Het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden

Vergelijkbare documenten
Verruiming spreekrecht in rechtszaal van kracht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag. Geachte heer Teeven,

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces

Het adviesrecht voor slachtoffers. Een toegevoegde waarde?

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities

Recht uit het hart spreken

Verdieping: Positie van het slachtoffer

Is het spreekrecht de start van een oneerlijk proces? Een evaluatie van het Nederlandse Spreekrecht van het slachtoffer en de rechten van de verdachte

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Recht en bijstand bij juridische procedures

De uitbreiding van de positie van slachtoffers en nabestaanden in het Nederlandse strafproces.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uitbreiding spreekrecht ex art. 51e Sv. De gevolgen voor de rechtspositie van de verdachte.

Masterscriptie Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Het recht van het slachtoffer op inzage en toevoeging van processtukken binnen het strafproces

S k~ N~DEi~LANDS~ ø~t~ VAd~DVOCAT~N ~/ van Veiligheid en Justitie. Aan de Staatssecretaris De heer mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag

De positie van het slachtoffer in het strafproces

Wel of niet verder uitbreiden?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het slachtoffer in het strafproces

Geachte heerteeven, Strekking wetsvoorstel

Adviesrecht van het slachtoffer

Slachtoffers hebben óók recht op hun rechten

33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

De concrete voorstellen in dit pamflet dragen in de optiek van de VVD bij aan het verwezenlijken van deze doelstellingen.

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De positie van het slachtoffer in het strafproces Definitie slachtoffer Correcte bejegening. 2. De rechten van het slachtoffer

CONCEPT AMvB Besluit slachtoffers van strafbare feiten

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per

Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht

Het slachtoffer in het strafgeding

Is zwijgen altijd goud?

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring

Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN. Aan de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

3. Nationale politie Professor Groenhuijsen constateert dat het prestatieniveau van de Nederlandse politie onder de maat is. Hij is net als ik -

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. Geachte heer Teeven,

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

De positie van het slachtoffer in ontwikkeling: een onderzoek naar het onbeperkte spreekrecht

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Beleidskader herstelbemiddeling ten behoeve van slachtoffers

2014D36200 LIJST VAN VRAGEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Advies Conceptwetsvoorstel implementatie EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers van strafbare feiten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Inleiding. 1 Strafrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

Korte beschouwingen op de voorgestelde Richtlijn Terrorismebestrijding

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

COLLEGE VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS. Zijne Excellentie. dr. R.H.A. Plasterk. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre[aties.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998

Voegen in het strafproces

Faculteit Rechtsgeleerdheid Scriptie Strafrecht. Mediation in strafzaken

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel

Gespreksleider: Paulien Defoer, Paulien Defoer Mediation

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Transcriptie:

1

Het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden Is uit oogpunt van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden, een tweefasenproces passend binnen het Nederlandse Strafprocesrecht, mede gelet op de ervaringen van de Australische staat Victoria? Masterscriptie Roliene Elza Robert Zaman s928864 Master Rechtsgeleerdheid Accent Strafrecht Begeleidster: mr. L.A. van Noorloos 2

Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van de Master Rechtsgeleerdheid, accent Strafrecht aan de Universiteit van Tilburg. Naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak kwam het spreekrecht voor slachtoffers vorig jaar opnieuw in opspraak. Daarnaast zou de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven het spreekrecht voor slachtoffers opnieuw willen uitbreiden naar een spreekrecht plus. Kortom, er is veel te doen rondom dit slachtofferrecht. Tot op heden bestaat er echter naar mijn mening nog geen ultieme rechtsverhouding tussen het slachtoffer en de verdachte. Zolang hierin geen evenwicht is gevonden is mijns inziens de rechtsontwikkeling met betrekking tot beide partijen nog niet afgerond. Dit heeft mij de aanleiding gegeven om in kader van het spreekrecht nader in te gaan op rechtsverhouding tussen beide partijen. Ik wil ieder die zijn of haar medewerking heeft verleend aan het voltooien van deze masterscriptie hartelijk danken. In het bijzonder wil ik allereerst mijn scriptiebegeleidster mevrouw Noorloos bedanken, die actief meedacht en mij voorzag van nuttige feedback. Eveneens richt ik mijn dankwoord graag aan mijn ouders, die mij door hun onvoorwaardelijke steun de mogelijkheid hebben gegeven om aan de Universiteit van Tilburg te studeren en een fantastische studententijd te beleven. En tot slot Ruben, voor zijn vertrouwen en steun, om het uiterste uit mijn studie te halen. Roliene Zaman Tilburg, november 2013 3

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 6 1.1. De aanleiding... 6 1.1.1. De ontwikkeling van het slachtoffer in het strafprocesrecht... 6 1.1.2. Het spreekrecht voor slachtoffers... 6 1.2. Onderzoeksvraag en opzet... 7 1.2.1. Vragen die rijzen... 7 1.2.2. Onderzoeksvraag... 7 2. DE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER EN DE VERDACHTE... 10 2.1. Inleiding... 10 2.2. De positie van het slachtoffer... 10 2.2.1. Hoogtepunten in de Nederlandse rechtsontwikkeling... 10 2.2.2. Huidige positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht... 12 2.2.3. Vanuit Europees oogpunt... 14 2.3. De positie van de verdachte in het strafprocesrecht... 15 2.4. Spanningsveld tussen het slachtoffer en de verdachte... 17 2.5. Tussenconclusie... 18 3. HET SPREEKRECHT VAN SLACHTOFFERS EN NABESTAANDEN... 20 3.1. Inleiding... 20 3.2. De rechtsontwikkeling van het spreekrecht... 20 3.2.1. De achterliggende gedachte... 20 3.2.2. De functies van het spreekrecht... 22 3.3. Het spreekrecht in het Wetboek van Strafvordering... 22 3.3.1. Wetsvoorstel tot invoering van het spreekrecht... 22 3.3.2. Wijziging tot uitbreiding van het spreekrecht... 23 3.3.3. Kamerbrief van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie... 26 3.3.4. Bezwaren... 27 3.4. De Schriftelijke Slachtoffer Verklaring... 27 3.5. Tussenconclusie... 28 4. ANALYSE VAN HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING... 30 4.1. Inleiding... 30 4.2. Analyse van het huidige onderzoek ter terechtzitting... 30 4

