bij deze groep mensen dat ze, voor wat betreft de gezondheid, een overgewicht mogen accepteren mits ze voldoende bewegen en een goede conditie hebben. Als ze toch willen afvallen is hulp van een gewichtsconsulent (bij mensen met een BMI <30) of gedragsdeskundige wel aan te bevelen. Essentieel is het rationeel gebruik maken van: 1. het huidige gewicht en de BMI-tabel 2. het huidige beweegpatroon 3. het huidige voedingspatroon 4. het gewenste gewicht, het gewenste beweegpatroon en het gewenste voedingspatroon. Bij een deugdelijke intake zijn deze gegevens in de meeste gevallen eenvoudig vast te stellen en is hiermee ook eenvoudig vast te stellen of een 4+er een rol kan vervullen in de wensen van de klant. 2.2 Begeleiding van mensen met obesitas, niveau 1 (BMI >30 en <35) Objectief gezonde mensen (dus niet doorverwezen) met BMI van 30 tot 35, met een normaal voedingspatroon, die de wens hebben om af te vallen en/of de conditie te verbeteren, kunnen zonder hulp van derden een trainingsprogramma aangeboden krijgen, mits ze inactief zijn. De beschreven intakeprocedure (zie hoofdstuk 1 en 2 van de beweegrichtlijn) zal gevolgd moeten worden. Dat wat je doet is dus afhankelijk van de persoon en zijn huidige leefstijl, conditie en doelstellingen. Als het iemand betreft die een slechte conditie heeft en weinig lichaamsbeweging, voldoende tijd en/of motivatie om een bewegingsprogramma te volgen en een niet al te dramatisch eetpatroon of eetprobleem, dan kan gestart worden met een conditieverbeteringsprogramma. Gebruik de eerste drie maanden om vervolgens te kijken wat er na conditieverbetering met het lichaamsgewicht gaat gebeuren. Conditieverbetering is dan het primaire doel. Afvallen is vaak secundair, dat als effect na de conditieverbetering ook bereikt kan worden. Ook kan met deze groep een samenwerking aangegaan worden met een diëtist of psycholoog in uw netwerk als het afvallen daadwerkelijk tot primair doel wordt gesteld. 2.3 Begeleiding van mensen met obesitas, niveau 2 en 3 (BMI >35) Bij mensen met BMI> 35, of ze nu actief of inactief zijn, is er een eetstoornis tot het tegendeel is bewezen. Bij hen zult u er met bewegen alleen vrijwel zeker NIET uit gaan komen. Deze mensen kunnen, in samenwerking met artsen, psychologen en diëtisten, deelnemen aan een verantwoord beweegprogramma waarin de bewegingsdeskundige WEL verantwoordelijk is en kan zijn voor een juiste en veilige trainingsprikkel, maar NIET verantwoordelijk is voor het effect op het gewicht. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 5

Een hoog-niveau 4+er met voldoende kennis van obesitas kan hier in de toekomst de rol van 'casemanager' vervullen, maar dan moet hij op grond van ervaring en inzicht in de materie, zeer goed weten wat zijn eigen grenzen en competenties zijn. Voor wat betreft orthopedische problemen en pijnklachten, gaat het om EHBSO en aanpak bij beginnende blessures. In de praktijk komt dit er op neer dat de 4+er zelf moet kunnen bepalen in hoeverre hij met blessures van zijn klanten om moet gaan, hoe ze te herkennen en te voorkomen. Deze vallen dus niet onder overgewicht en obesitas! Omdat in het huidige competentieprofiel van de 4+er onvoldoende wordt ingegaan op de bovenbeschreven problematiek van mensen met obesitas (2.2 en 2.3), moet uitgesloten worden dat deze groep mensen binnen een Fit!vak Preventiecentrum worden begeleid. 2.4 Exclusiecriteria voor het starten van een beweegprogramma 2.4.1 Medische en fysieke exclusiecriteria Voor wat betreft de medische en fysieke exclusiecriteria is het afnemen van de Par-Q verplicht. Deze mag eventueel ook door anderen dan de bewegingsdeskundige prediabetes (4+er) worden afgenomen. De 4+er is er uiteindelijk verantwoordelijk voor dat de Par-Q daadwerkelijk is afgenomen en ondertekend door de klant. De overige onderdelen van de intake (zie 3.1) mogen uitsluitend afgenomen worden door een 4+er. 2.4.2 Mentale exclusiecriteria Voor wat betreft de mentale exclusiecriteria moet kunnen worden aangetoond dat men toetst of klanten onvoldoende gemotiveerd zijn of psychologisch (dan wel psychiatrisch) disfunctioneren. De 4+er zal moeten oordelen of de klant voldoende gemotiveerd is en dan vervolgens zijn verantwoordelijkheid nemen. De 4+er committeert zich dus aan zijn eigen analyses en adviezen. 2.4.3 Specifieke voorzorgsmaatregelen Naast de hierboven genoemde exclusiecriteria kunnen er in individuele gevallen specifieke voorzorgsmaatregelen bij fysieke training noodzakelijk zijn. Het fitnesscentrum zal moeten kunnen aantonen dat ja antwoorden in de Par-Q lijst automatisch leiden naar geregistreerde contacten met, of doorverwijzing naar, behandelend arts, psycholoog /maatschappelijk werker, diabetesverpleegkundige en/of praktijkondersteuner en/of fysiotherapeut (die zich gespecialiseerd heeft in training bij DMII). Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 6

