De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte. maart 2004



Vergelijkbare documenten
Padbreedte van schepen in bochten

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

Veilig varen doen we samen

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Het ROEIEN en de vaarregels

Overnachtingshaven Lobith

bij Zeeburg Vaargeulbreedte Amsterdam -Rijn Kanaal 01 - Nat afdelingsarchief Rijkswate-rstaat

STUDIE NAAR DE TOEKOMST VAN HET KANAAL BOSSUIT-KORTRIJK. Uitgangspunten en onderzoeksvragen in de studie Deel Zwevegem - Leie

Reglementen. Ivar ONRUST

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

RAPPORT VAN EXPERTISE

Examen Beperkt stuurbrevet

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam D 0338

Notitie. : Vechtbrug in de N-236 te Weesp

ScheepvaartVerkeersCentrum

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

H4 Lichten, seinen & termen

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

Vanaf 100 meter geldt als maximaal aanvaardbare hoogte een oplopende lijn die met de biotoopformule berekend wordt.

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR)

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 juni L. Gelissen

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

Veilig het water op! Vaarregels recreatie- en beroepsvaart. Algemeen. hoofdvaargeul varen.

Examen November 2007

De exacte grootte en situering van de ligplaatszones is op bijgevoegde kaarten aangegeven.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013

VAARREGELS DE BELANGRIJKSTE

: Industriehaven Genemuiden : Nautische toets Industriehaven Genemuiden Ons kenmerk : LW-AF , versie 3 Datum : 13 juli 2012

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

ONTWERP BELEIDSREGEL ONTHEFFINGEN EN VRIJSTELLINGEN LIGPLAATSEN

Bijlage Toelichting molenbiotopen traditionele windmolens

Veilig varen op de Gouwe

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

BEKENDMAKING AAN DE SCHEEPVAART IJmond Noordzeekanaalgebied Centraal Nautisch Beheer

Beleidsregels voor nautische. vergunningen. Datum 30 september Ons kenmerk /BBV

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. stikstofdepositie

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

VERORDENING HAVENGELDEN 2016

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

VERORDENING HAVENGELDEN 2017

Veilig varen doen we samen

Het Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Besluit: De concept-beleidsregels voor nautische vergunningen vast te stellen;

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

7 Botenhuizen en plaatsgebonden drijvende objecten

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de in beheer bij het Rijk zijnde vaarwegen en op andere met name genoemde vaarwegen

Ontwerpbesluit wijziging Legger Wateren voor de Buiten-Giessen en gedeelte Binnen-Giessen

7 Botenhuizen en plaatsgebonden drijvende objecten

Traject Toegelaten afmetingen Verplicht lengte breedte diepgang varen uit de oever op minstens. Albertkanaal

VOORSCHRIFTEN LIGPLAATSEN WOONSCHEPEN, BEHOREND BIJ DE LIGPLAATSENKAART ZWOLLE ( ARTIKEL 3 LID 3 VAN DE LIGPLAATSVERORDENING)

14 NEt Pdjkswaterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gemeente Gouda Afdeling Gebiedsontwikkeling Postbus BB Gouda 2~ouda

10. Beleidsregel steigers en andere overhangende bouwwerken

Verkeersbesluit Vaarwegen AGV- 1

Toelichting molenbiotoop traditionele windmolens

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Hoogheemraadschap van Delfland - Vaarverordening Delfland

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST

Afmeervoorziening Cruiseschepen IJmuiden

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

ALGEMENE REGELS WATERKWANTITEIT KEUR WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2014 Onderdeel 1 STEIGER pagina 1 van 5

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET

Samen door de bocht(en) Editie

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. externe veiligheid

VERBETERLIJST. Kanaal Gent - Terneuzen Editie / december 2017

Procedure voor het bepalenvan voorwaarden en verplichtingen voor bouwwerken aan de Rijn in het kader van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Het betreft hier de volgende wateren: Geldersche IJssel Neder-Rijn Lek Twentekanalen Zwartewater Zwolle-IJsselkanaal Meppelerdiep

In deze regeling wordt verstaan onder afstand: afstand als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit bijzondere spoorwegen.

Lichten & Seinen. Antwoord. Antwoord. Verkeerstekens. Verkeerstekens. In-, uit of doorvaren verboden (Bordnr. A.1)

BESLUIT van GEDEPUTEERDE STATEN van FRYSLÂN van 28 augustus 2012, kenmerk , afdeling Nautische Zaken, betreffende

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel

Watertruck Evaluatie Industrieel modelproject in ZO-Brabant

Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder

6 Steigers, aanmeervoorzieningen en meerpalen

Ontheffing Verkeersbesluit Vaarwegen AGV voor het met mts Batavier varen op de Gaasp en de Weespertrekvaart tot 1 januari 2022

4 Duikers 4.1 Inleiding

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 15 november 2014

2.1 Opmerking De Provincie Noord-Holland heeft geen opmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan.

Sprong over het IJ Kaders

Planning sluizen Terneuzen: Vragen en Antwoorden

Vaarbewijs 1. Verlichting

omschrijving wijziging:

Beleidsregel verdubbelingen op bodem-,kim- en zijbeplating van de scheepshuid van schepen voor de Rijn- en binnenvaart

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT

Samenvatting ongeval Jason, 11 maart Ongeval Jason Looveer 11 Maart 2017 Samenvatting. Jason Arnhem, juni

Examen November 1999

Kwalitatieve beoordeling van de ligplaatsen langs het Amsterdam-Rijnkanaal

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

Milieueffectrapportage

Transcriptie:

De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte maart 2004

De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte Adviesdienst Verkeer en Vervoer Afdeling Scheepvaart maart 2004

........................................................................................ Colofon Versie: definitief Projectcode: IN 2003.024 Datum: maart 2004 Informatie ir. J.U. Brolsma telefoon 010-2825836 Uitgave Adviesdienst Verkeer en Vervoer Afdeling Scheepvaart Bestellen Adviesdienst Verkeer en Vervoer Service Desk telefoon 045-5605200

