IS PETRUS DORLANDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLItrC?



Vergelijkbare documenten
Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend


Die coninc vraecht: Hoe comt dat men wint gevoelt ende niene sien en mach?

Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend

hertaling Albert Verwey (soms iets herschikt) [of een eigen variante] Hadewijch s 7e visioen

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6]

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

Wat die mensche es, ende vander bitterheyt der hellen, ende vander zuetecheyt des hemelrijcs. Cap. 43.

tekst: Mariken van Nieumeghen fragment: Hoe Emmeken haer sondich leven een luttel beclaecht

3,2. Boekverslag door P woorden 25 juni keer beoordeeld. Toneelstuk, Middeleeuws verhaal Eerste uitgave 1500 Nederlands.

Fragment III. UniversiteitsBibliotheekAmsterdam, Fragment I A 24-c. Een fragment van Die Rose van Heinric bestaande uit twee hele stroken.

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Doel van Bijbelstudie

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Lezen : 2 Korintiërs 5 : Tekst : 2 Korintiërs 5 : 20 en 21. Psalm 19 : 3 en 4 Gezang 118 : 1 en 3 Gezang 89 : 1 en 3 Gezang 165 Gezang 145

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

21 februari 2016 ONLINE MET GOD. Voorganger: Ds.H.Bondt Begeleiding: Entheos / Els Cornelisse

Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden.

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Pelgrimagie der menscherliker natueren

Nederlandse literatuur op postzegels (5)

PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

MENORAH BEELD VAN DE ZEVENVOUDIGE GEEST VAN GOD EXODUS 37 EXODUS 37:17-22

Vragen over het Koninkrijk van God

De gelijkenis van de verloren zoon.

Die legende des heileghen bisscops Sinte Nyclaes

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

(Deel van) Zijn Lichaam

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

De Bijbel open (22-06)

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

Vanden sacramente van Aemsterdam.

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Prins (Vriezenveen)

6 september uur René Barkema. toewijden aan God. - stilte. - votum + vredegroet. - GK Gezang 164 (canon) luisteren naar God.

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

1. De God van Jakob. Lezen: Psalm 146

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Een nieuw lied op de zeven hooftzonden: en op ieder zonden haar exempel, zeer stigtig voor de

Ende hoer hier al dat hercomen Over de oogmerken en functies van de proloog

Orde voor de voortzetting van het heilig Avondmaal

Niclaes Peeters. Editie J.G.R. Acquoy

De zegen uit Numeri 6. Deze zegen-formule is kunstig opgebouwd: zij bestaat uit 15 Hebreeuwse woorden.

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Het sacrament van. De ziekenzalving. Sacramenten

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (3)

Samen Bijbellezen Lukas 10:25-37

I. Het ontbreekt mij aan niets? Psalm 23 is een geliefde psalm van David. Hij is kort en krachtig. De eerste vers begint sterk:

Namen van God en van Christus in de eerste brief aan Timoteüs

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. I. Pauw (Eindhoven)

38 : Psalm 84: 1a Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot, O HEER, der legerscharen God, Zijn mij Uw huis en tempelzangen! Hoe branden mijn genegenheên,

Esmoreit. editie P. Leendertz Jr.

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. M.J. Schuurman (Oldebroek)

Gehele lied 2x zingen 1. We zijn hier bij elkaar om de Koning te ontmoeten. We zijn hier bij elkaar om te eren onze Heer.

provincies: de vorstin onder de landschappen. En nu in het heden door de inname van Babyloniërs: Is zij onderworpen aan herendienst.

J. van Mierlo Jr., S. J. Strophische Gedichten

Openluchtdienst! speelruimte om te leven!

Liturgie van de samenkomst. Gerrit Knol

Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik

De Bijbel zegt JHWH, de Vader, is de enige God!

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Pentekostarion. Heer ik roep... zes stichieren, elk stichier wordt herhaald De semantron klinkt vroeger vanwege de knielgebeden.

24 mei 2015, uur, Amersfoort-West(+Oost) Pinkstermiddag

Heilige Mis ter gelegenheid van de Eerste Heilige Communie in de St.Lambertuskerk te Swalmen

Philadelphiadienst Zondag 8 november 2015 Dorpskerk Bodegraven Aanvang: uur

Valentijn ende Oursson,

Eucharistieviering van 15 augustus 2013 Maria Tenhemelopneming

Hieronder wordt eerst de orde des heils volgens het calvinisme weergeven en daarna de traditioneel evangelische.

PG-Sexbierum-Pietersbierum, zondag 15 mei 2014, ds. A.J.Wouda, Wit 6 e van Pasen 1 Petrus 3:14-22 doopdienst Ilse Froukje

Zondag 47. Zondag 47 gaat over de eerste bede : Uw Naam worde geheiligd. Lees de tekst van Zondag 47. Vraag 122 : Welke is de eerste bede?

Ps.103:1,2, 17 en 18 Houten 23 november 2008

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

DE WIJZE KONING SALOMO

Mag ik jou een vraag stellen?

3,4. Boekverslag door A woorden 20 december keer beoordeeld. Middeleeuws verhaal Eerste uitgave 1400 Nederlands

PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

Bijbel voor Kinderen presenteert DE WIJZE KONING SALOMO

De oudste preken in het Nederlands

Relatie <> Religie. Beste Galsem,

Inhoud. Literatuurlijst 112

œ œ œ œ W ( & # # c Œ & # # j j œ œ j œ œ œ & # # W W J j œ W j œ & # # W Ps. 22 (21), komt V.: Wan-neer de komt, A.

Het is duidelijk, dat in dit papier de vraag behandeld moet worden, of die teksten spreken over echte christenen die dan weer afvallen.