4.2.1. Aanvang van de zitting... 30 4.2.2. Wettelijk beslissingsmodel en de uitspraak... 32 4.3. Het slachtoffer als getuige en spreekgerechtigde... 34 4.4. Tussenconclusie... 35 5. HET TWEEFASENPROCES... 36 5.1 Inleiding... 36 5.2 Knelpunten in het huidige strafprocesrecht... 36 5.2.1 Ten aanzien van het slachtoffer... 36 5.2.2 Ten aanzien van de verdachte... 37 5.3 Het tweefasenproces... 38 5.3.1 Een eeuwenoud vraagstuk... 38 5.3.2 Beschrijving van het tweefasenproces... 38 5.4 Inhoudelijke analyse... 42 5.4.1 Positieve en negatieve elementen... 42 5.4.2 Kraggenburg-zaak... 44 5.5 Tussenconclusie... 46 6. RECHTSVERGELIJKEND ONDERZOEK... 48 6.1. Inleiding... 48 6.2. De staat Victoria... 49 6.2.1. Het strafrechtelijke rechtssysteem... 49 6.2.2. De positie van het slachtoffer... 49 6.3. The Victim Impact Statement... 51 6.3.1. De historische ontwikkeling... 51 6.3.2. De staat Victoria... 52 6.4. Positieve en negatieve elementen ten aanzien van de VIS... 54 6.5. Vergelijking van het Australische met het Nederlandse spreekrecht... 56 6.6. Tussenconclusie... 58 EINDCONCLUSIE... 60 LITERATUURLIJST... 65 Bijlage 1: Artikel 51e Wetboek van Strafvordering... 75 Bijlage 2: Sentencing Act 1991 - Victim Impact Statement... 76 Bijlage 3: Victims Charter Act 2006- Victim Impact Statement... 77 5

1. INLEIDING 1.1. De aanleiding 1.1.1. De ontwikkeling van het slachtoffer in het strafprocesrecht Niet langer kan het strafprocesrecht gezien worden als een zaak tussen de overheid en de vermoedelijke dader van een strafbaar feit, waarbij het slachtoffer slechts dient als aangever of getuige. 1 De belangstelling voor de positie van het slachtoffer is de laatste jaren flink toegenomen, waardoor het slachtoffer zich heeft ontwikkeld tot deelnemer aan het strafproces, met slachtofferrechten neergelegd in een eigen titel in het Wetboek van Strafvordering. 23 Duidelijk is dat men om het slachtoffer binnen het strafprocesrecht niet meer heen kan, maar tot welke positie het slachtoffer zich uiteindelijk zal en kan ontwikkelen is nog de vraag. 4 Geen eenduidig antwoord bestaat op de vraag of binnen de functies van het strafprocesrecht wel plaats is voor het welzijn van het slachtoffer. Is het strafprocesrecht wel ingericht op de therapeutische werking voor het slachtoffer? 5 En gaat de ontwikkeling van de positie van het slachtoffer niet ten koste gaat van de positie van de verdachte? Dit zijn enkele kwesties welke betrokken dienen te worden bij het bepalen van de positie van het slachtoffer, maar eveneens van belang zijn om de inhoud van de slachtofferrechten nader te kunnen bepalen, zoals het spreekrecht. Dit recht, geregeld in artikel 51e Sv, is nog steeds aan ontwikkeling onderhevig en staat centraal binnen mijn onderzoek. 1.1.2. Het spreekrecht voor slachtoffers Het spreekrecht is een recht voor slachtoffers, welke sinds 2005 wettelijk verankerd is in het Wetboek van Strafvordering. Het spreekrecht houdt in dat het slachtoffer of diens nabestaanden tijdens het onderzoek ter terechtzitting de mogelijkheid heeft om een verklaring af te leggen met betrekking tot de gevolgen van het delict voor het slachtoffer. Dit slachtofferrecht staat naar aanleiding van een onderzoek, uitgevoerd door Intervict Tilburg, en de Amsterdamse zedenzaak weer in de belangstelling. In de Amsterdamse zedenzaak is het 1 Groenhuijsen 2008, p. 122. 2 Groenhuijsen 2008, p. 129. 3 Titel IIIA; artikelen 51a e.v. Sv. 4 Kooijmans 2011, p.38. 5 Lens 2010, p.7. 6

voor de wettelijke vertegenwoordiger voor het eerst mogelijk geworden om namens het minderjarige slachtoffer te spreken. 6 Nu, slechts één jaar na de laatste wijziging, heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven (hierna: Staatssecretaris) via een Kamerbrief opnieuw een uitbreiding ten aanzien van het spreekrecht in gedachten. De eventuele nieuwe uitbreiding, neergelegd in de Kamerbrief, betreft de mogelijkheid voor het slachtoffer om tijdens de terechtzitting vrij te mogen spreken, te denken valt aan de gewenste straftoemeting en de persoonlijkheid van de verdachte. 1.2. Onderzoeksvraag en opzet 1.2.1. Vragen die rijzen Door de recente ontwikkelingen bestaan er nog veel vragen ten aanzien van dit belangrijke slachtofferrecht. In hoeverre kan het spreekrecht zich nog door ontwikkelen, of is het plafond al bereikt of misschien zelfs al overschreden? Bestaat er nog voldoende evenwicht tussen de verdachte en het slachtoffer ten aanzien van de grondslagen en functies van het strafprocesrecht? Hoe zit het met de invloed van het spreekrecht op de rechter indien meerdere spreekgerechtigden gebruik gaan maken van hun spreekrecht, zoals het geval was in de Amsterdamse zedenzaak? Verschuift het zwaartepunt van het strafgeding dan naar het slachtoffer in plaats van naar de verdachte, terwijl we op dat moment nog in de fase van de verdenking zitten? 7 Om de positie van de verdachte niet in het geding te brengen bepleit onder meer de Nederlandse Orde van Advocaten voor een opsplitsing van het strafgeding, ook wel bekend als het tweefasenproces. In de eerste fase gaat het om de bewijsvraag, waar het slachtoffer nog niet aan bod zal komen. De tweede fase gaat om de strafoplegging, waarbij het slachtoffer de kans krijgt om te spreken over de gevolgen van het delict. 8 1.2.2. Onderzoeksvraag Het tweefasenproces staat in dit onderzoek centraal. Binnen dit onderzoek zal allereerst een literatuuronderzoek plaatsvinden. Aan de hand van de wettelijke rechten, maatschappelijke ontwikkelingen en knelpunten zal de positie van het slachtoffer en de verdachte terug in kaart gebracht worden. Daarnaast zal gekeken worden naar de inhoud van een tweefasenproces en 6 Staaij 2013. 7 Van der Hoeven 2011, p 2. 8 Van der Aa 2012, p.609. 7

of dit stelsel passend is binnen ons strafprocesrecht. Hierin zal het spreekrecht voor slachtoffers centraal staan. Dit zal mede bepaald worden door te kijken naar de ervaringen met betrekking tot het spreekrecht voor slachtoffers en het splitsen van het onderzoek ter terechtzitting in de Australische staat Victoria. De volgende onderzoeksvraag staat hierbij centraal: Is uit oogpunt van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden, een tweefasenproces passend binnen het Nederlandse Strafprocesrecht, en in hoeverre kan de spreekrechtverklaring in de Australische staat Victoria daarbij als inspiratie dienen? Ter beantwoording van deze onderzoeksvraag dienen de volgende deelvragen beantwoord te worden: Het tweede hoofdstuk is opgebouwd uit twee delen. Allereerst is van belang om te bepalen wat de huidige positie van het slachtoffer is in het strafprocesrecht? Daarnaast is van belang om de relevante elementen in de positie van de verdachte ten opzichte van de positie van het slachtoffer met betrekking tot het spreekrecht voor ogen te hebben. Deze dubbele vraag is van belang binnen het onderzoek, omdat op deze manier het spreekrecht van slachtoffers in de context van het strafprocesrecht geplaatst kan worden. In het derde hoofdstuk staat het spreekrecht van slachtoffers centraal. Hierbij hoort de vraag hoe het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden wettelijk is geregeld? Daarnaast zal bekeken moeten worden welke complicaties er worden ondervonden ten aanzien van dit slachtofferrecht. Deze vraag is van belang omdat ik later in mijn onderzoek de mogelijkheid tot het invoeren van een tweefasenproces, aan de hand van het spreekrecht voor slachtoffers, ga toetsen. Vervolgens in het vierde hoofdstuk staat het huidige onderzoek ter terechtzitting centraal. Centraal staan de vragen neergelegd in artikel 348 en 350 Sv. Het huidige onderzoek ter terechtzitting moet goed in kaart gebracht worden om de verschillen in een tweefasenproces duidelijk voor ogen te hebben. Hierbij betrek ik ook de verschillende hoedanigheden van het slachtoffer in het strafprocesrecht. Tot slot worden ook de knelpunten van het huidige strafprocesrecht met betrekking tot het spreekrecht uiteengezet. 8