3 Inhoud intake 3.1 Bloedglucose controleren en hypoglykemie herkennen Het fitnesscentrum dient te borgen (in een persoonlijk klantenlogboek) dat de 4+er, voorafgaand aan zijn eerste training, de klant met DMII toetst of hij in staat is om: 1. zijn bloedglucose adequaat te controleren; 2. de relatie tussen inspanning en veranderingen in de bloedglucose begrijpt; 3. een hypoglykemie te herkennen en accurate acties kan nemen om de veiligheid te waarborgen. De 4+er dient de kennis bij de klant met DMII over de ziekte te inventariseren. De klant moet het vermogen hebben een hypoglykemie te herkennen en moet weten welke acties hierbij genomen moeten worden. De klant dient op de hoogte te zijn van de effecten van training op de veranderingen in zijn bloedglucosegehalte. De 4+er heeft hierin een voorlichtingsplicht en hij dient de informatie zoals beschreven in bijlage A ( niet trainen en de training afbreken ) en B ( preventie van hypoglykemie ) met de klant te bespreken en vervolgens aan de klant te verstrekken. 3.2 Persoonlijke doelen, beweegvoorkeuren, beweegervaring en beweeganalyse Het fitnesscentrum dient te borgen dat de 4+er de persoonlijke doelen, beweegvoorkeuren en de beweegervaring van zijn klant inventariseert en een beweeganalyse maakt. Op basis hiervan dienen de 4+er en zijn klant per activiteit een programma op te stellen waarmee de gemeenschappelijke trainingsdoelen behaald kunnen worden. Deze trainingsdoelen dienen dusdanig motiverend en realistisch te zijn dat beiden zich er volledig aan kunnen committeren. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 7

4 Testen van lichaamssamenstelling, uithoudingsvermogen en kracht Het fitnesscentrum dient aan te tonen dat een geprotocolleerde (her-)test wordt uitgevoerd voor: 1. de lichaamssamenstelling (middelomtrek en lichaamsgewicht en/of lichaamssamenstelling), zie bijlagen E en F; 2. het aerobe uithoudingsvermogen (bijvoorbeeld de Steep Ramp test, zie bijlage G). Een goede 4+er kan heel goed zelf bepalen welke test hij door zijn klant laat uitvoeren en dient dit dan ook te kunnen beargumenteren. Indien dat niet het geval is, dient het fitnesscentrum de keuze van de testen en de uitvoeringswijze in een protocol te hebben vastgelegd. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 8

