What Do You Think? 2016-2017 Dat denken wij ervan: kinderen en jongeren op de vlucht praten over hun rechten
Inleiding Hoe kwetsbaarder kinderen zijn, hoe minder kans ze krijgen om te participeren. Omdat zij steeds worden bestempeld als slachtoffers, gehandicapten, buitenlanders, gekken, zieken of kleine criminelen, denken sommige kinderen die in een moeilijke situatie leven dat alles al vastligt en dat zij niet de keuze en de mogelijkheid hebben om actie te ondernemen. We hebben een heel oppervlakkig beeld van die kinderen: ze zijn onbekwaam, geestelijk gestoord, moeilijk, lui, stoorzenders, Participatie is een uitstekende manier om komaf te maken met dat negatieve beeld, maar vooral om die kinderen de nodige tijd en afstand te geven om te kunnen nadenken en vervolgens te handelen. De meest kwetsbare kinderen en jongeren kunnen een belangrijke rol in onze samenleving vervullen. Het zijn geen passieve slachtoffers die problemen veroorzaken. Het gaat om volwaardige individuen die, op hun niveau, de samenleving mee willen en kunnen vormgeven. 2
1. Het What Do You Think? project 1.1 Participatie van de meest kwetsbare kinderen What Do You Think? wil kwetsbare kinderen een stem geven. In 1999 heeft UNICEF België dit initiatief opgezet met als doel de stem van de meest kwetsbare kinderen en jongeren op het hoogste niveau te laten horen (niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, kinderen met een handicap, zieke kinderen, kinderen in de psychiatrie, kinderen in conflict met de wet, kinderen die in armoede opgroeien). UNICEF wil hen helpen om gehoord te worden bij het Comité voor de Rechten van het Kind (een officiële instelling van de Verenigde Naties die erop toeziet dat het Kinderrechtenverdrag wordt nageleefd). In 2002 bezorgde What Do You Think? een eerste rapport over de Belgische kinderen en jongeren aan het Comité voor de Rechten van het Kind. Sindsdien heeft What Do You Think? samengewerkt met meer dan 150 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (2002-2004), met meer dan 750 kinderen op de ziekenhuisafdelingen pediatrie en psychiatrie (2005-2006), met meer dan 300 kinderen met een handicap (2005-2007), met meer dan 50 kinderen uit de psychiatrie (2007-2008) en met meer dan 200 kinderen die in armoede opgroeien (2009-2010- 2011-2012). In 2010 legde What Do You Think? een tweede rapport over Belgische kinderen en jongeren voor aan het Comité voor de Rechten van het Kind. De stem van de kinderen klonk zeker door in de opmerkingen en aanbevelingen van het Comité aan het adres van België (11 juni 2010). Voor meer informatie: http://www.unicef.be/nl/over-unicef/unicef-in-belgie/wdyt-project/ 1.2 Een stem voor kinderen op de vlucht Ondanks het aantal organisaties dat actief is op het vlak van asiel en migratie en ondanks het stijgend aantal vluchtelingen en migranten in België, bestaat er nog onvoldoende onderzoek naar de beleving van kinderen en jongeren op de vlucht en naar de impact die migratie op hen heeft. What Do You Think? wil ervoor zorgen dat ook die kinderen en jongeren gehoord worden door het Kinderrechtencomité. Het initiatief is dus niet louter symbolisch bedoeld. UNICEF wil verzekeren dat het Comité voor de Rechten van het Kind rekening houdt met de mening van kinderen en jongeren op de vlucht en dat die mening wordt opgenomen in de slotopmerkingen van het Comité aan België. Hun zorgen en aanbevelingen zullen ook worden overgemaakt aan de Belgische beleidsmakers, zodat er voor het wettelijk kader alsook voor de praktijk meer rekening kan worden gehouden met de situatie van vluchtelingenkinderen. Verder heeft What Do You Think? de ambitie om een sociaal debat op te zetten rond participatie van de meest kwetsbare kinderen en jongeren. Vanuit dat oogpunt mag het recht van het kind op participatie niet los worden gekoppeld van het begrip emancipatie. Daarbovenop wil het project een permanent proces starten dat kinderen en jongeren laat participeren en dat openstaat voor elk kind en op alle niveaus: in opvangstructuren, scholen, gemeenten, enz. 1.3 Methodologie Partners: UNICEF België wil een maximum aantal partijen aan het project laten deelnemen: verenigingen/organisaties/centra/professionals die met kinderen en jongeren op de vlucht 3
