01. Tekening lezen 1.4. Maatinschrijvingen 30-12-2014
Inhoudsopgave Leerdoelen... 2 SCHALEN..3 SCHROEFDRAAD... 4 MAATINSCHRIJVINGEN... 6 BEPERKING VAN AANZICHTEN EN DOORNEDEN... 7 Versie 1 Tekening lezen-maatinschrijvingen December 2014 Uitgave van: Academie voor Techniek & Management www.tim.itslearning.com Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Academie voor Techniek & Management 1
Leerdoelen Na deze les kun je: uitleggen hoe je maten in een tekening inschrijft je weet de regels met betrekking tot maatinschrijvingen 2
SCHALEN In het titelblok van een technische tekening staat de schaal vermeld. De schaal geeft de verhouding weer tussen de grootte op de tekening en de werkelijke grootte. Een schaal van 1:2 betekent: 1 mm op de tekening komt overeen met 2 mm in werkelijkheid. Een werkstuk kan op verschillende manieren worden getekend: ware grootte: de schaal is dan 1:1 vergroot t.o.v. de werkelijkheid: het eerste getal in de verhouding is groter dan verkleind t.o.v. de werkelijkheid: het laatste getal is groter dan 1. Welke schaal je toepast is afhankelijk van: de grootte van het werkstuk; het doel van de tekening. In de tabel zie je enkele veel gebruikte schalen. 3
SCHROEFDRAAD Belangrijkste afmetingen In figuur 4.1 zie je de belangrijkste afmetingen van schroefdraad. Voor buitendraad zijn dat: d = buitenmiddellijn van de buitendraad. d1 = kernmiddellijn van de buitendraad. En voor binnendraad: D = buitenmiddellijn van de binnendraad. D1 = kernmiddellijn van de binnendraad. Merk op dat de symbolen voor binnendraad met een hoofdletter worden weergegeven. De spoed P van een schroefdraad is: de afstand die een moer op een bout aflegt bij één volledige omwenteling. Vereenvoudigde tekenwijze Je ziet in figuur 4.1 dat het tekenen van schroefdraad veel werk is. Bij het technisch tekenen wordt daarom een vereenvoudigde tekenwijze toegepast. Bij deze tekenwijze wordt alleen de buitenmiddellijn en de kernmiddellijn weergegeven. 4
In figuur 4.2 zie je de vereenvoudigde tekenwijze. Bij buitendraad wordt de buitenmiddellijn met een dikke lijn weergegeven. De kernmiddelijn geef je aan met een dunne lijn. Bij binnendraad is het net andersom: de kernmiddellijn wordt met een dikke lijn weergegeven. De buitenmiddellijn met een dunne lijn. Het einde van de schroefdraad wordt met een dikke lijn aangegeven. Zichtbare schroefdraad teken je met behulp van dikke en dunne lijnen. In het boven- of onderaanzicht teken je de dunne lijn over ongeveer 3/4 cirkel. Is de schroefdraad niet zichtbaar dan wordt een dikke streeplijn toegepast voor beide middellijnen. In figuur 4.2 is ook een schroef in een draadgat getekend. Bekijk de tekenwijze van buitendraad in binnendraad (samenstelling). 5
MAATINSCHRIJVINGEN Tekeningen worden vaak vele malen gereproduceerd. Uiteindelijk moet de tekening ook in de werkplaats goed leesbaar zijn. Voor maten en bijschriften moet daarom speciaal technisch schrift worden gebruikt (NEN 3094). In figuur 4.3 zie je de juiste vorm van de letters, cijfers en andere symbolen. Als je maten inschrijft, zijn de volgende regels belangrijk: Alle maten weergeven in millimeters. Maten plaats je boven de maatlijn (fig.4.4). Soms is de ruimte om de maat in te schrijven te klein. De maat wordt dan boven het verlengde van de maathulplijn ingeschreven (fig. 4.5). De maten moeten leesbaar zijn vanaf de voorkant en de rechterkant van de tekening (fig. 4.6).. 6
BEPERKING VAN AANZICHTEN EN DOORNEDEN In een tekening moet alle informatie staan om het werkstuk te kunnen maken. Daarnaast probeer je de hoeveelheid ruimte op een tekening en het tekenwerk zoveel mogelijk te beperken. Met de volgende symbolen kun je het aantal aanzichten of doorsneden beperken. 7
8
9
Merk op dat de symbolen voor de maat staan weergegeven. Het tekenwerk kun je verder beperken op verschillende manieren. Symmetrietekens Je geeft hiermee aan dat de afgebeelde linkerkant precies gelijk is aan de niet afgebeelde rechterkant (fig. 4.7). Halve doorsneden Het werkstuk in figuur 4.8 is symmetrisch. Je kan nu de helft van het vooraanzicht gebruiken om de halve doorsnede weer te geven. Merk op dat er 1 4 van het werkstuk is weggelaten. 10
Gekanteld aanzicht Om de flens in figuur 4.9 weer te geven is een bovenaanzicht nodig en een doorsnede. Het bovenaanzicht kan vervallen als je een gekanteld aanzicht direkt tegen de doorsnede aan tekent. Dat aanzicht wordt met dunne lijnen getekend. 11
Gekantelde doorsnede en afbreeklijnen De pijp in figuur 4.10 is bijzonder lang. Je mag deze met behulp van afbreeklijnen inkorten. Voor een juist begrip zijn eigenlijk twee aanzichten nodig. Met een gekantelde doorsnede kan het linkerzijaanzicht vervallen. 12