Feest in de Boeskoolstad



Vergelijkbare documenten
1. Je krijgt van je juf of meester een foto. Bekijk je foto goed. 3. Zoek samen nog twee klasgenoten met een andere foto.

Lesbrief begrijpend lezen groep 5 en 6 (Nieuwsbegrip)

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) tekst groep 5 en 6

Vollenhove Wonen op een havezate

1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed.

Van je juf of meester krijg je een plaatje. Er zijn vier verschillende plaatjes.

Opdracht 1 Hoe werden mensen vroeger begraven? Je krijgt een fotoblad met oude grafmonumenten, zoals een piramide en een hunebed.

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Opdracht 1 Nodig: kleurpotloden of stiften, poster Maak je huis mooi.

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Middeleeuws Oldenzaal

Lekker spelen! gemeente Staphorst

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Waarom ga je schrijven: Jeugdjournaalfilmpje kijken

Speklappen en rookworsten

editie 2013 Carnaval groep 6-7-8

Perspectief 3 e editie 3 / 4 VMBO Project Doorgeven

Ik ben Juul de giraf en ik heb gehoord dat jij je eerste communie

Werkblad Mijn talenten en werk - kwaliteitenreflectie

C Relaties. C1 Bij wie hoor ik? 3 C2 Vriendschap 7 C3 Verliefd 12 C4 Verkering 16 C5 Trouwen 22

DOCENT. Thema: architectuur WONEN: TERUG IN DE TIJD! groep 5 en 6. Tip. Stadshagen

Winkels in het dorp. Nodig: 1 poster winkels in het dorp, A3-formaat, fotoblad 1, schaar en lijm, stift

Er is post! LES 1. gemeente Hengelo

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Kerken en monsters - blad 1

taal portfolio Taalportfolio 9+

Wat ga je schrijven: een verhaal over een held die een uitdaging aangaat

1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed.

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over de Paralympische Spelen

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Opdracht 1 Deze week ga je precies bijhouden wat je allemaal eet en drinkt. Dat kun je noteren in je weekmenu, dat je van je juf of meester krijgt.

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Hoe maak ik... Naam: Groep:

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Ontwerp je eigen prefabhuis

BOER IN DE BUURT DIT IS HET WERKBOEK VAN:...

Doe-het-zelfpakket: geschiedenis

Autobiografi sch schrijven Waarnemen en beschrijven STAP 6 123

GROEP 3 GROEP 4 GROEP 5 GROEP 6 GROEP 7 GROEP 8. limme Taal. Kranten en tijdschriften

Staphorst op de kaart

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd

Test je kennis. B. Wat verliest de man in het spreekwoord? C. Ziet de vrouw er haveloos uit? echt wel welnee Zoektip!

Met toeters en bellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Bedenken: een tekening maken van de held

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

Werkblad: Vind me dan

lesmateriaal Taalkrant

Opdracht 1 1. Je krijgt van je juf of meester een foto. Bekijk je foto goed. 3. Zoek samen nog twee klasgenoten met een andere foto.

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

Eigen Kracht-conferentie. Samen met Eigen Kracht... een plan maken voor jouw toekomst!

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

Leren als een expert!

Opdracht: de kinderen gaan zelf een verhaal bedenken, prenten bij het verhaal ontwerpen en het verhaal presenteren.

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Les 1: Een sprookje schrijven

Intakemiddag

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) handleiding groep 7 en 8

opdrachten voor een vrijetijdsticker

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

1 DISK, Boom Amsterdam

De nieuwe zorgmedewerker

G 1 Tangram: figuren leggen

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Heb je Expeditie Dalton al gelezen?

Hoe werk je met het projectenboek?

Sta in je recht. Lessen over (kinder)rechten voor PO

Dit boekje hoort bij het project

MIJN PREKEN. Nieske Selles - ten Brinke

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd

Les 1: Een sprookje schrijven

bijlagen groep 7 en 8

Dit is een digitale voorbeeldversie van de werkbladen voor de leerlingen. Mail naar voor de originele versie.

