Examen Voorbereiding Gaswisseling Uitscheiding Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016
Thema 6 Gaswisseling en Uitscheiding Begrippenlijst: Begrip Trilhaarepitheel Bronchiën Bronchiolen Longblaasjes Hemoglobine (Hb) Ventilatie Ribademhaling Middenrifademhaling Ademvolume Vitale capaciteit Ademcentrum Chemoreceptoren Urine Nefron Ultrafiltratie Verklaring De buitenste laag cellen van het neusslijmvlies. Bestaat uit slijm producerende cellen en trilhaarcellen. Het epitheel zorgt er voor dat stofdeeltjes en ziekteverwekkers tegengehouden en afgevoerd worden. Vertakkingen van de luchtpijp die, net als de luchtpijp zelf, worden opgehouden met behulp van kraakbeenringen. Luchtpijptakjes steeds fijner worden vertakkingen van de bronchiën met spiertjes in de wand om ze open te houden. Uiteinde van de bronchiolen waarin de gaswisseling tussen de lucht in de longen en het bloed in de longhaarvaten plaats vindt. Een molecuul bestaande uit het eiwit globine en vier heemgroepen. De heemgroepen bevatten elk een ijzeratoom die een zuurstofmolecuul kunnen binden. Het verversen van de lucht in de longen door het in en uit ademen. Ademhaling door het borstbeen en de ribben te bewegen met behulp van de tussenribspieren. Ademhaling door het middenrif omhoog of omlaag te bewegen waardoor de organen in de buik naar voren of terug bewegen. De hoeveelheid lucht per ademhaling in rust. De hoeveelheid lucht die in één ademhaling maximaal kan worden uitgeademd. Deel van de hersenstam die de frequentie van samentrekkingen van de tussenribspieren, en daarmee de ademhalingsfrequentie, reguleert. Zintuigcellen in de wand van de aorta en de halsslagader die het koolstofdioxidegehalte in het bloed waarnemen. Hoe meer koolstofdioxide (pco 2 ), hoe hoger de ademhalingsfrequentie. Het totaal van verwijderde stoffen uit het bloed door de nieren. Een niereenheid bestaat voor het uit een nierbuisje (met o.a. de Lis van Henle), het lichaampje van Malpighi (met het kapsel van Bowman en een glomerulus) en een aanvoerend nierslagadertje, een afvoerend nierslagadertje en een nieradertje Door de hoge bloeddruk in het kapsel van Bowman wordt een deel van het bloedplasma samen met kleine moleculen (als glucose, ionen en ureum) door de wand van de 2
Voorurine Terugresorptie haarvaten heen geduwd. De vloeistof die vanuit de bloedvaten in het nierkapsel (kapsel van Bowman) terecht komt. Het opnemen van nuttige stoffen uit de voorurine door de wand van het nierbuisje waardoor deze teruggegeven worden in het bloed. Dit is een actief proces (kost ATP) Belangrijke feiten: De lever vervult een groot aantal functies in het lichaam: o Aanmaak van gal o Afbraak van rode bloedcellen (tot bilirubine, een galkleurstof) o Opslag van mineralen (waaronder ijzer) o Vorming niet-essentiële aminozuren uit essentiële aminozuren o Vorming plasma-eiwitten o Afbraak stikstofhoudende stoffen Eiwit à Aminozuur à Ammoniak à Ureum o Vorming niet-essentiële vetzuren uit vetzuren, aminozuren en monosachariden. o Aanmaak cholesterol o Afbraak cholesterol tot galzure zouten o Ontgiften van het bloed o Regulatie bloedsuikergehalte Omzetting glucose in glycogeen (door insuline) Vrijmaken van glucose uit glycogeen (door glucagon) Door samentrekking van de tussenribspieren kunnen de ribben en het borstbeen omhoog bewegen en door samentrekking van het middenrif beweegt het middenrif omlaag. Hierdoor ontstaat een groot volume voor de longen waardoor lucht naar binnen wordt gezogen (= inademing). In de nieren ontstaat in het Kapsel van Bowman voorurine door ultrafiltratie (door een hoge druk worden plasma en kleine moleculen uit het bloed geperst). In het nierbuisje gaan doormiddel van terugresorptie (actief) en osmose (passief) nuttige stoffen en water terug naar het bloed. Uiteindelijk blijft er urine over wat in het nierbekken opgevangen wordt. 3