werken. Daarnaast worden er ook verenigingen/organisaties/deskundigen met expertise in participatie van kinderen en jongeren betrokken. Professionals die dagelijks met kinderen en jongeren op de vlucht werken, worden nauw bij het project betrokken. Op die manier steunt het participatieve proces immers op bestaande structuren, in een vertrouwde omgeving en kan het ook na het einde van het project worden voortgezet. Overleg met kinderen en jongeren: In 2016 en 2017 richt het What Do You Think? project zich op kinderen en jongeren op de vlucht onder de 18 jaar die in België verblijven in een collectieve opvang of individuele opvang. Het project richt zich op twee groepen van kinderen en jongeren: kinderen en jongeren die samen met hun ouders in België zijn aangekomen; kinderen en jongeren die zonder begeleiding in België zijn aangekomen. Thema s: Aangezien de mening van het kind (art.12 IVRK) een recht en één van de basisprincipes uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind is, worden kinderen en jongeren uitgenodigd om hun mening te geven over de toepassing van hun rechten in België en in hun land van herkomst. Daarbij wordt bijzondere aandacht geschonken aan de thema s die hen echt bezighouden. Om de kinderen en jongeren zelf de onderwerpen te laten aanreiken waarover ze hun mening willen laten horen, vragen we hun in een eerste fase om op één of meerdere van de volgende drie vragen te antwoorden: Vraag 1: Wat vind je leuk in België/je land van herkomst? (goede kanten) Vraag 2: Wat vind je niet leuk in België/je land van herkomst? (slechte kanten) Vraag 3: Wat zou je leuk vinden in België/je land van herkomst? (ideaalbeeld) In een volgende fase vestigen we hun aandacht op de rechten die hen rechtstreeks aanbelangen, zoals: individuele vrijheid verbod op opsluiting (art. 37 IVRK); gelijkheid en non-discriminatie (art. 2 IVRK); het recht op een goede gezondheid en gezondheidszorg (art. 24 IVRK); het recht op onderwijs en beroepsopleiding (art. 28, 29 IVRK); het recht op sociale zekerheid (art. 26 IVRK); vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (art. 14 IVRK); garantie op gerechtelijke procedures en op toegang tot het gerecht (art. 12, 40 IVRK); het recht op leven en ontwikkeling (art. 6 IVRK); het recht op fysieke integriteit (art. 19, 37, 39 IVRK); het recht op een gezinsleven (art. 9, 10, 11, 20, 21, 22 IVRK); het recht op een naam, identiteit en nationaliteit (art. 7, 8 IVRK); het recht op bescherming tegen dwangarbeid, tegen allerlei vormen van uitbuiting, tegen kinderarbeid, tegen kinderontvoering en tegen mensenhandel en -smokkel (art. 32, 34, 35, 36 IVRK) en het recht op een passende levensstandaard (art. 27 IVRK). Verschillende fases: In 2016 en 2017 vindt het overleg met kinderen en jongeren op verschillende niveaus plaats: in opvangcentra en verenigingen de met die kinderen samenwerken, maar ook op nationaal niveau. De bevragingen zullen op de volgende manier worden opgezet: Op lokaal niveau wordt met kinderen en jongeren overlegd in eerste fase in het bijzijn van enkele vertrouwenspersonen (in opvangstructuren, lokale opvanginitiatieven, lokale 4