In hoofdstuk vijf ben ik aangekomen bij de uiteenzetting van een tweefasenproces. Hierbij hoort de vraag wat de inhoudelijke veranderingen bij het invoeren van een tweefasenproces zijn? In het vorige hoofdstuk is het huidige strafprocesrecht duidelijk in kaart gebracht. In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de verschillen tussen het tweefasenproces en het huidige onderzoek ter terechtzitting, met een bijbehorende voor- en nadelenanalyse. Tot slot zal het laatste inhoudelijke hoofdstuk in teken staan van een rechtsvergelijkend onderzoek. Voor het doen van rechtsvergelijkend onderzoek heb ik gekozen voor het Australische recht, nader toegespitst op de staat Victoria. In de staat Victoria is het spreekrecht sinds 1994 wettelijk geregeld. Het rechtsvergelijkend onderzoek zal gedaan worden door eerst het Victoriaanse recht te kennen, vervolgens te vergelijken met het Nederlandse recht waarbij gekeken zal worden naar elementen uit het Victoriaanse recht welke ten inspiratie kunnen dienen voor het Nederlandse spreekrecht. Tot slot zullen deze elementen gewaardeerd worden. Dankzij beantwoording van de deelvragen kan ik concluderen of het invoeren van het tweefasenproces passend zou zijn in het Nederlandse strafprocesrecht, beredeneerd vanuit oogpunt van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden. Beantwoording van de hoofdvraag zal plaatsvinden in de eindconclusie. 9

2. DE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER EN DE VERDACHTE 2.1. Inleiding In het Nederlandse strafprocesrecht kan het tot gelding brengen van het materiële strafrecht in het concrete geval als hoofddoel worden beschouwd. 9 Het strafrecht regelt wat er mag gebeuren als rechtssubjecten de normen hebben overtreden, waardoor bepaalde gedragingen tot bepaalde sancties kunnen leiden. De strafwet dient enkel toegepast te worden op de schuldigen en niet op de onschuldigen. 10 Binnen het strafprocesrecht zijn verschillende partijen betrokkenen zoals de officier van justitie, de rechter, de verdachte en diens raadsman en tot slot ook het slachtoffer. In dit hoofdstuk worden de rechtsposities van het slachtoffer en de verdachte in het strafprocesrecht geanalyseerd, rekening houdend met de verschillende doelen van het strafprocesrecht. De positie van de verdachte wordt binnen mijn onderzoek beperkt voor zover deze van belang is bij de uiteenzetting van de positie van het slachtoffer. Allereerst wordt de positie van het slachtoffer bepaald, welke de laatste decennia een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Beginnend met een uiteenzetting van de belangrijkste ontwikkelingen, gevolgd door een beschrijving van de huidige positie van het slachtoffer. Daarna zal een beschrijving van de huidige positie van de verdachte, voor zover relevant bij het bepalen van de positie van het slachtoffer, weergegeven worden. Na de uiteenzetting van de huidige rechtsposities van het slachtoffer en de verdachte, wordt in paragraaf drie ingegaan op het spanningsveld tussen de verdachte en het slachtoffer. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een tussenconclusie. 2.2. De positie van het slachtoffer 2.2.1. Hoogtepunten in de Nederlandse rechtsontwikkeling Pas sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is het slachtoffer meer in beeld gekomen. Voor deze periode werd het slachtoffer gemeden uit het strafprocesrecht en was een eigen positie voor het slachtoffer ondenkbaar. De rechter zou teveel worden afgeleid van de strafzaak. Het slachtoffer van strafbare feiten kwam slechts in beeld als aangever, getuige of benadeelde 9 Keulen 2010, p. 3. 10 Corstens 2011, p. 1-11. 10

partij voor een vordering tot schadevergoeding. Maar ook aan deze vordering tot schadevergoeding zaten nog grote beperkingen. 11 In 1983 kwam hier verandering in door de Werkgroep Justitieel Beleid en Slachtoffer, onder leiding van F.A. Vaillaint. In het eindrapport van deze werkgroep kwam naar voren dat er een sterke behoefte bestond tot versterking van de positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht. Deze behoefte werd later uitgewerkt in de Richtlijnen Vaillaint van 1986 en 1987. Binnen deze richtlijnen stond de verplichting tot een correcte, respectvolle en zorgvuldige bejegening van het slachtoffer centraal. 12 Vervolgens werd in 1985 door de Minister van Justitie een nieuwe Commissie Wettelijke Voorzieningen Slachtoffers opgericht, beter bekend onder de naam Commissie Terwee. 13 Volgens deze commissie kon een misdrijf niet langer enkel gezien worden als een inbreuk op de rechtsorde en een schending van het algemeen belang, maar ging het eveneens om een inbreuk op de individuele rechten en belangen van het slachtoffer. 14 Volgens de commissie was de respect en begripvolle bejegening van het slachtoffer niet langer voldoende. De opdracht van de commissie was onderzoeken of er mogelijkheden bestonden tot het veranderen van de wet, waardoor de positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht zou verbeteren. Uit dit onderzoek vloeide de Wet Terwee voort. 15 Deze wet hield een verruiming van de voegingsprocedure en het introduceren van de schadevergoedingsmaatregel als nieuwe strafrechtelijke sanctie in. 16 Naast deze wet ontstond er ook een Richtlijn Terwee, welke is voortgebouwd op de Richtlijn Slachtofferbeleid Vaillaint van 1987. In deze richtlijn kwamen drie aandachtspunten in het kader van de taken voor de politie en het Openbaar Ministerie op het gebied van slachtofferzorg naar voren. Ten eerste een correcte bejegening van het slachtoffer, ten tweede het informeren van het slachtoffer en tot slot het treffen van schaderegelingen. 17 De volgende belangrijke ontwikkeling, op het gebied van de positie van het slachtoffer, is het invoeren van de schriftelijke slachtofferverklaring (hierna: SSV) en het spreekrecht voor slachtoffers. Vanaf 2001 is Slachtofferhulp Nederland al in verschillende arrondissementen 11 Kooijmans 2011, p.37. 12 Bijlsma 2011, p. 18-19. 13 Bijlsma 2011, p. 20. 14 Kamerstukken II, 1989-1990, 21 345, nr. 4, p.6. 15 Geveke 1996, p. 17-18. 16 Kooijmans 2011, p.38. 17 Geveke 1996, p.17-18. 11