Inhoudsopgave........................................................................................ Samenvatting 5 1. Inleiding 6 2. Definities en begrippen 7 2.1 Oeverstrook 7 2.2 Vrije ruimte 7 2.3 Vrijwaringszone 8 2.4 Vaarwegbegrenzing 8 2.5 Toepassingsgebied 9 3. Aspecten 10 3.1 Onderhoud oeverstrook 10 3.2 Windhinder 10 3.3 Zichtlijnen 11 3.4 Radarzicht 13 3.5 Lichtenlijnen 13 3.6 Hoogspanningsmasten en windmolens 14 3.7 Aanvaarrisico van bouwwerken 14 3.8 Toegankelijkheid voor hulpverlening 15 3.9 Recreatie langs de oeverstrook 15 3.10 Overige ruimtebehoefte 15 3.11 Genereren van scheepvaartverkeer 16 3.12 Hinder voor en door scheepvaartverkeer 17 3.13 Functieverlies van de vaarweg 17 4. Synthese 18 5. Referenties 22 6. Annex 23 6.1 Berekening van vrije ruimte 23 6.2 Aanvaring molen 26 4 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

Samenvatting Langs de vaarweg is vrije ruimte nodig om de transportfunctie van de betreffende vaarweg in stand te houden en veiligheid op en langs de vaarweg te kunnen garanderen. Er zijn drie, elkaar gedeeltelijk overlappende stroken te onderscheiden met elk een eigen doel: oeverstrook ten behoeve van beheer en onderhoud vrije ruimte ten behoeve van het functioneren van en de interne veiligheid op de vaarweg vrijwaringszone ten behoeve van toekomstige bestemmingen Het voorliggende rapport houdt zich bezig met de vrije ruimte. De vrije ruimte moet daadwerkelijk vrij blijven van bouwwerken en opgaande begroeiing, die het functioneren van de vaarweg in gevaar zouden kunnen brengen. Daarbij speelt een groot aantal aspecten een rol. Deze zijn in hoofdstuk 3 beschreven. De vrije ruimte hoeft -in tegenstelling tot de oeverstrook- niet in beheer of eigendom van de vaarwegbeheerder te zijn. Wèl moet de beheerder grip hebben op veranderingen in deze zone, zoals het verrichten van werkzaamheden, situering en afmetingen aan te leggen bouwwerken of het wijzigen van bestaande bouwwerken. De bepaling van de vrije ruimte heeft betrekking op relatief smalle kanalen, gekanaliseerde rivieren of vaarwegen met tweestrooksverkeer, dat wil zeggen één strook per vaarrichting. De vrije ruimte volgt goeddeels uit de in de Richtlijnen Vaarwegen opgenomen aanbevelingen. In praktijk zijn niet onaanzienlijke afwijkingen mogelijk. De aanbevelingen zijn onderscheiden naar vaarwegklasse opgenomen in de onderstaande tabel: vrije ruimte (m) CEMT-klasse van de vaarweg I II III IV V VI recht vaarwegvak 10 10 10 10 10 10 en buitenbocht, stedelijk gebied recht vaarwegvak 10 10 10 15 15 15 en buitenbocht, landelijk gebied binnenbocht 10 10 20 25 25 25 Tabel 1: Aanbevolen maat voor de vrije ruimte 5 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

1. Inleiding Langs de vaarweg is vrije ruimte nodig om de kernfunctie van de vaarweg, zijnde het garanderen van een vlotte en veilige vaart, in stand te houden en de interne veiligheid op en langs de vaarweg te kunnen garanderen. Het stellen van eisen aan het gebruik van de ruimte langs de vaarweg draagt bij aan de handhaving van de veilige en vlot vaart, een van de doelstellingen van de Nota Mobiliteit. Hierbij valt te denken aan de volgende aspecten: visueel zicht voor de schipper radar en lichtenlijnen functieverlies van de vaarweg loswallen en ligplaatsen genereren van verkeer aanvaarrisico van gebouwen toegankelijkheid voor hulpverlening onderhoud oeverstrook situering hoogspanningsmasten, windmolens en dergelijke openbaarheid van de oeverstrook voor andere bestemmingen Doel van het rapport Benodigde ruimte langs de vaarweg is voor de bovenstaande aspecten zo goed als mogelijk te beschrijven welke ruimte in welke vorm nodig is. Een aantal aspecten behoort nadrukkelijk niet tot de scope van het rapport, namelijk: externe veiligheid, omdat de instrumenten hiervoor bestaan, dan wel separaat ontwikkeld worden geluidszones, omdat hiervoor reeds regelgeving bestaat uitbreiding infrastructuur, hetgeen onderdeel is van het project Vrijwaringszones vaststellen van het geëigende juridische kader Het voorliggende rapport is grotendeels gebaseerd op aanwezige kennis en documentatie, met name de documentatie die destijds is gebruikt voor het opstellen van de Richtlijnen Vaarwegen 1996 door de -inmiddels opgeheven- Commissie Vaarwegbeheerders (CVB), het verslag van de themadag Ruimte langs de vaarwegen en door de gelijknamige werkgroep verzamelde stukken. Dit rapport is opgesteld op verzoek van het Directoraat-Generaal Goederenervoer, Directie Transportveiligheid en geschreven door ir. J.U. Brolsma van de afdeling Scheepvaart van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat. 6 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

2. Definities en begrippen Langs de vaarweg zijn een drietal, elkaar gedeeltelijk overlappende stroken te onderscheiden met elk een eigen doel en daardoor eigen eisen aan de ruimte: oeverstrook ten behoeve van beheer en onderhoud vrije ruimte ten behoeve van het functioneren van en de interne veiligheid op de vaarweg vrijwaringszone ten behoeve van toekomstige bestemmingen De definities van de drie stroken zijn onderstaand vermeld. De gebruikte terminologie wijkt af van de oorspronkelijke Richtlijnen Vaarwegen, omdat gebleken is dat zij tot verwarring aanleiding gaf. In de in voorbereiding zijnde herziening van de richtlijnen wordt dezelfde terminologie gebruikt als in het voorliggende rapport. 2.1 Oeverstrook De oeverstrook, ook wel als berm aangeduid, is de smalle strook grond, direct grenzend aan de vaarweg, die dient voor het instandhouden van de oeverbescherming en voor andere beheertaken. De oeverstrook is in beheer en bij voorkeur in eigendom van de vaarwegbeheerder, teneinde beheer en onderhoud van de oever onbelemmerd te kunnen uitvoeren. Het moet de vaarwegbeheerder vrij staan vaarweg-gerelateerde objecten in de oeverstrook aan te brengen, zoals verkeerstekens, lichtopstanden, hectometerpaaltjes, enz. De oeverstrook valt in praktijk geheel binnen de vrije ruimte. Het verschil zit in de eigendoms- en beheersituatie. De oeverstrook moet tenminste in beheer en liefst ook in eigendom zijn bij de vaarwegbeheerder, wat voor de vrije ruimte niet nodig is. 2.2 Vrije ruimte De vrije ruimte moet vrij blijven van nieuwe bouwwerken, opgaande begroeiing en dergelijke, die het functioneren van de vaarweg, te weten het bieden van een veilige en vlotte vaart aan de scheepvaart, in gevaar zouden kunnen brengen. Hierbij spelen de in hoofdstuk 1 genoemde aspecten een rol. De vrije ruimte hoeft niet in beheer of eigendom van de vaarwegbeheerder te zijn. Wèl moet de beheerder eventueel met juridische middelen grip hebben op veranderingen in deze zone, zoals het verrichten van werkzaamheden of het wijzigen van afmetingen van bestaande werken. Het vaststellen van een vrije ruimte langs de vaarweg heeft in feite alleen zin in het geval van een kanaal of een gekanaliseerde rivier. Langs de grote rivieren, met hun sterk in breedte verschillende zomer- en winterbed, langs brede zeearmen of grote meren is het niet zinvol een vrije ruimte vast te stellen. Voor gebaggerde geulen in ondiepe meren of zeearmen ligt de zaak anders: in het water langs de vaargeul is het beslist wèl zinvol een strook vrij te houden van obstakels teneinde het functioneren van de vaarweg te verzekeren. 7 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