1. Wat is vervuld worden met de Geest? 2. Wat is het verschil tussen een christen die wel met de Geest vervuld is en een christen die niet met de

Vraag: Wat kun jij leren voor jouw gebed uit de structuur van het volmaakte gebed?

750 jaar Nederlandse Bijbelvertalingen. Van het Luikse Leven van Jezus tot de Bijbel in Gewone Taal. Hofrustkapel, 30 april 2017

PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

Bijbel voor Kinderen presenteert PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

Het sacrament van. Het vormsel. Sacramenten

Het sacrament van. Het vormsel. Sacramenten

Pas op voor eenrichtingsverkeer bij evangelisatie

BIJBELSTUDIE Hoe versterk ik mijn relatie met God. Door het jongerenbestuur van de Moeder Godskerk

Bijlage I: Parafrase en analyse van relevante passages uit boek VI van Van den proprieteyten der dinghen (VDPDD)

Inleiding Christendom

Toon mijn liefde, aan de ander dien de ander, zo heb Ik ook jou liefgehad. Heb elkaar lief, wat er ook gebeurt, de ander, zo heb ik ook jou

Is Jezus God? De namen van God de Vader en God de Zoon

Wijkgemeente Ichthus Noordwijk. Doe dit. LEER HEM KENNEN 19 bewaarexemplaar. Ds. F. van Roest zondag 23november

Transcriptie:

rs PETRUS DORLÀNDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLIIC? 409 IS PETRUS DORLANDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLItrC? I. DE'THEOLOGIE'VAN DE ELCKERLIIC De hypothese dat de Elckerlijc geschreven zou zijn door de kartuizer Petrus Dorlandus $a54-1507) heeft men vooral staande gehouden door,de opvatting te verdedigen, dat de Elckerlilc beslist door een groot theoloog geschreven moet zijn. Voor die opvatting heeft men de volgende argumenten naar voren gebracht : l. Àls we de figuur van Kennisse opvatten als de personifiëring van kennis uan zonden, berouw, dan vinden we in de Elckerliyc de tot in bi;zonderheden juiste symbolische voorstelling van het sacrament van de biecht, bestaande uit contricio (berouw), confessio (biecht) en satisfactio (penitencie). En, zo is de gedachtengang, dat kan alleen het werk zijn van een groot theoloog, stellig van een geestelijkel. 2. De voorstelling van Tgoet in de Elckerlilc wijst op een theologisch onderlegd auteur : die voorstelling is immers, dat het goed door God aan de mens geleend wordt en dat daardoor niet de grote hoeveelheid van het aardse goed een beletsel is voor het eeuwig heil, maar het verkeerde gebruik eryan2. 3. Na het verschijnen van Duecht en Kennisse wordt de Elcker- 1 F. À. \Mood, Elckerlijc-Euergma.n: the Question of Prioritg, ín: Modern Philology 8 (1910-1911), brz. 279 e.v. Mer instemming aangehaald door J. W. Muller, Over Elclcerlíjc, Textccitische en exegetische aanteekeningen, VMÀ 1935, blz.283 e.v. z l. van Mierlo, De dichter uan Elckertiic, YIy'rA 1940, blz, 227 e.v. id., Anthonís de Roouere de díchter van Elckerlijc? yma 1913, blz- 251 e.vid., De príotiteít uan Elckerlíjc tegenover Evergman gehandhaafd, AntwerpeÍr 1948, blz. 90 e.v. id., Pettus Diesthemíus, met een nota ouer c. crul en de spelen van Gent, 1539, VIMA 1952, blz. 267 e.v. id., De Heer dr.l.l. Mak ende Elckeilijc-Etergman, in: Uit de critische school, Gent 2.j., blz. 22 e.v. id., Bij de laatste uítgaven uan Elckeilrlc, VMA 1956, blz.9l e.v., vooral blz. ll7-119. lijc een echte gedramatiseerde Ars Moriendi, door een priester geschreven kan ziin'3 zoals die alleen 4.De lofspraak op de priester en de verheerlijking van de kerk bi; monde van vtjf werd door een Priester*. sinnen wiizen erop, dat het spel geschreven 5. Elckerlijc roept de figuren Wíjsheyt, Cracht, Scoonheyt en Viif Sinnenbii zich op aanraden van Duecht, nadat hil tot inkeer gekomen is. Daaruit bliikt, d,at hil op d.e hoogte was van de leer áat de natuurlijke eigenschappen in de bekeerde mens bovennatuurlijk kunnen werken; en een dergelijke kennis kan men alleen bil een theoloog veronderstellen. s Hoe weinig overtuigend deze argumenten zijn, moge blijken uit het volgende: ad 1. Afgezien van de vraag of de figuur van Kennisse de betekenis moet worden toegekend van kennis uan zonden, berouw,6 is dit argument op zichzelf niet toereikend, want ook bi; leken was deze voorstelling van het s'acrament bekend, getuige het volgende Íragment uit Dit is een expositíe uanden uíere uingheren ende uanden dunte' a J. van Mierlo, a."v. a ]. van Mierlo, a.w. Th. Ausem s, Elckeiliic's.auteur, Dr. L. Reypens-Album, studien en Tekstuitgaven van Ons Gelstelijk Erf door het Ruusbroec-Genootschap te Ànt- *"rp"n, deel XVI, Antwerpen 1964, blz' 37 e'v', vooral blz' 49'56' T. Ausems, Elckertiic's premíère, ons Geesielijk Erf 38 (1964),b12.393 e.v. 5. ). van Mierlo, a.w. 6 Door. van Mierlo wordt deze figuur verklaard als,,het zecelijk bewustzijn van mensen verhoudingen tot God en zljn wet' dat de mens in al 's zijn gedragingen voorlichten en leiden moet". (in: De príoriteít uan de Elcker' Ific iegerouer Evergman gehandhaafd' blz' 61), terwijl G' Knuvelder haar omschrijft als,,de uit het geloof voorlichtende, bovennatuurlijke wijsheid, die de mens tot inkeer brengt, tot kennis van zichzelf namelijk en van zijn ellendige toestand, o,m hem verder te leiden op de weg van bekering en het christelilk leven". (int Handboek tot d.e Geschíedenis der Nedetlandse Letterlcunde' 's-hertogenbo'sch le deel, 2" druk, 1957, blz' 288)' z Van de sproo/cspre/cer Augustijnken van Dordt, vermeld tussen 1358 en 1370; uitgegeven door Ph. Blommaert, oud-vlaemsche Gedichten der xll', XIIIe en XIV eeuvoen, Gent 1838-1858, deel III'