aan het experimenteren met de SSV. 18 Tot een verandering van het Wetboek van Strafvordering komt het echter pas in 2004. In de wet van 21 juli 2004 werd het spreekrecht en de SSV gezamenlijk geïntroduceerd, waarbij de SSV fungeerde als alternatief voor het spreekrecht. 19 Deze twee veranderingen geeft het slachtoffer de mogelijkheid om aan de rechter kenbaar te maken welke consequenties het misdrijf heeft gehad. 20 Tot slot dient de invoering van de Wet versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (hierna: de Wet versterking positie slachtoffer) als belangrijke ontwikkeling te worden gezien. Op 1 januari 2011 is deze wet in werking getreden, waardoor slachtoffers een eigen titel in het Wetboek van Strafvordering hebben gekregen. In deze eigen titel zijn alle bestaande en nieuwe rechten en bevoegdheden van het slachtoffer bij elkaar gezet, waaronder het recht om te spreken tijdens de terechtzitting. 21 Naast de positie als benadeelde partij kan het slachtoffer ook nog op andere momenten optreden in het strafprocesrecht, te weten als aangever, klachtgerechtigde, klacht tot niet vervolgen en tot slot als getuige. 22 Een verdere uitwerking van de rechten van het slachtoffer is binnen dit onderzoek niet relevant. 2.2.2. Huidige positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht In artikel 51a lid 1 Sv is bepaald dat als slachtoffer wordt aangemerkt, degene die rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Het gaat daarbij niet alleen om natuurlijke personen, maar ook rechtspersonen kunnen als slachtoffer worden aangemerkt. 23 Met een eigen titel in het Wetboek van Strafvordering neemt het slachtoffer deel aan het strafprocesrecht op grond van eigen rechten en bevoegdheden. Centraal staat de correcte bejegening, voor het eerst gezien in de Richtlijn Vaillaint I, en in het huidige Wetboek van Strafvordering neergelegd in artikel 51a lid 2 Sv. Uit dit recht vloeien alle andere slachtofferrechten voort, zoals onder meer het recht op informatieverschaffing, kennisneming van de processtukken, het recht op vertegenwoordiging, de SSV en tot slot ook het spreekrecht. 24 Om te bepalen in hoeverre de slachtofferrechten in het Wetboek van Strafvordering moeten worden geregeld is aansluiting gevonden Ministerie van Veiligheid en Justitie in een verslag Rechtdoen aan slachtoffers 18 Kool 2002, p. 11. 19 Wet van 21 juli 2004 (invoering van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden), Stb. 382. 20 Wet van 21 juli 2004 (invoering van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden), Stb. 382. 21 Wet van 17 december 2009 (ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces), Stb. 2010, 1. 22 Ministerie van Veiligheid en Justitie in een verslag Rechtdoen aan slachtoffers van 22 februari 2013, p. 11. 23 Artikel 51a lid 1 Sv. 24 Corstens 2011, p.57-60. 12

van 22 februari 2013, p. 11. bij de doelen van het strafprocesrecht en de behoeften van slachtoffers. 25 De behoeften van slachtoffers kunnen, ondanks dat elk slachtoffer uniek is, opgedeeld worden in vijftal centrale behoeften. De centrale behoeften zijn de erkenning en zorgvuldige bejegening, rechtvaardigheid, bescherming, ondersteuning en tot slot de behoefte aan schadevergoeding en herstel. 26 Deze behoeften dienen te worden afgewogen tegen de doelen van het strafprocesrecht. Het hoofddoel van het strafprocesrecht is het bevorderen van een in alle opzichten adequate reactie van de overheid op vermoedelijk gepleegde strafbare feiten. Met andere woorden het tot gelding brengen van het materiële strafrecht. Uit het hoofddoel vallen twee aspecten te halen welke van belang zijn voor het slachtoffer. 27 Ten eerste beoogt het strafprocesrecht de negatieve consequenties van het delict voor het slachtoffer zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast is het strafprocesrecht zodanig ingericht dat het zo min mogelijk nieuwe problemen voor het slachtoffer schept. 28 De achterliggende gedachte is dat het slachtoffer niet voor een tweede maal het gevoel moet krijgen slachtoffer te worden van hetzelfde delict, secundaire victimisatie genoemd. 29 Secundaire victimisatie kan op twee manieren plaatsvinden. Ten eerste door het slachtoffer een te grote rol te geven binnen het strafprocesrecht. Hierbij kan gedacht worden aan het fungeren als derde volwaardige procespartij. 30 Indien het slachtoffer de positie zou krijgen om als volwaardige derde procespartij te fungeren zouden we een verschuiving krijgen van verticale naar horizontale verhoudingen tussen de verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer komt dan op gelijke hoogte te staan met de verdachte. 31 Hierdoor wordt het slachtoffer in een kwetsbare positie gebracht wat secundaire victimisatie teweeg kan brengen. Anderzijds is aangetoond dat eveneens secundaire victimisatie kan optreden indien het slachtoffer te weinig betrokken wordt bij zijn eigen strafzaak. Slachtoffers willen dat hun leed wordt gezien en daarnaast het onrecht wat hen is aangedaan wordt erkend. 32 Om secundaire victimisatie te voorkomen zal een tussenweg gevonden moeten worden tussen enerzijds een te prominente, kwetsbare positie en anderzijds een vergeten partij binnen het strafprocesrecht. 25 Ministerie van Veiligheid en Justitie in een verslag Rechtdoen aan slachtoffers van 22 februari 2013, p. 11. 26 Ministerie van Veiligheid en Justitie in een verslag Rechtdoen aan slachtoffers van 22 februari 2013, p. 11. 27 Groenhuijsen 2012, p. 69-73. 28 Groenhuijsen 2012, p. 69-73. 29 Groenhuijsen 2001, p. 645-653. 30 Groenhuijsen 2012, p 71. 31 Zijdenveld 2003, p. 85. 32 Ministerie van Veiligheid en Justitie in een verslag Rechtdoen aan slachtoffers van 22 februari 2013, p. 12. 13