2.3 Vrijwaringszone De vrijwaringszone is als nieuw begrip in het afgewezen Nationaal Verkeers- en Vervoersplan ten tonele gevoerd. De vrijwaringszone is een brede zone ter weerszijden van de hoofdinfrastructuur, waarin beper-kingen worden gesteld met als doel het duurzaam functioneren van die infrastructuur veilig te stellen. De vrijwaringszone moet fysieke ruimte beschikbaar bieden voor toekomstige capaciteitsvergroting. De vrijwaringszone zou in principe eenmalig vastgesteld worden. Het fenomeen vrijwaringszone komt in dit rapport verder niet aan de orde. 2.4 Vaarwegbegrenzing De vrije ruimte meet men vanaf de vaarwegbegrenzing. In een kanaal is de vaarweg bij een verticale beschoeiing, damwand of kademuur scherp begrensd en levert het vaststellen van de vaarwegbegrenzing weinig moeilijkheden op. In het geval van een talud valt de vaarwegbegrenzing samen met het snijpunt van de waterlijn en het talud bij de maatgevende hoge waterstand (MHW). Minder eenduidig is de vaarwegbegrenzing in het geval van een natuurvriendelijke oever, omdat de breedte op de waterlijn veelal groter is dan vereist voor de scheepvaart. Volgens het Binnenvaart Politiereglement (BPR) artikel 1.01 is het vaarwater gedefinieerd als het gedeelte van een vaarweg dat feitelijk door de scheepvaart kan worden gebruikt. De afmetingen van het vaarwater stelt men vast aan de hand van de Richtlijnen Vaarwegen. Het werkelijke profiel van de vaarweg kan en mag ruimer zijn en dus kan de vaarwegbegrenzing buiten het vaarwater in de zin van het BPR liggen (figuur 1). Ook in het geval van een gebaggerde geul in open, ondiep water dient men een vaarwegprofiel te bepalen. Dergelijke geulen zijn breder dan kanalen van vergelijkbare klasse, omdat op open water rekening is te houden met extra windbelasting, golven en stroom. Het maakt niet uit of het (theoretische) vaarwegprofiel zich onder of boven water bevindt; in beide gevallen is vrije ruimte nodig het functioneren van de vaarweg te verzekeren. Figuur 1: Vaarwegbegrenzing bij een natuurvriendelijke kanaaloever 8 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

2.5 Toepassingsgebied De methodiek ter bepaling van de vrije ruimte is in het voorliggende rapport gebaseerd op relatief smalle vaarwegen voor de binnenvaart met tweestrooksverkeer, dat wil zeggen één strook per vaarrichting met een veiligheidsstrook in het midden en bermstroken ter weerszijden. In praktijk betreft dit de vaarwegen tot en met CEMT-klasse Vb. De hoofdtransportassen in Nederland zijn tenminste klasse VIb met ruimte voor driestrooksverkeer. Voor dergelijke vaarwegen gelden minimaal de vrije ruimte voor klasse Vb, maar goed beschouwd zijn de hoofdtransportassen alle gevallen, die voor maatwerk in aanmerking komen. De zeeschepen, die voorkomen op binnenlandse rivieren en kanalen vallen in de afmetingen van de diverse CEMT-klassen voor de binnenvaart en zijn doorgaans kleiner van afmetingen dan de grootste binnenvaartschepen. Voor de zeescheepvaartwegen waar wèl grote zeeschepen voorkomen, zoals het Noordzeekanaal, de Dordtsche Kil, de Oude en Nieuwe Maas, geldt eveneens: maatwerk. Naar dit soort vaarwegen zal nader onderzoek moeten worden verricht. Figuur 2: Hoofdvaarwegen en andere rijksvaarwegen 9 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

3. Aspecten Dit hoofdstuk behandelt een aantal aspecten, die een rol spelen bij de bepaling van de vrije ruimte langs de vaarweg. De synthese is te vinden in hoofdstuk 4. 3.1 Onderhoud oeverstrook In paragraaf 2.1 is aangegeven, dat de oeverstrook de smalle strook grond is, die dient voor het instandhouden van de oeverbescherming en andere, aan het vaarwegbeheer gerelateerde taken. Bij belangrijke vaarwegen kan naast de oeverstrook een inspectie- annex onderhoudsweg liggen, die tevens de toegankelijkheid voor hulpdiensten waarborgt. Het verdient aanbeveling deze inspectieweg zodanig uit te voeren, dat hij tevens geschikt is als wandel- en/of fietsroute. De wenselijke breedte van de oeverstrook wordt bepaald door de klasse van de vaarweg en het type oeverbescherming (damwand, bestorting, natuurlijke oever). Lokaal toegepaste constructies kunnen tot grotere afmetingen dwingen, vanwege bijvoorbeeld lange verankeringsstaven. In de oeverstrook komen bij voorkeur geen kabels en leidingen voor, tenzij nodig voor de vaarwegfunctie zelf (bijv. de stroomvoorziening van lichtopstanden). De minimum breedte van de oeverstrook is volgens de Richtlijnen Vaarwegen: klasse vaarweg CEMT-klasse I CEMT-klasse II CEMT-klasse III CEMT-klasse IV en V breedte oeverstrook 0 m 2 m 5 m 10 m Tabel 2: Minimale breedte oeverstrook exclusief verankeringen 3.2 Windhinder Om zijwind te compenseren gaan schepen onder een hoek met de vaarwegas varen en neemt het breedtebeslag toe. De benodigde extra breedte is bij de berekening van de vaarwegbreedte meegenomen (zie par. 6.1). De meeste beroepsvaartuigen beschikken tegenwoordig over een boegschroef met voldoende vermogen om windhinder te compenseren, ook bij lage snelheid. Het is niettemin van belang er bij de inrichting van het gebied terzijde van de vaarweg op te letten, dat overgangen in de blootstelling aan zijwind geleidelijk verlopen. Met gebouwen en bouwwerken, die hoger zijn dan de gangbare woonhuizen en dicht langs de vaarweg staan, kunnen een abrupte overgang in windkracht en veroorzaken daardoor hinder opleveren. Het is noodzakelijk het ontwerp van dergelijke bouwwerken tevoren te toetsen op windhinder voor de scheepvaart. 10 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