5 Begeleidingsprotocol en beweegprogramma Het fitnesscentrum dient zowel de inhoud van het begeleidingsprotocol als het beweegprogramma op te stellen. De duur en de inhoud van het begeleidingsprotocol evenals de structuur van het beweegprogramma, waarin doelstelling, planning, uitvoering en bijsturing meegewogen worden, moeten geborgd zijn. 5.1 FITT-principe De trainingsprikkel dient individueel en zo intensief mogelijk te zijn, met inachtneming van een veilige training, mits dat appelleert aan het verbeteren van de trainingsdoelen in paragraaf 5. Er hoort een trainingsplanning toegepast te worden waarin wordt beschreven: - Frequentie per week per activiteit - (aanvangs)intensiteit met opbouw methodiek - Type en inhoud/vorm van de training - Tijdsduur (cardio) en herhalingen, sets en uitvoeringssnelheid (kracht) De klant met overgewicht en obesitas wordt geadviseerd om zijn trainingsactiviteiten te registreren. Bij diabeten is het verplicht dit strikt te adviseren. Het fitnesscentrum dient de monitoring van het trainingsproces door de 4+er te borgen. Er moet aangetoond kunnen worden hoe en op grond waarvan trainingsplanning inzichtelijk wordt bijgestuurd als het trainingsproces daar aanleiding toe geeft. 5.2 (Her-)testen Het fitnesscentrum dient in het begeleidingsprotocol opgenomen te hebben: 1. wanneer men, voor het kunnen beoordelen van de trainingsvooruitgang, een hertest aanbiedt; 2. dat men de resultaten van de (her-)test terugkoppelt en toelicht aan de klant. De testgegevens kunnen, indien wenselijk, worden genoteerd in het persoonlijke klantenlogboek (zie bijlage D). Voor diabetespatiënten is dit een voorwaarde. 5.3 Voeding- en leefstijlbegeleiding Voeding- en leefstijlbegeleiding is belangrijk, maar niet de taak van de 4+er. Er dient wel geborgd te zijn in het persoonlijke klantenlogboek dat de 4+er er over gesproken heeft met de klant en hem het dringende advies heeft gegeven om hier mee aan de slag te gaan. 5.4 Duur- en krachttraining Zie voorbeeld (bijlage C). 5.5 Niet trainen en de training afbreken Het fitnesscentrum dient geborgd te hebben dat er minimaal een deskundige medewerker aanwezig is die toezicht houdt op het moment dat diabeten in het centrum trainen. De deskundigheid van deze medewerker legt zich toe op het kunnen zien wanneer iemand onwel wordt of wanneer iemand een soort technisch breekpunt bereikt. Het fitnesscentrum is verplicht om in de fitnessruimte een checklist aanwezig te hebben met informatie over wanneer niet te trainen en de training af te breken (bijlage A) en preventie van hypoglykemie (bijlage B), zowel voor de klant als de medewerkers. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 9

6 Ingrediënten van een beweegprogramma Het beweegprogramma dient zich te richten op: 1. het verbeteren van het aeroob uithoudingsvermogen 2. het verbeteren van de spierkracht 3. het behalen van de ACSM beweegnorm (de schijf van drie) 4. het verlagen van de middelomtrek 5. het verbeteren van de lichaamssamenstelling 6. het verminderen van het lichaamsgewicht Op basis hiervan dient de bewegingsdeskundige prediabetes (4+er) en zijn klant per activiteit de gemeenschappelijke meetbare en objectiveerbare doelen te bepalen. Deze doelen dienen voor beiden dusdanig motiverend en realistisch te zijn dat beiden zich er volledig aan kunnen committeren. Het trainingsresultaat van deze activiteiten dient toetsbaar te zijn. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 10

Bijlage A Niet trainen en de training afbreken bij DM II Voor de start van iedere trainingssessie is het belangrijk dat zowel de klant als de 4+er controleert of de klant op dat moment in staat is om te trainen/bewegen. In principe betekent dit dat bij elke klacht of elk verschijnsel dat door klant, de 4+er of welke fitnesstrainer dan ook intuïtief niet wordt vertrouwd, eerst aandacht zal moeten worden gegeven aan deze klachten of verschijnselen alvorens de training gestart gaat worden. Voorbeelden om niet te starten met de training zijn: 1. Aanwezigheid van klacht/aandoening of infectie; 2. (Niet-genezende) wondjes aan de voeten; deze zijn een absolute contra-indicatie; het voetulcus moet eerst behandeld worden. Voor klanten die bij zichzelf de bloedsuikers controleren, gelden de volgende aanvullende criteria: 1. Bloedglucosewaarden van 16 mmol/l of hoger. In dit geval moet eerst de bloedglucose instelling worden verbeterd; 2. Bloedglucosewaarden van 5 mmol/l of lager. In dit geval moet eerst de koolhydratenvoorraad (bloedglucose) worden aangevuld. Onder preventie van hypoglykemie (zie bijlage B) worden hier praktische adviezen voor gegeven. Bovengenoemde opsomming geeft redenen om niet te starten met de training. Voor wat betreft de bloedglucosewaarden kan hier in overleg met huisarts, praktijkondersteuner en/of diëtist van afgeweken worden. In bijlage B Preventie van hypoglykemie worden adviezen gegeven hoe te handelen bij bepaalde bloedglucosewaarden. De inspanning moet verminderd of beëindigd worden wanneer de klant verschijnselen vertoond van overbelasting van het hart, zoals: - Pijn op borst; - Pompfunctiestoornissen die zich uiten in kortademigheid en moeheid. Dat wil zeggen abnormale vermoeidheid in verhouding tot de geleverde inspanning. Deze moeheid kan algemeen of lokaal zijn. - Hartritmestoornissen: snelle frequentie, niet in verhouding met de geleverde inspanning. Onder andere om deze reden is het belangrijk trainingen goed te documenteren; Uit eerdere trainingsgegevens kan het effect van inspanning op hartslagfrequentie en RPE nageslagen worden. - Onverklaarde onregelmatige hartslag. - Verschijnselen van algehele malaise, zoals flauwvallen, misselijkheid, bleek wegtrekken, duizeligheid. Feitelijk komt het erop neer dat er stilgestaan moet worden bij elke training die klachten of symptomen geeft, die of door de klant of door de 4+er niet verklaard of geplaatst kunnen worden. Eventueel is overleg met andere disciplines (diabetesverpleegkundige, diëtist, arts) en/of zijn aanpassingen in het trainingsschema of specifieke voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. Dus: als er intuïtief iets niet wordt vertrouwd, dient dit door zowel de klant als de 4+er gemeld te worden! Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 11