Naast het hoofddoel dragen ook de bijkomende doelen bij om de rechtspositie van het slachtoffer nader te bepalen. Het eerste bijkomende doel is de eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte. Daar tegenover staat de eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen, waar onder meer ook het slachtoffer onder valt. 33 De positie van het slachtoffer mag niet dusdanig groot worden dat dit ten koste gaat van de fundamentele rechten van de verdachte. Indien binnen deze grenzen aandacht aan het slachtoffer wordt besteed, wordt daarmee tevens het publiek belang gediend. 34 Als derde bijkomend doel kan de procedurele rechtvaardigheid worden genoemd, inhoudende dat het strafprocesrecht niet alleen draait om de uitkomst van het geding maar ook om de procedure die tot de uitkomst heeft geleid. De erkenning, al eerder gezien tijdens het afbakenen van de grenzen ter voorkoming van de secundaire victimisatie, is ook voor de procedurele rechtvaardigheid van belang. Slachtoffers willen betrokken worden in het strafprocesrecht, waardoor ze ook eerder tevreden zullen zijn over de uitspraak. Toch is ook denkbaar dat het tot een grotere teleurstelling kan leiden voor het slachtoffer, als de zaak uiteindelijk toch tot vrijspraak komt. 35 Tot slot de demonstratiefunctie, inhoudende dat men in de maatschappij ziet dat strafbare feiten worden aangepakt. Het heeft een afschrikkende functie. 36 2.2.3. Vanuit Europees oogpunt Vanuit Europees oogpunt bestaat eveneens toenemende aandacht voor het slachtoffer. In het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) zijn er echter nog geen bepalingen te vinden, welke specifiek betrekking hebben op het slachtoffer. Dit is niet zo vreemd, aangezien het EVRM er primair op gericht is om (rechts) betrekkingen tussen de overheid en haar burgers aan regels en waarborgen te onderwerpen. Hierdoor probeert het EVRM de mogelijke willekeur en machtsmisbruik door de overheid aan banden te leggen. 37 Dat er geen bepalingen in het EVRM neergelegd zijn ter bescherming van het slachtoffer, betekent niet dat er op Europees niveau geen aandacht voor het slachtoffer is. Op 15 maart 2001 is door de Raad van de Europese Unie het Kaderbesluit 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (hierna: Kaderbesluit 2001) aangenomen. 38 Het doel van het 33 Groenhuijsen 2004, p.10. 34 Groenhuijsen 2012, p. 69-73. 35 Lens 2010, p.16. 36 Keulen 2010, p. 3-5. 37 Kwakman 2012, p.266. 38 Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, nr. 2001/220/JBZ, PbEG L 82/1. 14

Kaderbesluit 2001 is om slachtoffers een betere juridische bescherming en verdediging van hun belangen te garanderen. Ook na dit Kaderbesluit 2001 is de Europese Commissie zich blijven ontwikkelen op het gebied van de bescherming van slachtoffers van misdrijven, wat heeft geresulteerd in een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten en de bescherming van slachtoffers van misdrijven en voor slachtofferhulp (hierna: Richtlijn Minimumnormen). Gezegd kan worden dat de richtlijn een verbeterde versie is van het oude Kaderbesluit 2001, waarbij drie punten in de Richtlijn Minimumnormen centraal staan. 39 Het eerste kernpunt betreft de versterking van informatie en steun aan slachtoffers. Slachtoffers moeten voldoende informatie krijgen op een manier die zij kunnen verstaan om hun rechten te kunnen uitoefenen. Het tweede kernpunt is de deelname van het slachtoffer aan de strafprocedure, inhoudende dat het slachtoffer moet kunnen deelnemen aan de strafprocedure die op hen betrekking heeft. Daarnaast heeft het slachtoffer er een gerechtvaardigd belang bij dat het proces op een rechtvaardige manier kan plaatsvinden. Waarborgen in het kader van deze deelname zijn onder meer neergelegd in het recht te worden gehoord. Als derde kernpunt wordt de erkenning van de kwetsbaarheid en bescherming van het slachtoffer genoemd, waardoor secundaire victimisatie te allen tijden vermeden dient te worden. 40 Tot slot staat in de Richtlijn Minimumnormen besloten dat de lidstaten het slachtoffer geen positie van procespartij dienen te garanderen. 42 2.3. De positie van de verdachte in het strafprocesrecht De verdachte staat centraal in het proces. Dit houdt in dat de verdachte, in tegenstelling tot het slachtoffer, deelneemt als volwaardige procespartij. Het uitgangspunt hierbij is dat liever tien schuldige burgers vrij worden gesproken, dan dat één onschuldige burger wordt veroordeeld. Hierdoor dient de verdachte beschermd te worden ten aanzien van de staat. 43 Als verdachte wordt aangemerkt degene waarvan ten aanzien van feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat. 44 Uitzonderingen gelden voor de georganiseerde misdaad, terroristische misdrijven en het verkennend onderzoek waarbij de eis 39 Kwakman 2012, p.265. 40 Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten en de bescherming van slachtoffers van misdrijven en voor slachtofferhulp, nr. 2011/0129 (COD) 42 Zwartjes 2008, p. 488-490. 43 Keulen 2010, p. 3. 44 Artikel 27 lid 1 Sv. 15

van verdenking is losgelaten. De eis van verdenking is van groot belang omdat dit vergaande consequenties kan hebben, waaronder de mogelijkheid tot het toepassen van dwangmiddelen. Gezegd kan worden dat de positie van de verdachte een bepaalde kwetsbaarheid met zich meebrengt, waardoor de verdachte goed geïnformeerd dient te worden over zijn strafrechtelijke positie. 45 De wettelijke regelingen, met betrekking tot de positie van de verdachte, moeten tegen de achtergrond van artikel 6 EVRM worden begrepen. Artikel 6 EVRM geeft een ieder die strafrechtelijk vervolgd wordt het recht op een eerlijk proces. Voorkomen van willekeurige bestraffing staat centraal, inhoudende dat door een gedegen onderzoek naar grondigheid moet worden voorkomen dat de verdachte ten onrechte wordt gestraft. 46 Samenvattend kan worden gezegd dat het recht op een eerlijk proces het recht omvat op een openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. 47 In een eerlijk proces gaat het om voldoende waarborgen om tegen willekeurige bestraffing op te komen. 48 Ten eerste wordt de openbare behandeling genoemd. Door de openbare behandeling wordt publieke controle op de berechting mogelijk en vormt op die manier een waarborg tegen de willekeurige bestraffing. 49 Als tweede wordt de redelijke termijn genoemd aangezien de verdachte, maar ook de andere betrokkenen, het recht hebben om te weten waar ze aan toe zijn. 50 Vervolgens de bespreking van het recht op een onpartijdige en onafhankelijke rechter. Voor de rechter betekent dit dat hij geen speciale bindingen met de procespartijen mag hebben en daarvan ook de schijn niet oproept. Het recht van een onafhankelijke rechter is dermate van belang omdat beslissingen vaak ingrijpende gevolgen hebben op de vrijheden van verdachte, dat hiermee een onafhankelijke instantie moet worden belast. 51 Indien de verdachte twijfelt aan deze onafhankelijkheid of onpartijdigheid bestaat de mogelijkheid de rechtbank te wraken. 52 45 Groenhuijsen 2012, p. 69-73. 46 Keulen 2010, p. 84-85. 47 Artikel. 6 Europees Verdrag voor Rechten van de Mens. 48 Bemmelen 2010, p. 84-85. 49 Kwakman 2012, p. 5. 50 Kwakman 2012, p. 87. 51 Corstens 2011, p. 34. 52 Korver 2012, p.147. 16

