Camping Molenkamp, Zeegse Toelichting Watertoets herontwikkeling camping



Vergelijkbare documenten
Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat SK Sprundel

Toelichting Watertoets

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Memo. Inleiding. Huidige situatie

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

Rapportage watertoets

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

Toelichting watertoets

Landgoed De Hattert. Watertoets conform de uitgangspunten van Waterschap Aa en Maas. Datum : 1 oktober : Ir. L.J.A.M.

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Waterparagraaf Heistraat Zoom

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Bijlage bij de toelichting

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1.

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

UITGANGSPUNTEN NOTITIE. Plan: Algemene projectgegevens:

Bijlage 5 Wateradvies Wetterskip

Waterparagraaf. Bouw woning Hollevoort, Bakel. Waterparagraaf. Woning Hollevoort, Bakel

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen

m2 Toename verharding in plangebied: 350 m2 Het plangebied ligt in:

BETROKKENHEID waterschap Hunze en Aa's

Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V.

Watertoets bestemmingsplan wijziging Crematorium Haarlo

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.

voorontwerp bestemmingsplan locatie Zuilenstein

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Team stedelijk water B

Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure)

Toelichting Watertoets Terreininrichtingsplan voormalige camping de Wolfsberg tot vakantievilla's Hoogcruts 14a te Noorbeek

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

Waterparagraaf. Kenbelstraatje te St. Willebrord

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Notitie. Onderwerp: Watertoets Looiersplein Projectnummer: Referentienummer: SWNL Datum:

MEMO. Sweerts de Landasstraat DG Arnhem Gemeente Gemert-Bakel

Memo. Figuur 1 Overzicht plangebied en omgeving (bron: googlemaps) blad 1 van 7

Datum: 14 mei 2009 RJ/KvdN/MMu/BA 85-3-NO Betreft: Watertoets in het kader van project Zwembad de Krommerijn te Utrecht

1 Inleiding en projectinformatie

Betreft: Variatie in grondwaterpeilen en bodemopbouw (bureaustudie) ter plaatse van de Landgoed Huize Winfried te Wapenveld (gemeente Heerde).

Bijlage X. Waterparagraaf woningen en huisartsenpraktijk Van Voorst tot Voorststraat te Vught Bijlage X van X

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Apeldoornsestraat te Voorthuizen

Waterparagraaf manege Hillegersberg

1) Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging van bestaande bebouwing inhoudt? nee

: Watertoets Den Omgang

Notitie watertoets 1 / 7

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

ONDERZOEK DUURZAME WATERHUISHOUDING DE BOSRUITER SPRUNDEL

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Landgoed 't Wildrijck te Diever

MEMO. Memo Afkoppelen / infiltreren project Herinrichting Julianastraat Raadhuisstraat d.d pagina 1 / 5

1 Inleiding. Gemeente Diemen. de heer R. den Ouden. M. Tobé. Waterhuishouding Sportpark Diemen

Code: Datum: Samenvatting van de watertoets

UITGANGSPUNTEN NOTITIE Code:

Rapport Watertoets. Zandvoort 23 te Gendt. Uitvoeren watertoets tbv opstellen waterparagraaf R-MVV/83. De heer Huisman BD Doornenburg

Op figuur 1 is een op een luchtfoto de globale ligging van het plangebied weergegeven.

Toelichting Watertoets Terreininrichtingsplan voormalige camping de Wolfsberg tot vakantievilla's Hoogcruts 14a te Noorbeek

datum dossiercode STANDAARD WATERPARAGRAAF Plan: Legalisatie damwanden Garmpoleiland

Kenmerk Contactpersoon Plaats en datum Ing. B. Mengers Doetinchem, Tel

BIJLAGE 5. Waterparagraaf Mgr. GW van Heukelumstraat 2 en 2a firma Oranjewoud

Waterparagraaf BIJLAGE 5

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Notitie. 1. Beleidskader Water

Bestemmingsplan Noord-West-Oss

Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord

Watertoets CSV-terrein Vreeland

Waterschap Hunze en Aa s Ontvangen d.d.: Documentnummer: Raakvlak waterbeheer: ja/nee. gemeente Assen Verbouwing woning Venestraat GM ASSEN

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Inventarisatie wateraspecten Haringbuys te Bloemendaal. Rapport. Uitgebracht aan: Gemeente Bloemendaal Postbus AE OVERVEEN

Toelichting op de Watertoets

: G. de Jong (Waterpas Civiel Adviesbureau B.V.) : Waterhuishouding Weerreys Park te Zundert

Inhoudsopgave. 1 Inleiding 3

Van Hogendorpplein te Goirle

In opdracht van Jansen Bouwontwikkeling BV is ons bureau betrokken bij de waterhuishouding van het project Ceres te Bemmel.

