Bijlage 7.1 Stotteren: van theorie naar therapie. Informatie voor ouders



Vergelijkbare documenten
Stotteren Logopedie Postadres Bezoekadres

TAAL IS LEUK. Adviezen om de taalontwikkeling te stimuleren

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND. Leeftijd vanaf 4 jaar

EEN KIND DAT STOTTERT IN JE KLAS, WAT NU?

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND. Leeftijd 0 tot 4 jaar

Bijlage 7.4 Een kind dat stottert op de speelzaal, in de kinderopvang of in de aanvangsgroep van de basisschool

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

ADHD en lessen sociale competentie

Afasie en logopedie informatie voor naasten/familie

Bijlage Vragenlijst voor stotterende kinderen

Inleiding. Autisme & Communicatie in de sport

Omgaan met kanker. Moeheid

Luisteren en samenvatten

Spreken Wat is een dysartrie?

Afasie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Verklarende woordenlijst bij de strategieën uit Praten doe je met z n tweeën voor ouders

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het

Wat is niet aangeboren hersenletsel?

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Introductie logopediepraktijk. Van brabbelen tot babbelen. Ons team van logopedisten. Doelstellingen informatieavond.

Bijlage 7.3 Praten over gedachten en gevoelens

Inleiding. Wat is afasie?

Gespreksrichtlijnen tussen goeden slechthorenden

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Gefeliciteerd. De allerbelangrijkste regel als we het hebben over kinderen en honden is:

Uit de burn-out Therapiegroep werkstresshantering

Methodisch werken binnen Lang Verblijf. woonzorg en dagbesteding

Leren praten Turks. Colofon. Hart voor Brabant

Online Psychologische Hulp Overspanning & Burn-out

Afasie Informatie voor familieleden. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Verbindingsactietraining

Utrecht, Gooi & Vecht. Ondersteuning bij leven met een beperking. Zeer moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een zeer moeilijk lerend kind

Kinderen op bezoek op de intensive care

Jonge stotterende kinderen en hun ouders. Onzekerheid en veel vragen. Ouders zijn niet de oorzaak van stotteren. 29/10/2012

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Mijn kind heeft een LVB

Bijlage 9.3 Informatie voor de luisteraar. Stottercentrum Zeeland

Achtergrondinformatie. Hoe is het beloop van vermoeidheid na kanker? Internationale literatuur Prevalentie: uitgezet tegen tijd sinds behandeling

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten

Wat is afasie? Afasie is een taalstoornis ontstaan door hersenletsel.

Weerbare kinderen. Bouwsteen 1. Overzicht bijeenkomst. Belang van emotionele weerbaarheid. Een weerbaar kind... Bouwstenen

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Voel jij wat ik bedoel? 17/5/2008

van delen tot het geheel. Hij kan bijvoorbeeld zijn kleding binnenstebuiten aantrekken, of zijn kopje naast de tafel zetten.

Peuters. Lief maar ook wel eens lastig

EEN DIERBARE VERLIEZEN

# $ % ' ( )* & & &!! +, *--- % ' #.. 2, *---

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Slecht nieuws goed communiceren

7Omgaan met faalangst

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Hoofdpijn Duizeligheid Vermoeidheid Concentratieproblemen Vergeetachtigheid

In gesprek met medewerkers over verzuim

een dierbare verliezen

Direct aan de slag met Baby- en kindergebaren

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Peuters: lief maar ook wel eens lastig

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

Faalangst. Informatie en tips voor ouders en verzorgers

Welke moeilijkheden kunnen optreden bij mensen met afasie?

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Communicatie bij afasie

Afasie. Logopedie. Beter voor elkaar

Omgaan & Trainen met je hond Door: Jan van den Brand. (3 e druk) 2015, Jan van den Brand adviescentrum.nl

Meertalig opvoeden. Veronique de Vries Psychologe

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND

WORD GROTER DAN DAT WAT JOU KLEIN HOUDT. Ann Weiser Cornell en Egbert Monsuur

Sociale/pedagogische vragenlijst

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND

Acht leesadviezen voor thuis

Onrustige baby. Moeder en Kind Centrum. Beter voor elkaar

Behandeling chronische pijn en vermoeidheid bij tieners

Geweld in huis raakt kinderen. Informatie en advies voor ouders. huiselijkgeweldwb.nl cent per minuut

