TRANSPORT DOOR HET LICHAAM



Vergelijkbare documenten
BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

Samenvatting Biologie Transport

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

7,9. Samenvatting door een scholier 2305 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie thema 3. Basistof 2

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Samenvatting. Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces).

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

Alles over de bloedziekten PNH & AA. Wat is bloed?

Examen Voorbereiding Transport

Kijk, zo klopt het! EEN KIJKJE IN JE HART INHOUD. Je hart? Hard nodig!

bloedtransfusie bij kinderen

Algemeen Bloedtransfusie voor kinderen

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

1. We ademen om te leven

Bij het uitscheiden helpen de nieren om de samenstelling van je bloed constant te houden. Uitscheiding is het

Werkstuk Biologie Bloed

Hart en bloedsomloop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Bloedtransfusie. informatie voor kinderen

Werkstuk Biologie Bloed

Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling

Bloed vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Werkstuk door een scholier 1759 woorden 8 januari keer beoordeeld

LEERWERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO-BK

Bloedtransfusie Informatie voor patiënten

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

Bloedsomloop. Hans heijkoop; Petra Buist. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

HANDBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW HAVO.VWO

BLOEDSOMLOOP. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

HOEK 1: RODE BLOEDLICHAAMPJES

Bloedtransfusie patiënten van 8-12 jaar

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

Bloed - CCG AH2. Dianne Gijsbertsen. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Bloed vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bloedtransfusie patiënten van jaar

Elke spier neemt toe in dikte en kracht door hem regelmatig harder te laten werken (trainen).

Hart en bloedsomloop vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

Hartfalen. Decompensatio cordis

Bloedtransfusie. Informatiebrochure

SO Biologie T3: De bloedsomloop

Eindexamen biologie vmbo gl/tl I

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 34 tot en met 51. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Werkstuk Biologie Bloed

De onderdelen van het bloed.

Begrippenlijst bloed, bloedsomloop en lymfe AB0-systeem Bloedgroepenstelsel, waarbij het menselijk bloed is ingedeeld in vier typen bloed: A, B, AB

Samenvatting Biologie H12 Transport

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 15, Het bloed kruipt waar het gaan kan

De Bloedsomloop. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

BLOED EN BLOEDSOMLOOP VWO 3

Hart anatomie en fysiologie

Inhoud Wat is een bloedtransfusie

Infobrochure. Bloedtransfusie

Werking van het hart. Algemene informatie over het hart, de bloedvaten en de meest voorkomende hart- en vaataandoeningen

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

Opstel Biologie De Bloedsomloop (verhaal)

Hart en vaatziekten vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Inleiding. Afbeelding 1: Het hart

Bloedtransfusie ALGEMEEN. Toedienen van bloedproducten

Hart- en vaatziekten. voor Marokkaanse Nederlanders. Zorg goed voor uw hart

U kunt wijzigingen of aanvullingen op deze informatie door geven per

Bloed Geven en Krijgen vmbo-kgt okt 2013

hart longen Werkboekje van...

Hart- en vaatziekten. voor Nederlanders. Zorg goed voor uw hart

De groei van tumoren is alleen maar mogelijk als er bloedvaten naartoe gaan (afbeelding 1 fase 3 en 4).

Bloedtransfusie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

1 De huid en bescherming Waar beschermt onze huid ons eigenlijk allemaal tegen?

6,5 ER ZIJN DRIE SOORTEN BLOEDCELLEN: WAT ZIJN NU DE TAKEN VAN DE DIVERSE BLOEDCELLEN? Spreekbeurt door een scholier 1815 woorden 11 maart 2005

Bloedtransfusie Informatie voor patiënten

Werkstuk Biologie Het hart

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Gezondheid

Bloedtransfusie Informatie voor patiënten

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

DREIGEND HARTINFARCT

HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE

Werkstuk Biologie Bloed

Bloedtransfusie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

1. Hoe ziet het hart eruit?

Informatie over een bloedtransfusie

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Bloedtransfusie bij zuigelingen

Het bloed vanuit het onderste deel van het lichaam borst, buik, benen- stroomt via de onderste holle ader terug naar het hart Aorta

Boezemfibrilleren. Atriumfibrilleren. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Praktische opdracht. klas 2 atheneum