410 R. VOS vs. 3,7-34 : Àls men die sonden wederstaet Soe es die dume die íerste graet; Want hi heit Contricio; In dietschen heet men Berouwen alsoe_ vs. 57-59 : Àls men heeft den graet ontfaen, Soe wilmen toten anderen gaen, Die hiet bi namen Conïessío; vs. 113-116: Die derde heet Satisfactio; Penitencie dat maect ons vro; Want si es een middelare Tusschen Gode ende den sondare. Evenzo in : Het Boec uander Wraken, III, vs. 1620-16308 Àlse die mensche rouwe ontfaet, Ende hi dan te biechten gaet, Es gheabsolveert, sijts gewes, Eer hi ten priester comen es; Want Gods goedertierenhede Vergheeft Omdat hem die sonden sonder bede, hi sijn sonden kint, Ende rouwe daer af ghewint. Mar nochtan, sonder waen. Moet men ten priester gaen, E;nde penitencie daer af ontfaen; ad2. De voorstelling van het aardse goed, door God aan de mens verleend en op zichzelf. niet verkeerd maar wel door het onjuiste gebruik, vinden we ook bi, leken. Als voorbeelden kunnen de volgende fragmenten dienen, M eliboeus, vs. 2950-2960, Rijchegt es in haer seluen goet, Ende díe gheeft God, des sijt woet, Den goeden mensche, om dat hise Bekeren sal in goeder wise, Beyde in dogheden ende in eren, te love ons Heren- Ende sonderlinghe ï:1:, ï:":ï:í.;ff:'ilj *".' Want sine ghiereghe herte fel 8 Van de schepenklerklan van Boend.ale, dle leefde van omstreeks 1280 tot ongeveer 1350; uitgegeven door F. A. snellaert, Nederrandsche Gedichten uit de ueertiende eeuw uan f an van Boendare, Heín van Aken en anderen, n,tat hef Oxfordsch HandschrifÍ, Brussel 1869. e Eveneens van Jan van Boendale, uitgave F. A. Snellaert, a.w. IS PETRUS DORLANDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLIJC? 411 Ende laetse hem niet bekeren wel; Want hi wilt daer recht met breken, Dezelfde gedachte treffen we ook aan in een gedicht van Willem van Hildegaersberch : Vanden testamentto Want God die mint salich leven Ende heeft seluer oerlof gegeven Riic te toesen alden sínen, Díe daer gerechteliic om Pinen; Mer die daer andersins toe gaen Ende willen plucken ende vaen, Sulc mit list, sulc mit macht, Sulc mit wil, sulc mit cracht, Ende elckerlijc doet sijn best, Recht als die vogel draecht ten nest, Om voele te plucken, om voel te rapen, Die mogen wel onsachte slapen, 'Wisten si tloen dat hem sal boeren, Als die doot tot allen doren Comen is om dlilf te Panden. ad 3. Na het verschijnen van Duecht en Kennísse gebeurt er in de Elckerlijc het volgende : Elckerlijc gaat biechten' penitencie doen, bidden; hij ontvangt tcleet uan berouwenissen, gaat ziin testament maken (in caritafe ende in rechtet oetmoede' vs' 668 ) en gaat tenslotte, vlak voor zijn sterven, naar de priester om de sacramenten te ontvangen. Al deze elementen vinden we ook bil Willem van Hildegaersberch, vgl. : Van drien figurentt (het volgende wordt gezegd van 'die in hoeft zonden ligghen') : Wat si vasten, wat si lesen, Tis te mael in hem verloren; Want Gàd wilre niet off horen "t Voer der tijt, suldi verstaen, ro Van de sprooksprelrer Willem van Hildegaersberch, die leefde van vóór 1350 tot omstreeks 1408; geciteerd naar de uitgave van W. Bisschop en E' Verwijs, Gedíchten van Wíllem van HíIdegaersberch, 's-gravenhage 1870' nr. I. vs. 39-53. 11 a.w. XX, vs. 132-143-