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Psychosociale ontwikkeling

Wat vertel ik mijn kind als ik opgenomen word? Praten helpt. Verslavingspreventie Mondriaan

Utrecht, Gooi & Vecht. Ondersteuning bij leven met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Ontdek je kracht voor de leerkracht

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

ZORGELOOS OP UITJE, VOOR OUDERS EN BEGELEIDING VAN AUTISTISCHE KINDEREN

een ademtest om een speciale bacterie in je maag op te sporen 13C-ureumtest

Voorlezen is leuk en nuttig. Maar hoe doe je dat eigenlijk, goed voorlezen? Hieronder vindt u de belangrijkste tips en trucs.

Affirmaties, welke passen bij mij?

Met het hele gezin gezond het nieuwe jaar in

Inleiding 2. Wie is Christine? 4. Tip 1: Houd het doel van feedback voor ogen 5. Tip 2: Richt feedback op gedrag, niet op de persoon 6

Vragenlijst Prettig Schoolgaan Praktisch hulpmiddel voor kinderen met autisme in het voortgezet onderwijs

Bijlage 4.3 Vragenlijst basisonderwijs

Checklijst voor Cognitieve en Emotionele problemen na een Beroerte (CLCE-24)

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips

Informatie en advies voor ouders

Tips bij het in gesprek gaan met een burger met een licht verstandelijke beperking

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

PEUTERS MET TOS. Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht. Marthe Wijs - van Lonkhuijzen

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

Dysartrie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Baby-lichaamstaal. Albert Schweitzer ziekenhuis kinderafdeling december 2003 pavo 0301

Transcriptie:

Bijlage 7.1 Stotteren: van theorie naar therapie. Informatie voor ouders bussum 2010

Deze informatie krijgt u van de therapeut (logopedist) die uw kind begeleidt in verband met de (mogelijke) ontwikkeling van stotteren. Met hem of haar hebt u na het onderzoek van uw kind een gesprek gehad over wat stotteren is, wat er bekend is over mogelijke oorzaken ervan, hoe het kan worden uitgelokt en hoe het in stand gehouden en versterkt kan worden. De therapeut heeft met u besproken wat de risico s bij uw kind zijn op de ontwikkeling van een stotterprobleem. Er is met u een plan van aanpak gemaakt. Met de onderstaande adviezen leert u hoe u zelf invloed kunt hebben op het al dan niet (extra) uitlokken of versterken van stotteren. In deze bijlage komen verschillende onderwerpen rond het omgaan met uw kind aan de orde die tot doel hebben de ontwikkeling van stotteren bij uw kind af te remmen. Het spreekt vanzelf dat u zich niet alle informatie in één keer eigen kunt maken. Overleg met uw therapeut welke adviezen als eerste de aandacht verdienen. Waarschijnlijk wijst uw therapeut u steeds op een bepaald onderdeel dat op dat moment voor uw kind het meest belangrijk is. Hij of zij zal dit met u oefenen, zodat u het zelf in de dagelijkse situatie met uw kind kunt toepassen. In dit stuk staat een aantal logopedische termen. Mocht uw therapeut u nog niet alles hebben toegelicht, aarzel dan niet om uitleg te vragen. Adviezen voor de ouders en andere luisteraars om het spontaan vloeiend spreken bij een kind te versterken Het stimuleren van het spontaan vloeiend spreken betekent dat de omgeving de ouders, verzorgers en anderen in de directe omgeving geen druk leggen op het presteren van het kind. Het kind zelf hoeft niets extra s te doen. Er zal na een tijdje spontaan verbetering in het spreken kunnen optreden. Na onderzoek van het kind en na overleg met de ouders zal blijken welke adviezen voor de ouders van belang zijn; zij kunnen proberen zich in hun nieuwe manier van omgaan met hun kind te bekwamen. We onderscheiden directe en indirecte therapie. Bij een directe therapie is sprake van een rechtstreekse begeleiding door de therapeut van het kind, meestal in aanwezigheid van de ouder(s). Bij een indirecte therapie wordt geprobeerd om het kind vloeiender te laten spreken door de naaste omgeving van het kind, met name de ouders, in te schakelen. Dit kan voor ouders, zeker in de beginfase, lastig zijn, maar het is erg prettig wanneer het kind zelf (nog) niet te veel met therapie belast hoeft te worden. Op een indirecte therapie kan een directe therapie volgen. Van ouders en andere luisteraars wordt gevraagd zich (tijdelijk) aan te passen aan het kind dat problemen heeft met vloeiend spreken. Ouders kunnen tijdens de begeleiding het gevoel krijgen dat ze zich bij gesprekjes met hun stotterende kind nogal onnatuurlijk moeten gaan gedragen, terwijl de andere kinderen in het gezin toch uitstekend gedijen met de huidige manier van aanpak. In de praktijk is gebleken dat onderstaande adviezen effect hebben. Met de therapeut kunt u overleggen welke adviezen het meest op uw kind van toepassing lijken te zijn. Uiteraard gelden de adviezen voor iedere verzorger en luisteraar met wie het kind te maken heeft. Voor het leesgemak spreken we hier van de ouder omdat die over het algemeen de meest directe en meest aanwezige luisteraar is van het jonge kind. De onderstaande adviezen gaan in op: 1 Spreektempo en beurtgedrag 2 Het taalaanbod 3 Het spraak- en taalproces zelf 4 De taalpragmatiek 5 Het temperament van het kind 6 De cognitieve ontwikkeling 7 Reacties van de luisteraar 8 Lichamelijke gesteldheid van het kind 9 Toevoegen van normaal niet-vloeiend spreken 10 Geruststelling Bijlage 7.1 bij Stotteren 2/10

