Kwaliteit van Onderwijshuisvesting Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs te Rotterdam en omgeving
Kwaliteit Het is belangrijk dat gemeentes en CVO een gezamenlijk standpunt innemen t.o.v. het kwaliteitsniveau van de onderwijshuisvesting. De huisvestingsverordening van de VNG gaat uit van sober en doelmatig bouwen. Dit uitgangspunt is de laatste jaren ingehaald door verwachtingen binnen de maatschappij, die dit principe overstijgen. Enkele voorbeelden: Uit onderzoek door Senternovem en de GGD is gebleken dat in veel scholen het binnenklimaat slecht is. Dit leidt tot prestatievermindering en gezondheidschade. Reden voor Senternovem om het project Frisse Scholen onder de aandacht te brengen bij gemeenten en schoolbesturen. Een ander begrip dat hoog op de agenda staat is duurzaamheid. De bewustwording dat wij mensen zuiniger om moeten gaan met de aarde heeft geleid tot ontwikkelingen in de bouw, die gericht zijn op het voorkomen van schade aan het milieu. Niet alleen tijdens de bouw, maar gedurende de gehele levenscyclus van een gebouw. Verschillende maatregelen, die getroffen kunnen worden liggen op het gebied van: - Beperking energiegebruik; - Beperking afval; - Beperking watergebruik; - Beperking verharding; Een ander aspect van duurzaam bouwen is flexibiliteit, opdat het gebouw de wijzigingen in het onderwijs vele jaren kan volgen. Aan het begin van projecten zullen de gemeentes en CVO het eens moeten worden over een gezamenlijk ambitieniveau. Hieronder zullen wij vanuit CVO een aantal speerpunten neerleggen. Het is zo dat veel maatregelen aangaande een Frisse School en Duurzaamheid verband houden met elkaar. Er zal dus gekozen moeten worden voor een totaalpakket aan maatregelen. 1.1 Ventilatie Ventilatie in een gebouw is nodig om de CO² in een ruimte, die wordt uitgeademd door mensen, op een acceptabel niveau te houden. De CO²-concentratie wordt uitgedrukt in de verhoging t.o.v. de buitenlucht. Volgens de GGD ligt de formeel toegestane bovengrens bij 1200 ppm, maar hierbij vertonen leerlingen wel al tekenen van slaperigheid en concentratieverlies. Uit onderzoek van TNO is gebleken dat een verdubbeling van de ventilatie t.o.v het Bouwbesluit resulteert in een verbetering van leerprestaties met ongeveer 10 procentpunt. Om leerlingen optimaal te laten presteren zou de CO²concentratie in een lesruimte niet boven de 800 ppm boven de buitenconcentratie uit mogen komen. Dat is nog steeds te hoog om ziekteverzuim drastisch te verminderen (maar dat is moeilijker aantoonbaar).
Het Standaard Programma van Eisen van SenterNovem stelt samengevat de volgende ventilatie-opties: Op basis van een afgesloten lokaal van 50 m2 met 25 leerlingen en 1 docent CO²-constratie (max) Ventilatie per m² Ventilatie per persoon Klase C (basisprogramma) 1200 ppm 12,5 m³/uur/m² 24m³/uur/p Klasse B (goed) 1000 ppm 17,5 m³/uur/m² 33,7m³/uur/p Klasse A (zeer goed) 800 ppm 22,5 m³/uur/m² 43,3m³/uur/p Voor CVOgebouwen streven wij Klasse A na voor de luchtkwaliteit. Immers, nu wij weten dat leerprestaties aantoonbaar verminderen bij hogere CO²-concentraties, kunnen wij niet anders dan deze randvoorwaarde realiseren voor onze leerlingen en medewerkers. Deze randvoorwaarde heeft behoorlijk grote consequenties voor het gebouw: - Deze luchtverversing is niet te realiseren met natuurlijke ventilatie (tocht, kou); - De kanalen voor aanvoer (van verse lucht) en afvoer (van de vervuilde lucht) worden groter in doorsnede naarmate de te verplaatsen luchthoeveelheden toenemen. Dit heeft consequenties voor de verdiepinghoogte; - Een grotere verdiepingshoogte is gunstig voor een lage CO²-concentratie, maar leidt tot hogere