BINAS tabellen: Tabel Informatie 82 D Leverlobje 83 A Ademhalingsstelsel 83 B Ademhalingsvolumes 83 C Gasdruk bij in- en uitademing 83 E Gaswisseling tussen weefsel rode bloedcel longblaasje 85 A Nieren 85 B Samenstelling bloedplasma en urine 85 C Nefron Tips: Ga bij vragen over de lever altijd na over welke leverfunctie het gaat. Bekijk goed de samenwerking tussen lever en nieren (met name bij de afbraak van stikstofhoudende stoffen als eiwitten waarbij ureum gevormd wordt wat door de nieren wordt uitgescheiden). Bestudeer bij het leren de afbeeldingen uit de BINAS. Deze geven vaak minder duidelijkheid t.o.v. de afbeeldingen in het boek dus zorg er voor dat je deze begrijpt en kunt aflezen. 4
Examenvragen: Hulp voor de diabetespatiënt Mensen die niet in staat zijn om het suikergehalte van het bloed op peil te houden, lijden aan diabetes of suikerziekte. Er worden twee vormen van suikerziekte onderscheiden. Als cellen van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier niet in staat zijn om insuline aan te maken, spreken we van diabetes type 1. Als het lichaam niet op een effectieve manier kan reageren op insuline, spreken we van diabetes type 2. Mensen die lijden aan diabetes regelen door middel van pillen of een injectie het insulinegehalte van hun bloed kunstmatig. Er is een aantal typen insuline. We onderscheiden een langwerkende (werkt 24 uur) en een kortwerkende insuline (werkt 1 à 2 uur). Sommige diabetespatiënten vinden het niet prettig om zichzelf in te spuiten, waardoor zij niet vaak genoeg spuiten en voortdurend een afwijkende glucoseconcentratie in het bloed hebben. Er is een methode ontwikkeld, waarbij de patiënt niet hoeft te spuiten, maar insuline inhaleert. Patiënten die de insuline-inhaler gebruiken moeten diep inhaleren om de insuline in de longblaasjes te krijgen. De inhaler is een soort uitschuifbare toeter (zie afbeelding 1). Dankzij de bouw van longen kan de insuline snel in het bloed komen. 75. Noem drie kenmerken in de bouw van de longen waardoor een snelle opname van insuline in het bloed optreedt. Peritoneale dialyse Door de nieren van de mens stroomt per dag 1700 liter bloed. Vanuit het plasma wordt circa 150 tot 180 liter voorurine gemaakt. Deze voorurine wordt door de nieren zodanig verwerkt dat er uiteindelijk gemiddeld 2 liter urine ontstaat per etmaal. Zo wordt de water- en mineralenhuishouding op peil gehouden en een goede zuur/base-balans veilig gesteld. Afvalstoffen worden uitgescheiden. Bij de waterbalans spelen naast de nieren ook de dikke darm en de huid een rol. De werking van de dikke darm en de huid heeft invloed op de hoeveelheid urine die per dag wordt uitgescheiden. Bij een gelijke vochtopname kan de hoeveelheid urine daardoor per dag veel minder zijn dan 2 liter. 76. - Leg uit wanneer processen in de dikke darm de oorzaak zijn van een lagere urine-uitscheiding. - Leg uit wanneer processen in de huid de oorzaak zijn van een lagere urine-uitscheiding. 5