BUREAUSTUDIE FASE 1 BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD EN VREGELINKSHOEK WATER

WATERPARAGRAAF SLAAKDAM 2A DE HEEN (STEENBERGEN)

Voorontwerp infiltratievoorzieningen en RWA- leidingen

Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Waterparagraaf. Perron 073 Den Bosch. ing. J.A. Wemekamp. Definitief. Auteur

Kloosterstraat. Loon op Zand. Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB. juli 2009 concept

Watertoets. OS&O terrein e.o. te Huisduinen. Definitief. Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 30 maart , revisie V05

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Richtlijn versus maatwerkberekening

Waterparagraaf Landgoed De Heihorsten te Someren

Afsprakennotitie voor ruimtelijke plannen met mogelijk een groot waterbelang (normale procedure)

Watertoets sporthal Geusselt Maastricht Gemeente Maastricht

Bantegastraat/ Schoolstraat Lemmer Toelichting watertoets

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie)

1 Waterparagraaf bij het bestemmingsplan De Ark. 1.1 Inleiding tot de waterparagraaf. 1.2 Beleidskader

datum dossiercode Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema,

Bijlage 14-1: Stedelijke wateropgave Kern Emmen

Transcriptie:

Camping Molenkamp, Zeegse Toelichting Watertoets herontwikkeling camping projectnr. 217148 revisie 00 juni 2010 Opdrachtgever Golden Tulip Zeegse t.a.v. dhr. Daamen Schipborgerweg 8 9483 TL Zeegse datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave 23-06-2010 Definitief rapport B.v. Meekeren A.Kuijt

Inhoud Blz. 1 Inleiding 2 2 Huidige situatie 3 2.1 Locatie 3 2.2 Bodemopbouw 4 2.3 Geohydrologie 5 2.4 Waterhuishouding 5 2.5 Riolering 6 3 Beleid 7 4 Voorgenomen ontwikkeling 9 4.1 Negatieve effecten op waterhuishouding 9 4.2 Oplossingsrichtingen 10 4.3 Overig 11 5 Conclusies en aanbevelingen 13 5.1 Conclusies 13 5.2 Aanbevelingen 13 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Concept waterparagraaf Beleidskader blad 1 van 16

1 Inleiding Aanleiding Op de camping de Molenkamp te Zeegse is voornemens de inrichting van de camping aan te passen. De huidige inrichting bevat veel stacaravans (170), de nieuwe inrichting bevat een beperkt aantal bungalows (58). Voor deze ontwikkeling wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Hiervoor dient onder andere het proces van de watertoets doorlopen te worden. Doel De watertoets heeft tot doel om te komen tot een goed functionerend en beheersbaar ontwerp van de waterhuishouding en de riolering voor het plangebied, dat aansluit op het vigerende beleid van het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente. Hiertoe worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het ontwerp vroegtijdig in het ruimtelijk planproces uitgewerkt en kunnen eventuele kansen of knelpunten in dit stadium worden gesignaleerd. Om dit te bereiken, dient een drietal deelvragen beantwoord te worden. Het betreft de onderstaande deelvragen: 1. Wat zijn de kenmerken van het huidige watersysteem en welke mogelijkheden bestaan er voor de toekomstige inrichting van het gebied? 2. Welke uitgangspunten/ eisen worden er vanuit het beleid aan de toekomstige inrichting van de waterhuishouding en riolering gesteld? 3. Wat is het effect van de voorgenomen ontwikkeling op het watersysteem en moeten er negatieve effecten worden gecompenseerd? Werkwijze Om bovenstaande vragen te beantwoorden zijn de eerste drie werkstappen uit figuur 1-1 doorlopen. De vierde stap dient door de opdrachtgever nog te worden doorlopen. Werkstap 1 Werkstap 2 Werkstap 3 Werkstap 4 Infomeren waterbeheerders (startoverleg) Inventarisatie waterhuishouding (onderzoeken) Figuur 1-1: Werkstappen watertoets Effectanalyse (Advies & oplossingsrichtingen) Waterparagraaf (Afsprakenlijst) Begonnen is met een (telefonisch) overleg met het waterschap Hunze en Aa's. Hierbij is gesproken over de uitgangspunten en eventuele knelpunten. Tevens is (telefonisch) contact geweest met de opdrachtgever en gemeente Tynaarlo. Vervolgens zijn de (on)mogelijkheden van het gebied in beeld gebracht en is een effectanalyse uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in de (concept)waterparagraaf. Leeswijzer Na de inleiding in het eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee gestart met een situatiebeschrijving waarbij de bodemopbouw, (geo)hydrologie, aanwezige waterhuishouding en riolering worden besproken. In het derde hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de voorgenomen ontwikkeling en de effecten die dit heeft op de waterhuishouding en riolering. In het laatste hoofdstuk volgen de conclusies en aanbevelingen. blad 2 van 16

