Nieuwsbrief 5 - maart 2012 Monitor biggensterfte Nederland 2011 Monitor biggensterfte Nederland 2011. In 2009 is gestart met een monitor biggensterfte op basis van data van conventionele bedrijven welke Agrovision verzamelt en publiceert. Sinds 2009 is er ook een monitor biggensterfte voor biologische bedrijven die technische resultaten uitwisselen met IPG in het kader van het biologische eigen aanfokprogramma TOPIGS EkoFok. Deze memo betreft de analyse en rapportage voor zowel de conventionele als de biologische bedrijven over het jaar 2011, met daarbij een vergelijking met voorgaande jaren. 1. Conventionele bedrijven Bedrijfsgemiddelden Gangbaar worden de Agrovision resultaten berekend als gemiddelde van alle bedrijfsgemiddelden, zoals ook weergegeven in onderstaande tabel 1. De resultaten voor 2011 t.o.v. 2010 laten een lichte stijging van de biggensterfte met 0,2% zien. Het aantal doodgeboren biggen is in 2011 licht gestegen. De sterfte in 2011 is niet gestegen vergeleken met 2009 (aanvang monitor), ondanks het hoger aantal levendgeboren biggen (+0,5 big). Tabel 1. Bedrijfsgemiddelden Nederlandse zeugenbedrijven (2001-2011, Agrovision resultaten). # bedrijven 550 766 923 1205 1198 955 1219 1189 976 875 739 239 238 259 262 266 284 301 325 348 369 402 11,4 11,5 11,6 11,8 12 12,3 12,6 13 13,1 13,3 13,6 0,9 0,9 1 1 1 1 1 1 1 1 1,1 11,8 11,7 11,8 12 12,3 12,7 12,8 12,9 12,8 12,6 12,8 Bedrijfsverschillen in biggensterfte In tabel 2 zijn de gemiddelden van de 20% slechtste bedrijven versus de 20% beste bedrijven inzake biggensterfte tot spenen weergegeven. Er blijven grote verschillen tussen bedrijven. Op de bedrijven met de laagste sterfte is het aantal doodgeboren biggen constant gebleven en is de gemiddelde sterfte verder afgenomen. Deze positieve trends zijn helaas niet waar te nemen op de bedrijven met de hoogste sterfte.
Tabel 2. Bedrijfsgemiddelden van de 20% slechtste versus de 20% beste bedrijven in dat jaar m.b.t. biggensterfte (Agrovision resultaten). 20% lgste sterfte 262 259 267 279 288 316 346 376 393 406 403 20% hgste sterfte 213 197 218 219 220 237 262 264 327 317 333 20% lgste sterfte 11,2 11,3 11,5 11,7 11,9 12,1 12,5 12,8 12,9 13,2 13,3 20% hgste sterfte 11,5 11,8 11,9 12,1 12,4 12,6 12,8 13,2 13,4 13,4 13,7 20% lgste sterfte 0,9 0,8 0.8 0,8 0,8 0,8 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 20% hgste sterfte 1,0 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,2 20% lgste sterfte 8,3 7,8 7,9 8,1 8,4 8,6 8,9 8,9 8,9 9,0 8,8 20% hgste sterfte 16,1 16,2 15,8 16,2 16,6 17,2 17,2 17,2 16,7 16,4 17,2 Effect bedrijfsgrootte In tabel 3 een uitsplitsing gemaakt naar bedrijfsgrootte omdat er ook in voorgaande jaren een relatie was tussen bedrijfsgrootte en % biggensterfte tot spenen. Tabel 3. Bedrijfsgemiddelden van de 20% kleinste versus de 20% grootste bedrijven in dat jaar m.b.t. biggensterfte (Agrovision resultaten). # bedrijven 20% kleine bdr 110 153 185 240 239 244 242 238 203 175 149 20% grote bdr 110 153 185 240 239 244 242 238 203 175 149 20% kleine bdr 101 96 104 99 101 101 109 123 130 134 142 20% grote bdr 464 462 513 527 529 557 629 660 728 767 861 20% kleine bdr 11,4 11,5 11,6 11,7 11,9 12,1 12,4 12,8 13,0 13,1 13,4 20% grote bdr 11,4 11,6 11,7 12,0 12,2 12,4 12,8 13,1 13,2 13,3 13,7 20% kleine bdr 1,0 1,1 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,1 1,1 1,1 1,1 20% grote bdr 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 1,0 1,0 1,0 1,0 1,1 20% kleine bdr 12,7 12,5 12,4 12,5 13,1 13,5 13,7 13,6 13,4 13,3 13,2 20% grote bdr 11,4 11,1 11,1 11,3 11,6 11,8 12,0 12,0 12,3 12,0 12,1 Het verschil in aantallen zeugen tussen de 20% kleinste versus 20% grootste bedrijven blijft toenemen, maar de grotere bedrijven blijven door de jaren heen de laagste biggensterfte realiseren. Duidelijk is dat grotere en meer gespecialiseerde zeugenbedrijven beter in staat zijn om hun management rond de geboorte van biggen zodanig in te richten dat de biggensterfte laag blijft. De laatste jaren