412 R. VOS en rn: en ook in: We lezen in : Dat sy te biechte sijn ghegaen, Ende hebben ontfangh en penítencie. Ende mit goeder consciencie Hebben berou vanden sonden, Ende uoer den priester sijn ont*onden: Dan alre eerst soe macht hem comen Iet te baten ofte vromen Tenslotte in dit verband nog werk van Augustijnken van D,at sy doen ende dat sy deden. Vanden lichtel2 Siln ons hier die zonden leet, Wg moeten beteringhe doen, Dat is een slot van elker zoen, Die men maect hi,er int leven, Sel die misdaet sijn vergheven. Sel ons God vergheven dan, Daer moet betalinghe wesen an, a! goede betaling mit conscienci. Aelmis, beding ende penitenu, De wasschen hier di,e sonden ave, Hi en geert schat noch ander have. Van den uroítwen die hoer kulcen wachtenrs Wye dat inden lesten stonden Recht berou Ende voert Den Singhen, crijcht van sijn sonden, sijn sonden meent te laten. comt alle dinc te baten, Lesen, testament; lans Teesteye, vs. 508-51514 Ende alst den volke so staet Dat te sinen inde wert gaet Ende hem dunct dat sal sterven, So gheedt vaste werven Om biechten ende o,rn tsakerment, Ende ordineert sijn testament, Ende Wel sceedt van desen ertrike ende salichlike. een citaat uit het reeds genoemde Dordt": 12 a.w. CIV, vs. 158,168. 13 a.w. XIII, vs. l3t-141. ra Eveneens van Jan van Boendale, uitgave F. À. Snellaert, a.w. 15 a.w. Dt es een expositie vanden viere vingheren ende vanden dume, vs. 795-212. IS PETRUS DORLANDUS DE ÀUTEUR VÀN DE ELCKERLTJC? 4r3 O manne' kindere ende wive, Denct omme die dume ende hebt berouwen' Ierst met anxte aen te scouwen Hoe swaer dat es der hellen Pijn; Dan hebt berou van minnen fijn, Ende bli;ft in hope vast ghestade, Doet Met biechfe met voerdachticheit, waerheide ende ontfarmicheit. Doet penitencíe sonderlinghen, Aelmoesenen, vasten' bedinghen; Hebt caritas in uwen sinnen, 'Met Gode in den hoechster minnen. Mint dinen evenkersten ghelijc di, Laet dine sculdare vri. Hebt oefmoet, bliift onderdaen Die boven di hebben macht ontfaen Sonderlingen inder Heiligher Kerken; 't Dat sal God in hoechste merken; ad 4. De lof van de priester en de verheerliiking van de kerk vinden v/e bii an van Boendale in ongeveer dezelfde bewoordingen als in de Elckerlijck. Vgl. ziin {;n í::::íí," o,,,,, sonderringhe Van state van levene.ij. dinghe: ""[:ï"i: ::ïnï' :L$ï*:J Priesterschap Prijst men om tgone Dat Cristus, die Gods Sone, Dierste priester was bekent Die ye maecte sacrament, Ende dat alle priesferc voert Van hem houden die uíif woert, Ende om dat sí maken volcomelike Den líchame Gods uan hemeltike,,?:,;::\i,:',í!iiï' a g h ed oem' Die hen ghemaect heeft ende ontmaken sal' ",,,"",, Ende om dat die ptiester vergheeft Die sonden, dit siln.iij. saken waer bi Dat priesterscap gheprijst si; En op een andere plaats in hetzelfde werk lezen we : 16 a.w. vs. 2214-2231. Dat hoechste dinc dat enech cs

414 R. VOS IS PETRUS DORLANDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLIJC 7. 415 Dats priesterscap, síjts gewes; Want priestets in waerre saken Den ghenen moghen maken Die hen selven ghemaect heeft, Ende daer toe algader dat leêít. Des Onse Vrouwe no dingle fijn En gheen mechtich en sijn, Dat vermach die priester allene Met dinghen harde clene. Dat es met woerden vive. 1? ook in een ander werk van lan van Boendare treffen v.e een fragment aan dat grote overeenkomst vertoont met de Elckerlijc: Der Leleen Spíeghel, III, cap. 4, vs'. 2T_27 Ghi sult u altoos daer toe keren, Dat ghí papen ende clercken sult eren Ende algader also voorr Datter kerk,en toe behoort : Daer of so hebdi groten loon. 18 Dezelf.de gedachten treffen we ook aan bi, willem van Hildegaersberch : Vanden zekeren hopers Voert sullen wy gheloven meer De heilighe kerc ende al hoer leer, Daer sy om nutscap sijn ghesticht Ende tonser salicheit gheschicht; Want al die seuen sacrament Worden ons al daer bekenf, Die díe zielen moghen urgen, Het feit dat in de Elckerlijc de lofspraak op de priester en het sacrament wordt uitgesproken door víif sinnen, behoeft evenmin op een schrijver met grote theorogische kennis te wijzen. DatzelÍde verband tussen de vijf zintuigen en het sacrament vind,en we ook bij W. van Hildegaersberch, Vanden XL daghenro De bose, ende wil den mensche becoren. Op dat hi sel in sonden smoren az a.w. vs. 3802,3811. rs Uiqegeven door M. de Vries, Leiden 1g44. 1e a.w. LXXIX, vs.26l-267. 20 a.w. XCVIII, vs. 9-29. Ende níet te sactamente gaen. Mit vilf punten seldi verstaen, Soe heeft hi smenschen zinne beladen, Dat sí tsacrament uersmaden' Wge enich uanden vioen let. Die oghen heeft hi eerst beset, Soe wert díe mensch inf herte blínt; Díe oren en horen niet en twint, Daet ís een ander scot uoet ghescoten. Noese ende mont heeft hí ghesloten' Soe datse en ruken noch en smaken, Mit tween puírten, diemen mach laken Mit recht, want si die ziel bezwaren, Àls ic u namaels wil verclaren. Tvíitte punt heef.t oec verdoeft Tvoelen ende uanden mensch gheroeft, Soe dat siis niet te recht en bruken, Hoe God siin zgde liet opluken Om onse wil al hier te voren. ad 5. Of de dichter van de Elckerlijc de leer dat de natuurliike gaven na 's mensen bekering bovennatuurlijk kunnen werken, nauwkeurig voor ogen stond, is uit het toneelstuk zelf niet op te maken. Wel blilkt uit de gekozen plaats van optreden, dat hil de figuren Wijshegt, Cracht, Scoonheyt en Viif Sinnen in zeker opzicht positief waardeerde. Maar die positieve waardering vinden we ook bi1 Willem van Hildegaersberch, bijv. in Vanden wijnuaetzt Hierin noemt hil onder: i;':::.f ::'"'ï.:""':"j;.ïff Scamelhede, Milthede, Wiisheit, Stadicheit, Scoenheit, Ghelatenheit, Reinicheit Vrolicheit en Oetmoet. En vgl. voor de waardering van Viif Sínnen ziin gedicht Beide zíen entaer toe horen Te helpe yeghen dat becoren Van 21 a.w. XXXVII. 22 a.:w. CII, vs. 72-85. Lucif,er, den helschen draken;