Darmkanker. Dit is leukemie

Bijlagenboekje examen VMBO-GL en TL 2003

biologie voor jouw ; klas 5 havo ; hoofdstuk 7 bescherming en evenwicht Hoofdstuk 7 paragraaf 1 de huid beschermd tegen invloeden van buitenaf en

Aortaklepinsufficiëntie

Hartkwalen Gasping. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart

Transcriptie:

TRANSPORT DOOR HET LICHAAM 1 G e e n c e l w o r d t o v e r g e s l a g e n De cellen in je lijf blijven enkele maanden of soms zelfs enkele jaren leven. Al die tijd moeten ze worden voorzien van voedingsstoffen en zuurstof. Als die aanvoer stopt, gaat een cel snel dood. In cellen ontstaan afvalstoffen, zoals koolstofdioxide, water en afvalzouten. Ze kunnen de cellen beschadigen. Ze moeten daarom zo snel mogelijk worden verwijderd. De afvoer van afvalstoffen is dus belangrijk. Sommige cellen maken een speciale stof (bijvoorbeeld een hormoon). Ook die stoffen moeten op de goede plaats in je lichaam komen. Ze moeten wor den verspreid. Je weet dat de bloedsomloop voor het transport van al die stoffen zorgt. Het bloedvatenstelsel is daarom heel fijnvertakt. Een pomp, het hart, zorgt dat het bloed steeds blijft stromen. Zo is er een voortdurend transport van stoffen door het lichaam. Afbeelding 10-2 Waardoor word je na het eten slaperig? Maak nu: O: 10/1t/mO: 10/3 Afbeelding 10-1 Bloedvat (1200 x vergroot)

Afbeelding 10-3 Slagaders 2 B l o e d s o m l o o p Het bloed stroomt door je hele lichaam via bloedvaten. Er zijn slagaders, aders en haarvaten. Slagaders vervoeren het bloed vanaf het hart naar de verschillende organen. Het hart pompt het bloed er met grote kracht doorheen. De bloeddruk in de slagaders is daardoor hoog. Slagaders hebben een dikke, gespierde elastische wand. Een verwonding aan een slagader is levensgevaarlijk. Het bloed spuit eruit. Vandaar dat slagaders diep in het lichaam liggen. Alleen in de hals, bij de polsen en de enkels liggen ze aan de oppervlakte. Daar kun je het 'kloppen van de slagaders voelen. Slagaders bevatten veel zuurstof. Ze zijn zuurstofrijk. Alleen de longslagader vervoert weinig zuurstof. vaten: de haarvaten. De haarvaten ge ven voedingsstoffen en zuurstof af aan de cellen waar ze langs lopen. Ze nemen afvalstoffen uit de cellen mee. De wanden van de haarvaten zijn dun, zodat deze stoffen makkelijk kunnen passeren. De bloeddruk in de haarvaten is laag, het bloed stroomt er langzaam. Afbeelding 10-4 Nierhaarvaten In de organen vertakken de slagaders zich tot een netwerk van kleine bloed

Afbeeling 10-5 Aders De haarvaten verenigen zich weer tot grotere vaten: de aders.aders vervoeren het bloed terug naar het hart. De bloeddruk in de aders is nog lager dan die in de haarvaten. Aders hebben dunne wanden. Het hart zuigt het bloed uit de aders naar zich toe. Vandaar dat in de aders kleppen zitten. Het bloed uit je benen bijvoorbeeld zou anders steeds terugzakken. Aders bevatten veel koolstofdioxide. Alleen de longader vervoert weinig koolstofdioxide. De bloedvaten tussen hart en longen noemen we de kleine bloedsomloop. De bloedvaten tussen het hart en de rest van het lichaam vormen de grote bloedsomloop. In afbeelding 10-6 zijn beide bloedsomlopen getekend. Bloedvaten met zuurstofrijk bloed zijn rood. Bloedvaten met veel koolstofdioxide zijn blauw gekleurd. Afbeelding 10-6 Grote en kleine bloedsomloop

In afbeelding 10-7 zie je de belangrijkste bloedvaten van je lichaam. Maak nu: O: 10/4t/mO: 10/11 Afbeelding 10-7