2 Huidige situatie Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als camping. Hier staan voornamelijk stacaravans, in de tussenliggende ruimte is gras aanwezig. Het gebied is voorzover bekend grotendeels onverhard. De camping beslaat een oppervlak van circa 4,0 ha. 2.1 Locatie Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van Zeegse in gemeente Tynaarlo. Rondom de camping ligt een natuurgebied (Nationaal park Drentsche AA) dat aangewezen is als Ecologische Hoofd Structuur (EHS). In het noorden en oosten ligt het Schipborgse diep. De locatie wordt omsloten door de Zeegersteeg, de Akkerweg en de Schipborgerweg en bevindt zich in een bosrijke omgeving. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 2-1. Schipborgse diep Figuur 2-1 huidige situatie (Bron: Google Maps) blad 3 van 16

2.2 Bodemopbouw Maaiveldhoogte Het maaiveldniveau van het terrein varieert van NAP +4,5 tot NAP +6,0 m. Dit loopt af naar het Schipborgse diep, hier ligt het maaiveld lager, namelijk tussen NAP +2,0 en NAP +3,0 m. Figuur 2-2 geeft het maaiveld verloop weer. Schipborgse diep Figuur 2-2: Maaiveldhoogte verdeling (Bron: ahn.nl) blad 4 van 16

Bodemopbouw De bodemkaart (1:50.000) geeft aan dat het gebied bestaat uit lemig fijn zand. TNOboringen in de omgeving bevestigen dit beeld (o.a. B12E830, B12E0741). De eerste boring geeft aan dat de ondergrond alleen bestaat uit zand. De tweede boring geeft aan dat op 1,5 m-mv een leemlaag aanwezig is. Leemlagen zijn slecht doorlatend, als gevolg hiervan kan in natte tijden boven de leemlaag een hoge (schijn)grondwaterstand ontstaan. Deze laag is in meerdere boringen afwezig. Door het plaatselijk ontbreken van de leemlaag wordt niet verwacht dat er sprake is van een hoge (schijn)grondwaterstand. Naar verwachting zal het verstoren van deze leemlaag dan ook niet een eventuele (schijn)grondwaterstand verlagen en zal er geen (plaatselijke) verdroging optreden. 2.3 Geohydrologie Grondwaterstanden Uit het veldbezoek is gebleken dat het gebied zelf droog is. Uit het telefoon gesprek met dhr. Daamen is gebleken dat er nog nooit (grond)wateroverlast is geweest. De bodemkaart komt hiermee overeen en geeft aan dat er sprake is van zeer lage grondwaterstanden (grondwater trap VI en VII). Tabel 2-1 geeft de grondwaterstanden in het gebied weer. Gezien het maaiveldverloop (richting en verval) wordt verondersteld dat het dat het grondwater richting het Schipborgse diep stroomt. Ter hoogte van de camping 'duikt' de grondwaterstand naar beneden naar het lage peil van het Schipborgse diep. Hierdoor is de grondwaterstand nabij de camping in m+nap vergelijkbaar met dat bij het Schipborgse diep, maar is de grondwaterstand dieper wanneer uitgedrukt in m-mv. Tabel 2-1: Grondwaterstanden hoge grondwaterstand lage grondwaterstand Grondwatertrap IV 40-80 cm -mv. > 120 cm -mv. Grondwatertrap VII 80-140 cm -mv. > 120 cm -mv. TNO-peilbuis B12E0435* N.A.P. +3,20 m N.A.P. +2,60 m *Nabij het Schipborgse diep onder een leemlaag. Lokaal ligt het maaiveld op ca. NAP +3,5 m. Het maaiveld op de camping ligt op NAP +4,5 tot NAP +6,0 m. 2.4 Waterhuishouding Oppervlaktewater In de directe omgeving van en ter plaatse van de camping is geen oppervlaktewater aanwezig. Op een afstand van ca. 500 m ligt het Schipborgse diep. Er is geen sprake van (versnelde) afvoer van regenwater via sloten naar het diep. Kwel/infiltratie In de huidige situatie infiltreert al het regenwater. Dit geïnfiltreerde water stroomt als grondwater richting het Schipborgse diep. Het projectgebied geldt als een infiltratie gebied. blad 5 van 16

