3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3



Vergelijkbare documenten
EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

5 Formules en reactievergelijkingen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

ßCalciumChloride oplossing

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007

Hertentamen Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers i.o. en operatie-assistenten i.o.

Stoffen, structuur en bindingen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Eindexamen scheikunde havo 2008-II

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11

Rekenen aan reacties (de mol)

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

Het smelten van tin is géén reactie.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Oefenvragen Hoofdstuk 3 Bouwstenen van stoffen antwoorden

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Oefenopgaven REDOX vwo

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK

Scheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D>

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

5-1 Moleculen en atomen

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan

1) Stoffen, moleculen en atomen

Deel 2. Basiskennis chemie

26ste Vlaamse Chemie Olympiade

Samenvatting Pulsar Chemie (Scheikunde): boek 1

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

scheikunde oude stijl havo 2015-I

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING MOLECULEN EN ATOMEN

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

Oefenopgaven BEREKENINGEN

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

Eindexamen scheikunde havo I

Samenvatting Scheikunde Basisstof examen

I. Basiskennis. Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

WATER. Krachten tussen deeltjes

Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro


Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Eindexamen scheikunde havo I

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

gelijk aan het aantal protonen in de kern. hebben allemaal hetzelfde aantal protonen in de kern.

Oefenopgaven analysetechnieken Scheikunde 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Transcriptie:

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het examen: rekenmachine en Binas zonder aantekeningen Het examen bestaat uit: 20 meerkeuzevragen Aantal pagina s: 5 Bijlage(n): Geen Beoordeling van de toets: Meerkeuzevragen: 100 % van totaal cijfer Vul je naam in op het uitwerkingspapier en het meerkeuze antwoordenblad. Kruis het goede antwoord aan bij de meerkeuzevraag op het antwoordenblad. Schrijf alsjeblieft zo duidelijk mogelijk. Succes met het examen! 1

Doel Het voorbeeldexamen geeft inhoudelijk een goede indruk van hoe het echte examen eruit zal zien. Het voorbeeldexamen kun je met behulp van het antwoordmodel nakijken. Aan de hand van de resultaten van het gemaakte voorbeeldexamen kun je zien welke hoofdstukken je al redelijk beheerst en aan welke onderdelen je wellicht nog meer tijd en energie moet besteden in de voorbereiding op het echte toelatingsexamen. Opmerking Dit is een voorbeeldexamen. Het echte examen bevat 40 meerkeuzevragen met vier antwoordopties. Er mag tijdens het examen een rekenmachine en een Binas gebruikt worden. LET OP: ER MAG NIET GESCHREVEN ZIJN IN DE BINAS! 1. Welke soorten deeltjes komen altijd in gelijke aantallen voor in een ongeladen atoom? A. De protonen, de neutronen en de elektronen. B. Alleen de protonen en elektronen. C. Alleen de neutronen en elektronen. D. Alleen de protonen en neutronen. 2. De elementen worden verdeeld in twee groepen, de metalen en de niet-metalen. De symbolen van vier metalen zijn: A. C Si Ge Sn B. Mg Al Si P C. He Ne Ar Kr D. Fe Co Ni Cu 3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3 4. De goede naam voor P 2S 5 is: A. Difosforsulfide. B. Fosforpentasulfide. C. Difosforpentasulfide. D. Fosforsulfide. 5. Gegeven atoommassa s: O = 16,0 u; P = 31,0 u; RA = 226 u. Hoe groot is de molaire massa van Ra 3(PO 4) 2, uitgedrukt in gram per mol? A. 321 B. 416 C. 773 D. 868 2

6. Beoordeel de volgende twee beweringen: I deeltjes met de formule NH 3 en NH 4 + hebben ieder een massa van ongeveer 17,0 u. II deeltjes met de formule NO 2 en NO 2 hebben ieder een massa van ongeveer 46,0 u. Welke van deze twee beweringen is juist? A. Beide beweringen zijn juist. B. Alleen bewering I is juist. C. Alleen bewering II is juist. D. Geen van beide beweringen is juist. 7. Welke soorten binding komen voor in vast magnesiumjodide, MgI 2 (s)? A. Atoombinding en vanderwaalsbinding. B. Ionbinding en vanderwaalsbinding. C. Alléén atoombinding. D. Alléén ionbinding. 8. Welke van de volgende stoffen heeft in vloeibare toestand zowel atoombindingen als vanderwaalsbindingen? A. Kwik. B. Chloor. C. Kwikchloride. D. Argon. 9. In een open bouwloods bewaart men ijzeren spijkers in open kartonnen dozen. Onder welke weersomstandigheden zullen deze spijkers het snelste roesten? A. Als het droog en koud is. B. Als het droog en warm is. C. Als het nat en koud is. D. Als het nat en warm is. 10. In een afgesloten reactievat brengt men bij een bepaalde hoeveelheid HCl(g) een overmaat NH 3(g). Vanaf dat moment vindt er een reactieproces plaats en na T seconden blijkt er in het reactievat geen HCl(g) meer aanwezig te zijn. Welke stof bevindt zich vanaf tijdstip T in het reactievat en beoordeel of er sprake kan zijn van een evenwichtstoestand? A. Het reactievat bevat alleen NH 4Cl(s) en er is wel een evenwichtstoestand. B. Het reactievat bevat alleen NH 4Cl(s) en er is geen evenwichtstoestand. C. Het reactievat bevat NH 4Cl(s) en NH 3(g) en er is wel een evenwichtstoestand. D. Het reactievat bevat NH 4Cl(s) en NH 3(g) en er is geen evenwichtstoestand. 11. Welke stof geeft met water een basische oplossing? A. C 2H 5 OH B. FeO C. CaO D. SO 2 3