Afbeelding 10-8 3 H e t h a r t Het hart is een holle spier, ongeveer zo groot als je vuist. Het bestaat uit twee gedeelten: een linker- en een rechterhelft. Het hart heeft vier holtes: twee boezems en twee kamers. Bij de boezems komt het bloed het hart binnen. De linkerboezem ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longen. In de rechterboezem komt zuur stofarm bloed uit de lichaamsweefsels terecht. De kamers pompen het bloed weer weg. De linkerkamer perst het zuurstofrijke bloed via de aorta naar het lichaam. De rechter kamer perst zuurstofarm bloed via de longslagader naar de longen. De wand van de linkerkamer is sterker gespierd dan die van de rechterkamer. Dat komt doordat de linkerkamer het bloed door het hele lichaam moet persen. Bij joggers kan de linkerkamer wat groter geworden zijn. Ze hebben dan meestal een iets verdikte spierwand. Hun hart heeft zich aan de grote sportprestaties aangepast. Dat is niet gevaarlijk Afbeelding voor 10-9 hun gezondheid.

Maar zeer zware arbeid kan dodelijk zijn. Wedstrijdroeiers, marathonlopers en wielrenners kunnen een hartvergroting krijgen. Dit gebeurt alleen als het hart niet in orde is. Een te groot hart veroorzaakt te hoge bloeddruk. Ook kan het hart zelf of kunnen de kleppen erdoor beschadigen. In het hart en in het begin van de slag aders zitten kleppen. Ze zorgen ervoor dat het bloed maar één kant op kan stromen. Een hartslag gaat als volgt: 1 Eerst trekken de boezems samen. De hartkleppen (1) staan hierbij open. De slagaderkleppen (2) zijn gesloten. Het bloed stroomt van de boezems naar de kamers. De druk in de kamers neemt dus snel toe. 2 De kamers trekken samen. De hartkleppen worden hierdoor dichtgedrukt. Het bloed wordt via de slagaderkleppen in de slagaders ge perst. De druk in de slagader neemt toe. Direct daarna ontspannen de kamers zich. De druk in de kamers neemt af en de slagaderkleppen sluiten weer. 3 Nu volgt een hartpauze. De hele hartspier is ontspannen. Het bloed stroomt vanuit de aders in de boezems. Het hart is een hard werkende spier! Om de buitenkant lopen ook bloedvaten: de kransslagader en de kransader. De kransslagader is een vertakking van de aorta. Hij zorgt ervoor dat het hart voldoende voedingsstoffen en zuurstof krijgt. De kransader komt uit in de holle ader. Hij voert de afvalstoffen van de hartspier af. Maak nu: O: 10/12t/mO: 10/17 Afbeelding 10-10 De fasen van de hartslag

3.1 H o u d je h or t f i t! Veel dierlijke vetten (cholesterol) eten en veel roken is slecht voor je hart en bloedvaten. Ook stress, een te hoge bloeddruk en weinig bewegen hebben een negatieve invloed. Merk je dat iemand een hartinfarct krijgt, bel dan direct de huisarts of het 06-11 alarmnummer! Snel ingrijpen kan een leven redden. In het hartspierweefsel ontstaat wel een litteken. Daaraan kan men later zien waar het hartinfarct is geweest. Afbeelding 10-11 Afbeelding 10-12 Als een zijtak van de kransslagader In je hart zitten aparte zenuwcellen. Ze verstopt raakt, krijgt een deel van de geven regelmatig elektrische stroompjes af. Hierdoor trekt de hartspier op hartspier geen zuurstof meer. Dat deel van het hart stopt met pompen. het goede moment samen. Bij som De spiercellen sterven af. mige mensen gebeurt dat niet. Dit noemen we een hartinfarct of Ritmestoornissen van het hart komen hartstilstand. voor bij mensen die bijvoorbeeld een Vaak krijgt de patiënt eerst een hevige pijn middenvoor in de borst. De hartinfarct hebben gehad. Ze kunnen pijn straalt uit naar hals, rug of armen ook aangeboren zijn. en houdt wel een kwartier aan. Als je hart onregelmatig werkt, ver Soms transpireert hij erg en voelt zich loopt de afgifte en opname van zuurstof in de longen moeilijk. Je wordt misselijk. kortademig en krijgt het benauwd.