3.3 Zichtlijnen In een bocht of op een splitsingspunt moet de schipper voldoende zicht hebben om een tegemoetkomend schip tijdig te verkennen en zonodig actie te nemen. Ingevolge de Richtlijnen Vaarwegen heeft een in de as van de vaargeul varend schip daartoe over een lengte van 5.L met een maximum van 750 m vrij zicht op het tegemoetkomende verkeer in de as van de vaargeul nodig, waarin L de lengte is van het maatgevende schip is. Deze afstand is nodig om de schipper gelegenheid te geven tijdig (uitwijk-) manoeuvres uit te voeren of af te stoppen. De zichtlijn wordt gemeten vanaf de positie van de schipper achterop het schip. Aan de zichtnorm ligt de veronderstelling ten grondslag, dat beide schippers reageren op het moment dat zij elkaar zien en in staat zijn tijdig actie te ondernemen. In het gebied tussen de zichtlijn en de vaarweg mag geen bebouwing of het uitzicht belemmerende begroeiing aanwezig zijn. zichtlijn vrij te houden van begroeiing en bebouwing 5.L as vaarweg Figuur 3: Zichtlijn in een bocht In annex 1 is VR, dat wil zeggen de grootste afstand tussen de vaarwegbegrenzing en de zichtlijn, berekend voor de maatgevende schepen van de verschillende CEMT-klassen uitgaande van een minimum bochtstraal bij een normaal vaarwegprofiel. klasse vaarweg CEMT-klasse I CEMT-klasse II CEMT-klasse III CEMT-klasse IV CEMT-klasse Va CEMT-klasse Vb VR 7,0 m 10,5 m 20,0 m 26,5 m 23,5 m 22,5 m Tabel 3: Vrije ruimte in bochten vanwege zicht 11 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

De vrije ruimte voor de zichtlijn is sterk afhankelijk van de onderlinge verhoudingen van vaarwegbreedte, bochtstraal en scheepslengte. Daardoor is de vrije ruimte voor klasse V vaarwegen ogenschijnlijk kleiner, dan die voor klasse IV vaarwegen. In de kolom voor Z in de annex is te zien dat, gemeten vanuit de as van de vaarweg, de vrije ruimte wèl groter wordt bij een hogere vaarwegklasse. Bij de aansluiting van zijhavens, bij splitsingspunten en kruisingen van vaarwegen moet naar weerszijden het uitzicht van de uitvarende schepen op de doorgaande scheepvaart voldoende gewaarborgd te zijn. Er moet een vrije uitzichtsdriehoek aanwezig zijn, met in de as van het doorgaande vaarwater ter weerszijden een lengte van 5.L met een maximum van 600 m, en langs de as van de zijhaven een lengte van L tot de theoretische oeverlijn. Aan de waterzijde van de zichtlijn mag geen bebouwing of uitzicht belemmerende begroeiing aanwezig zijn. 5.L as vaarweg 0,5 W zichtlijn L 1,5.L vrij te houden van begroeiing en bebouwing Figuur 4: Vrije zichtlijn op een splitsingspunt Voor drukke zijhavens wordt een afschuining van de hoeken bij de ingang aangebracht, dusdanig dat de straal van de vaarbaan van de inrespectievelijk uitvarende schepen tenminste 1,5.L bedraagt. ls minimum voor de straal van de bocht tussen twee vaarwegassen bij splitsingspunten en kruisingen, geldt eveneens een waarde 1,5 L. Bij splitsingspunten en kruisingen is zo voldoende ruimte aanwezig en is geen bochtverbreding nodig voor de extra padbreedte van schepen, die door deze bocht varen. Het vrij houden van zichtlijnen voor operators in verkeersposten aan de wal is minder kritisch. Verkeersleiders kunnen zonodig beschikken over over radar- en/of tv-beelden om dode hoeken en afgeschermde gebieden te kunnen schouwen. Bij de bouw van de post dient men zich te vergewissen van een adequaat buitenzicht en de mogelijkheid dit zicht blijvend vrij te houden. er is geen generieke richtlijn voor te geven. 12 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

3.4 Radarzicht In sommige gevallen staat de radarantenne op het voorschip, maar in verreweg de meeste gevallen op de woning op het achterschip. Voor het zicht van de scheepsradar gelden daarom dezelfde zichteisen als voor de schipper; net als de mens kan de radar niet om het hoekje kijken, noch door bebouwing of beplanting dringen. Gebouwen kunnen, vooral in bochten, tot ongewenste en misleidende reflecties leiden, de zogeheten valse echo s. Deze zijn sterk afhankelijk van de grootte en situering van de aanwezige bebouwing. Voor radarposten aan de wal ligt de zaak duidelijk anders. Tussen de radarantenne op de wal en het gewenste dekkingsgebied op de vaarweg mogen zich geen obstakels bevinden. Bomen en te hoog opgegroeide bossages gelden ook als obstakels. De radareisen zijn sterk plaatsgebonden en niet in een generieke maat te vatten. Bij de bouw van een radarpost dient de toekomstige beheerder zich ervan te vergewissen, dat hij in staat is het radarzicht vrij te houden. Nieuwe bebouwing moet in de zichtlijn te voorkomen zijn, begroeiing moet zonder mankeren gesnoeid kunnen worden. Amsterdam-Rijnkanaal, klasse VI vaarweg 3.5 Lichtenlijnen Lichtenlijnen worden gebruikt om de te varen lijn aan te geven. De toepassing ervan geldt voornamelijk zeevaart. De afstand tussen het hoge en het lage licht bedraagt op bijvoorbeeld de Oude Maas en de Dordtsche Kil 500 m à 750 m. Het lage licht staat in de regel kort achter de oever. Het hoge licht kan tot enkele honderden meters achter de oever op het land staan. Een en ander is sterk afhankelijk van de situatie ter plaatse. De situatie moet derhalve van geval tot geval beschouwd worden. 13 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