2.5 Riolering Op de camping is een gemengd stelsel aanwezig. Dit is aangesloten op het gemengde stelsel van de Gemeente Tynaarlo. Het voornemen van de gemeente is om in de (nabije) toekomst regenwater af te koppelen. blad 6 van 16

3 Beleid Waterschap Hunze en Aa's heeft een handreiking Watertoets. Deze maakt onderdeel uit van de bredere website www.dewatertoets.nl. Hierin komen verschillende onderwerpen aan de orde. Voor de ontwikkeling rondom de Camping de Molenkamp is gesproken met het waterschap Hunze en Aa's en de gemeente Tynaarlo. Voor de locatie zijn bij de contactmomenten zijn met name de onderwerpen riolering en grondwater naar voren gekomen, deze worden in dit hoofdstuk nader toegelicht. Het waterschap en de gemeente hebben geen aanvullende eisen ten aanzien van de ontwikkeling gesteld. 1. Riolering Er dient te worden uitgegaan van duurzame oplossingen, waarbij het hemelwater en daarmee het watersysteem niet negatief wordt belast. Hemelwater dient gescheiden te worden opgevangen, zo mogelijk worden vast gehouden en/of geïnfiltreerd en pas dan worden afgevoerd naar het watersysteem (zie trits: Vasthouden - bergen - afvoeren). 2. Grondwater In stedelijke gebieden is het freatisch grondwater van groot belang. Een te hoge grondwaterstand kan resulteren in grondwateroverlast, bijvoorbeeld in de vorm van water in de kruipruimte, te lage grondwaterstanden daarentegen resulteren in verdroging. Het verlagen van grondwaterstanden in bestaande bebouwde gebieden kan resulteren in problemen in verband met bijvoorbeeld houtenfundering maar ook natuurgebieden kunnen negatief beïnvloed worden wanneer het hydrologisch systeem veranderd. Bij nieuwe stedelijke gebieden is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. De camping zelf is geen stedelijk gebied, ook de (nabije) omgeving is geen stedelijk gebied. Toch worden hier de 'normen' van stedelijk gebied gehanteerd. In de eerste plaats omdat de bungalows aangesloten worden op het riool. In de tweede plaats omdat de voornaamste functie van de camping (tijdelijke) bewoning is. Grondgebruik ontwateringseisen: Woningen met kruipruimte: 0,7 m onder onderkant vloer. Woning zonder kruipruimte: 0,3 m onder onderkant vloer. (Nu worden secundaire wegen veelal als maatgevend aangehouden.) Woningen op (houten) palen: Er mag geen verdroging optreden, grondwaterstand mag niet verlagen en de paalkoppen moeten onder de gemiddeld laagste grondwaterstanden blijven. Gangbare wegen (met grof zand cunet) primair: 1,0 m onder as van de weg. Gangbare wegen (met grof zand cunet) secondair: 0,7 m onder as van de weg. Gangbare wegen (met grof zand cunet) weg op polystyreen-hardschuim: circa 0,3 m onder as van de weg. Gangbare tuin/plantsoen: 0,5 m onder maaiveld. Industrieterreinen: 0,7 m onder maaiveld. Het gebied ligt in de Ecologische Hoofd Structuur. Voor het behoud van de natuurwaarden is het van belang om de waterkwaliteit te waarborgen door het (regen)water schoon te blad 7 van 16

houden. In de toekomstige situatie wijzigt de inrichting van het plangebied. Hierdoor kan de waterkwaliteit van het afstromende regenwater negatief worden beïnvloed (afspoeling uitlogende materialen, zoals o.a. koper, lood en zink). Om het afstromende regenwater ook in de toekomst schoon te houden is het wenselijk om alleen materialen toe te passen, waarbij afspoeling of uitloging wordt voorkomen. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en bemesting bij het beheer en onderhoud van (openbare) groenvoorzieningen moet worden voorkomen. blad 8 van 16