Om het hart in het goede ritme te laten pompen wordt er een pacemaker onder de huid geplaatst. Een pacemaker is een apparaatje dat elektrische schok jes naar de hartspier uitzendt. Afbeelding 10-1 3a Pacemaker Slecht werkende hartkleppen kunnen tegenwoordig worden vervangen door kunststof exemplaren! 4 B l o e d d r u k Bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten. Bloeddruk wordt door de werking van het hart veroorzaakt. Telkens als het hart het bloed in de slagaders pompt, stijgt de bloeddruk iets. Di rect daarna zakt de bloeddruk weer, tot de volgende hartslag. In de slagaders wordt het bloed verder geperst door spiertjes in de wanden. Als deze spiertjes samentrekken, wordt de bloeddruk verhoogd. Als ze ontspannen, daalt de bloeddruk weer. De spiertjes worden beïnvloed door het zenuwstelsel en door bepaalde stoffen in je bloed. Afbeelding 10-1 3b Kunstmatige hartklep Maak nu: O: 10/18t/mO: 10/21 Afbeelding 10-14 Bloeddrukmeter Soms wordt de bloeddruk gevaarlijk hoog. Dat komt bijvoorbeeld door spanningen (stress), roken, veel drinken, veel drop eten, weinig bewegen, te dik zijn, gebruik van de pil of veel zout (natrium) eten. Het gevolg is dat er een bloeding in de hersenen, een nierziekte of een beschadiging aan het netvlies kan ontstaan.

Vaak voel je je bij een te hoge bloeddruk moe. Maar dit gevoel heb je ook bij een te lage bloeddruk! waarde in de armslagader 120 mm Hg, de laagste 80 mm Hg. De meting geldt als je in rust bent. De bloeddruk heeft geen vaste waarde. Ze varieert in de loop van de dag en is ook afhankelijk van (in)spanning. Maak nu: O: 10/22t/mO: 10/24 5 B l o e d Ongeveer 7,5% van je lichaamsgewicht wordt gevormd door je bloed. Iemand van 70 kilo heeft dus 5,3 liter bloed. Afbeelding 10-15 Als je bij een verwonding veel bloed hebt verloren, kan de bloeddruk sterk dalen. Dat gebeurt ook als je heel erg schrikt. Deze toestand wordt een shock genoemd. Je organen krijgen dan te weinig zuurstof. Je wordt bleek, je huid voelt klam aan en je gaat sneller ademhalen. Je krijgt ook dorst en voelt je verward of angstig. De bloeddruk is het hoogst in de slagaders, lager in de haar vaten en het laagst in de aders. De druk in de kleine bloeds omloop is lager dan die in de grote bloedsomloop. De druk wordt weergegeven in mm Hg (millimeter kwikdruk). Je bloeddruk wordt meestal ge meten in de armslagader. Bij een gezond mens is de hoogste Bloed bestaat uit een vloeistof, het bloedplasma, en uit bloedcellen. Het bloedplasma bestaat voor het grootste deel (90%) uit water. Daarin zitten allerlei stoffen opgelost, zoals glucose, zouten of mineralen, vitamines, vetten, hormonen, eiwitten, zuur stof en koolstofdioxide. Het bloed vervoert bovendien warmte door je lichaam, zodat je overal ongeveer even warm bent. Afbeelding 10-16 De kleuren geven de tempera tuur van de huid aan. De koele delen zijn blauw. De warme zijn rood tot wit gekleurd.

6. 1 Rode b l o e d c e l l e n Rode bloedcellen worden gemaakt in het rode beenmerg van platte beenderen. Voorbeelden van platte beenderen zijn: het borstbeen, de ribben en het schouderblad. Rode bloedcellen hebben een vaste vorm. Het zijn ronde, platte schijfjes. Ze hebben geen kern. De bloedcellen zijn het vaste bestanddeel van het bloed. Als bloed een tijdje in een buisje staat, zakken de bloedcellen naar beneden. Dat heet bezinken. Zakken er veel bloedcellen naar beneden, dan is de bezinking van je bloed hoog! Je hebt dan meestal een ontste- Afbeelding 10-17 Bloedprikken king in je lichaam. Maak nu: O: 10/25t/mO: 10/28 6 B l o e d c e l l e n Als je een druppel bloed onder de microscoop bekijkt, kun je drie soorten bloedcellen ontdekken: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaat Afbeelding 10-19 Rode bloedcellen jes. De taak van de rode bloedcellen is het vervoeren van zuurstof. Ze bevatten daarvoor hemoglobine. Dit is een ijzerhoudende stof met een speciale eigenschap: het bindt heel snel met zuurstof. Dat gebeurt als het bloed door de longen stroomt. De rode bloedcellen nemen de zuurstof mee naar de cellen in je lichaam. Door de hemoglobine krijgt ons bloed de rode kleur. Zuurstofrijk bloed heeft een lichtrode kleur. Als het bloed weinig zuurstof bevat is het donkerrood. Rode bloedcellen zijn enkele maanden in het bloed aanwezig. Daarna worden ze in de milt en in de lever vernietigd. De ijzerhoudende stof wordt later opnieuw gebruikt bij de aanmaak van nieuwe bloedcellen. Afbeelding 10-18 Bloedcellen