verenigingen die werken met kinderen en jongeren op de vlucht enz.). Daarbij worden verschillende methodieken gebruikt, zodat kinderen en jongeren elk apart of samen hun mening kunnen uiten. Nadien overlegt UNICEF op lokaal niveau ook met deze kinderen en jongeren. De eerste gesprekken met de vertrouwenspersonen vormen hierbij het uitgangspunt. Zo kunnen de kinderen en jongeren aangeven wat ze het belangrijkste vinden en welke rechten hen rechtstreeks aangaan. En welke thema s ze zelf willen bespreken. Op nationaal vlak worden er debatten gehouden met kinderen en jongeren waaraan ook UNICEF deelneemt. Verschillende vertegenwoordigers uit het lokale overleg komen samen om het te hebben over een welbepaald thema (bv. de rechten van het kind in hun land van herkomst) of over algemene prioriteiten voor kinderen en jongeren op de vlucht. Aan het eind van het proces wordt een groep kinderen en jongeren op de vlucht gevraagd hun mening geven over de uiteindelijke analyse van de boodschap. Op die manier wordt er getracht dat de thema s die naar voren gebracht worden beschouwd kunnen worden als prioriteiten voor alle kinderen en jongeren die bevraagd werden. Voor elk thema zullen ook bepaalde prioriteiten en aanbevelingen naar voor gebracht worden. Naast nieuwe bevragingen die opgestart zullen worden, wil UNICEF ook informatie uit reeds lopende participatieve projecten en initiatieven verzamelen en meenemen in het project. Aangepaste procedure: Aangezien de kinderen en jongeren al heel wat hebben meegemaakt, worden er verschillende methodieken ontwikkeld om op een indirecte manier met de kinderen en jongeren over hun leven in België en in hun land van herkomst te praten. Met behulp van die methodieken hopen we meer te weten te komen over wat de kinderen en jongeren meegemaakt hebben, zonder daarbij in stereotypen te vervallen of hen in gevaar te brengen. Er wordt met verschillende elementen rekening gehouden, zodat alle kinderen (ongeacht hun geslacht, afkomst, leeftijd, ) met respect worden behandeld en zodat ze allemaal dezelfde kans krijgen om hun mening te uiten. Die elementen zijn: Aangepaste manieren om hun stem te laten horen (via foto s, schilderijen, tekeningen op de muur, toneel, een boek, een stripverhaal, participatieve observatie, interviews door jongeren, babbelbox, muziek, spelletjes, informele gesprekken, groepsgesprekken); Overlegmomenten gespreid over twee jaar (2016-2017); Tempo op maat van de capaciteit en interesses van de kinderen; Een bekende omgeving met vertrouwenspersonen; Ondersteuning voor de professionals (opleiding, voorbeelden van te gebruiken methodieken, ); Ondersteuning voor de kinderen (tolken,...); Financiële ondersteuning (voor verplaatsing, kosten verbonden aan de gebruikte methodieken bijvoorbeeld fotoprints ) 5
Veiligheidsmaatregelen zoals anonimiteit, risicoanalyse, informatie aan de kinderen over de risico s, over hun recht op bescherming en over de mogelijkheid om hulp te vragen als ze die nodig hebben. Specifieke aandacht voor kinderen en jongeren die extra kwetsbaar zijn (bijvoorbeeld slachtoffers van kinderhandel, minderjarige moeders, ) Het hele project wordt in goede banen geleid door een stuurgroep van volwassenen en door een stuurgroep van kinderen en jongeren. De stuurgroep van volwassenen zal bestaan uit deskundigen op het vlak van kinderparticipatie en uit deskundigen asiel en migratie. Hun taak is om het proces te ondersteunen en het project mee te ontwikkelen. De stuurgroep van kinderen zal bestaan uit een tiental kinderen en jongeren op de vlucht. Zij zullen gevraagd worden het proces mee te ondersteunen en op het einde van het proces mee betrokken worden bij de analyse van de finale boodschappen. De voorgestelde methodieken voor de bevragingen zullen ook eerst door een groep jongeren en kinderen worden uitgetest. 1.4 Beperkingen van het project De uitdaging is om kinderen en jongeren de kans te geven om hun mening te uiten over de naleving van hun rechten en om er tegelijkertijd voor te zorgen dat ze hun kijk op zichzelf en op de wereld rondom hen verbreden. Door hen te laten deelnemen aan het project willen we hen ook helpen om beter samen te werken, meer zelfvertrouwen op te doen en om nog meer zin te krijgen om te participeren. De kinderen en jongeren die aan het project deelnemen komen uit structuren en organisaties die de capaciteit en de interesse hebben om mee te werken. Kinderen en jongeren die niet deelnemen aan het project zijn oa: Kinderen en jongeren die geen deel uitmaken van een collectieve of individuele opvangstructuur of van