3.6 Hoogspanningsmasten en windmolens Hoogspanningsmasten moeten buiten het vaarwegprofiel geplaatst worden. Theoretisch zou de afstand tot de vaarwegbegrenzing nul kunnen zijn, maar uit practische overwegingen, met name het gemak bij onderhoud en het gevaar van aanvaring (par. 3.7) zal men altijd enige afstand in acht moeten nemen. Uit oogpunt van vaarwegbeheer gaat de voorkeur uit naar plaatsing van hoogspanningsmasten buiten, dat wil zeggen aan de landzijde, van de vrije ruimte langs de vaarweg. In elk geval moeten de masten en mastfunderingen zich buiten de oeverstrook bevinden. Hoogspanningsleidingen moeten de vaarweg voldoende hoog en onder een schuine hoek kruisen; het laatste in verband met het veroorzaken van zogeheten valse echo s op de scheepsradar. Details hierover zijn te vinden in de Richtlijnen Vaarwegen. Een en ander heeft geen consequenties voor de vrije ruimte. De kwestie ligt anders voor windmolens. Weliswaar komen windmolens weinig voor, maar als ze er zijn, staan ze veelal in een rij langs de vaarweg. Volgens de Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken 50 m uit de rand (lees: vaarwegbegrenzing) geplaatst worden om hinder en storingen op radar- en communicatieapparatuur te voorkomen. Binnen 50 m uit de rand van de vaarweg is plaatsing slechts toegestaan als uit aanvullend onderzoek blijkt, dat geen sprake is van hinder. Tot slot geldt, dat de minimale afstand tot de rand van de vaarweg tenminste de helft van de rotordiameter moet zijn. De normen voor windmolens maken geen onderscheid naar vaarwegklasse. 3.7 Aanvaarrisico van bouwwerken Vooropgesteld zij, dat bouwwerken niet in een vaarweg thuishoren. Dat neemt niet weg dat dicht langs de vaarweg staande gebouwen door een overkragende scheepsboeg geraakt kunnen worden, zeker in het geval van een verticale vaarwegbegrenzing (kademuur of damwand). In het geval van een talud loopt het schip meestal vast voordat eventuele bebouwing op de oever geraakt wordt. Bij een verticale beschoeiing kan het schip wel degelijk de oever inlopen, zoals een recent geval aantoont (par. 6.2). Voor een extreme situatie, dat wil zeggen een betrekkelijk geringe kadehoogte van 1,0 m boven de maatgevende hoge waterstand en een loodrecht op de kade/oever invarend leeg schip, ware inclusief de indrukking van de oever en de boeg rekening te houden met: motorschip met scherpe voorsteven: 3,5 m duwbak type Europa I of II: 5,0 m Duwbakken van het type Europa I of II komen gezien hun afmetingen alleen voor op vaarwegen van de CEMT-klassen IV en hoger. Voor grote zeeschepen moet volgens TNO met een maat van 15 m gerekend worden, maar op dergelijke schepen heeft de voorliggende nota geen betrekking. 14 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

3.8 Toegankelijkheid voor hulpverlening Wil men elke plaats op de vaarweg toegankelijk maken voor hulpverlening, dan is een inspectieweg aan tenminste één zijde van de vaarweg noodzakelijk, tenzij adequate voorzieningen zijn getroffen om hulp vanaf het water te bieden. Voor de aanleg van de weg dient onafhankelijk van de vaarwegklasse een strook ter breedte van 5,5 meter aangehouden te worden of, indien keren op de weg noozakelijk is, van 10,0 m. De weg mag niet in de oeverstrook liggen, omdat de oeverstrook immers bestemd is voor het instandhouden van de oeverbescherming en andere beheertaken, bijvoorbeeld de plaatsing van verkeerstekens. 3.9 Recreatie langs de oever Recreatie kan zich langs de oever aan letterlijk twee zijden afspelen: de landzijde en de waterzijde. Aan de landzijde kunnen zich nabij de oever watergebonden recreatieve activiteiten afspelen, zoals vissen, zonnebaden, zwemmen en dergelijke. Deze zijn in het algemeen niet strijdig met het scheepvaartbelang en hoeven niet geweerd te worden. Het is aan te bevelen een strook van 2,5 m voor recreatie vrij te houden, die mag samenvallen met de oeverstrook. Anders ligt het met de toegankelijkheid vanaf de waterzijde. Recreatievaarders wensen de oever nogal eens te gebruiken om voor kortere of langere tijd aan te leggen. Op doorgaande vaarwegen voor de beroepsvaart is zulks tot gevaarlijke situaties aanleiding geven en moet als onwenselijk worden bestempeld. Artikel 7.01 van het BPR verbiedt in zijn algemeenheid schepen zodanig ligplaats te nemen, dat de scheepvaart wordt belemmerd. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling het afmeren van recreatievaartuigen langs de oever te stimuleren door er ruimte voor vrij te houden, laat staan er speciale voorzieningen voor aan te leggen. 3.10 Overige ruimtebehoefte Langs sommige vaarwegen is een gebrek aan ligplaatsen, in het bijzonder voor schepen met gevaarlijke lading, de zogenaamde kegelschepen. Hiervoor wil men veelal wacht- en ligplaatsen langs de vaarweg aanleggen. Daarnaast is er regelmatig vraag naar het (mogen) aanleggen van een loswal. Loswallen, wacht- en ligplaatsen, ook wel langshavens genoemd, zijn in feite parallel aan de vaarweg gelegen en in open verbinding ermee staande havens. Het is niet aan te bevelen loswallen, wachten ligplaatsen langs drukke vaarwegen te leggen. Ligplaatsen voor woonboten horen zeker niet thuis aan doorgaande vaarwegen. Het aan de loswal of ligplaats gelegen schip moet geheel buiten het vaarwater liggen, dus buiten de vaarwegbegrenzing. Bovendien is een veiligheidsstrook van 5 meter tussen het gemeerd liggende schip en de vaarwegbegrenzing aan te bevelen. Het is in het algemeen wel acceptabel als zich nabij loswallen en ligplaatsen voorzieningen bevinden voor het laden en lossen van schepen. 15 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