Het is belangrijk dat je voldoende ijzer in je voeding hebt. Dat zit bijvoorbeeld in volkorenbrood, cacaopoeder, sesamzaad, lever, niertjes, peterselie en sojabonen. Als je te weinig ijzer opneemt, kun je bloedarmoede krijgen. Je voelt je dan snel moe. Afbeelding 10-20 Deze voedingsmiddelen bevatten vee! Ijzer 6.2 Witte bloedcellen Witte bloedcellen hebben een kern. Ze hebben geen vaste vorm. Een witte bloedcel lijkt een beetje op een amoebe. Hij kan uit een bloedvat kruipen en zo overal in het lichaam zijn werk doen. Er zijn twee soorten witte bloedcellen. De ene soort maakt antistoffen. Antistoffen zijn bepaalde eiwitten. Ze zorgen ervoor dat schadelijke stoffen die in je lijf zijn gekomen, niet kunnen werken. Schadelijke stoffen die aanleiding geven tot de vorming van een antistof noemen we antigenen. Voorbeelden hiervan zijn stuifmeel en de giftige afvalstoffen van bacteriën en virussen. De andere soort witte bloedcel maakt ziekteverwekkers onschadelijk. De ziekteverwekkers worden eerst ingesloten en daarna verteerd. Ook ruimen ze dode celresten op, bijvoorbeeld bij 'blauwe plekken'. Afbeelding 10-21 Witte bloedcellen Afbeelding 10-23 Witte bloedcel Afbeelding 10-22 Witte bloedcellen ruimen bacteriën op

Witte bloedcellen leven maar enkele dagen. Ze gaan bij de bestrijding van ziektekiemen zelf dood. De dode bacteriën en de dode bloedcellen samen noemen we etter of pus. Witte bloedcellen worden, net als de rode bloedcellen, in het rode beenmerg van platte beenderen aangemaakt. Maar ze ontstaan ook in de lymfeklieren. Lymfeklieren liggen in de hals, de oksels en in de liezen. Soms raakt de aanmaak van witte bloedcellen in de war. Er ontstaat dan een explosie van witte bloedcellen in het bloed. Afbeelding 10-25 Behandeling met cytostatica Bij leukemiepatiënten wordt de weerstand steeds minder. Door een beenmergtransplantatie kunnen sommige vormen van leukemie genezen. Daarbij wordt de patiënt ook bestraald en krijgt hij cytostatica (geneesmiddelen die de groei van cellen remmen). 6. 3 B l o e d p l a a t j e s Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen. Ze zijn onregelmatig van vorm. Ze hebben geen kern. Afbeelding 10-24 Leukemiecellen Het rode beenmerg, de lymfeklieren of de milt is dan ziek. De witte bloedcellen zijn misvormd en doen hun werk niet meer goed. Deze ziekte heet leukemie. Bloedplaatjes helpen bij de stolling van bloed. Als ze tegen de rand van een wondje stuk stoten, komen er bepaalde stoffen uit de bloedplaatjes vrij. In het bloedplasma zit een vloeibaar eiwit: fibrinogeen. Door contact met stoffen uit de bloedplaatjes verandert het fibrinogeen in fibrine, een vaste Afbeelding 10-26 Bloedplaatjes zorgen voor de stolling van bloed