Bijlage B Preventie van hypoglykemie bij DMII Het is belangrijk dat de klant niet alleen gemotiveerd is om deel te nemen aan een beweegprogramma, maar ook gemotiveerd is om de bloedglucosespiegels systematisch te documenteren. Een goed inzicht in de bloedglucosespiegels en de reactie van de bloedglucosespiegels op inspanning, kan het risico op een hypoglykemie verkleinen. Tekenen die wijzen op een (dreigende) hypoglykemie zijn: - Overmatig transpireren - Bleek zien - Afwijkende hartkloppingen - Trillerig, slap en onzeker - Koud hebben zonder duidelijke aanwijzing hiervoor - Licht in het hoofd, duizelig - Wazig zien - Hongerig gevoel Voor het voorkomen van een hypoglykemie bestaan een aantal algemene richtlijnen: Voorafgaand aan de training moeten de intensiteit en duur van de activiteit worden geschat, zodat medicijnen en voeding daarop kunnen worden afgestemd. Overleg met de diëtist en de praktijkondersteuner /diabetesverpleegkundige is hierin wellicht wenselijk. Voor aanvang en ongeveer 30 minuten na afloop van de training dienen de bloedglucosewaarden te worden bepaald. In tabel 1 ( richtlijnen ter preventie van hypoglykemie bij sport ) staan voedingsmaatregelen die afhankelijk van de bloedglucose genomen kunnen worden. Dit betekent dat de klant voor aanvang van een training zijn bloedglucose moet meten. Tijdens de training dient de klant te beschikken over voldoende koolhydraten in de vorm van snel beschikbare koolhydraten in vloeibare (drank) of vaste vorm. Voorafgaand aan de training mag de klant geen dorstgevoel hebben. Voldoende drinken vooraf, tijdens en na de training is belangrijk. Het is veiliger om met meer personen gelijktijdig te trainen dan alleen. De klant moet de inspanning staken wanneer er klachten optreden die wijzen op een dreigende hypoglykemie. Vervolgens dient de klant maatregelen te nemen. Het is aan te raden om binnen het fitnesscentrum een voorraad van producten met snel beschikbare koolhydraten te hebben. Bij gebruik van insuline dient de klant de dosis zelf te verlagen of extra koolhydraten te gebruiken. Extra koolhydraten verminderen echter het effect van inspanning op het reduceren van de vetmassa. Bij het spuiten van insuline moet men niet spuiten boven het gebied wat tijdens inspanning actief is of in de spieren die getraind worden. Er zijn nog een aantal andere maatregelen die een klant moet nemen. Deze maatregelen hebben niet direct te maken met het voorkomen van een hypoglykemie, maar zijn voor de klant toch belangrijk om in acht te nemen: Het wordt aangeraden klanten een SOS-armband of ketting te laten dragen. Bij eventuele calamiteiten kunnen hulpverleners snel zien dat de klant bekend is met DMII. De klant moet de inspanning staken wanneer er klachten optreden die wijzen op overbelasting, een zuurstoftekort van de hartspier (acute kortademigheidklachten en/of een onregelmatige pols) of pijn op de borst. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 12