bouwkosten; - De (koude) verse buitenlucht moet opgewarmd worden, hetgeen veel energie kost; - Om het energiegebruik te beperken kan de warmte van de vuile afgezogen lucht gebruikt worden om de verse lucht voor te verwarmen (warmtepomp); - Teneinde het hoge energiegebruik voor ventilatie te compenseren dient het gebouw goed geïsoleerd te worden en energiegebruik op andere terreinen beperkt d.m.v: Hoogfrequente armaturen (met eventueel warmteafzuiging via de armaturen); LEDverlichting; Gebruikmaking van daglicht i.p.v. kunstlicht (veel glas, HR++ glas) Daglichtregeling Aanwezigheidsdetectie 1.2 Koeling Het is ongebruikelijk dat mechanische koeling wordt toegepast in schoolgebouwen. Achterliggende gedachte is dat tijdens de heetste maanden van het jaar de school gesloten is wegens de zomervakantie. Er zijn echter veel klachten over een te warm binnenklimaat in schoolgebouwen. Deze worden veroorzaakt door: - De introductie van computers;
- De lichte bouwmethodes. Gevels opgebouwd uit panelenwanden en lichte dakconstructies zorgen er voor dat het gebouw maar weinig accumulerend vermogen heeft; - De acceptatiegrens van mensen is veranderd doordat elders in de maatschappij (huizen, winkels, scholen) het binnenklimaat sterk is verbeterd; - De verandering van ons klimaat. De ambitie van CVO is om mechanische koeling te vermijden door: Toepassing van massa: betonnen dakconstructie, dikke gevels; Oriëntatie van het gebouw: open op het noorden en westen, gesloten op het oosten en zuiden; Toepassing van zonwering en zonwerend glas; Reductie van de interne warmtelast. Overigens kan bij toepassing van een warmtepomp, betonkernactivering of vloerverwarming met een geringe extra investering mechanische koeling alsnog worden gerealiseerd. 1.3 Warmte Op het gebied van warmte-opwekking zijn energiezuinige installaties standaard geworden in de bouw. Hoogrendementsketels in cascade-opstelling (meerdere kleine ketels in serie die aanslaan naarmate de capaciteit het vraagt) zijn de huidige norm. Daarnaast kan er een hogere prestatie worden geambieerd. Met warmte/koudeopslag wordt het isolerend vermogen van de grond gebruikt om gasgebruik te reduceren. Behalve winst voor de natuur valt hier theoretisch ook winst te halen op de exploitatiekosten. Er is echter nog weinig zicht op of berekende terugverdieneffecten ook daadwerkelijk gehaald worden. In de praktijk komen veel opstartproblemen voor en vergt het behoorlijk wat inspanningen van de gebouwbeheerder om het systeem te laten functioneren. CVO is bereid aan warmte/koude-opslag mee te werken indien dit de ambitie is van de gemeente i.h.k. van duurzaamheid. De investering zien wij als verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor de behaaglijkheid binnen het gebouw zien wij voordelen in de toepassing van vloerverwarming. Hiermee worden de ruimtes veel gelijkmatiger verwarmd. Bovendien maakt het de indeling van ruimtes flexibeler. I.p.v. gangen met klaslokalen zien wij in hedendaagse huisvestingsconcepten steeds meer leerpleinen. Op deze leerpleinen bevinden zich weinig vaste wanden waartegen radiatoren geplaatst kunnen worden. Bovendien zijn radiatoren een bron van vervuiling. Een minder flexibel aspect van vloerverwarming is dat er niet in vloeren geboord mag worden. 1.4 Akoestiek Door de ontwikkeling van leerpleinen en open leercentra worden er hogere eisen gesteld aan akoestiek. Er is vandaag de dag veel meer beweging in scholen. Naast