Met het recht op een eerlijk proces zijn twee fundamentele noties verweven, namelijk de onschuldpresumptie en het nemo tenetur-beginsel. 53 De onschuldpresumptie, neergelegd in artikel 6 lid 2 EVRM, houdt in dat iedereen die beschuldigd wordt van een strafbaar feit onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld overeenkomstig de wet is bewezen. Ondanks dat dit in eerste instantie misschien een merkwaardig uitgangspunt lijkt, omdat de strafprocedure begint met een verdenking, is dit beginsel van groot belang voor de verdachte. Op deze manier ligt de bewijslast bij het Openbaar Ministerie in plaats van bij de verdachte. 54 Het nemo tenetur-beginsel wordt in de rechtspraak van het Europese Hof in lid 1 van artikel 6 EVRM ingelezen, maar wordt nader verwoord in artikel 14 lid 3 sub g Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (hierna: IVBP). 56 Het beginsel houdt in dat de verdachte niet kan worden gedwongen om tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen. 57 2.4. Spanningsveld tussen het slachtoffer en de verdachte Tot voor kort was het strafrecht, door de geringe rol van het slachtoffer, puur dadergericht te noemen. Tegenwoordig kan er gesproken worden van een meer relationele rechtsopvatting waarbij enerzijds de burger beschermd dient te worden tegen de criminaliteit, maar anderzijds de verdachte beschermd moet worden tegen de overheid. 58 De plicht tot correcte bejegening van het slachtoffer aan de ene kant en de rechten van de verdachte aan de andere kant, kunnen tot een spanningsveld leiden. 59 Indien de belangen en rechten van beide procespartijen botsen is gebleken dat de belangen van het slachtoffer niet absoluut zijn. 60 Het recht op een eerlijk proces, volgens de maatstaven van het EVRM, mag nooit ten koste mag gaan van de slachtofferrechten. 61 Dat het strafrecht met name gericht is op de verdachte blijkt, naast artikel 6 EVRM, ook uit de rechten van beide partijen. 62 Een aantal verschillen in positie tussen de verdachte en het slachtoffer zullen een duidelijker beeld moeten geven. 53 Van Bemmelen 2010, p. 87. 54 Corstens 2011, p. 35. 56 EHRM Funke vs. Frankrijk. 57 Keulen 2010, p. 87. 58 Reynaers 2006, p. 462. 59 Reynaers 2006, p. 436. 60 Kamerstukken II 2004-2005, 30 143, nr.3, p.2. 61 Corstens 2011, p. 56. 62 Korver 2012, p.178. 17

Dat er geen gelijkheid onder de partijen bestaat blijkt onder meer tijdens de terechtzitting. Aan de inrichting van de terechtzitting is duidelijk te merken dat het strafprocesrecht hoofdzakelijk gericht is tussen de verdachte en de overheid. Het slachtoffer en diens raadsman hebben namelijk geen eigen plek in de strafrechtszaal. 63 Ook met betrekking tot het inzien van het dossier bestaan er verschillen tussen de verdachte en het slachtoffer of diens nabestaanden. Beide partijen dienen een verzoek in te dienen tot kennisneming van de processtukken. De verdachte heeft echter in beginsel recht op alle processtukken. Dit recht wordt slechts beperkt indien de officier van justitie noodzakelijk acht, met oog op de in artikel 187d, eerste lid vermelde belangen, bepaalde stukken of gedeelte van de processtukken achterwege te laten. 64 De kennisneming van slachtoffers is in beginsel al beperkt. Het slachtoffer heeft namelijk recht op de processtukken voor zover deze van belang zijn voor het slachtoffer. Daarnaast kunnen de stukken geweigerd worden op grond van verschillende belangen, opgesomd in artikel 51 b lid 3 Sv. 65 Tot slot is een verschil aan te merken in de mogelijkheid tot het wraken van de rechtbank. De verdachte heeft de mogelijkheid, indien de rechtbank de schijn wekt niet onpartijdig en onafhankelijk te zijn, een wrakingsverzoek in te dienen. Deze mogelijkheid heeft het slachtoffer niet, omdat er vanuit gegaan wordt dat de officier van justitie de belangen van het slachtoffer in acht neemt. 66 Het Openbaar Ministerie heeft om die reden wel de mogelijkheid om de rechtbank te wraken. 67 2.5. Tussenconclusie In dit hoofdstuk is aan de orde gekomen welke rechten en bevoegdheden het slachtoffer en de verdachte hebben binnen het strafprocesrecht. Duidelijk is geworden dat een lange tijd alleen naar de verdachte is gekeken. Deze dadergerichte aanpak is veranderd in een meer relationele rechtsopvatting met normhandhaving enerzijds en de rechtsbescherming anderzijds. Een misdrijf wordt niet langer gezien als slechts inbreuk op de rechtsorde, maar eveneens als inbreuk op de individuele rechten van het slachtoffer. Met als gevolg dat het slachtoffer de laatste decennia een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt, met eigen rechten en bevoegdheden, neergelegd in een eigen titel van het Wetboek van Strafvordering. Maar ook 63 Korver 2012, p. 206-207. 64 Artikel 149b Sv. 65 Artikel 51b lid 3 Sv. 66 Korver 2012, p.147. 67 Informatie met betrekking tot het wraken van rechters, www.rechtspraak.nl. 18

op Europees niveau wordt aandacht besteed aan de belangen van het slachtoffer, zoals het Kaderbesluit 2001 en de Richtlijn Minimumnormen. Gebleken is dat, bij het bepalen van de posities van de verschillende partijen, voldaan moet worden aan de verschillende doelen van het strafprocesrecht. Algemeen kan gezegd worden dat beide partijen belang hebben bij een eerlijk proces. Daarnaast dient gekeken te worden naar de verschillende individuele belangen van beide partijen. Enerzijds hebben we de verdachte, welke met zijn verdenking in een kwetsbare positie is terechtgekomen, waardoor er voldoende waarborgen dienen te zijn tegen een willekeurige bestraffing. Aan de andere kant hebben we het slachtoffer, waarvoor de behoefte ligt in erkenning, zorgvuldige bejegening, rechtvaardigheid, bescherming, ondersteuning en herstel. Deze belangen dienen naast elkaar gelegd te worden, en indien nodig wordt hierin een afweging gemaakt. Tot slot dient vermeld te worden dat, indien de rechten van de verdachte en het slachtoffer botsen, de slachtofferrechten en belangen niet absoluut zijn en eventueel moeten wijken voor de verdachte. De verdachte staat ten slotte als volwaardige partij, in tegenstelling tot het slachtoffer, centraal in het strafprocesrecht. Het uitgangspunt blijft dat liever tien schuldige burgers vrij worden gesproken, dan dat één onschuldige burger wordt veroordeeld. 19