4 Voorgenomen ontwikkeling In de voorlopige plannen zijn een beperkt aantal bungalows (58) voorzien. Deze bungalows hebben een afmeting van maximaal 80 m 2. Deze bungalows vervangen de stacaravans (170). De nieuwe inrichting heeft tot gevolg dat de camping minder intensief zal worden gebruikt als gevolg van de afname aan recreatieverblijven/ woningen. Naast de aanpassing van de inrichting wordt de maaiveldhoogte zo veranderd dat er meer glooiing op de camping wordt gerealiseerd. Wijziging gebruiksfuncties Met het bestemmingsplan wijzigt in principe de maatschappelijke gebruiksfunctie van het plangebied niet. Deze gebruiksfunctie stelt naar verwachting geen andere eisen aan de ontwateringsituatie en aan de inrichting van de waterhuishouding en riolering (volksgezondheid en beheer en onderhoud). Toename/afname verharding In de huidige situatie is het plangebied volledig onverhard, waardoor het overtollige water geleidelijk uit het gebied wordt afgevoerd. Door het aanbrengen van de verharding zal dit proces versneld optreden. 4.1 Negatieve effecten op waterhuishouding De voorgenomen ontwikkeling beïnvloedt het watersysteem van het plangebied. Zonder compenserende maatregelen heeft de voorgenomen ontwikkeling de volgende negatieve effecten: 1. de aanvulling van (freatisch) grondwater neemt af (verdroging); 2. de afvoer van hemelwater vindt versneld plaats (wateroverlast); 3. er ontstaan nieuwe vuilwaterstromen (riolering). Aanvulling grondwatervoorraad In de huidige situatie is het gehele gebied onverhard waardoor het merendeel van het regenwater in de bodem infiltreert. Dit komt dus ten goede aan het (freatisch) grondwater. In de toekomst is een deel van het plangebied verhard, hier kan het hemelwater niet meer infiltreren in het freatisch pakket. Zonder maatregelen zal de hoeveelheid infiltratiewater ten behoeve van het freatisch pakket dus afnemen. Dit kan door infiltratie worden beperkt. Daarom moet het hemelwater in de toekomstige situatie geïnfiltreerd of anders vastgehouden worden (vasthouden). Versnelde afvoer Door de ontwikkeling van het terrein wordt het watersysteem beïnvloed. Het verharde oppervlak binnen het plangebied neemt toe. Dit versnelt de afvoer van hemelwater en kan leiden tot wateroverlast. Daarom moet er aanvullende berging worden gerealiseerd. De bodem is geschikt om te infiltreren en bij voorkeur wordt het hemelwater in de bodem geïnfiltreerd. Uitgangspunt is dat het regenwater afkomstig van de daken van de gebouwen en van wegen en parkeerterreinen via infiltratievoorzieningen in de grond wordt gebracht. De bestaande omringende gebieden, waar het plan op aansluit, ondervinden geen hinder van het plan. blad 9 van 16

Nieuwe vuilwaterstromen In de toekomstige situatie wordt er nieuwe bebouwing gerealiseerd op het plangebied. Hierdoor ontstaan nieuwe vuilwaterstromen. Deze vuilwaterstromen dienen gescheiden afgevoerd te worden van het hemelwater. 4.2 Oplossingsrichtingen Voor de bovengenoemde knelpunten zijn oplossingsrichtingen opgesteld. De oplossingsrichting zijn uitgewerkt binnen het vigerende beleid. Ter verduidelijking is in bijlage II een beleidskader opgenomen. Benodigde hoeveelheid berging Het water wordt in de toekomst vastgehouden in het gebied. De vereiste berging kan middels infiltratievoorzieningen worden gerealiseerd. Eventueel kan de effectiviteit van een infiltratie voorziening worden verhoogd door middel van grondverbetering, wanneer er (lokaal) een leemlaag wordt aangetroffen. Al het van verhard oppervlak afkomstige regenwater zal via infiltratievoorzieningen in de grond worden gebracht. Middels de infiltratievoorzieningen infiltreert het water en kan het water worden geborgen. Voor de benodigde infiltratie kan gedacht worden aan bijvoorbeeld specifiek in te richten Wadi's. In de nieuwe plannen wordt (extra) glooiing aangelegd. Dit zorgt voor een (extra) mogelijkheid tot het vasthouden en infiltreren van regenwater. Omdat er 1) in de huidige situatie geen problemen zijn met regenwater en 2) er door de extra glooiing een soort 'natuurlijke' wadi wordt gemaakt, is er geen reden tot het nemen van extra (kunstmatige) maatregelen. Het gebied ligt in de EHS. Hierom dient het regenwater schoon te zijn/blijven. Bij de realisatie dienen derhalve geen uitlogende materialen gebruikt te worden. Voorbeelden van uitlogende materialen zijn koper en zink. Vuilwaterstroom In de toekomstige situatie wordt er bebouwing gerealiseerd binnen het plangebied. Hierdoor ontstaat er naast de hemelwaterstroom een nieuwe vuilwaterstroom. Deze kan naar verwachting onder vrij verval worden aangesloten op het bestaande (gemengde) stelsel. De vuilwaterstroom dient wel gescheiden aangelegd te worden. blad 10 van 16

