Door Aloys Bart, pensioenjurist Bescherming van pensioenbelangen bij een pensioenverzekeraar NNet als iedere andere onderneming deelnemers heeft ook een pensioenverzekeraar last van de economische malaise. Het laatste jaar waren pensioenfondsen veelvuldig in het nieuws met betrekking tot het mogelijk afstempelen van opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. Onder afstem pelen wordt in deze context verstaan het korten van opgebouwde aan spraken en/of pensioen uitkeringen van (gewezen) deelnemers en uitkerings gerechtigden. Of dit probleem alleen de pensioenfondsen raakt is de vraag. Verzekeraars hebben ook last van de lage rente. Problemen door vergrijzing ervaren verzekeraars minder; dat wordt veroorzaakt door het feit dat ze niet te maken hebben met een afgeschermde groep Het zijn financieel roerige tijden voor pensioenfondsen en verzekeraars als het gaat om de uitvoering van collectieve pensioenregelingen. Bij een aantal pensioenfondsen zijn opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen per 1 januari 2011 gekort. Is het korten van opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen ook mogelijk wanneer de pensioenregeling direct verzekerd is bij een verzekeraar? Hoe worden de aanspraken en uitkeringen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden gewaarborgd in een situatie dat de verzekeraar financieel in zwaar weer verkeert? en minder werken met leeftijdsolidariteit in de tarieven. Bijstorten door of premievakantie voor werkgevers kwam bij verzekerde regelingen niet of nauwelijks voor. Verzekeraars vallen onder een ander solvabiliteitsregime dan pensioenfondsen. De solvabiliteitseisen voor verzekeraars zijn strenger dan voor pensioenfondsen. Vanaf 2013 zullen die eisen voor verzekeraars onder Solvency II verder worden aangescherpt. Dat kan meer zekerheid met zich meebrengen, maar ook als gevolg hebben dat verzekeraars, net als pensioenfondsen de afgelopen periode, eerder dan nu het geval is niet meer aan de vereiste solvabiliteitsmarges zullen voldoen. 24
Huidige situatie van pensioenfondsen Het solvabiliteitsregime van pensioenfondsen toetst onder andere de dekkingsgraad. Een dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat een pensioenfonds voldoende middelen heeft om aan alle verplichtingen (zowel van lopende uitkeringen als van opgebouwde aanspraken) levenslang maar zonder indexatie te kunnen voldoen. Een gezonde dekkingsgraad bedraagt circa 140%. Eind 2008 stonden veel pensioenfondsen er zo slecht voor dat de dekkingsgraden van deze pensioenfondsen onder de vereiste minimale dekkingsgraad van 105% waren gezakt. Voor 1 april 2009 moesten ruim 340 pensioenfondsen een herstelplan bij De Nederlandsche Bank (DNB) indienen. Bij het opstellen van deze herstelplannen mochten de pensioenfondsen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) rekening houden met een hersteltermijn van vijf jaar ten opzichte van de tot dan toe in de wet opgenomen termijn van drie jaar. 1 Ook met deze verlenging van de hersteltermijn waren sommige pensioenfondsen niet in staat om voor eind 2013 te herstellen. Deze fondsen moesten een kortingsvoornemen in hun herstelplan opnemen. Ze hoefden deze korting pas in april 2012 door te voeren. 2 Wel werd afgesproken het uitstel van het eerste kortingsmoment medio 2010 te evalueren. Van deze fondsen waren er 14 fondsen die zich ook in augustus van het afgelopen jaar nog niet op een haalbaar herstelpad bevonden. DNB heeft de minister van SZW vervolgens geadviseerd om het moment van korten voor deze 14 fondsen niet uit te stellen tot 1 april 2012, maar al op 1 januari 2011 door te voeren. 3 Tenzij deze fondsen DNB ervan konden overtuigen dat hun financiële situatie zodanig verbeterd was dat zij binnen vijf jaar een dekking van hun verplichtingen zouden hebben van minimaal 105%, was korten op 1 januari 2011 de enige optie. Een aantal pensioenfondsen heeft al moeten afstempelen. Een vijftal van de aanvankelijk 14 pensioenfondsen heeft per 1 januari 2011 de aanspraken en uitkeringen van hun (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden gekort. Zij hebben zichzelf en DNB er niet van kunnen overtuigen dat uitstel nog langer gerechtvaardigd was. De kortingen binnen deze vijf fondsen liepen uiteen van minimaal 1,97% tot maximaal 