Afhankelijk van de duur en intensiteit van de inspanning en de bloedglucosespiegel voorafgaand aan inspanning, dient de klant een hoeveelheid koolhydraten tijdens inspanning te gebruiken. Eerst worden de richtlijnen gegeven voor een bepaalde koolhydraatinname tijdens inspanning (Tabel 1. Richtlijnen ter preventie hypoglykemie bij sport). Vervolgens worden voorbeelden gegeven van koolhydraatbevattende voedingsmiddelen die voor en tijdens inspanning gebruikt kunnen worden (Tabel 2. Voedingsmiddelen om een hypoglykemie op te vangen). Tabel 1. Richtlijnen ter preventie van hypoglykemie bij sport Duur en type inspanning Glucosewaarde voor aanvang Extra koolhydraten 30 minuten lichte inspanning <5 mmol/l >5 mmol/l 10-15 gr Geen 30-60 minuten matige inspanning <5 mmol/l 5-10 mmol/l 10-16 mmol/l 30-45 gr 15 gr Geen 1 uur matige inspanning <5 mmol/l 5-10 mmol/l 10-16 mmol/l 45 gr 30-45 gr 15 gr Tabel 2. Voedingsmiddelen om een hypoglykemie op te vangen Hoeveelheid koolhydraten Producten 15 gram Kleine banaan, appel, peer, 1 snee brood, glas frisdrank of vruchtensap, evergreen, 1 mini mars 30 gram 2 sneden brood, krentenbol, 1 snee brood met honing 45 gram 1 flesje energiesportdrank 1 gewone mars of andere candybar 2 sneden brood met jam 3 sneden brood Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 13

Bijlage C Voorbeeld duur- en krachttraining Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 14

Bijlage D Voorbeeld overzicht fysieke testen Voornaam Achternaam Geslacht Leeftijd Fysieke testen Testresultaat 1 Testresultaat 2 Testresultaat 3 Testresultaat 4 Datum Lengte Gewicht BMI Sub maximaal testen - Chest press - Horizontal row - Leg press Submaximaal uithoudingsvermogen test Bloeddruk Middelomtrek Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 15

Bijlage E Protocol BMI Bij het bepalen van de BMI is noodzakelijk om de lichaamslengte en gewicht in kaart te brengen. Het gewicht in kg gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters bepaalt de BMI; in formule BMI = gewicht in kg/lengte 2. Tabel 1: Internationale categorieën in lichaamsgewicht voor volwassenen: normaal gewicht, overgewicht en ernstig overgewicht (obesitas) naar BMI (Bron: WHO, 2006i) Categorie BMI (kg/m2) / Grenswaarden Normaal gewicht 18,50-24,99 Overgewicht 25 (matig overgewicht) 25,0-29,99 Ernstig overgewicht 30 Niveau 1 30,0-34,9 Niveau 2 35,0-39,9 Niveau 3 40 Hieronder wordt aangegeven hoe een lengtemeting en gewichtmeting structureel en systematisch kan worden uitgevoerd. Lengtemeting Uitvoering: Schoenen uit (sokken/blote voeten) Rug tegen de muur, hakken tegen de muur Hielen tegen elkaar aan, voeten in een hoek van 45º Hoofd rechtop, deelnemer kijkt voor zich uit Let op haarspelden, staartjes of knotten Gewichtmeting Voor de bepaling van het gewicht wordt een geijkte weegschaal gebruikt. Uitvoering: Wegen op sokken of blote voeten (nooit met schoenen aan!) Deelnemer staat rechtop, in het midden, met de voeten iets uit elkaar Na 5 seconden waarde aflezen 1/2 kilo (kleding) aftrekken van het bepaalde gewicht Opmerking bij gewichtmeting: Vaak wijkt het gewicht af van hetgeen thuis werd gemeten. Dit kan een teleurstelling voor de deelnemer zijn. Leg uit dat het gewicht beïnvloed kan worden door verschillende factoren, zoals tijdstip/moment van de dag, het gewicht kan verspreid over de dag met 2kg fluctueren en weegschalen verschillen onderling. Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 16