Dwerggras 30, Rotterdam. 1. Schrijf tijdens het kijken dingen op die jou belangrijk lijken. Je hebt dit later nodig.

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken. Wat voor tekst schrijf je en aan wie?

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Dimanida Kemkievelden Groep 7abcd

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

PRESENTATIE BEROEPENSTAGE

Werkblad talentenjacht - kwaliteitenreflectie

Hoe maak ik een werkstuk?

Studieplanner leerlingen NAAM: Datum Weekopdracht. Doel en in: klaar Week 1 Week 2 Leren leren : Tekst 1 lezen tot aan het plaatje met de

In dit thema staat het creëren van een goede groepssfeer centraal.

Archeologen logboek Namen:....

a. Waarom zouden journalisten vaker open vragen gebruiken dan gesloten vragen?

Wat weet jij over wonen? Dat ga je met je groepje opschrijven in een woordspin.

Carnaval en creativiteit

JE CULTURELE ZELFPORTRET

Kaaiendonkse. Tradities. (studieles ) Vooraf. Voorbereiding leerkracht

Jouw leven & werk. Werkboek voor deelnemers

Lesbrief begrijpend lezen groep 7 en 8 (Nieuwsbegrip) handleiding

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Rouw en verlies Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van kinderen van 8-12 jaar

Leydse Weelde. Afsluiting

Transcriptie:

Opdracht 1 Nodig: vragenlijst voor jezelf Hoe beleef jij carnaval? In deze opdracht ga je jezelf interviewen over het carnaval. Van je juf of meester krijg je een vragenlijst. Vul deze lijst in. Bewaar de vragenlijst goed. Bij opdracht 3 heb je het interview met jezelf weer nodig. Opdracht 2 Wist je dat? Het ieder jaar feest is in Oldenzaal? Dan is het carnaval. Carnaval is een feest dat gevierd wordt voordat de vastenperiode aanbreekt. De vastentijd begint 40 dagen voor Pasen. Het vasten is een oude gewoonte uit de katholieke kerk. De mensen moesten minder eten en drinken en nadenken over hun leven en over God. De avond voordat het vasten begon, werd er nog flink gegeten. Waarschijnlijk betekent het woord carnaval vaarwel vlees. In Oldenzaal wordt sinds 1955 echt carnaval gevierd. Tijdens het carnaval mag je verkleden, wordt er gefeest en een grote optocht gehouden. Ook gelden er andere regels. Zo is de burgemeester van Oldenzaal tijdens het carnaval niet langer de baas in zijn stad. Voor 1955 werden in Oldenzaal soms kleine feestjes georganiseerd op Vastenavond. Tijdens de carnaval wordt Oldenzaal Boeskoolstad genoemd. Een boeskool is een witte kool. Vroeger verbouwden de boeren rondom Oldenzaal veel witte kool. Vandaar deze bijnaam. Boeskoolmenneke door Jan Kip. 1. Bekijk de foto van het standbeeld. Heb je dit beeldje eerder gezien? Waar? 2. Wat houdt het mannetje vast? 3. Waarom heeft Oldenzaal die bijnaam tijdens carnaval? 4. Wat is carnaval eigenlijk? 1

Je gaat nu samen met de klas naar een korte oude film over Oldenzaal kijken. Je bekijkt de film eerst één keer. Lees daarna alle vragen goed door. Dan weet je waar je op moet letten als je de film weer ziet. 1. Hoe weet je dat dit een oude film is? Noem twee dingen. 2. Welke gebouwen herken je? 3. Welk onderdeel van carnaval zie je in de film? 4. Wat vind je het grootste verschil tussen dit onderdeel van carnaval vroeger en nu? 5. Wat is volgens jou vooral hetzelfde gebleven? 2