een begeleidingsstructuur; Kinderen en jongeren die in België geleefd hebben, maar die nu weer in hun land van herkomst verblijven. Het project richt zich op kinderen en jongeren onder de 18 jaar. Het project streeft ernaar door verschillende methodologieën voor te stellen een bevraging mogelijk te maken van verschillende leeftijdsgroepen. Maar gezien de aarde van de bevraging en de methodieken is het weinig waarschijnlijk dat er heel jonge kinderen zullen kunnen bevraagd worden in het kader van dit project. Verder hebben we ervoor gekozen om niet alleen het thema migratie in België binnen het project te bespreken, maar ook de situatie in de landen van herkomst. Zo kunnen we ook te weten komen wat kinderen en jongeren ertoe drijft om te vluchten. De bevraagde kinderen en jongeren worden ook gevraagd om aanbevelingen te formuleren die zowel in België als in hun land van herkomst tot oplossingen kunnen leiden. Onvermijdelijk zullen bepaalde thema s uitgebreider aan bod komen dan andere, afhankelijk van de interesses van de kinderen en jongeren en van hun bereidheid om in te gaan op bepaalde gevoelige thema s. Wij geven de voorkeur aan een groepsbenadering, waarbij we verder kunnen gaan dan individuele bekommernissen en we de cruciale punten die iedereen bezighouden eruit kunnen filteren. 6
2. Context 2.1 Kinderen en jongeren op de vlucht Migratie treft alle regio s en alle mensen ter wereld, en daar horen ook miljoenen kinderen en jongeren bij. De oorzaken die aan de basis liggen van migratie hebben vaak rechtstreeks te maken met zware en massale schendingen van mensenrechten, en meer specifiek met de schending van de rechten van het kind die zijn vastgelegd in verschillende mensenrechtenverdragen, waaronder het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Migratie maakt kinderen op twee manieren kwetsbaar: enerzijds omdat het kinderen zijn en anderzijds omdat het migranten zijn, of ze nu alleen of samen met hun familie op de vlucht zijn, geboren werden als kind van migrantenouders in het land van aankomst of in hun land van herkomst werden achtergelaten. Al deze groepen zijn bijzonder kwetsbaar. Op dit moment maken vrouwen en kinderen 60% uit van alle vluchtelingen en migranten in Europa. De migratie- en vluchtelingencrisis krijgt een zodanige omvang dat we van een crisissituatie voor kinderen moeten spreken. Het is belangrijk om te benadrukken dat er ernstige inbreuken worden gepleegd op de rechten van vluchtelingen- en migrantenkinderen, denken we maar aan kindermisbruik en kindermishandeling, maar ook aan geweld, scheiding van de familie, opsluiting, moeilijke toegang tot economische, sociale en culturele rechten, waaronder gezondheidszorg en onderwijs, alsook aan discriminatie op basis van hun statuut of dat van hun ouders. UNICEF ijvert er daarom voor om kinderrechten centraal te plaatsen in de aanpak van migratie en om voldoende ruimte te voorzien om kinderen te laten participeren. 2.2 Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind vermeldt alle rechten van het kind, zowel hun burgerlijke en politieke rechten, als hun culturele, economische en sociale rechten. Het Verdrag is bindend voor de landen die het geratificeerd hebben. Op 20 november 1989, de dag waarop de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties dat internationale verdrag unaniem heeft aanvaard, beslisten de wereldleiders dat kinderen moesten kunnen rekenen op bijzondere bescherming en op een specifieke tekst die voor het eerst hun fundamentele rechten zou erkennen. Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind heeft een internationale reikwijdte. Sommigen denken ten onrechte dat het zich alleen op arme landen toespitst. Het Verdrag richt zich wel degelijk tot alle landen en kinderen. België heeft het Kinderrechtenverdrag op 16 december 1991 geratificeerd, waarna het op 15 januari 1992 van kracht is geworden in ons land. Landen die het Verdrag ratificeren, verbinden zich ertoe hun nationale wetgeving op het Verdrag af te stemmen. De landen die het Verdrag en de bijbehorende protocollen geratificeerd hebben, moeten regelmatig rapporteren over de vooruitgang die hun land heeft geboekt bij het toepassen van het Verdrag: dat gebeurt twee jaar na de ratificering en nadien om de vijf jaar. De rapporten moeten worden ingediend bij het Comité voor de Rechten van het Kind. Het Comité moedigt landen aan om ook kinderen en jongeren bij dit proces te betrekken. 7