kruipen de kleinere en grotere bedrijven meer naar elkaar toe: het verschil in sterfte % tot spenen wordt kleiner. De kleinere zeugenbedrijven blijken steeds beter in staat om de biggensterfte te verlagen, gezien de dalende trend die sinds jaren reeds heeft ingezet. Weging naar bedrijfsgrootte Gezien het duidelijke effect van bedrijfsgrootte op biggensterfte, is in 2009 gestart om de belangrijkste kengetallen te berekenen op basis van weging naar bedrijfsgrootte. Dit om effecten van bedrijfsgrootte op biggensterfte gewogen mee te nemen. In Figuur 1 zijn de resultaten hiervan (op basis van resultaten in tabel 4) voor 2011 en voorgaande jaren weergegeven. Tabel 4. Het naar aantallen zeugen gewogen bedrijfsgemiddelde van Nederlandse zeugenbedrijven (2001-2011, bron Agrovision). # bedrijven 550 766 923 1205 1198 955 1219 1189 976 875 739 239 238 259 262 266 284 301 325 348 369 402 gewogen Levgeb 11,4 11,5 11,7 11,9 12,1 12,4 12,7 13,1 13,2 13,3 13,6 gewogen Doodgeb 0,9 0,9 0,9 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1.1 gewogen 11,6 11,5 11,5 11,7 12,1 12,3 12,6 12,6 12,6 12,3 12,5
Conclusie conventionele bedrijven Tot 2007 is de biggensterfte in Nederland licht toegenomen in combinatie met het aantal levend geboren biggen. Het aantal doodgeboren biggen is al vele jaren stabiel gebleven. De laatste jaren is er duidelijk sprake van een trendbreuk: het aantal levend geboren biggen per toom neemt beperkt toe en het % sterfte tot spenen blijft de laatste 5 jaar min of meer constant. Tussen bedrijven bestaan zeer grote verschillen in biggensterfte. De bedrijven met lagere biggensterfte waren het meest succesvol in het verder terugdringen van die sterfte. 2. Biologische bedrijven Bedrijfsgemiddelden De bedrijfsgemiddelden voor de biologische zeugenbedrijven van 2008-2011 staan weergegeven in tabel 5. Het aantal biologische bedrijven waarop deze gemiddelden gebaseerd zijn is groeiende in de tijd, maar is beperkt vergeleken met het aantal conventionele bedrijven. De biggensterfte laat een continue dalende trend zien sinds 2008. Eenzelfde trend is helaas niet zichtbaar voor het aantal doodgeboren biggen. Het aantal levendgeboren biggen is gemiddeld hoger in 2011 dan in voorgaande jaren en is structureel hoger op biologische bedrijven dan op conventionele bedrijven (zie tabel 1). Tabel 5. Bedrijfsgemiddelden Nederlandse biologische zeugenbedrijven (2008-2011, TOPIGS EkoFok monitor). 2008 2009 2010 2011 # bedrijven 13 10 12 15 179 173 170 153 13,8 13,8 13,8 14,1 1,1 1,2 1,3 1,3 24,1 21,7 20,7 20,3 Bedrijfsverschillen in biggensterfte Tabel 6 laat de verschillen zien tussen bedrijven met de laagste en hoogste biggensterfte. Net als bij de conventionele bedrijven, zijn er grote verschillen in sterfte tussen de biologische bedrijven. Opvallend is dat op de bedrijven met de laagste sterfte, zowel het aantal doodgeboren biggen als het sterfte % een stijging vertoont in 2011 ten opzichte van 2010. Op bedrijven met de hoogste sterfte is deze trend juist omgekeerd. De bedrijven met de laagste sterfte hebben een groter aantal zeugen en beduidend kleinere worpen dan bedrijven met de hoogste sterfte.
Tabel 6. Bedrijfsgemiddelden van de 20% slechtste versus de 20% beste biologische bedrijven in dat jaar m.b.t. biggensterfte (2008-2011, TOPIGS EkoFok monitor). 2008 2009 2010 2011 20% lgste sterfte 240 281 219 183 20% hgste sterfte 126 124 133 120 20% lgste sterfte 12.8 13.6 13.2 13.8 20% hgste sterfte 14.6 14.9 14.0 14.6 20% lgste sterfte 0.7 0.9 1.3 1.4 20% hgste sterfte 1.4 1.4 1.4 1.3 20% lgste sterfte 17.7 17.8 14.5 16.0 20% hgste sterfte 27.6 28.0 25.2 24.5 Conclusie biologische bedrijven Sinds 2008 is de biggensterfte duidelijk afgenomen op de biologische bedrijven. De mate van afname wordt wel minder in de tijd. Het aantal doodgeboren biggen is constant gebleven in 2011 ten opzichte van 2010, maar vertoonde daarvoor een stijgende trend. Net als bij conventionele bedrijven, bestaan er zeer grote verschillen in biggensterfte tussen biologische bedrijven. De bedrijven met hogere biggensterfte waren het meest succesvol in het verder terugdringen van die sterfte. vitalevarkens.nl info@vitalevarkens.nl