1 Spreektempo en beurtgedrag Een hoog spreektempo bij ouder of kind zou de ontwikkeling van stotteren kunnen bevorderen. Er zijn aanwijzingen dat een langzame spreker over het algemeen de snellere spreker in snelheid wil volgen. De ontwikkeling van de spreeksnelheid duurt bij kinderen tot ongeveer het negende jaar. Rond die leeftijd spreken kinderen meestal al wel in een normaal tempo. Jonge kinderen spreken altijd langzamer dan volwassenen en zullen met een snellere gesprekspartner boven hun spraakmotorische en taalvaardige mogelijkheden proberen te presteren. Voor een ouder is dat een reden om het kind in zijn spreektempo tegemoet te komen en wat langzamer te praten in kortere en dus eenvoudigere zinnen. Daardoor ontstaan er meer pauzes in het gesprekje en de neiging om het kind te interrumperen zal verminderen. Zo krijgt het kind meer kansen om vloeiend te spreken. Luisteraars lijken meestal sneller te reageren op een kind dat stottert dan op kinderen die vloeiend spreken. Dat is natuurlijk niet zo vreemd want vaak weet de luisteraar al wat het kind wil zeggen omdat het even duurt voor het kind is uitgesproken. Daardoor wordt de interactietijd (de tijd tussen wat de een en wat de ander zegt) automatisch korter en voelt het kind zich (onbedoeld) onder druk gezet om óók sneller te reageren. Problemen met het formuleren van zinnen en aarzelingen in de woordkeus kunnen hiervan het gevolg zijn en stotteren mogelijk in de hand werken. Als de luisteraar een langere interactietijd in acht neemt, bestaat er een goede kans dat het kind hieraan na enige tijd gaat meedoen. Dit kan een gunstig effect hebben op het spreken van het kind. Een langere interactietijd betekent ook dat een kind meer tijd krijgt zijn gedachten onder woorden te brengen. In onderstaand plaatje geeft de stippellijn de interactietijd aan. A kind spreekt A B C B kind spreekt C kind spreekt kind spreekt kind spreekt kind spreekt Interactietijden:......... spreken...= pauze... Bij A ontbreekt de interactietijd: de luisteraar antwoordt al voor het kind is uitgesproken. Geïnterrumpeerd worden vindt niemand plezierig, dat ervaren ook volwassen taalgebruikers. Zeker een stotterend kind kan zich door interrupties opgejaagd voelen. Bij B is er sprake van een juiste interactietijd van iets minder dan een seconde. Dit is een natuurlijk aanvoelende interactietijd voor beide partijen. Bij C is de interactietijd te lang, het kind kan ongeduldig worden en dwingend doorvragen omdat het snel antwoord wil hebben of het haakt af. Bijlage 7.1 bij Stotteren 3/10