4.3 Overig Ontwateringsdiepte Naar alle waarschijnlijkheid hebben de bungalows geen kruipruimte. Het waterschap adviseert een ontwateringsdiepte van 0,30 m voor woningen zonder kruipruimte. Op basis van de heersende grondwaterstanden worden hier geen knelpunten verwacht. Riolering De bungalows worden aangesloten op het bestaande riool. Hiervoor wordt (extra) riool aangelegd. Het regenwater van de daken van de bungalows wordt niet aangesloten op het riool. Dit zal lokaal worden geïnfiltreerd. Consequenties aanwezigheid leemlaag Bij het vergraven van het terrein wordt voor drie onderwerpen geadviseerd. Het vergraven van het terrein kan zorgen voor wateroverlast op (wandelpaden van) de camping. Deze drie onderwerpen komen niet voort uit eisen van waterschap of gemeente en zijn dus niet formeel onderdeel van de watertoets. Vanwege de (sterke) relatie met de watertoets, zijn deze wel opgenomen in dit document. In de eerste plaats wordt geadviseerd om de bungalows niet op de laagste punten te plaatsen. Dit in verband met (eventuele) wateroverlast als gevolg van afstromend regenwater bij (extreme) neerslag. Ook wordt geadviseerd de belangrijke wegen niet in de lage delen aan te leggen. In de tweede plaats wordt geadviseerd niet te diep af te graven. Dit vanwege het aanwezige grondwater. In een nabije peilbuis is de hoogste grondwaterstand NAP +3,2 m. Op de camping staat geen peilbuis, echter is naar vermoeden de grondwaterstand hier ca. 50 cm hoger. Dieper afgraven dan ca. NAP +3,7 zal resulteren in een drassige locatie. Figuur 4-1: Inrichting van het maaiveldverloop in relatie tot de leemlaag en maximaal geadviseerde diepte. In de derde plaats bestaat de bodem uit lemig zand met lokaal leemlagen. Geadviseerd wordt om op de diepste punten deze leemlaag, als die aanwezig is, door te ste- blad 11 van 16

ken/mengen met andere grond. Afgraven tot een dergelijke leemlaag zorgt voor (lokaal) een ondoorlatende laag. Het vergraven van het terrein zorgt voor laagtes, deze laagtes kunnen een dergelijke leemlaag als ondergrond hebben. Bij regenval verzamelt het water in zo'n laagte en zal moeilijk weg kunnen. Dit resulteert tot een drassige situatie. Op basis van boringen (TNO-boring B12E0741 en B12B0698) is geconcludeerd dat de leemlaag niet dieper ligt dan 1,5 m-mv en maximaal een dikte heeft van 0,3 m. In het plan wordt meer glooiing aangebracht. Als gevolg zullen er meer hellingen zijn, hier stroomt het water versneld vanaf. De laagtes moeten zo ingericht worden dat het regenwater niet versneld het gebied uitstroomt. De onderstaande figuur geeft een impressie van hoe het maaiveld ingericht kan worden. Figuur 4-2: Inrichting van het maaiveldverloop in relatie tot de stroom richting van de neerslag blad 12 van 16