R. VOS Beide ruken ende smaken Ende uoelen, dat is waer. Die schult is ons al openbaer : moghen!v"" wy anders gheven ticht? Onse uff sinnen sijn verlicht Overmits den heilighen gheest, De ons ghebrocht heeft sulc volleest, Dat elc mensche te voren weet Wanneer hi doet dat Gode is leet, Of totten zonden is gheneghen. uit het bovenstaande briikt, dat ate erementen op grond van waar- men de Elckerrijc aan een groot theoroog heeft toegeschreven, ook voorkomen in_het werk u.,:n lu, uu, Bi"rdate (een schepenklerk), Augustíjnken uan Dord.t (een vorkssprookspreker) wíllem en van Hírd,egaersberch (een vorkssprookspreker), aile werkzaam drie in de 14" eeuw! De redenering : De Elckerriyc werd. in Diest geschreven door een groot theoloog; in die ti,d was Petrus Do.Lnd,.rs de enige grote theoloog in Diest; petrus Dorrandus heeft dus de Erckerrijc geschreven, is onhoudbaar, daar ailerminst bewezen is, dat de Elckerlijc geschreven werd door een groot theoroog en aangezien het allerminst vasts taat, d,at de Elckerri;c geschreven werd in de tild van Petrus Dorlandus. rr. DE ELCKERLTIC EN DE VroLA ANrME VÀN PETRUS DORLANDUS. Behalve argumenten uit de 'theorogie' van de Erckerrijc, meende Th' Àusems nog andere argumenten te kunnen aanvoeren voor het-auteurschap van petrus borrandus23. Bij vergerijking van de Elckerlijc met de viora Anímae van petrus DorrJndus2a vier hem het volgende op: a' De lofspraak op de priester begint in de Elckerrijc met de maatschappelijke ladder keyser, conínc, hertoghe, graue2s.in de 24 a.w. Elckerlijc's auteur. I e druk in le99 te Keulen. vs. 682-684: Ten is keyser, coninc, her.toghs o,f grave, Die van god he,bben alsulcken gave, Àls die minste priester doet alleene. IS PETRUS DORLANDUS DE ÀUTEUR VÀN DE ELCKERLIIC? 417 Viola Animae eindigt het tweede hoofdstukje over het priesterschap met dezelfde reeks in omgekeerde volgorde: comítes, d,uces, reges, írnperatorem, En dat, terwi jl deze maatschappelijke ladder elders alleen bi; de dod,endans gebruikt wordt. b. De titel van het eerste hoofdstukje over het priesterschap in de Viola Animae:,,Sextum sacramentum est ordo per quod character imprimitur spiritualis potestatis sacramenta salutis ministrandi " beantwoordt aan de eerste passage van vtif stof : Van alden sacramenten reene Draecht Tot hi den slotel, al doer bereyt des menschen salicheyt,zo Sinnen over dezelfd.e c. De titel van het tweede hoofdstukje over het priesterschap luidt in de viola Animae:,,Quod sacramentum ordinis principaliter respicit et ordinatur ad sacramentum eucharistie". Hieraan beantwoordt in de Elckerlijc : Want elc priester kan maken claer Met vijf woerden opten outaer Inder missen, des zijt vroet, Gods lichaem, warachtich d. Ook de verzen 7ll-712 van de Elckerlijc: vleesch ende bloetz? Die priester bint ende ontbint alle banden Inden hemel ende opter aerde. hóben naar plaats en inhoud hun parallel in hoofdstuk 8l van de Viola Animae. Deze overeenko,msten tussen de Elckerlijc en de viola Animae rechtvaardigen echter beslist niet de conclusie van dr. Ausems dat hierdoor bewezen is, dat de Elckerlijc geschreven werd door Petrus Dorl,andus. De werken genoemd in het eerste deel van dit artikel, laten dezelfde overeenkomsten zien met de Elckerli;c, ad a. Het is onjuist te menen, dat de 'maatschappelijke ladder' elders steeds voorkomt in verband met de dodendans en slechts 26 De verzen van de Elckerlijc worden geciteerd naar de uitgave van H.J.E. Endepols, Den spgeghel det salíchegt uan Elckerlijc, 6" herziene druk, crroningen 1955 vs. 685-687. 27 a.w. vs. 706-709-