het krijgen van instructie worden leerlingen er op uit gestuurd in het gebouw om hun kennis op verschillende plekken te vergaren. Doordat leerlingen meer buiten het klaslokaal treden wordt er i.h.k. van toezicht en veiligheid veel gebruik gemaakt van glas. Dit is een hard materiaal. Voor een goede akoestiek dienen er zachte materialen worden toegepast (plafond, rubber vloerbedekking) en/of speciale wandafwerkingen. 1.5 Duurzaamheid Als educatieve instelling heeft CVO naast het aanbieden van onderwijs tevens de maatschappelijke functie om jonge mensen te begeleiden in hun groei tot betrokken en verantwoordelijke burgers. De zorg voor onze aarde en directe leefomgeving maakt hier deel van uit. Milieuvriendelijke toepassingen als grijswatercircuit, zonnepanelen en groendaken verhogen de exploitatiekosten. De rijksvergoeding voor exploitatiekosten is hierop niet berekend. Vanuit haar educatieve en maatschappelijke verantwoordelijkheid wil CVO overwegen deze toepassingen toch onderdeel te maken van de bouwopgave. Dit kan alleen als deze ambitie gedeeld en (financieel) ondersteund wordt door de gemeente. Duurzaamheid wordt tevens bereikt door toepassing van eersteklasmaterialen, zoals bijvoorbeeld lambrisering om wanden tegen beschadigingen te beschermen. Binnen de huidige VNG-budgetten is hiervoor geen ruimte. 1.6 Buitenruimte Evenals voor het (de) gebouw(en) geldt voor de buitenruimte dat deze onderverdeeld wordt in kleinere eenheden. Bij betreding van het schoolterrein wordt duidelijk dat hier de regels van de school gelden. Het in banen leiden van leerlingstromen begint op het schoolplein en niet pas bij binnenkomst in het gebouw. Differentiatie in verharding en groen onderscheidt de verschillende functies van het schoolplein, te weten: - fietsenstalling - pauzeruimte - entreegebied - autoparkeren
Een zorgvuldige detaillering in de overgang tussen plein en gebouw vermindert de exploitatiekosten van het gebouw. Denk hierbij aan het voorkomen van opspattend regenwater van verharding tegen de gevel en het moeilijk bereikbaar maken van graffitigevoelige gevels. In Rotterdam en omgeving hebben we te maken met sterk zakkende grond. Aan te bevelen is om zodoende niet meer verharding aan te brengen dan nodig is. Ook halfverharding is een optie. Teneinde de rommelige aanblik van honderden fietsen te voorkomen dienen er hoge kwaliteit fietsenrekken geplaatst te worden. Ook het verlaagd aanbrengen van de fietsenstalling geeft visueel rust. Bij aanvullende verharding van het perceel stelt het hoogheemraadschap eisen aan compensatie voor de opvang van hemelwater. Dit kan d.m.v. vergroting van oppervlaktewater (singels) of door toepassing van mossedumdaken (zie ook duurzaamheid). 1.7 Architectonische Kwaliteit Als vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs streeft CVO naar gebouwen voor haar scholen, die elk hun individuele karakter tonen. Staande midden in de samenleving hebben de gebouwen een toegankelijke en verzorgde uitstraling. Ook de buitenruimte, met inachtneming van voorzieningen die de veiligheid en geborgenheid van onze leerlingen garanderen. Het spanningsveld van transparantie versus geborgenheid komt in de architectuur tot uiting. Naast een rationele basis, moet er ruimte zijn voor een individuele uitspatting op enige plek. Uiteindelijk is de architectuur van de binnenzijde het belangrijkste in onze gebouwen. Ook daar komen geborgenheid en transparantie op enig moment samen. Het eigene is belangrijk, maar ook de relatie met het grote geheel (denk aan vides en doorkijkjes). De relatie met buiten (opeens een glasdeel van vloer tot plafond) en de relatie met anderen buiten het klaslokaal (grote schuifdeuren naar een gemeenschappelijk leerplein) bewijzen hun waarde in onderwijshuisvesting en sluiten aan bij hedendaags onderwijs. Schoolgebouwen zijn niet langer een verzameling lokalen aan een gang.