stof. Er ontstaat een netwerk van fibrinedraden, dat de andere bloedcellen tegenhoudt. Op die manier wordt er een korstje gevormd dat de wond afsluit. Ook bloedplaatjes worden in het rode beenmerg aangemaakt. Maak nu: O: 10/29t/mO: 10/38 7 W e e f s e l v l o e i s t o f e n l y m f e Afbeelding 10-27 Netwerk van fibrinedraden Door de dunne wand van de haarvaten kunnen allerlei stoffen passeren. Alleen rode bloedcellen niet. Een deel van de bloedvloeistof gaat via de haarvatenwand naar de ruimten tussen de cellen. Deze vloeistof noemen we de weefselvloeistof. De cel len die niet direct tegen een bloedvat Afbeelding 10-28 Lymfestelsel

liggen, kunnen uit de weefselvloeistof alles halen wat ze nodig hebben. Na de uitwisseling van stoffen wordt een deel van de weefselvloeistof weer opgenomen in de haarvaten. De rest wordt afgevoerd door een speciaal buizenstelsel, de lymf evaten. Als de weefselvloeistof in de lymfevaten is gekomen, wordt het lymfe genoemd. De lymfevaten komen samen in de lymfeklieren. Dit zijn kliertjes die als een filter werken. Ze zuiveren de lymfe van ziektekiemen. Bovendien maken ze witte bloedcellen. Alle lymfevaten komen uiteindelijk samen in enkele grote aders, vlak bij het hart. Het lymfestelsel heeft geen aparte pomp. De druk in de weefsels en de zuigkracht van het hart stuwen de lymfe verder. Kleppen in de lymfevaten zorgen ervoor dat de lymfe niet terugzakt. Maak nu: O: 10/39t/enO: 10/40 8 B l o e d t r a n s f u s i e Al heel lang proberen artsen het leven van een patiënt te redden door hem bloed van een ander mens (of soms Afbeelding 10-29 van een dier) te geven. Dat ging heel vaak mis: het bloed stolde te snel en er traden allerlei infecties op. Ook ontstond heel vaak een klontering van de rode bloedcellen. 8.1 B l oe d gr oe p A, B, A B, 0 In 1900 ontdekte men hoe dat komt. Aan het celmembraan van de rode bloedcel zitten antigenen. Als vreemde rode bloedcellen in het lichaam van een ander komen, worden er vaak antistoffen gevormd. Net als bij ziekteverwekkers reageert het bloed dus ook op niet-eigen bloedcellen (vreemde eiwitten). Daardoor klontert het bloed en kan de Ontvanger Sterven. Afbeelding 10-30 Karl Landsteiner, de ont dekker van het bestaan van bloedgroepen Op rode blokunnen kunnen twee soorten antigenen voorkomen: A en B. Sommige mensen bezitten alleen an tigeen A. Zij hebben dan bloedgroep A. Als je alleen antigeen B hebt, behoor je tot bloedgroep B. Mensen met an tigeen A en B worden tot bloedgroep AB gerekend. Er zijn ook mensen die geen van bei de antigenen in hun bloed hebben. Zij hebben bloedgroep 0 (nul). Iemand met bloedgroep A heeft dus een antistof tegen bloedgroep B.Deze antistof noemen we anti-b. Iemand met bloedgroep B heeft dan anti-a. Bloedgroep AB heeft beide antigenen. Deze mensen maken dus geen anti-

stoffen. In bloedgroep 0 komen anti- A én anti-b voor, omdat deze bloedgroep geen antigenen heeft. Afbeelding 103 1 Bloedtransfusie Bij een bloedtransfusie wordt dan ook eerst de bloedgroep bepaald. Er wordt ook onderzocht of het bloed niet besmet is met bepaalde virussen. Bloedtransfusies zijn nodig als je te veel bloed hebt verloren, te weinig bloedcellen of bloedplaatjes hebt of om je weerstand te verhogen. Na een kleine operatie krijg je meest al een infuus met water en opgeloste stoffen toegediend. In de tabel zie je een schema over de bloedgroepen. Als je bloed geeft, dan word je een bloeddonor genoemd. 8. 2 R e s u s f a c t o r Op de rode bloedcellen komen nog meer antigenen voor. De bekendste is de resusfactor. Deze werd voor het eerst bij het resusaapje ontdekt en komt zo aan zijn naam. Als je dit antigeen in je bloed hebt, ben je resuspositief. In Nederland is 85% van de mensen dat; 15% is resusnegatief. Als iemand met resusnegatief bloed een bloedtransfusie krijgt met resuspositief bloed, is er niets aan de hand. Van nature hebben mensen geen antistoffen in hun bloed tegen de resusfactor. Maar hun lichaam gaat Afbeelding 10-32 Resusaapje deze antistoffen dan wel direct maken. Bij een tweede transfusie klontert het bloed daardoor wel. Maak nu: O: 10/41t/mO: 10/45 Als je deze dan heb je en deze anti- Je bloed Je kunt bloed bloedgroep deze antigenen stoffen in je klontert met ontvangen hebt: aan je rode bloedplasma: bloedgroep: van mensen bloedcellen: met bloedgroep: A A anti-b Ben AB Aen0 B B anti-a AenAB Ben0 AB AenB - - A, B, AB en 0 0 - anti-a, anti-b A, B en AB 0