418 R. VOS in de Elckerlijc en de Viola Animae in verband met de priesterlof. ook bil an van Boendale vinden we deze reeks in dit verband: En es gheen here so hoghe, Kegser, graze no hertoghe, Hine sal Wpen altoes eren; Want si sijn vicarijse Ons Heren Gheset hier in Cristus stede, Ende den ghenen maken mede De alle dinc ghemaect heeft, Ende sonder beghin ende inde leeft.2e ad b....spiritualis potestatis -sacramenta salutis mínistrand.í, vgl. bij Jan van Boendale : Deerste dat sijn die heren, De den volke die -wet leren Ende die scriíturen ontbinden Daer si hemelrike mede vinden, Ende biechten ende absolveren Ende die sacratnente mínístreren.2e en vgl. voor het beeld van de sleutel bii w. Vanden Sloetelso Dat machmen proeven mit ghejike By den Soen van hemelrijcke, Die Sinte Pieter maecte portier: Begde in hemelcíke ende hiet Mochte hi sluten ende ontsluten Sonden, of der hellen buten Wisen die ghenade gheren; Wyen, dopen, absolveren. 'Wert an Pieter al gheset; Ghelove, sloetel ende wet, Om dat hi en trou ende warich kende, Ende sonderlinghe mit herten minde Sinen meester boven al. van Hildegaersberch: 2t a.w. Het Boec vander wraken II, vs. r2z2-lz2g. Vgl. ook het gedicht van Ànthonis de Rooverc'Lof uan den priesterlijcken stu;t', vs.56-57: Keysers, Coninghen, Hertoghen verheven Den Priester die staet int hoochst ghetal. (Uitgegeven door J. J. Mak, De gedichten uan Anthonis d.e Roovqe, Zwolle 1955, blz. 126). 2e a.w. Der Leken Spíeghel, boec III, c. lg, vs. 9-14. 3o a.vr'. LXXXI, vs. lll-123. IS PETRUS DORLANDUS DE AUTEUR VÀN DE ELCr(ERLrIC? 419 ad c. De geciteerde versregels uit de Elckerlijc vertonen veel groter overeenkomst met enkel fragmenten uit het werk van Jan van Boendale : Dat bloet dan, es gheen saghe, Maect die priestet aiie daghe Met sinen woerde.n opten outare Ende sinen lichaem, also ware Alse hi was ter selver warf Doen ad d. De verzen 7ll-712 hi aenden cruce starf, Ende dien hi ons heeft aldus ghelaten Tonser spisen, tonser baten.31 van de Elckerlijc vertonen minstens evenveel overeenkomst met enkele veízen uit het werk van Willem Hildegaersberch : en met: Vanden Sloetel"z Want God die had hem (Pieter) al bevolen, 'Ghelove, sloetel, macht der stolen, Binden ende tontb,índen mede Van dríen [íguren33 Want God en wilre niet off horen Voer der tijt, suldi verstaen, Dat sy te biechte sijn ghegaen, Ende hebben ontíanghen penitencie, Ende mit goeder consciencie Hebben berou vanden sonden Ende uoer den priester síjn ontbonden: Het liikt me op grond van het bovenstaande duidelijk, dat er geen enkele reden bestaat om de Elckerlilc toe te schrijven aan Petrus Dorlandus. Noch op grond van de 'theologie', noch op grond van de overeenkomsten tussen de Elckerlilc en de Viola Animae. Immers, die 'theologie' reikt niet verder dan de theologische kennis van andere middeleeuwse auteurs van wie we zeker weten dat ze leken waren, en die overeenkomsten zijn niet uniek: zowel Petrus Dorlandus als de auteur van de Elckerlijc hebben zich in hun lofspraak op de priester bediend van algemeen 31 a.w. lans Teesiege, vs. 1880-1887. 32 a.w. LXXK, vs. 151-153. 33 a.w. XX, vs. 134-110.

420 R. VOS gangbare uitdrukkingen en gedachten, die we reeds in de 14f eeuw, ook bi; leken, aantreffen.sn III. DE ELCKERLIJC, GESCHREVEN DOOR EEN LEEK Is het op grond van de woordkeus en de'theologie'dus niet mogelijk de Elckerlijc toe te schrijven aan een theoloog, het spel bevat m.i. wel enkele elementen die het zeeí waarschilnliik maken, dat dit werk door een leek is geschreven : l). Dr. P. Maximilianus heeft erop gewezen3s, dat de Elckerliyc in de verzen 251-257 : Maer woudi pelgrimagie gaen, Oft woudi yemant doot slaen, Ic hulpen ontslippen tot in die broock Ende oec cloven ontween. aansluit bil een literaire traditie, waarvan we sporen vinden bij acob van Maerlant, Spieghet Hístoríael IV l, 2, 5l-54: So staerc was hi inden strijt, Datte.m gheviel meer dan tere tijt, Dat hi eenen ridder ontwee clouede Vanden sittene toten hovede.36 in de Roman uan Heínríc en Margriete uan Limborch, vs. 823-6: Up den coninc van Macu,biën. Des dar ich der woirheit lien. Hed de slach volkomen wale, He hed yn geslagen tzen gordel en in Brabantsche Yeesten II, vs. l79b-9: dael.s7 Dat hi enen riddere ontwee cloofde Totten síttene van den hoofdg.sa sr Vgl. mijn later artikel Gemeenplaatsen tondom de priester ín de Elcketlijc. bíj lan van Boendale, Anthonis de Roovere en Cornelis Eueraert. 35 P. Maximilianus, Bii twee teksten van Elckerl,l., N.Tg.5T (1904), blz. 165-167. 36 uitgegeven door M. de Vries en E. verwijs, Leiden l85z-1863 (3 drn.) az Uitgegeven door L. Ph. C. van den Bergh, Leiden l8+g-1847. se Dt werk van an van Boendale'werd uitgegeven door J. F. willems en ]. H. Bormans, onder de titel Les Ges/es des Ducs de Brabant, Bruxelles ' 1839-1869 (2 dln.) IS PETRUS DO'RLÀNDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLIJC? 421 Is het op zichzelf al onwaarschilnlijk, dat een dergelijke plastische uitdrukking uit de pen zou vloeien van een theoloog, het wordt wel onmogelijk aan een godgeleerde te denken als we het commentaar van Maximilianus verder volgen :,,Wat in de aangehaalde plaatsen uit de middeleeuwse epische literatuur eufemistisch tot uitdrukking kwam, 'tzen gordel dael', 'tottep sittene', is in Elckerli;c realistischer weergegeven met 'tot in die broock'. 2). De laatste verzen van de Elckerlijc, vs. 893-4 : des gonne ons die hemelsche vader I Amen segghet alle gader! sluiten bil een andere literaire traditie aan. Het is de vaste formule waarmee werken als KarcI ende Elegast, Esmoreit e.a. eindigen, waarmee auteurs als fan van Boendale en Martijn van Torout hun didactische geschriften aísluitense. Ook hier dus weer een nauwe verwantschap met door leken geschreven literatuur. 3). Van de zeven hoofdzonden acht de auteur van de Elckerlijc hoogmoed, giedgheid en afgunst de belangrijkste, getuige de veízen 10-12: Och houaerdie, ghierichegt ende ngt Metten..VII. dootsonden vermoghen, Hoe sidi ter werelt nu voert gethoghe! Daarin stemt hi; volledig overeen met fan van Boendale: lans Teesteye, Nu willic u te hant vermonden Al hier die.vii. hoeft sonden: Hoverde, oncuuscheyt, nidecheyt, Vrecheyt, manslacht, gramscap, gulsecheyt. Ute desen zevenen allene Spruten alle hartheden ghemene, Maer hoverde ende ghierichegt sijn Van allen dquaetste fenijn; 'Want alle quaetheyt daer wt springt, Ende es met nidecheden gheminght.ao 3s Der Leken Spieghel IV, cap. 12, vs. 38'40. Martijn van Torout, V andet Biechten, vs.710-711. (Uitgegeven door Nap. de Pauw, Middelnedeilandsche Gedichten en Fragmenten I, Gent 1893-1897, blz. 393).,!0 a.w. vs. 2584-2593.