3. HET SPREEKRECHT VAN SLACHTOFFERS EN NABESTAANDEN 3.1. Inleiding Naar aanleiding van het Kaderbesluit 2001 is in het Nederlandse wetboek het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden geïntroduceerd. Het spreekrecht voor slachtoffers is in 2005 in de wet opgenomen en uitgegroeid tot één van de meest besproken slachtofferrechten van dit moment. Binnen dit onderzoek wordt met het spreekrecht bedoeld, het recht van het slachtoffer of diens nabestaanden om tijdens het onderzoek ter terechtzitting een verklaring af te leggen met betrekking tot de gevolgen van het delict voor het slachtoffer of nabestaanden. In dit hoofdstuk zal allereerst de ontwikkeling van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden worden besproken. Vervolgens zal het huidige spreekrecht worden behandeld. Hierbij zal met name ingegaan worden op de huidige wetgeving, een eventuele nieuwe uitbreiding en bezwaren. In deze paragraaf wordt eveneens de Amsterdamse zedenzaak betrokken. Voorts zal in de vierde paragraaf ingegaan worden op de minder ingrijpende variant, de Schriftelijke Slachtoffer Verklaring. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een tussenconclusie. 3.2. De rechtsontwikkeling van het spreekrecht 3.2.1. De achterliggende gedachte Tijdens de Europese Raad te Tampere in 1999 zijn de regeringsleiders tot de conclusie gekomen dat bepaalde minimumnormen moesten worden opgesteld ter bescherming van het slachtoffer, ongeacht in welke lidstaat zij zich bevonden. 68 Deze minimumnormen kregen gestalte in het Kaderbesluit 2001. De bepalingen uit het Kaderbesluit 2001 hadden echter niet ten doel de lidstaten te verplichten om het slachtoffer een behandeling te garanderen die gelijkwaardig is aan die van de procespartijen. 69 Waar de aandacht wel op lag, blijkt uit de volgende passage: 68 Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, nr. 2001/220/JBZ, PbEG L 82/1. 69 Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, nr. 2001/220/JBZ, PbEG L 82/1. 20

Er is een onderlinge aanpassing nodig van de voorschriften en praktijken met betrekking tot de status en de voornaamste rechten van het slachtoffer, met bijzondere aandacht voor het recht van het slachtoffer met respect te worden bejegend, te spreken en geïnformeerd te worden, te begrijpen en begrepen te worden, en beschermd te worden in de verschillende fasen van de procedure. 70 Nederland dacht in eerste instantie te voldoen aan de bepalingen van dit Kaderbesluit 2001 door de reeds bestaande instructies in het slachtofferbeleid van het Openbaar Ministerie en het groeiend aantal bepalingen opgenomen in het Wetboek van Strafvordering. 71 De Europese Commissie beschouwde in 2004 de implementatie van het Kaderbesluit 2001 toch als onvoldoende. Als reactie diende de Nederlandse regering, mede onder invloed van de uitkomsten van het onderzoeksproject Strafvordering 2001, een wetsvoorstel in dat de positie van het slachtoffer in het Wetboek van Strafvordering diende vast te leggen. 72 In de conclusie van het onderzoeksproject Strafvordering 2001 stelden de onderzoekers voor om een eigen afdeling voor het slachtoffer en de getuige, als procesdeelnemers, in het wetboek op te nemen. In deze afdeling zouden de beleidsregels, welke voor het Openbaar Ministerie en de politie ten opzichte van het slachtoffer zijn geformuleerd, gecodificeerd kunnen worden. Te denken valt aan de punten uit het Kaderbesluit 2001 zoals het recht op informatie over de strafrechtelijke procedure, het recht op informatie over de mogelijkheden van schadevergoeding en het recht op correcte bejegening in de strafrechtelijke procedure. Tevens bepleiten de onderzoekers tot invoering van een beperkt spreekrecht. 73 In december 2002 hebben de meeste conclusies van het onderzoeksproject Strafvordering 2001 gestalte gekregen in een wetsvoorstel tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering. Concreet hield dit een introductie van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden in. 74 Het belangrijkste doel van het spreekrecht is dat het slachtoffer een eigen recht krijgt op participatie in het strafproces. 75 Voor het slachtoffer wordt het spreekrecht 70 Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, nr. 2001/220/JBZ, PbEG L 82/1. 71 Geelhoed 2010, p.69. 72 Geelhoed 2010, p.69. 73 Kamerstukken II 2004-2005, 30 143, nr.3, p.3. 74 Kamerstukken II 2002-2003, 27 632 nr. 14, p.2. 75 Alink 2006, p. 143. 21

gezien als een gevoel van erkenning, maar tevens het gevoel serieus genomen te worden. 76 3.2.2. De functies van het spreekrecht In de memorie van toelichting bij het initiatiefwetsvoorstel worden vier functies genoemd waarom het slachtoffer baat zou kunnen hebben bij de invoering van een wettelijk spreekrecht. 77 De eerste functie betreft het feit dat de rechter van het slachtoffer direct kan horen welke gevolgen het delict heeft gehad. Als tweede wordt de speciale preventie genoemd, inhoudende dat de gevolgen van het delict op het slachtoffer ook voor de dader zichtbaar zijn wat hem van recidive kan weerhouden. Naast de speciale preventie, wordt als derde functie de generale preventie genoemd. Door het spreekrecht vergroot de zichtbaarheid van het slachtoffer, waarbij het gaat om de bijdrage die het spreekrecht zou leveren aan het vertrouwen van de rechtsstaat. De rechtsstaat ziet dat het slachtoffer serieus wordt genomen. 78 Tot slot, als vierde functie, wordt in de memorie van toelichting gedoeld op het herstel van de emotionele schade bij het slachtoffer. Het openbaar afleggen van een verklaring kan slachtoffers en diens nabestaanden helpen de gevolgen van het misdrijf geheel of gedeeltelijk te verwerken. Dit wordt ook wel de therapeutische werking van het spreekrecht genoemd. 79 Deze therapeutische effecten moeten echter niet overschat worden, aangezien tien minuten spreken in de rechtszaal niet kan evenaren aan meerdere uren durende therapie. 80 Tot slot kan een mondelinge verklaring van het slachtoffer wel bijdragen om een completer beeld van de zaak te krijgen. 81 3.3. Het spreekrecht in het Wetboek van Strafvordering 3.3.1. Wetsvoorstel tot invoering van het spreekrecht Het wettelijk spreekrecht is vanaf 1 januari 2005 in werking getreden op grond van artikel 302 Sv (oud), luidend: 76 Kamerstukken II 2000 2001, 27 632, nr. 3, p.4 77 Wijkerslooth 2001. 78 Lens 2010, p. 8. 79 Kamerstukken II 2000 2001, 27 632, nr. 3, p.4 80 Groenhuijsen 2012, p. 139. 81 Cleiren 2009, p.1030. 22