5,9%. Komend jaar zal moeten worden beoordeeld of er naar aanleiding van de dekkingsgraden van ultimo 2010 en ultimo 2011 per 1 april 2012 nog meer pensioenfondsen tot korten moeten overgaan. Financiële problemen bij een verzekeraar Hiervoor is de huidige situatie van pensioenfondsen geschetst, waarbij pensioenfondsen als ultimum remedium aanspraken en uitkeringen kunnen korten om wederom aan de solvabiliteitseisen te voldoen. Een verzekeraar heeft deze mogelijkheid niet. Wat gebeurt er als een verzekeraar in solvabiliteitsproblemen raakt? Pensioenverzekeraars hebben te maken met erg hoge solvabiliteitseisen. Daarnaast kent de branche een opvangregeling waarbij verzekerden extra bescherming genieten bij financiële problemen van de verzekeraar. Doel is te voorkomen dat rechten van polishouders worden verminderd of in het ergste geval de portefeuille wordt geliquideerd. Wanneer is een pensioenverzekeraar nog financieel gezond? Verzekeraars worden niet getoetst op dekkingsgraad maar op solvabiliteitsratio s. Allereerst stelt de Wet op het financieel toezicht (Wft) dat een verzekeraar toereikende technische voorzieningen aanhoudt. Deze voorzieningen dienen als dekking voor de toekomstige verzekeringsverplichtingen >> De solvabiliteitseisen voor verzekeraars zijn strenger dan voor pensioenfondsen 1 Ministeriële regeling van 6 maart 2009, Stcrt. 2009, nr. 45 2 Ministeriële regeling van 25 mei 2009, nr. 96 3 Brief van DNB aan de minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid, 30 juli 2010 25
en moeten volledig door waarden (beleggingen) te worden gedekt. Daarnaast geldt de eis van een extra buffervermogen om tegenvallers op te vangen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de vereiste solvabiliteitsmarge en een kritische grens daarbinnen, het garantiefonds. De Wft stelt tevens eisen aan het aanhouden van het vereiste minimum eigen vermogen. Bij verzekeraars wordt het minimumbedrag aan eigen vermogen uitgedrukt in het minimumbedrag van het garantiefonds. Het garantiefonds is het wettelijk voorgeschreven minimumbedrag in euro's waarover verzekeraars moeten beschikken en verschilt per soort verzekeraar. Voor pensioenverzekeraars (levensverzekeraars) geldt een minimumbedrag van 3,5 mln. Dit minimumbedrag is destijds in het kader van Solvency I aanzienlijk verhoogd ten opzichte van de tot dan toe geldende bedragen. Tevens moet een verzekeraar nog beschikken over financiële middelen waarmee de kosten van de inrichting en het onderhoud van de administratie worden voldaan. Deze dekkingseis komt boven op de eis inzake het minimumbedrag eigen vermogen. aanhouden ten opzichte van de omvang van hun verplichtingen en de aard en grootte van hun bedrijfsrisico s. Het doel hiervan is deze ondernemingen in staat te stellen ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat op te vangen. Aan de relatering van solvabiliteit aan bedrijfsomvang zit ook een schaduwzijde. Hoe hoger (en voorzichtiger) een pensioenverzekeraar zijn voorziening vaststelt, des te hoger wordt ook zijn vereiste solvabiliteitsmarge. Omgekeerd wordt de pensioenverzekeraar die zijn voorzieningen minder ruim vaststelt, beloond met een lagere vereiste solvabiliteitsmarge. Logischerwijs zal men het omgekeerde verwachten. Beoogd wordt dat dit probleem bij de risicogebaseerde benadering van Solvency II zal verdwijnen. De solvabiliteit is voldoende als de aanwezige solvabiliteitsmarge ten minste gelijk is aan de vereiste solvabiliteit. De aanwezige solvabiliteit bedraagt in de praktijk altijd meer dan de vereiste solvabiliteit. De aanwezige solvabiliteit ten opzichte van de vereiste komt tot uitdrukking in de zogenoemde solvabiliteitsratio, die dus altijd meer dan 100% moet bedragen. Bij een solvabiliteitsratio van meer dan 100% is deze verzekeraar nog financieel gezond. Bij een solvabiliteitsratio van meer dan 100% is de verzekeraar nog financieel gezond Het bedrag van het garantiefonds bedraagt eenderde van de solvabiliteitsmarge. Zoals hierboven al is opgemerkt, is de solvabiliteitsmarge een buffervermogen dat erop is gericht om bepaalde schokken, zoals tegenvallers in de beleggingssfeer of een verslechtering van de conjunctuur, zonder grote problemen te kunnen opvangen. Het gaat te ver om in dit artikel de vaststelling van de solvabiliteitsmarge te behandelen. Belangrijk om te weten is dat de verplichting om voldoende solvabel te zijn erop gericht is dat verzekeraars voldoende vermogen Grafisch ziet dit er als volgt uit: Garantiefonds } Technische voorzieningen } Solvabiliteitsmarge / Vereiste solvabiliteit Aanwezige solvabiliteit Minimumbedrag ( 3,5 miljoen) van het garantiefonds 26