Opdracht 3 Nodig: vragenlijsten, interview met jezelf (opdracht 1) Was carnaval vroeger heel anders dan nu? Of is er juist veel hetzelfde gebleven? Dat ga je in deze opdracht ontdekken door je vader of moeder en opa, oma of een ander ouder persoon te interviewen. Je doet het zo: 1. Van je juf of meester krijg je nog twee vragenlijsten. Eén voor je vader of moeder en één voor je opa, oma of ander ouder persoon. 2. Lees de vragen goed door. 3. Interview je vader of moeder. Schrijf je antwoorden op de vragenlijst. 4. Interview je opa, oma of een ander ouder persoon. Schrijf je antwoorden op de vragenlijst. 5. Pak je eigen vragenlijst erbij. Lees de antwoorden die jezelf gegeven hebt nog eens goed door. 6. Lees de andere vragenlijsten nog eens goed door. Beantwoord dan de volgende vragen. a. Wat is volgens jou het grootste verschil in carnaval vieren tussen de tijd dat jouw vader of moeder kind was en nu? b. Wat is vooral hetzelfde gebleven? c. Wat is volgens jou het grootste verschil in carnaval vieren tussen de tijd dat jouw opa, oma of een ander ouder persoon kind was en nu? d. Wat is vooral hetzelfde gebleven? 3

Opdracht 1 - Vragenlijst voor jezelf Vraag Antwoord Vier jij carnaval? Ja Nee Waarom wel / niet? Met wie vier jij carnaval? Ja Nee Vieren de meeste mensen die je kent carnaval? Hoe zou jij carnaval uitleggen aan iemand die het niet kent? Hoeveel dagen duurt het carnaval? Heb je wel eens meegelopen in de kinderoptocht? Ja Nee Hoe ga je verkleed tijdens het carnaval? Wat is er tijdens het carnaval te doen in Oldenzaal? Uit hoeveel praalwagens bestaat de optocht ongeveer? dan 5 dan 10 dan 25 dan 40 Is het carnaval een belangrijk onderwerp op school? Zo ja, wat doen jullie op school aan carnaval? Heb je wel eens geholpen bij het bouwen van een praalwagen? Waarom wel/niet? Wat vind je het meest bijzondere aan het carnaval? Wat is je mooiste herinnering aan het carnaval? 4

Opdracht 3 - Vragenlijst voor je vader of moeder Vraag Antwoord Vierde u carnaval toen u kind was? Viert u nu carnaval? Waarom wel / niet? Als kind: Nu: Met wie vierde u carnaval? Vierden de meeste mensen die u kende carnaval? Hoeveel dagen duurde het carnaval? Heeft u wel eens meegelopen in de kinderoptocht? Hoe ging u verkleed tijdens het carnaval? Wat was er tijdens het carnaval te doen in Oldenzaal? Uit hoeveel praalwagens bestond de optocht ongeveer? dan 5 dan 10 dan 25 dan 40 Was het carnaval een belangrijk onderwerp op school? Zo ja, wat deden jullie op school aan carnaval? Heeft u wel eens geholpen bij het bouwen van een praalwagen? Waarom wel/niet? Wat vond u het meest bijzondere aan het carnaval? Wat is uw mooiste herinnering aan het carnaval? 5

Opdracht 3 - Vragenlijst voor je opa, oma of ander ouder persoon Vraag Antwoord Vierde u carnaval toen u kind was? Viert u nu carnaval? Waarom wel / niet? Als kind: Nu: Met wie vierde u carnaval? Vierden de meeste mensen die u kende carnaval? Hoeveel dagen duurde het carnaval? Heeft u wel eens meegelopen in de kinderoptocht? Hoe ging u verkleed tijdens het carnaval? Wat was er tijdens het carnaval te doen in Oldenzaal? Uit hoeveel praalwagens bestond de optocht ongeveer? dan 5 dan 10 dan 25 dan 40 Was het carnaval een belangrijk onderwerp op school? Zo ja, wat deden jullie op school aan carnaval? Heeft u wel eens geholpen bij het bouwen van een praalwagen? Waarom wel/niet? Wat vond u het meest bijzondere aan het carnaval? Wat is uw mooiste herinnering aan het carnaval? 6