Bijlage F Protocol middelomtrek Uitvoering: Dikke kleding uit, dun shirt mag aangehouden worden. Strakke kleding, broeken en riemen uit. Meting over de onderkleding heen uitvoeren. Deelnemer staat ontspannen rechtop, voeten 25-30 cm uit elkaar (heupbreedte). Buikomvang meten in midden tussen onderkant onderste rib en bovenkant bekken (beiden zijn goed met de hand te voelen). Tijdens meting meetlint goed horizontaal houden. Op het moment van meten moet de deelnemer rustig uitademen en aan het eind van de uitademing wordt het aantal centimeters geregistreerd. Meetlint losjes om het lichaam leggen, niet insnoeren dus! Deelnemer moet recht vooruit kijken en niet meekijken naar beneden. Meet de waarde 2 keer (meetlint helemaal loslaten tussendoor). Indien de twee waarden sterk van elkaar verschillen, dan de meting nog een 3e keer uitvoeren om de meetfout van één van de 2 eerste waarden te herstellen/ontdekken. Noteer beide waarden en neem het gemiddelde van de twee waarden. De middelomtrek is met name geschikt om te dienen als uitgangsmeting aan het begin van een bewegingsprogramma. Een vervolgmeting na een succesvolle beweeginterventie kan een afname laten zien van de middelomtrek, door afname van de hoeveelheid buikvet en door toename van de rompspiermassa. De middelomtrek is op deze wijze gebruikt als een waardevolle individuele maat. Het gebruik is relatief, omdat de vervolgmeting wordt gerelateerd aan de uitgangsmeting. In absolute zin kan de middelomtrek ook gebruikt worden om te bepalen of er sprake is van overgewicht (naast of als alternatief voor de BMI-tabel). De volgende normering is dan geldig: mannen vrouwen tussen 79 en 94 cm tussen 68 en 80 cm probeer op gewicht te blijven (geen verhoogd risico) tussen 94 en 102 cm tussen 80 en 88 cm blijf op gewicht (nog geen verhoogd risico, maar de gevarenzone komt in beeld) 102 cm of meer 88 cm of meer probeer af te vallen (verhoogd risico) Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 17

Bijlage G Protocol Steep Ramp test Doel Fietstest om de maximale inspanningscapaciteit van spieren te meten. Met behulp van de resultaten kan de intervaltraining aangestuurd worden. Hulpmiddel Test wordt onder begeleiding uitgevoerd op een stevige fietsergometer. Warming up Na 30 seconden fietsen met een belasting van 10 W start de test op 25 W. Test De belasting werd iedere tien seconden opgevoerd met 25 W tot uitputting. De klant fietst met een trapfrequentie tussen 70 en 80 rpm. De test stopt wanneer de trapfrequentie daalt tot onder de 60 rpm. Metingen Het behaalde maximale wattage, de maximum short exercise capacity (MSEC) en de hartfrequentie bij dit wattage worden geregistreerd. Uitkomst lezen Aan de hand van het behaalde resultaat kan de maximale zuurstofopname worden geschat. Inschatting belastbaarheid/fitheid op basis van de Wmax tijdens de Steep Ramp test. Geschatte VO2max (l/min) = 0,0067 x Wmax (steepramp) + 0,358 In onderstaande tabel kan vervolgens worden opgezocht wat de score is. Hiervoor dient u de uitslag van bovenstaande formule om te rekenen van l/min naar ml/min/kg. U doet dit door de uitslag met 1000 te vermenigvuldigen en vervolgens te delen door het lichaamsgewicht van de klant. Met deze uitkomst kunt u zien wat de geschatte VO2max van de klant in vergelijking met leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht is. Vrouwen Zeer laag Laag Gemiddeld Hoog Zeer hoog Leeftijd 20-29 <29 29-34 35-43 44-48 >48 30-39 <28 28-33 34-41 42-47 >47 40-49 <26 26-31 32-40 41-45 >45 50-65 <22 22-28 29-36 37-41 >41 Mannen Leeftijd 20-29 <39 39-43 44-51 52-56 >56 30-39 <35 35-39 40-47 48-51 >51 40-49 <31 31-35 36-43 44-47 >47 50-59 <26 26-31 32-39 40-43 >43 60-69 <22 22-26 27-35 36-39 >39 Tabel 1. Zuurstofopname per kilogram lichaamsgewicht (Geijsel J, Hlobil H, Mechelen) Fit!vak brancheorganisatie Postbus 32 6860 AA OOSTERBEEK 18