9 Z i e k t e v e r w e k k e r s in je b l o e d Donorbloed wordt tegenwoordig altijd onderzocht. Het bloed kan bijvoorbeeld besmet zijn met het hepatitis-virus. Hepatitis is een ernstige leverontsteking. Hepatitis kan de lever voor altijd beschadigen en is soms dodelijk. In het bloed worden dan antistoffen tegen het hepatitis-virus gevonden. De donor hoeft zich trouwens nog niet eens ziek te voelen. Afbeelding 10-33 Hepatitis-virus Normaal komt bij de afbraak van de rode bloedcellen in de lever een geelbruine stof vrij. Deze galkleurstof wordt dan uitgescheiden in de galblaas. Bij hepatitis komt er heel veel van deze stof vrij. Ze verstopt de afvoerbuisjes in de lever. De geelbruine kleurstof komt zodoende in je bloed. Het kleurt het oogwit en later ook de huid geel. Vandaar dat deze ziekte ook wel geelzucht wordt genoemd. De ziekte gaat meestal over met rust. Je mag geen vet gebruiken en het is beter ook geen alcohol te drinken. Afbeelding 10-34 HlV-virus Bloed wordt ook onderzocht op aids. Als er antistoffen tegen het HIVvirus in zitten, mag de donor geen bloed meer geven. Hij is dan seropositief. Net als bij hepatitis hoeft de donor zich nog niet ziek te voelen. De antistoffen worden soms pas vier tot zes maanden na de infectie gemaakt! Later volgt er nog een bevestigingstest. Hiermee wordt dan met zekerheid vastgesteld of de donor met aids is besmet of niet. Aids is dus ook een besmettelijke ziekte. Zij wordt overgedragen door onveilig vrijen, het lenen van oude naalden en spuiten bij druggebruik en het gebruik van onveilige bloedproduc ten. Ook kan een seropositieve moeder haar kind besmetten tijdens de zwangerschap, de geboorte of via borstvoeding. Het aids-virus breekt witte bloedcellen die antistoffen maken, af. Hierdoor wordt het natuurlijke afweersysteem minder. Aids-patiënten sterven dan ook meestal aan longontsteking.

Tegenwoordig worden steeds betere medicijnen tegen het aids-virus gevonden. Helaas is er nog niet één die een patiënt volledig doet genezen. Maak nu: O: 10/41t/mO: 10/45 Afbeelding 10-35 Over de hele wereld worden mensen tegen aids gewaarschuwd.

SAMENVATTING 1 Het bloed vervoert voedingsstoffen en zuurstof naar de cellen toe. Het voert afvalstoffen (koolstofdioxide en water), celproducten en warmte af. 2 Er zijn drie soorten bloedvaten: slagaders, aders en haarvaten. 3 Verschillen tussen slagaders en aders zijn: slagader: ader: 1 stroomrichting: van hart af naar hart toe 2 bloeddruk: hoog laag 3 dikte van de wand: dik dun 4 kleppen: geen, behalve wel bij het hart 5 ligging: diep in lichaam aan oppervlakte 6 rijk aan: zuurstof, behalve koolstofdioxide, de longslagader behalve de longader 4 Haarvaten geven voedingsstoffen en zuurstof af aan de cellen. Ze nemen afvalstoffen uit de cellen mee. Alle stoffen en bloedcellen kunnen de haarvatwanden passeren, behalve de rode bloedcellen. 5 De kleine bloedsomloop loopt zo: rechter hartkamer - longslagader -longhaarvaten - longader - linker hartboezem. De grote bloedsomloop loopt zo: linker hartkamer - aorta - lichaamshaarvaten - holle ader - rechter hartboezem. 6 Het hart werkt als volgt: 1 De boezems trekken samen; het bloed stroomt in de kamers; de hartkleppen zijn open, de slagaderkleppen zijn dicht. 2 De kamers trekken samen; het bloed stroomt in de slagaders; de hartkleppen zijn dicht, de slagaderkleppen zijn open. 3 Een hartpauze; het bloed stroomt vanuit de aders in de boezems. De hartkleppen en de slagaderkleppen zijn dicht.