77. In welke delen van de nier wordt de hoeveelheid voorurine gereduceerd tot 2 liter urine? A zowel in het nierbekken als in het niermerg B zowel in het nierbekken als in de urineleider C zowel in het niermerg als in de nierschors D zowel in de nierschors als in het nierbekken E zowel in de nierschors als in de urineleider Als de nieren chronisch niet goed functioneren, wordt gebruik gemaakt van nierdialyse. De nierfunctie wordt dan overgenomen door een niervervangende therapie. De afvalstoffen en het overtollige water worden uit het lichaam afgevoerd door het gebruik van een dialysevloeistof. Tegenwoordig bestaan er twee typen behandelingen: hemodialyse, waarbij gebruik gemaakt wordt van een kunstnier, en peritoneale dialyse. Bij deze laatste vorm van dialyse worden het buikvlies (= peritoneum) en de buikholte gebruikt als orgaan om het bloed te zuiveren. Bij hemodialyse wordt het bloed door een kunstnier gevoerd. De werking van een kunstnier is schematisch weergegeven in afbeelding 1. Legenda: 1 = slagader 2 = ader 3 = bloed met afvalstoffen 4 = pomp 5 = afvoer van de spoelvloeistof met afvalstoffen uit het bloed 6 = dwarsdoorsnede kunstnier 7 = aanvoer van de spoelvloeistof 8 = gereinigd bloed Over de werking van de kunstnier worden de volgende uitspraken gedaan. 1 De reden dat de spoelvloeistof in de kunstnier in tegengestelde richting van de bloedstroom stroomt is dat er hierdoor een concentratieverschil tussen bloed en spoelvloeistof blijft en de uitwisseling van stoffen optimaal is. 2 De uitscheiding van afvalstoffen van het bloed in de kunstnier komt tot stand door actief transport door de membranen in de kunstnier. 78. Welke uitspraak is of welke uitspraken zijn juist? A Beide uitspraken zijn onjuist. B Alleen uitspraak 1 is juist. C Alleen uitspraak 2 is juist. D Beide uitspraken zijn juist. 6
Bij peritoneale dialyse (zie afbeelding 2) wordt een bepaalde hoeveelheid spoelvloeistof steriel in de buikholte gebracht via een permanent in de buikholte aangelegde katheter. Bij deze vorm van dialyse wordt het buikvlies als membraan gebruikt tussen het te zuiveren bloed en de spoelvloeistof. De spoelvloeistof blijft enige tijd in de buikholte en wordt vervolgens weer afgevoerd. De dialysepatiënt moet bij deze dialyse dagelijks vier tot vijf keer de spoelvloeistof wisselen. Daarvoor is geen machine nodig. Hoe vaak de wisselingen nodig zijn, is afhankelijk van de medische situatie van de patiënt. Het gereguleerd wisselen van de spoelvloeistof neemt ongeveer veertig minuten in beslag en kan thuis of op het werk plaatsvinden. afbeelding 2 De spoelvloeistof die in de buikholte van de patiënt wordt gebracht, bevat naast zouten een bepaalde vaste hoeveelheid glucose. De glucoseconcentratie van de dialysevloeistof ligt hoger dan die van het bloedplasma. 79. Wat is de functie van deze glucose in de spoelvloeistof? A De glucoseconcentratie zorgt voor een permanent hogere osmotische waarde van de dialysevloeistof, en dit leidt tot wateropname in de dialysevloeistof. B Deze glucose is nodig voor het actief transport waarmee de afvalstoffen uit het bloed worden verwijderd. C Deze glucose wordt door cellen van het buikvlies gebruikt om water vanuit het bloed naar de buikholte te transporteren.
Examenvragen Gaswisseling en Uitscheiding Opdracht Hulp voor de diabetespatiënt - Blz. 108 75. * alle longblaasjes samen hebben een groot oppervlak * de wand van de longcapillairen / longblaasjes is dun * er zijn veel bloedvaten aanwezig - Indien drie juiste kenmerken genoemd zijn =. - Indien twee juiste kenmerken genoemd zijn = 1pt. - Indien minder dan twee juiste kenmerken genoemd zijn = 0pt. Opdracht Peritoneale dialyse - Blz. 108+109+110 76. Het antwoord bevat de notie dat: * bij diarree veel water het lichaam verlaat via ontlasting (dit leidt tot lagere urineuitscheiding) * bij warmte veel vocht het lichaam verlaat door transpireren (dit leidt tot lagere urine-uitscheiding). 77. C 78. B 79. A 8