5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies Op basis van voorgaande hoofdstukken zijn onderstaande conclusies getrokken. De conclusies geven antwoord op de gestelde onderzoeksvragen. Wat zijn de kenmerken van het gebied en het huidige watersysteem en welke mogelijkheden bestaan er voor de toekomstige inrichting van het gebied? In de huidige situatie is het plangebied grotendeels onverhard; In de huidige situatie is er een gemengd rioolstelsel aanwezig; De huidige ontwateringsdiepte is voldoende; De bodemopbouw bied, wanneer er geen leemlaag aanwezig is, mogelijkheden voor infiltratie; In het plangebied is geen oppervlakte water aanwezig. Welke uitgangspunten/ eisen worden er vanuit het beleid aan de toekomstige inrichting van de waterhuishouding en riolering gesteld? Het hemelwater moet afgekoppeld worden/blijven van de riolering; Het hemelwater moet binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Wat is het effect van de voorgenomen ontwikkeling op het watersysteem en moeten er negatieve effecten worden gecompenseerd? De toekomstige ontwikkeling heeft enigszins een toename in verhard (dak)oppervlak tot gevolg. Infiltratie voorziening noodzakelijk ter compensatie (tegengaan versnelde afvoer + verdroging). De glooiingen voorzien bij de toekomstige inrichting van het terrein maken het mogelijk om in de laagste gedeelten hemelwater te kunnen infiltreren; Ter plaatse van de infiltratievoorziening dient grondverbetering te worden toegepast of deze dienen daar te worden gerealiseerd waar de leemlaag reeds ontbreekt in de bodemsamenstelling; Het (schone) hemelwater zal worden afgekoppeld en worden geïnfiltreerd. Bij de toekomstige inrichting zullen alleen niet uitlogende materialen worden toegepast, zodat afspoeling of uitloging wordt voorkomen. 5.2 Aanbevelingen Verhard (dak)oppervlak niet aansluiten op het riool; Gebruik maken het (glooiende) terrein om het (regen)water van het dakoppervlak te infiltreren; Om dichtslibben van de voorziening te voorkomen, en daarmee de levensduur te verlengen, wordt aanbevolen om voor de voorziening een blad- en zandvang op te nemen; Woningen niet op de laagst gelegen gedeelten van het terrein situeren; Definitief afstemmen van deze voornemens met Waterschap Hunze en Aa's en Gemeente Tynaarlo. blad 13 van 16

Bijlage 1 : Concept waterparagraaf Criterium Invulling 1. Veiligheid Het plangebied ligt niet in de buurt van een waterkering. Het plangebied ligt ook niet in een laaggelegen kom waardoor een risico op overstroming niet aanwezig is. 2. Regionale en locale wateroverlast Het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering en zal worden geïnfiltreerd. Het water wordt in de toekomst vastgehouden in het gebied. De vereiste berging kan middels infiltratievoorzieningen (in verband met ruimtegebrek bij voorkeur ondergronds) worden gerealiseerd. Hiervoor is het wel noodzakelijk om in de ter plaatse van de leemlaag grondverbetering toe te passen en/of om de leemlaag te doorsnijden. Al het van verhardoppervlak afkomstige regenwater zal via infiltratievoorzieningen in de grond worden gebracht (dan wel middels zuiveringsvoorziening). 3. Rioleringsysteem Het vuilwater wordt aangesloten op het bestaande gemengde stelsel van de gemeente Tynaarlo. Regenwater zal worden afgekoppeld. 4. Watervoorziening Er is geen sprake van wijzigingen in de watervoorziening. 5. Volksgezondheid Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied en dit zal in de toekomst ook niet worden gerealiseerd. Er is dan ook geen risico ten aanzien van ziekten, plagen of verdrinking te verwachten. 6. Bodemdaling Op basis van de bekende bodemgegevens (zand+ leemlaag) kan geconcludeerd worden dat de bodem niet zettingsgevoelig is. Er vinden geen wijzigingen plaats in de grondwatersituatie. Er is dan ook geen reden om een bodemdaling te verwachten. 7. Grondwateroverlast Het plangebied beschikt over een grote drooglegging en ligt in een gebied waar voor zover bekend geen kwel plaatsvindt. Er zijn bij de toekomstige ontwikkeling geen maatregelen vereist om de drooglegging te behalen (kruipruimteloos bouwen, drainage, enz.). Er is sprake van een (zeer) diepe grondwaterstand, zodoende is er geen sprake van grondwateroverlast. 8. Oppervlaktewaterkwaliteit Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied en dit zal in de toekomst ook niet worden gerealiseerd. De oppervlaktewaterkwaliteit komt daarom niet in geding. 9. Grondwaterkwaliteit Om het afstromende regenwater ook in de toekomst schoon te houden worden geen uitlogende materialen toegepast. Dit dient bij de aanvraag van blad 14 van 16