De rechten van polishouders worden bij toepassing van de opvangregeling niet gekort Wanneer verkeert een verzekeraar in zwaar weer? Zoals is aangegeven is een verzekeraar nog financieel gezond als de solvabiliteitsratio meer dan 100% bedraagt. Wat gebeurt er echter als de verzekeraar onder deze 100% zakt of dreigt te zakken? De solvabiliteitsratio fungeert, evenals het garantiefonds, als indicator van de financiële situatie van de verzekeraar en is maatgevend voor de door de toezicht houder te treffen maatregel. Zolang een verzekeraar nog solvabel is (solvabiliteitsratio van 100% of meer), kan de toezichthouder ten hoogste een herstelplan verlangen als hij het vermoeden heeft dat de belangen van polishouders in het gedrang komen. Zakt de aanwezige solvabiliteit van een verzekeraar beneden de voor hem vereiste solvabiliteitsmarge, dan legt DNB hem een saneringsplan op, maar zakt de aanwezige solvabiliteit beneden het garantiefonds (eenderde van de vereiste solvabiliteitsmarge), dan legt DNB hem een financieringsplan op. Het verschil met het saneringsplan is dat de termijn, waarbinnen de solvabiliteitsmarge weer op de vereiste omvang moet worden gebracht, in het financieringsplan wordt verkort. Daarnaast kan DNB de verzekeraar de vrije beschikking over de activa beperken. Deze maatregel kan DNB nemen als een verzekeraar niet voldoet aan de wettelijke vereisten met betrekking tot de toereikendheid van de technische voorzieningen, en in bepaalde omstandigheden ook met betrekking tot de solvabiliteitsmarge. Aanvullend kan DNB besluiten om de opvangregeling in het leven te roepen. De opvangregeling bestaat alleen voor levensverzekeraars en is bedoeld als laatste redmiddel van de portefeuille van een levensverzekeraar die niet op eigen kracht weer solvabel kan worden. Het dient ter voorkoming van de ultieme maatregel, namelijk het aanvragen van de noodregeling ter voorkoming van faillissement. Hieronder ga ik op de laatste situaties in. Wanneer komt de opvangregeling aan de orde? Deze regeling beoogt een goede continuïteit van de verzekeringsporte feuille van de verzekeraar. En als het dan toch nog mis gaat, dan grijpt vervolgens DNB in door de polissen van de noodlijdende verzekeraar onder te brengen bij een wel solvabele verzekeringsmaatschappij. De opvangregeling wordt door DNB in werking gesteld als: - De solvabiliteitsmarge niet meer voldoet aan het wettelijk vereist minimumbedrag. - DNB niet instemt met het financieringsplan dat door de verzekeraar is opgesteld. - De portefeuille van de levensverzekeraar nog een overlevingskans heeft. Wanneer de verzekeraar nog wel voldoet aan de eerste twee voorwaarden, maar de portefeuille blijkt niet meer levensvatbaar, dan kan toepassing van de opvangregeling achterwege blijven en kan direct worden overgegaan op de noodregeling. De opvangregeling voor levensverzekeraars dient niet verward te worden met de depositogarantieregeling van banken. Deze laatste regeling voorziet in een noodfonds voor gedupeerde rekeninghouders. De opvanginstelling voorziet in een opvanginstelling, zijnde een naamloze vennootschap met zetel in Nederland die uitsluitend tot doel heeft in opdracht van DNB een in problemen verkerende levensverzekeraar op te vangen door herverzekering of overname van de portefeuille van de levensverzekeraar. Voor elke in problemen >> 27