12. De [H + ] in zoutzuur (HCL) is 0,250 mol L 1-. Hoe groot is de ph van zoutzuur? A. 0,602 B. 13.40 C. 1.77 D. 12.23 13. Gegeven: de molecuulmassa van zwavelzuur is 98,1 u. De technisch onderwijsassistent maakt voor een leerlingenpracticum een voorraad van 2500 milliliter 0,200 molair zwavelzuuroplossing. Hoeveel gram zuiver zwavelzuur heeft de technisch onderwijsassistent hiervoor nodig? A. 500 gram B. 245 gram C. 49,1 gram D. 19,6 gram 14. Gegeven: bariumhydroxide = Ba(OH) 2(s) en lost goed op in water. Hoeveel millimol OH is aanwezig in 250 milliliter van een 0,060 molair bariumhydroxide-oplossing? A. 120 mmol B. 60 mmol C. 30 mmol D. 15 mmol 15. Welke structuur hoort bij de stof met de naam 2-amino-3-hydroxypentaanzuur? A. O CH 3 CH CH CH 2 C OH OH NH 2 B. O CH 3 CH 2 CH CH C OH OH NH 2 C. O CH 3 CH CH CH 2 C OH NH 2 OH D. O CH 3 CH 2 CH CH C OH NH 2 OH 16. De koolwaterstof propaan heeft de molecuulformule C 3H 8. Als in een molecuul propaan twee waterstofatomen worden vervangen door twee chlooratomen dan ontstaat dichloorpropaan. Hoeveel verschillende isomere dichloorpropaanmoleculen zijn er dan mogelijk? A. 2 B. 3 C. 4 D. 8 4

17. Ga na of er redoxreacties kunnen optreden tussen bepaalde chemicaliën in de volgende drie gevallen: I vloeibaar kwik wordt vermengd met een joodoplossing. II zink wordt vermengd met een kwik(ii)chloride-oplossing. III een zinkjodide-oplossing wordt vermengd met een kwik(ii)chloride-oplossing. In welk geval kan er een redoxreactie optreden? A. Alleen bij I. B. Alleen bij II. C. Alleen bij III. D. Bij alle drie. 18. Er kan een reactie plaatsvinden als men zinkmetaal óf een oplossing van zinknitraat door menging in contact brengt met loodmetaal óf een oplossing van loodnitraat. Geef aan bij welke combinatie van deeltjes een redoxreactie kan plaatsvinden? A. Zn en Pb B. Zn en Pb 2+ C. Zn 2+ en Pb D. Zn 2+ en Pb 2+ 19. Een bepaalde stof heeft de volgende structuurformule: H 3C C O C CH 2 CH 2 CH 3 O CH 3 Deze stof is ontstaan door reactie van ethaanzuur met een andere stof. Wat is de naam van de andere stof? A. methylbutaan B. 2-methyl-2-butanol C. pentaan D. 2-pentanol 20. Gegeven: de molecuulformule van glucose is C 6H 12O 6 In druivensap is als vruchtensuiker opgeloste glucose, C 6H 12O 6(aq), aanwezig. Na toevoeging van gist komt er een biochemisch proces op gang dat men ook wel de alcoholische vergisting noemt. Uit het gistende mengsel ontwijkt een gas dat helder kalkwater wit troebel maakt. Na de volledige vergisting van het druivensap komt er een bezinksel op de bodem en blijft er een alcoholhoudende drank over. Hoeveel moleculen van welke alkanolen kunnen door deze gisting ontstaan uit één molecuul glucose? A. één molecuul ethanol en één molecuul propanol. B. twee moleculen ethanol. C. drie moleculen ethanol. D. één molecuul pentanol. EINDE VOORBEELDEXAMEN 5