1. Het slachtoffer of diens nabestaande kan op de terechtzitting een verklaring afleggen omtrent de gevolgen die het tenlastegelegde feit, bedoeld in het tweede lid, bij hem teweeg heeft gebracht. 2. Het spreekrecht kan worden uitgeoefend indien het tenlastegelegde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, dan wel een van de misdrijven genoemd in de artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249, 250, 250a, 285, 285b, 300, tweede en derde lid, 301, tweede en derde lid, 306 tot en met 308 en 318 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. 82 Het invoeren van het spreekrecht geeft slachtoffers en nabestaanden het recht om op de openbare terechtzitting te spreken over de gevolgen die het delict bij hen teweeg heeft gebracht, zonder de positie van getuige te bekleden. 83 Dit wettelijke spreekrecht is echter wel beperkt tot de genoemde misdrijven in artikel 302 lid 2 Sv(oud). Daarnaast wordt in artikel 302 Sv (oud) gesproken van het slachtoffer of diens nabestaanden. In de memorie van toelichting ligt besloten dat het slachtoffer de eerst aangewezene is om van het spreekrecht gebruik te maken. Slechts, indien het slachtoffer is overleden of anderszins niet in staat is, dan komt één nabestaande het recht tot spreken toe. 84 Daarnaast is de kring van gerechtigde nabestaanden beperkt. Tot de nabestaanden rekent het wetsvoorstel de bloedverwanten in eerste graad, inhoudende de ouders of de kinderen van het slachtoffer. Indien niemand van hen in staat is van het spreekrecht gebruik te maken, dan wordt het spreekrecht toegekend aan bloedverwanten in de zijlijn tot en met de tweede graad. Hieronder vallen de broers of zussen van het slachtoffer. Tot slot maakt het wetsvoorstel mogelijk dat de echtgenoot of de geregistreerde partner van het slachtoffer het woord voert. 85 3.3.2. Wijziging tot uitbreiding van het spreekrecht Op 1 januari 2011 heeft het slachtoffer een aparte afdeling gekregen binnen het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is het spreekrecht, materieel ongewijzigd, opgenomen in de nieuwe afdeling onder artikel 51e Sv. 86 In de tussentijd heeft het instituut Intervict van de Universiteit van Tilburg, in opdracht van de minister, zich bezig gehouden met een 82 Artikel 302 Sv. (oud). 83 Artikel 51e Sv. 84 Kamerstukken II 2002-2003, 27 632. nr. 3, p.3. 85 Kamerstukken II 2002-2003, 27 632. nr. 3, p.3. 86 Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, nr1. 23

evaluatieonderzoek naar het spreekrecht van slachtoffers in de praktijk. 87 Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat tussen de 230 en 260 mensen per jaar gebruik maken van hun spreekrecht, waaronder ongeveer 50 nabestaanden. De spreekgerechtigden waren meestal slachtoffer geworden van een ernstig misdrijf. Naast het spreekrecht tijdens de terechtzitting is nog ongeveer 3000 keer een SSV opgesteld. Daarnaast is gebleken dat slachtoffers het spreekrecht waarderen, maar een behoefte bestond aan verruiming op bepaalde punten. Zo wordt het spreken door één nabestaande, namens het slachtoffer, als te beperkt ervaren, maar ook het spreken namens jonge slachtoffers dient verruimd te worden. 88 Tot slot is gebleken uit het evaluatieonderzoek dat door het slachtoffer wel vaak gesproken wordt over de bewezenverklaring of hoogte van de straf. De rechter corrigeert dit echter vrijwel nooit. Ook niet op verzoek van de verdediging. 89 Naar aanleiding van verschillende maatschappelijke gebeurtenissen, zoals de Amsterdamse zedenzaak maar ook naar aanleiding van de resultaten van het evaluatieonderzoek van Intervict, acht de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een uitbreiding van het spreekrecht wenselijk. Het spreekrecht zou volgens de Staatssecretaris op vier punten ten aanzien van de wettelijke spreekgerechtigde moeten worden verruimd. Deze vier punten van de Staatssecretaris zijn op 16 februari 2012 neergelegd in een wetsvoorstel. De eerste wijziging houdt een verruiming van het aantal nabestaanden in. Naast de (voormalige) levensgezel van het door het delict omgekomen slachtoffer kunnen nog drie andere nabestaanden het recht hebben om op de zitting te spreken. Daarnaast zijn het aantal wettelijke spreekgerechtigden verruimd. Al eerder mochten bloedverwanten in rechte lijn tot en met de eerste graad, in de zijlijn tot en met de tweede graad en de echtgenoot of geregistreerd partner spreken. Nu, na de wetswijziging, is de beperking van bloedverwanten in de rechte lijn de eerste graad weggevallen waardoor tevens kleinkinderen en grootouders spreekgerechtigd zijn geworden. Eveneens is er een verruiming voor bloedverwanten in de zijlijn tot de vierde graad, inhoudende dat het ook voor nichten en neven, ooms en tantes, met wie het slachtoffer ook een hechte band kan hebben gehad, mogelijk wordt om te spreken in de rechtszaal. Wel moet er worden vermeld dat er een rangorde is aangebracht, te weten dat 87 Nederlandse vereniging voor de rechtspraak, Concept- wetsvoorstel uitbreiding spreekrecht, 27 september 2011. 88 Nederlandse vereniging voor de rechtspraak, Concept- wetsvoorstel uitbreiding spreekrecht, 27 september 2011. 89 Kamerstukken II 2011-2012, 33 176, nr. 6. 24

eerst de levensgezel in aanmerking komt en daarna pas de bloedverwanten. Uit oogpunt van hanteerbaarheid van de planning van de terechtzitting en de logistieke voorzieningen, die nodig zijn om ieder tijdig van een oproep voor de terechtzitting te voorzien, is het spreekrecht voor nabestaanden in beginsel beperkt tot drie. De rechter is echter vrij om meer mensen aan het woord te laten. 90 Een derde uitbreiding betreft het voorstel om ook spreekrecht toe te kennen aan wettelijke vertegenwoordigers van minderjarige slachtoffers of minderjarige nabestaanden die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt. Deze uitbreiding is door de Amsterdamse rechtbank op 12 maart 2012 aanvaard, waardoor de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige slachtoffers in de Amsterdamse zedenzaak gebruik hebben kunnen maken van het spreekrecht. 91 De minderjarige slachtoffers zijn, vanwege hun jeugdige leeftijd, niet in staat om op de terechtzitting kenbaar te maken welke impact het delict op hen heeft gehad. 92 Indien ze wel in staat zijn dit zelf te doen, dan hebben ze uiteraard het recht om dit zelf te doen. Ook de wettelijke vertegenwoordigers van minderjarige slachtoffers mogen gebruik maken van het spreekrecht, waarbij ze naast de gevolgen van het delict voor hun kind ook mogen praten over hun eigen ervaringen en de eventuele gevolgen voor het gezin en de naaste omgeving van het minderjarige slachtoffer. Voorheen waren de wettelijke vertegenwoordigers van jonge kinderen beperkt tot het opstellen van een SSV. 93 Tot slot, door middel van de laatste uitbreiding, wordt het voor de levensgezel en één naaste mogelijk om namens het volwassen slachtoffer te spreken indien het slachtoffer zelf om een reden feitelijk niet (meer) in staat is om zelf van het spreekrecht gebruik te maken. Hierbij kan men denken aan een coma of andere fysieke dan wel geestelijke toestand waardoor het voor het slachtoffer onmogelijk is om het spreekrecht uit te oefenen, of mee te werken aan een schriftelijke slachtofferverklaring. 94 Naar aanleiding van bovengenoemde wijzigingen, ten aanzien van het spreekrecht voor slachtoffers, is artikel 51e Sv inhoudelijk sterk veranderd. 95 De recente 90 Kamerstukken II 2011-2012, 33 176, nr. 6. 91 Robert M., Beslissingen van de zitting op 12 maart 2012, Amsterdam. 92 Van der Aa 2012, p. 604. 93 Van der Aa 2012, p. 604. 94 Van der Aa 2012, p. 604. 95 Kamerstukken II 2011-2012, 33 176, nr. 6. 25