Als de nood - regeling van toepassing is, kunnen pensioenaanspraken en -uitkeringen van verzekerden afgestempeld worden komende levensverzekeraar wordt een aparte opvang-n.v. opgericht. Wanneer DNB wil overgaan tot overdracht van de portefeuille aan de opvanginstelling dient vooraf een machtiging te worden afgegeven door de rechtbank. Het einde van de toepassing van de opvangregeling is afhankelijk van de getroffen maatregelen. In geval van verplichte herverzekering eindigt de opvangregeling zodra de verplichte herverzekering niet meer nodig is en de met de opvang gepaard gaande kosten zijn terugbetaald. In geval van verplichte portefeuilleoverdracht eindigt de opvangregeling als de portefeuille is verkocht of, als dat niet mogelijk is, de aandelen van de opvanginstelling zijn verkocht en de opvanginstelling een gewone levensverzekeraar is geworden. Ten slotte eindigt de opvangregeling ook als het met de opvangregeling beoogde doel niet meer kan worden bereikt of dat blijkt dat de kosten niet meer kunnen worden terugbetaald. De rechten van de polishouders worden bij toepassing van de opvangregeling niet gekort. Wanneer komt de noodregeling aan de orde? De noodregeling kan door DNB in werking worden gesteld als het solvabiliteitsprobleem van een verzekeraar dusdanig van aard is dat in het belang van de gezamenlijke schuldeisers (waaronder polishouders) een bijzondere voorziening nood zakelijk is. Met deze cryptische omschrijving wordt bedoeld dat de betreffende verzekeraar (hoewel hij nog wel aan zijn opeisbare vorderingen kan voldoen) naar alle waarschijnlijkheid op den duur niet meer aan zijn (verzekerings) verplichtingen kan voldoen. DNB dient in dat geval een verzoek in bij de rechtbank tot toepassing van de noodregeling. Bij toewijzing benoemt de rechtbank een of meerdere bewindvoerders. De bewindvoerders behartigen de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en oefenen met uitsluiting van de bestuurders en commissarissen alle voorheen aan het bestuur en de commissarissen toekomende bevoegdheden uit. Eveneens kunnen de bewindvoerders besluiten nemen die onder normale omstandigheden toekomen aan de aandeelhouders van de verzekeraar. Doel van de noodregeling is primair het geheel of gedeeltelijk veiligstellen van de portefeuille door middel van overdracht van (een deel) van de portefeuille aan een solide verzekeraar (sanering van de portefeuille), al dan niet met toepassing van een korting op de rechten van de polishouders. Als de noodregeling van toepassing is, kunnen pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen van verzekerden afgestempeld worden. Een solide verzekeraar zal niet bereid zijn om een portefeuille over te nemen als de activa die tegenover de verplichtingen staan onvoldoende zijn. De verplichtingen ofwel de rechten van de polishouders worden dan ook aangepast aan de voorhanden zijnde activa. De rechtbank verstrekt hiertoe machtigingen aan de bewindvoerders. Lukt sanering niet, dan zullen de bewindvoerders bevoegd zijn om tot liquidatie van de portefeuille over te gaan. Als op dat moment blijkt dat er sprake is van een negatief eigen vermogen van de verzekeraar, dan vervalt de bevoegdheid van de bewindvoerders om in het kader van de liquidatie tot vereffening van het vermogen over te gaan. Is er bij liquidatie sprake van een negatief eigen vermogen van de verzekeraar, dan zal de situatie dus uitmonden in een faillissement. 28
Wat als de verzekeraar dan toch failliet gaat? De kans dat een verzekeraar failliet gaat is gezien het bovenstaande vrij klein. Uitgesloten is het echter niet. Als de verzekeraar dan toch failliet gaat, valt het gehele vermogen van de verzeke raar onder het faillissement. De verzekeringsportefeuille inclusief! De curator zal proberen om de verzekeringsportefeuille te verkopen aan een andere verzekeraar om daarmee de schuldeisers te betalen. Bij de overdracht van de levensverzekeringsportefeuille draagt de curator naast de verzekeringsverplichtingen ook de daar tegenoverstaande activa over. Waarschijnlijk zijn de activa niet voldoende om alle over te nemen verzekeringsverplichtingen te dekken, waardoor de overnemende verzekeraar de porte- feuille slechts zal willen voortzetten onder korting van de rechten van de polishouders. Wanneer de verzekeraar failliet gaat en de betreffende verzekeringen niet zijn overgedragen of verkocht, dan valt de waarde van een verzekeringsportefeuille in de failliete boedel. Dat geldt ook voor pensioenverzekeringen, maar de Faillissementswet bepaalt onder andere dat de waarde van de pensioenen niet zonder meer kan worden afgekocht of beleend. Daarnaast bestaat bij faillissement een rangorde van schuldeisers. De vordering die de schuldeiser heeft op de schuldenaar, bepaalt de plek in de rangorde. Op basis van deze rangorde hebben de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden voorrang op andere schuldeisers. <<