Opdracht 4 Nodig: blad Naar het museum, A3 tekenpapier, kleurpotloden, verf, stiften, pen Je gaat met de klas naar Museum de Hofnar in Oldenzaal. In dit museum kun je van alles vinden over het carnaval in Oldenzaal. Samen met je klasgenoten ga je een eigen tentoonstelling over het carnaval maken. Je doet het zo: In het museum 1. Loop door het museum en bekijk alles goed. 2. Kies een voorwerp uit dat volgens jou echt bij carnaval en Oldenzaal hoort. 3. Maak tekeningen van het voorwerp op je werkblad. Let goed op alle details en kleuren. 4. Vul daarna de vragen in. Doe dit voor drie voorwerpen. Op school 5. Pak je werkblad er weer bij. 6. Schilder of teken de voorwerpen na op een groot vel tekenpapier. 7. Schrijf daarna een kort verhaaltje over de voorwerpen op kladpapier. Gebruik voor je verhaal de informatie die je in het museum hebt opgeschreven. Het verhaaltje moet ongeveer tussen de 5 en 10 zinnen zijn. 8. Schrijf je verhaal netjes over op je tekening. 9. Hang je tekening op in de klas. 7

Teken je voorwerp: Naar het museum Vul de vragen in 1. Welk voorwerp heb je gekozen? 2. Hoe groot is het voorwerp ongeveer? Lengte............ cm, breedte............ cm, hoogte............ cm 3. Van welk materiaal is het gemaakt? 4. Welke kleuren zie je? 5. Staat er iets op het voorwerp geschreven? Zo ja, wat? 6. Hoe oud is het voorwerp? 7. Waar werd het voorwerp voor gebruikt, denk je? 8. Door wie werd het voorwerp gebruikt, denk je? 9. Waarom heb je juist voor dit voorwerp gekozen? 8

Opdracht 5 Nodig: werkblad Onderscheiding van de prins of prinses, gekleurd draad, verf of kleurpotloden, karton, tekenpapier Prins Carnaval draagt een onderscheiding rond zijn nek. Deze onderscheiding wordt voor hem ontworpen. Op de onderscheiding zie je altijd de naam van de prins terug. Ook zie je aan de onderscheiding wat speciaal is voor de prins. Bijvoorbeeld: op de onderscheiding van een prins die veel van auto s houdt zie je een auto terug. Iedereen die speciaal is voor de prins, krijgt ook zo n onderscheiding en moet hem altijd dragen als de prins in de buurt is. Na de carnaval mag de onderscheiding niet meer gedragen worden. Jij gaat in deze opdracht een eigen prinsen- of prinsessenonderscheiding ontwerpen. Je doet het zo. 1. Bedenk een prinsen- of prinsessennaam voor jezelf. 2. Wat hoort bij jou? Schrijf drie dingen op. 1......................................................................... 2......................................................................... 3......................................................................... 3. Maak een ontwerp waarin deze drie dingen terugkomen. Doe dat eerst op het tekenpapier. 4. Ben je tevreden? Teken of schilder je ontwerp dan op het werkblad in de medaille. 5. Schrijf het jaartal van het jaar waarin we nu leven op de onderscheiding. 6. Bedenk nu een zin die volgens jou bij carnaval past. Bijvoorbeeld: Hossen, zwaaien zwieren. Schrijf je spreuk op de onderscheiding. 7. Plak je werkblad op een stuk stevig karton en knip de onderscheiding uit. 8. Maak boven in je onderscheiding een gaatje. Doe hier een stuk gekleurd draad door. Tip: je kunt het draad ook vlechten. 9. Hang je onderscheiding op in de klas. 9

Werkblad Medaille van de prins of prinses 10