7 De kransslagader brengt voedingsstoffen en zuurstof naar het hart. De kransader voert afvalstoffen af. 8 Bij een hartinfarct is de kransslagader verstopt. Een deel van het hart sterft af.er blijft een litteken over. 9 Ritmestoornissen veroorzaken kortademigheid en benauwdheid. Een pacemaker kan het hart weer in het goede ritme brengen. 10 Een hartvergroting komt voor bij mensen die zware arbeid verrichten (wedstrijdroeiers, marathonlopers). Ze hebben last van verhoogde bloeddruk. Harten kleppen kunnen beschadigen. 11 Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het vervoert oplosbare stoffen, zoals: glucose, zouten (mineralen), vitamines, vetten, eiwitten (zoals antistoffen en antigenen), hormonen, zuurstof en koolstofdioxide. Bloed vervoert ook warmte. 12 Er zijn drie soorten bloedcellen: taak: gemaakt in: vorm: 1 rode bloedcellen vervoeren zuurstof (bevatten hemoglobine) rode beenmerg van platte beenderen rond, in het midden iets dunner, ze hebben geen kern 2 witte bloedcellen beschermen het lichaam tegen ziektekiemen: de ene soort maakt antistoffen, de andere vernietigt bacteriën rode beenmerg van platte beenderen, in milt en in lymfeklieren geen vaste vorm, ze hebben een kern 3 bloedplaatjes vormen korstje van fibrinedraden bij verwonding; ze rea geren met het fibrino geen in het bioed rode beenmerg van platte beenderen kleine deeltjes van een cel, hebben geen kern 13 Antistoffen schakelen werking van antigenen uit. Antigenen zijn lichaamsvreemde eiwitten. 14 Leukemie is een kanker van de bloedcellen. De witte bloedcellen nemen sterk in aantal toe. Een beenmergtransplantatie kan soms leukemie genezen.

15 Het bloedplasma dat tussen lichaamscellen stroomt, noemen we weefselvloeistof. Weefselvloeistof die niet in de haarvaten terugkeert, wordt opgevangen door lymfevaten. Als het vocht hierin gekomen is, heet het lymfe. 16 De lymfevaten bevatten kleppen. Ze verenigen zich in de lymfeklieren. Deze zuiveren de lymfe en maken witte bloedcellen. 17 Aan het celmembraan van rode bloedcellen zitten antigenen. Deze kunnen voor afstootreacties zorgen als er vreemd bloed (verkeerde eiwitten) wordt toegediend. Er zijn vier bloedgroepen: A (hebben antigeen A), B (hebben antigeen B), AB (hebben antigeen A en B) en 0 (spreek uit: nul; hebben geen antigenen). Mensen met bloedgroep 0 kunnen aan iedereen bloed geven. Mensen met bloedgroep AB kunnen van iedereen bloed ontvangen. 18 De resusfactor is ook een antigeen. Iemand die deze factor heeft, is resuspositief. Hij kan één keer resusnegatief bloed ontvangen. 19 Hepatitis (ernstige leverziekte) wordt onder andere overgebracht door donorbloed. De ziekte gaat meestal over door rust. 20 Aids kan worden overgebracht door: onveilig vrijen, het lenen van gebruikte spuiten en naalden en het gebruik van onveilige bloedproducten. Ook kan een seropositieve moeder haar kind besmetten tijdens de zwangerschap, tijdens de geboorte of via borstvoeding. Het aids-virus breekt witte bloedcellen die antistoffen maken, af. Hierdoor wordt de weerstand lager. Een aids-patiënt kan aan een longontsteking sterven. Maak nu de diagnostische toets. Maak een kenuze uit E: 10/53 en E: 10/54