Wanneer de loswal of ligplaats nabij een bocht is gelegen, waarbij de vrij te houden zichtlijn over de oever valt, moet de beheerder de belangen van de overslagfaciliteiten afwegen tegen het belang van het vrije zicht van de passerende vaart. Dit betekent dat de volgende toeslag op de breedte van de vaarweg vereist is: klasse vaarweg CEMT-klasse I CEMT-klasse II CEMT-klasse III CEMT-klasse IV CEMT-klasse Va en Vb extra breedte 10,0 m 11,5 m 13,0 m 14,5 m 16,5 m Tabel 4: Extra breedte ten behoeve van loswallen en ligplaatsen Het is over het algemeen niet nodig of zinvol ligplaatsen voor koppelverbanden of duwstellen van twee eenheden breed te scheppen. Dergelijke grote eenheden varen continu of gaan op brede wateren ten anker, behoudens wachtplaatsen bij sluizen, maar daar gaat het niet om bij de bepaling van de noodzakelijke vrije ruimte langs de vaarweg. Een grotere extra breedte dan 16,5 m komt derhalve niet voor. Het is niet zinvol langs de gehele vaarweg een strook vrije ruimte voor lokaal aanwezige loswallen, wacht- en en ligplaatsen vrij te houden. Voor pontons en steigers, die in het algemeen gebruikt worden om gedurende korte tijd af te meren, geldt hetzelfde als voor loswallen en ligplaatsen: het aan een ponton of steiger gelegen schip moet zich geheel buiten de vaargeulbegrenzing bevinden, dus buiten de vaarwegbegrenzing. De vereiste maten voor pontons en steigers corresponderen met die voor loswallen en ligplaatsen, die in tabel 4 gegeven zijn. De aanleg van ligplaatsen voor kegelschepen stelt additionele eisen. Artikel 7.07 van het Binnenvaartpolitiereglement schrijft voor, dat de minimale afstand tussen een afgemeerd kegelschip en de openbare weg of nietkegelschepen 10 m bedraagt voor een schip dat één blauwe kegel voert, 50 m bij twee blauwe kegels en 100 m bij drie kegels. De afstand ten opzichte van de bebouwde kom bedraagt 100 m bij één en twee blauwe kegels en 500 m bij drie kegels. 3.11 Genereren van scheepvaartverkeer De aanleg van woonwijken nabij het water met ligplaatsen voor eigen recreatievaartuigen genereert verkeersbewegingen op de aanliggende vaarweg. In hoeverre extra verkeer acceptabel is, moet per geval afgewogen worden. Dit heeft geen consequenties voor de aan te houden vrije ruimte, noch voor de dimensionering van het vaarwater. 16 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

Wilhelminakanaal bij Tilburg, klasse II vaarweg 3.12 Hinder voor en door scheepvaartverkeer De aanleg van ligplaatsen langs de vaarweg voor overnachting of overslag kan de passerende vaart, ook als de ligplaatsen buiten het profiel van vrije ruimte liggen, dwingen tot vaartvermindering om schade door golfslag en zuiging te voorkomen. Snelle vaartuigen wekken boven hun kritische snelheid varend een bijzonder golfpatroon op, dat extra sterk aangrijpt op parallel aan de vaarweg gemeerd liggende schepen. Golfslag en zuiging door retourstroom zijn inherent aan het varen. Bij het opstellen van richtlijnen voor de dimensionering van vaarwegen is rekening gehouden met een zekere golfopwekking en retourstroom. Niettemin moeten activiteiten, die gevoelig zijn voor golven en retourstroom, bij voorkeur niet aan doorgaande vaarwegen gepland worden. Helemaal te vermijden zijn ze niet en dus zijn plaatselijke snelheids-beperkingen ook niet altijd te vermijden. Het aanhouden van een extra vrije (water)strook is niet als zinvol te bestempelen. 3.13 Functieverlies van de vaarweg Het verdwijnen van industrie langs het water heeft tot gevolg, dat de terreinen voor andere doeleinden gebruikt gaan worden. De plaatselijke overheden laten het lokale belang van bijvoorbeeld woningbouw in veel gevallen zwaarder wegen, dan het nationale belang van vervoer over water. De nieuwe bestemming van een haven- of industrieterrein mag het functioneren van de vaarweg als veilige en vlotte transportweg niet in gevaar brengen, noch mogen loswallen gedwongen worden te verdwijnen. Dat betekent, dat de bebouwing in de omgeving van loswallen en dergelijke op dusdanige afstand daarvan moet blijven, dat bewoners er geen hinder van ondervinden (bufferzone). 17 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

4. Synthese In paragraaf 2.4 is gesteld, dat de vrije ruimte nodig is om het functioneren van de vaarweg niet in gevaar te brengen. In hoofdstuk 3 zijn in verband hiermee diverse aspecten belicht. In tabel 5 zijn de aspecten op relevantie voor het functioneren van de vaarweg beoordeeld. par. aspect beoordeling 3.1 onderhoud oeverstrook ruimte nodig voor functioneren vaarweg 3.2 windhinder nieuwe bouwwerken toetsen op het veroorzaken van windhinder 3.3 zichtlijnen ruimte nodig voor functioneren vaarweg; alleen in bochten en bij splitsingen 3.4 radarzicht ruimte nodig voor functioneren vaarweg; alleen in bochten en bij splitsingen 3.5 lichtenlijnen lokaal ruimte nodig, per geval te beschouwen 3.6 hoogspanningsmasten en lokaal ruimte nodig, per geval te beschouwen windmolens 3.7 wegnemen aanvaarrisico ruimte nodig voor functioneren vaarweg 3.8 toegankelijkheid voor ruimte nodig voor functioneren vaarweg; hulpverlening in/aan landzijde van de oeverstrook 3.9 recreatie langs de oever ruimte niet strikt nodig voor functioneren vaarweg, maar aan te bevelen 3.10 overige ruimtebehoefte lokaal ruimte nodig, per geval te beschouwen 3.11 genereren scheepvaart restricties lokaal, per geval te beschouwen 3.12 hinder voor/door scheep- eisen stellen aan het gebruik van de vaarweg vaartverkeer en aangrenzend vaarwater 3.13 functieverlies vaarweg voldoende afstand houden (bufferzone) om geen hinder van vaarweg, loswallen en dergelijke te ondervinden Tabel 5: Beoordeling van de in hoofdstuk 3 genoemde aspecten De genoemde aspecten blijken voor wat betreft de vrije ruimte uiteen te vallen in drie categoriën: lokaal en/of niet nodig om in de vrije ruimte op te nemen, wèl bestuurlijke en/of juridische instrumenten nodig direct nodig voor het functioneren van de vaarweg, dus deel van de benodigde vrije ruimte direct nodig voor het functioneren van de vaarweg, maar alleen in de (binnen)bocht benodigd. 18 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