422 R. VOS rn Het Boec uander wraken, van dezerfde auteur, lezen we: Maer ic duchte sine gherechticheyt Hem daer toe sal verwecken saen, Dat Hi harde swaerlike sal slaén; Want die edele gherechtichede, Daer alle doghet in houdt stede, Es wt ertrike al verdreven, Ende hier en es niet anders bleven Dan hoverde, ghíerechegt ende nijt.+t en in Het Boec der Wraken II, vs. 436_439 : Gods Ghierechegf Houerde Legeren vreese es verdreven, es ons bleven, ende nidechede nu in elke stede. ook bi, andere lekenauteurs vinden.íw.e dezelfde,voorkeur, voor deze drie hoofdzonden; de schrijver van de Reinaert rr zegt: Gherechticheit blijft al verloren; Trou ende waerheit sijn verdreven, Ende daer voor is ons gebleven 7705 Ghíedcheit, loosheit, haet ende níit : Si ende haer coninghinne, Houeerèle, Regneren nu seer opter eerdsn. a2 willem van Hildegaersberch plaatst deze drie hoofdzonden herhaaldelijk naast elkaar Vanden ouden ende uanden jonghen Houeerde, ghiericheit ende niit Hebben menighen man verslaghen, Eer hi guam ten ouden daghen.+e Vander Hontsschede *.,"'ruljï? stede, i:"ï"nigher!:: ï:!;,{!;:;:r:: ::i:, 3';!,"o" * 41 a-w. vs. 49-57. n, I. F. 'Willems, eeinaert de Vos, Gent 1g36. 43 a.w. nr. XXXII, vs. 122-124. 44 a.w. XLII, vs. 80-83. Zie ook: LVI, Van Feeste van Hglic, vs- 15_46. CYI, Van Caritas, vs. 199_202_ CXI, /c bin al moede, ic wil gaen rusten, vs. 4342. IS PETRUS DORLANDUS DE AUTEUR VÀN DE ELCKERLIIC? 423 En in een refrein van Anthonis de Roovere lezen we: Sondighen is menschelijck int exponeren Maer duuelijc eest, daer inne perseuereren Dies wacht hem elck voor tsvyants treken Den eenen doet hy murrnureren Den anderen doet hy domineren Soe hoouaerdích sy wanen breken Deen ghierich, Tes al ghebreckelijck dander ngdích, ten baet gheen preken rijf ende raf Edele Onedele, Proost, Clerck, deken Ten is gheen coorne sonder caf.as In de catechese-literatuur en in andere door theologen geschreven werken worden de hoofdzonden op een totaal andere wijze behandeld. Geheel in overeenstemrning met Gregorius de Grote en Thomas van Aquino, die de hooídzonden in de volgende rangorde opstelden : superbia, invidia, luxuriaag, vinden we in : iía, acedia, avaritia, gula, Des Coninx Summe: Hoverde, nijt, toern, traecheit, ghyericheit, gulsicheit, oncuusheit.a? Tafel uan den Kersten Gheloue: Hovaerdicheit, toorn, nydicheit, traecheit, ghiericheit, gulsecheit, onreinicheit.as Cancellierboeck : Hoverdie, nidicheit, toernicheit, traecheit, giericheit, gulsicheit, oncuisheit.4e Het opvallendste verschil met de hierboven gegeven citaten uit het werk van leken is de plaats van de gierígheid. In de officiële theologische en catechetische werken neemt ze de vijfde plaats van Hilde- in; in de Elckerlijc, bij fan van Boendale, Willem gaersberch, Anthonis de Roovere, enz. de tweede. Verder kan nog worden opgemerkt, dat in de werken van 45 I.l- Mak, a.w., blz.24l. Zie ook het gedicht Van Houeerde" Nijdt ende Ghiedchede, blz. 324. +e Uitgebreid hierover I.H. Iacobs, Ian de Weert's Nieuwe Doctrinael of Spieghel van Sonden,'s,Gravenhage 1915, blz. 19-102. À. Troelstra, Sto[ en Methode der Catechese ín Nederland vóor de Retormafie, Groningen 1903, blz. &-83. +z Llitgegeven door D. C. Tinbergen, 2 dln., Leiden, z.j. cap. 24. a8 Uitgegeven door L. M. Fr. Daniëls, Àntwerpen-Nijmegen-Utrecht, 1937, Winterstuc, cap. XXV. ae Uitgegeven door A. Kessen, Leiden 1932., cap. VII.