de bouwvergunning gecontroleerd te worden. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Er hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met extra eisen. 10. Verdroging In de huidige situatie is het gehele gebied onverhard waardoor het merendeel van het regenwater in de bodem infiltreert. Dit komt dus ten goede aan het (freatisch) grondwater. In de toekomst is een deel van het plangebied verhard, hier kan het hemelwater niet meer infiltreren in het freatisch pakket. Zonder maatregelen zal de hoeveelheid infiltratiewater ten behoeve van het freatisch pakket dus afnemen. Door het hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten in de toekomst te infiltreren (middels infitratievoorziening) zal dit worden voorkomen. 11. Natte natuur Het gebied is niet aangewezen als natte natuur. 12. Beheer en onderhoud Het hemelwater zal middels infiltratievoorzieningen worden geborgen en geïnfiltreerd. De bovengrondse infiltratievoorzieningen zijn goed bereikbaar en kunnen worden gereinigd. Om dichtslibben van de voorziening te voorkomen, en daarmee de levensduur te verlengen, wordt voor de voorziening een blad- en zandvang op te nemen. blad 15 van 16

Bijlage 2 : Beleidskader Omdat ruimtelijke plannen, naast de watertoets, door de naast hogere overheid getoetst worden aan het ruimtelijke beleid, is het enerzijds van belang als waterschap een beeld te hebben van het bestaande ruimtelijke beleid; anderzijds is het van belang dat wateritems op een goede manier verwoord zijn in het bestaande ruimtelijke beleid. Deze bijlage geeft een kort overzicht hoe de wateritems op dit moment in het ruimtelijke beleid zijn vastgelegd. Rijksbeleid Het rijk heeft in 2009 het nationaal waterplan uitgebracht. In dit beleid staan het vergroten van de veerkracht, het gebiedsgericht beleid en het herstel van watersystemen centraal. In NW4 worden stedelijke watersystemen een belangrijke drager voor stadslandschappen genoemd. De commissie Tielrooij heeft in 2000 geadviseerd over het omgaan met water in het licht van de wateroverlast die in 93, 95 en 98 heeft plaatsgevonden. In het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) zijn het vergroten van de veerkracht van het watersysteem en het niet afwentelen (niet in watersysteem, maar ook niet van bestuurlijke verantwoordelijkheden en kosten) heel belangrijk. Speerpunten zijn onder andere de drie principes van het waterbeleid: Vasthouden van water en tijdelijk bergen, ruimte voor water en benutten van de kansen voor meervoudig ruimtegebruik. Rijk, Provincies (IPO), waterschappen (Unie van Waterschappen) en gemeenten (VNG) hebben naar aanleiding van het advies van deze commissie afspraken met elkaar gemaakt in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). De ruimteclaim voor water vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water wordt voorlopig geacht te worden gedekt door de ruimte benodigd in het kader van het NBW. De beleidsbrief regenwater en riolering van de staatssecretaris van VROM (2004) geeft aan hoe er landelijk gedacht wordt over het omgaan met hemelwater en het afkoppelen. Hierbij is de hantering van de beide drietrapsstrategieën in de plaats gekomen van eerder in percentages aangeduide doelstellingen voor afkoppeling van regenwater van de riolering. Op rijksniveau is recent de Nota Ruimte (2004) verschenen. In deze nota worden de twee drietrapsstrategieën genoemd, te weten: 1) Vasthouden - bergen afvoeren (waterkwantiteit); 2) Voorkomen - scheiden - zuiveren (waterkwaliteit). De Nota Ruimte is afgestemd met het Nationaal Bestuursakkoord Water met betrekking tot de ruimtelijke consequenties ervan. Zo wordt meer ruimte geboden aan water en waterkwantiteit en -kwaliteit zijn meer dan voorheen sturend voor ontwikkeling en locatiekeuzen van grondgebruik. De Nota geeft aan dat ook andere overheden (provincies, waterschappen en gemeenten) water als een structurerend principe moeten hanteren bij het ontwikkelen, uitwerken en toetsen van hun ruimtelijk beleid. blad 16 van 16