Figuur 5: Schema bepaling vrije ruimte Met behulp van het schema uit figuur 5 zijn twee tabellen voor de vrije ruimte vast te stellen: voor een recht vaarwegvak c.q. een buitenbocht en voor een binnenbocht. Op het rechte vaarwegvak wordt de vrije ruimte vastgesteld door de grootste afmeting van oeverstrook/recreatie langs de oever/aanvaarrisico op te tellen bij hulpverlening. De strook voor hulpverlening ligt achter de oeverstrook. Voor de binnenbocht is de vrije ruimte de grootste van vrije ruimte voor een het recht vaarwegvak en door de zichtlijn bepaalde afmeting. aspect klasse van de vaarweg I II III IV Va Vb oeverstrook 0 2,0 5,0 10,0 10,0 10,0 recreatie langs oever 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 aanvaarrisico 3,5 3,5 3,5 5,0 5,0 5,0 hulpverlening 5,5 5,5 5,5 5,5 5,5 5,5 vrije ruimte 9,0 9,0 10,0 15,5 15,5 15,5 Tabel 6: Vrije ruimte voor een recht vak en een buitenbocht aspect klasse van de vaarweg I II III IV Va Vb oeverstrook 0 2,0 5,0 10,0 10,0 10,0 recreatie langs oever 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 aanvaarrisico 3,5 3,5 3,5 5,0 5,0 5,0 hulpverlening 5,5 5,5 5,5 5,5 5,5 5,5 zichtlijn/radarzicht 7,0 10,5 20,0 26,5 23,5 22,5 vrije ruimte 9,0 10,5 20,0 26,5 23,5 22,5 Tabel 7: Vrije ruimte voor een binnenbocht 19 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

De windtoeslag geldt langs de hele vaarweg en is in de vaarwegbreedte opgenomen. De bochtverruiming maakt eveneens deel uit van het vaarwegprofiel. Als de toegepaste bochtstraal evenwel kleiner is dan de hier aangenomen straal van 6.L of de bochtverbreding en/of de windtoeslag niet zijn toegepast, wordt de benodigde vrije ruimte in bochten groter dan in tabel 8 aangegeven. De bochtverbreding wordt bij voorkeur in de binnenbocht aangebracht. In sommige gevallen is zulks niet mogelijk en moet een deel van de verbreding in de buitenbocht komen. De vrije ruimte voor de zichtlijn is sterk afhankelijk van de onderlinge verhoudingen van vaarwegbreedte, bochtstraal en scheepslengte. Daardoor is de vrije ruimte voor klasse V vaarwegen ogenschijnlijk kleiner, dan die voor klasse IV vaarwegen. In de kolom voor Z in de annex is te zien dat, gemeten vanuit de as van de vaarweg, de vrije ruimte wèl groter wordt bij een hogere vaarwegklasse. In stedelijke gebieden bestaat de vaarwegbegrenzing nagenoeg altijd uit een damwand of kademuur. In dat geval is met een oeverstrook van maximaal 5 m te volstaan, hoewel dat beperkingen aan de constructie en verankering van de oeverbescherming stelt, en kan de reservering voor recreatie langs de oever vervallen. Voor rechte vaarwegvakken is dan een kleinere vrije ruimte toelaatbaar. In bochten is de zichtlengte dominant en is er geen verschil tussen stedelijke en landelijke gebieden. De becijfering is gebaseerd op de Richtlijnen Vaarwegen. In praktijk zijn niet onaanzienlijke afwijkingen mogelijk. Deze gelden tot en met klasse V. Aanbevolen wordt om voor klasse VI tenminste de maten van klasse V aan te houden, hoewel maatwerk de voorkeur heeft. Deze voorkeur geldt in nog sterkere mate voor vaarwegen met grote zeevaart. Om deze redenen en het gemak in het gebruik van de maten is een zekere afronding te verantwoorden, waardoor de onderstaande aanbeveling ontstaat: situatie klasse van de vaarweg I II III IV V VI recht vaarwegvak 10 10 10 10 10 10 en buitenbocht, stedelijk gebied recht vaarwegvak 10 10 10 15 15 15 en buitenbocht, landelijk gebied binnenbocht 10 10 20 25 25 25 Tabel 8: Aanbevolen maat voor de vrije ruimte 20 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

Men kan zich afvragen, wat de invloed is van (toekomstige) ontwikkelingen zoals verkeersmanagement, elektronische kaart en automatische identificatiesystemen, waardoor schepen op de hoogte zijn van de eigen en andermans positie in de vaarweg. Dit vermindert de noodzaak van vrij radarzicht. Niettemin blijft vrij visueel zicht nodig, omdat maar een deel van de scheepvaart van dergelijke geavanceerde middelen voorzien zal zijn. Derhalve hebben de toekomstige navigatiehulpmiddelen geen invloed op de noodzakelijke vrije ruimte. Een andere, voor de hand liggende vraag zou luiden: wat loopt er mis als de vrije ruimte niet aanwezig is. Uit de voorgaande beschouwingen moge duidelijk zijn, dat veiligheid en vlotheid steeds meer in het gedrang zullen komen als de vaarweg niet optimaal op zijn functie is toegesneden. Gelukkig is de binnenvaart een zeer veilige vervoersmodaliteit en hoeft vermindering van de veiligheid niet direct tot een verwachting van grote aantallen slachtoffers te leiden. Intensiever gebruik van de vaarweg heeft, wanneer de vrije ruimte niet echt vrij is, wel invloed op de doorstroming van het verkeer. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid minder en is just-in-time levering van goederen moeilijker te garanderen, waardoor de vervoersmodaliteit binnenvaart een deel van zijn aantrekkingskracht zal inleveren. 21 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