124 R. VOS theologen de trits houaerdie, ghiericheyt en nijt nooit los van de andere hooídzonden behandeld wordt. Anders gezegd, terwijl de theoloog in de middeleeuwen steeds beziiy is de reeds lang bestaande indelingen en schemata der hoofdzond,en en der deugden door te geven en uit te breiden door verdere analyse, vinden we da,arnaast (en soms daartegenover) in de literatuur van leken die zonden genoemd die in het maatschappelijk leven,het meest op de voorgrond treden. En in diezelfd,e lekenliteratuur worden - de zeven deugden herhaaldelijk onder de verzamelnaam 'duecht' samen,gevat. Dit woord duecht kan dan een synoniern worden van het bijbelse begrip gerechtigheids',; vgl. de hierboven reeds. geciteerde verzer' van Jan van Boendatre: Want die edele gherechtechede, Daer alle doghet in houdt stede, En als men enkele der hoofdzonden noemt, dan bedoelt men daarmee aiie zonden, dan concretiseert men daarmee het bijbelse begrip ongerechtígheíd, onrechtuaardigheid : Hoe ongestadich is dlant ter weirelt wydt! Deen is gierích, hoeverdich, in synder tyt; met oncechfvecdicheit, ten mach haer niet baten,51 Daar nu de Elckerlijc qua woordkeus en context in de veízen 10-12 geheel bíj deze traditie aansluit, lijkt het me zeeí wêêíschilnli;k, dat deze veízen een aanwij'zing zijn voor de larciteit van de auteur. 4 ). In de door theologen geschreven werken worden allerlei on: derscheidingen aangebracht. Men deelt wijsheid en kracht in bij de cardinale deugden,en het zijn gaven van de Heilige Geest. Men onderscheidt de inwendige van de uitwendige uijf zinnen'2, men maakt duidelijk onderscheid tussen geestelijke en lichamelijke schoonheidss. In de Elckerlijc vinden we van deze indelingen niets terug, worden die onderscheidingen niet aangóracht 50 Zie hiervoor de artikelen Ouer de betekenis uan enkele allegorísche figuren ín de Elckerlryc (Spiegel der Letteren, jrg. IX, afl. 1) en De Elckerlíic als allegorisch spal. sr K. Ruelens, Refreínen en andere gedichten uít de XVle eeuw; vetu zameld en afgeschreven door lan de'bcuyne II, Antwerpen 1880, nr. LIII. sz Vgl. o.a. Tafel van den Kersten Gheloue, Wintetstuc, cap. XI. ss Vgl. o.a. Des Coninx Summe, cap.215. en IS PE,TRUS DORLANDUS DE AUTEUR VAN DE ELCKERLI]C I" 425 worden die tegenstellingen niet gemaakt. wiisheyt' cracht en Scoonfueyt b"l,o'"" in hët spel bif Duecht en ze raden Elckerlijc aiie duecht 1.r,,' Oet)' Tejefilk ziin het echtet.:ok immanente begrippen, verbonden met tet lichaa m i ze laten Elckerlijc bil het grafindesteek.vijfsinnenspreektdelofvandepriesteruit, zedoetelckerlijcgodontmoeteninhetsacrament.maartegelijk ook verbeeldt d";; f'gt-"" de lichamelijke zintuigen' die verdwijnen als Elckerlijc sterft' Resumerend kunnen we zeggeí' dat uit de woordkeussa' uit de,theologie, en uit de structuur van de Elckerlijc geconcludeerd k"r, *o".den, dat dit spel door een leek geschreven is' Hardenbecg S..UMMARIUM ' VOS Tumexconceptibustheologicis,quisimilitudínescumscriptisauctorum laicorum medii aevi prae se ferunt, tum etiam ex stylo et ex structura operls Etckerlíic,auctort'n"t*"t"rinfavoremopinionis'qualtenethanccomoediamconscriPtamessealaico'etnonacarthusianoPetroDorlando,sicutpost afios,th.ausemsvariisargumentisillustraveratinelckertijc,sauteut(dr. L. Reypens-Album, p'p' 37'56)' I" sequenti (Nascfuitt' pp' a26'429\ "pii; legi Potest responsio Th' Ausems' s+ In dit verband moge ik nog wijzen op het artikel^van dr' J' J' Mak' De díchter uun ntt "l'lië' *'tn'- 44 (lg5l) ' 329' ook opgenomen rn : ^blz' [lgt ionsten uu,"t^l''-)*ou" ósz ' blz.' 69-70' Daarin wordt eíop gewezen' íá', a" taal van de Eickerlilc door en door volksaardig is: Men denke bilv. aan: vs. 317 Ic valle op miin achterhielen' vs. 787 Al soudi uwen navel uut crijten! Z\everdernogmiinartikelDeElckerlijcenWí./IemoanHildegaersberch, N.Ts. 58 (1965), 5" en 6" aflevering'