2.3 Het Comité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties Het Comité voor de Rechten van het Kind is het internationale controleorgaan dat in navolging van het Kinderrechtenverdrag werd opgericht. Het Comité moet opvolgen welke vooruitgang de wereld boekt bij de toepassing van het Verdrag. Het formuleert bevindingen en aanbevelingen voor de landen en voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin het Comité meegeeft op welke manieren de rechten van het kind beter moeten worden gerespecteerd. Het Comité voor de Rechten van het Kind doet meer dan schendingen van kinderrechten aan het licht brengen en aanbevelingen formuleren, het kan landen ook bij hun inspanningen begeleiden. Het Kinderrechtencomité ziet erop toe dat de rechten van het kind overal ter wereld gerespecteerd worden. Daarom moet elke overheid het Comité om de vijf jaar een rapport bezorgen waarin het verslag uitbrengt over de situatie van kinderrechten in hun land. Bovendien vraagt het Comité aan onafhankelijke instellingen, niet-gouvernementele organisaties, instellingen van de Verenigde Naties (waaronder UNICEF), om hun eigen rapporten over de situatie van kinderen voor te leggen. Door die informatie te vergelijken met de informatie die het van de overheden krijgt, kan het Comité voor de Rechten van het Kind de vooruitgang van een land op een objectieve manier beoordelen. Dankzij dit rapporteringsproces kan het Comité besluiten formuleren en aanbevelingen aan de landen doen. Voor meer informatie: http://www.ohchr.org/en/hrbodies/ivrk/pages/ivrkintro.aspx Het Comité begeleidt landen ook bij hun inspanningen. Zo formuleerde het Comité in 2005 een algemene observatie (Concluding Observation) met daarin een hele reeks aanbevelingen voor de bescherming van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. In september 2012 hield het Comité een debatdag over de rechten van kinderen in internationale migratie. Dat leverde een informatiedocument op en een finaal document met besluiten en aanbevelingen. In 2015 bracht het Comité ook een Algemeen Commentaar (General Comment) uit over de rechten van kinderen in internationale migratie. 2.4 De rol van UNICEF Ons doel is om de rechten van het kind overal ter wereld te verdedigen, dus ook in België. Hierbij gaat UNICEF uit van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Bovendien kreeg UNICEF dankzij het Verdrag een mandaat om samen met het Comité voor de Rechten van het Kind adviezen te geven over de toepassing van het Verdrag. Gezien het statuut en het mandaat dat UNICEF aan zijn nationale comités gaf, moet UNICEF België erop toezien dat het Verdrag in België zo goed mogelijk wordt nageleefd. Verder probeert het de burgers en de overheden daarin optimaal bij te staan. UNICEF België neemt op verschillende manieren deel aan het rapporteringsproces naar het Comité voor de Rechten van het Kind: via de werkzaamheden van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind (lid van het Adviesorgaan van de Nationale Commissie); via samenwerking met ngo s die opkomen voor kinderrechten (voor het alternatieve rapport van de ngo s). UNICEF België is bovendien uniek omdat het de rapportering van kinderen en jongeren naar het Comité voor de Rechten van het Kind coördineert (via het What Do You Think? project). 8
Voor vragen en bijkomend informatie: UNICEF België What Do You Think?-project Keizerinlaan 66 1000 Brussel Charlotte Van den Abeele: cvandenabeele@unicef.be tel: 02/233.37.90 Maud Dominicy: mdominicy@unicef.be tel: 02/233.37.74 9