5. Referenties Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken (Staatscourant nr. 123) Den Haag 2002 TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie: Aspecten en achtergronden voor een bebouwingsvrije zone langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas vanwege transport van gevaarlijke stoffen Apeldoorn 2002 Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer: Richtlijnen Vaarwegen, 2 e druk (in revisie) Rotterdam 1999 Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde: Dimensionering van bochten en nevenaspecten Deelrapport IV van de werkgroep Vaarwegvakken van de Commissie Vaarwegbeheerders Dordrecht 1986 Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde: Rooilijnenen Vaarwegen in 2 delen; onderliggend rapport voor de Richtlijnen Vaarwegen Dordrecht 1986 22 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

6. Annex 6.1 Berekening vrije ruimte De vrije ruimte VR is berekend voor de maatgevende schepen van de verschillende CEMT-klassen, uitgaande van de minimum bochtstraal behorende bij een normaal vaarwegprofiel volgens de Richtlijnen Vaarwegen. Figuur 6: Schema bepaling vrije ruimte Hiervoor gelden de formules: R 2 1 = R 2 N ( ½.L Z ) 2 en: Z = R N - R 1 dus: VR = Z - B - ½. ( B N + W ) 23 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

waarin: VR = de benodigde vrije ruimte in verband met zicht, gemeten loodrecht op en vanaf de vaarwegbegrenzing Z = de benodigde vrije ruimte in verband met zicht, gemeten loodrecht op en vanaf de vaarwegas B N = de breedte van de vaarweg op de waterspiegel bij de maatgevende hoge waterstand volgens het normale vaarwegprofiel van de Richtlijnen Vaarwegen W = de windtoeslag voor de landstreek; aan elke zijde van de vaarweg vindt een verbreding met ½. W plaats; zie nadere uitleg hieronder B = bochtverbreding in verband met drift van het schip; zie nadere uitleg hieronder L Z = de lengte van de zichtlijn, ter lengte van 5 x de lengte van het maatgevende schip, met een maximum van 750 meter L = de lengte van het maatgevende schip volgens de geactualiseerde CEMT-classificatie R N = de bochtstraal, zijnde bij een normaal profiel 6 x de lengte van het maatgevende schip R 1 = de loodrechte afstand van het middelpunt van de bocht tot de zichtlijn Z L ; bij de gegeven verhoudingen van R N en L Z is R 1 = 0,55.L Omdat schepen in bochten driften, dat wil zeggen zich voortbewegen onder een hoek met de as van de vaarweg, nemen ze een grotere breedte in en is een bochtverbreding B nodig. De padbreedte in een bocht is afhankelijk van de bochtstraal, de scheepsklasse en de beladingstoestand. Bij bochten met een straal die groter is dan tien maal de maatgevende scheepslengte is geen breedtetoeslag nodig. klasse vaarweg bochtverbreding windtoeslag landstreek kuststreek CEMT-klasse I 3,0 m 2,0 m 4,0 m CEMT-klasse II 5,0 m 3,0 m 6,0 m CEMT-klasse III 8,5 m 4,0 m 8,0 m CEMT-klasse IV 10,5 m 4,0 m 10,0 m CEMT-klasse Va 11,0 m 5,0 m 11,0 m CEMT-klasse Vb 12,0 m 9,0 m 18,0 m Tabel 9: Bochtverbreding en windtoeslag bij een normaal profiel 24 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

De bochtverbreding heeft, berekend volgens de regels in de Richtlijnen Vaarwegen, een waarde zoals aangegeven in tabel 9. Uitgangspunt is een bocht volgens het normale vaarwegprofiel en een ontmoeting tussen een geladen en een leeg maatgevend schip bij een trapeziumvormig vaarwegprofiel. De bochtverbreding wordt altijd aan de binnenzijde van de bocht aangebracht. Hoge schepen, zoals containerschepen of in ballast varende schepen, zijn gevoelig voor zijwind. Om te voorkomen dat het schip daarbij aan lager wal verdaagt, moet het schip met een opstuurhoek of drifthoek schuin tegen de wind in varen. Hierdoor neemt het breedtebeslag toe, afhankelijk van scheepsvorm, vaarsnelheid en windsnelheid. Als de zijwind constant is, dan is sprake van een constante opstuurhoek, de evenwichts(drift)hoek. De windhinder is verwerkt door een windtoeslag W toe te passen, waarin de lokatie en de oriëntatie van de vaarweg een rol spelen. De Richtlijnen Vaarwegen geven de getallen voor de windtoeslag. Op grond van de hiervoor genoemde formules en getallen leidt de berekening tot de volgende resultaten voor VR : klasse L L Z R N B N W Z B VR I 38,5 190 230 20 2 21 3,0 7,0 II 55 275 330 26 3 30 5,0 10,5 III 85 425 510 33 4 47 8,5 20,0 IV 105 525 630 38 4 58 10,5 26,5 Va 110 550 660 46 5 60 11,0 23,5 Vb 195 750 1170 46 9 62 12,0 22,5 Tabel 10: Berekening van de benodigde vrije ruimte in verband met zicht (maten in m) 25 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte

6.2 Aanvaring molen foto: Provinciale Waterstaat Fryslan van: Vaart Webnieuws GROU 10/1/2004 De vorig jaar gerestaureerde watermolen De Haensmole in Grou is vrijdagavond volledig vernield, nadat er een 85 meter lang binnenvaartschip tegen was gevaren. Dat meldde het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) zaterdag. De lege binnenvaarttanker was op weg van Zwijndrecht naar Delfzijl. Op het Pikmeer wilde het schip het Prinses Margrietkanaal invaren. Door onbekende oorzaak voer de schipper echter tegen de wal. De tanker boorde zich enkele meters in de wal en drukte daardoor De Haensmole kapot. Na onderzoek door de KLPD kon het schip zijn weg vervolgen. De achttiende-eeuwse molen is in 2003 gerestaureerd. De KLPD schat de schade op mogelijk meer dan een miljoen euro. Toelichting: Het molentje is gebouwd is op een kleine uitstulping in de vaarweg. Het lege schip kwam vanuit de richting Lemmer en is aan bakboordzijde van de vaarweg vanaf het Pikmeer in de voor hem verkeerde oever gevaren en heeft daarbij het molentje geraakt. Het schip is daarbij circa 3 m binnen de oorspronkelijke oeverlijn gekomen. Inmiddels is besloten om de molen niet op de huidige lokatie terug te plaatsen. 26 De langs de vaarwegen benodigde vrije ruimte