Met aandacht voor de interactietijd is er vanzelf ook aandacht voor het beurtgedrag. Bij een gesprek horen ook zaken als: op je beurt (om te praten) wachten, de ander de gelegenheid geven iets te zeggen (de beurt afgeven), de tijd nemen voor elkaars gespreksbeurt en het in acht nemen van een juiste lengte van een beurt. Het snelle wisselen van beurten kan averechts werken, waardoor de kans op stotteren toeneemt. Als een kind vaak onderbroken wordt, kan de vloeiendheid van het spreken regelmatig in het gedrang komen. Dat is zeker het geval wanneer er weinig natuurlijke pauzes zijn en de interactietijden te kort zijn. Soms zijn hier verklaringen voor te geven. Misschien is er in de dagelijkse gang van zaken onvoldoende gelegenheid rustig met het kind te praten en elkaar om de beurt aan het woord te laten. Het kind krijgt het gevoel dat er sprake is van een soort wedstrijdje en gaat zich geweldig inspannen om ook aan de beurt te komen. Er zijn gezinnen waar niet zozeer snel wordt gesproken, maar waar het gehele tempo van handelen, het leeftempo, erg hoog ligt. Wat moet het kind allemaal en hoe vlug wel niet? Het is verstandig goed te kijken naar de omstandigheden in het gezin en naar de ontwikkeling van het kind dat stottert. Misschien geven maatregelen in algemeen opvoedkundige zin het kind meer rust. Wanneer het kind iets zegt, wellicht stotterend, probeer het dan te bevestigen in wat het vertelt. Doe dit op een losse, ontspannen wijze, eventueel met iets gerekte spraak en geef op die manier zelf het voorbeeld: de ouder doet het losse, wat langzamer spreken voor, het kind leert hiervan en merkt op deze manier dat er tijd is om te spreken. Het kan zijn dat het die losse manier van spreken na een tijdje gaat overnemen. Natuurlijk moeten ouders leren op deze manier met hun kind te praten en daarmee zelf ook oefenen. Samenvattend: π Verlaag de spreeksnelheid en verminder de reactiesnelheid. π Las natuurlijke pauzes in tijdens het spreken. π Verleng de interactietijd. π Bewaak het beurtgedrag, zowel wat betreft de beurt nemen als de beurt afgeven. π Laat het kind zo veel mogelijk uitspreken. π Bewaak het algehele leeftempo rond het kind. π Hanteer een langzame, losse en makkelijke manier van spreken als model voor het kind. 2 Het taalaanbod Vereenvoudigen van het taalniveau (minder moeilijke en minder lange woorden en zinnen gebruiken) en verminderen van de hoeveelheid taal (kortere zinnen en meer beurten afgeven) in gesprekjes met het kind, zijn factoren die gunstig kunnen uitwerken op diens vloeiendheid van het spreken. Juist wanneer er véél taal gebruikt wordt in het contact met het kind zou, onbedoeld, de taalontwikkeling van het kind te veel versneld kunnen worden, terwijl het daar nog niet aan toe is. We weten inmiddels dat door een ingewikkelde manier van praten tegen een kind stotteren kan verergeren. Dus als de ouder in lange zinnen met moeilijke woorden spreekt, kan dit invloed hebben op de kwaliteit van het spreken van het kind. Het kind zal zich hieraan willen optrekken, gaat proberen met die lange en ingewikkelde woorden en zinnen mee te doen en probeert de andere spreker (onbewust) te imiteren. Wanneer ouders hun taalgebruik aanpassen aan het taalniveau van het kind, halen zij als het ware de druk van de ketel en geven zij het kind meer ruimte voor zijn eigen taalgebruik. Het is wel de bedoeling dat ouders correcte woorden en zinnen blijven gebruiken en geen kindertaal gaan spreken, met verbasterde woordjes. De ouders kunnen tijdens de therapie leren bij zichzelf te herkennen wanneer ze het kind té ingewikkelde en té veel taal aanbieden. Er zijn ook kinderen die zelf de lat erg hoog leggen en uit zichzelf juist erg ingewikkeld praten. Op deze manier nodigen zij hun ouders als het ware uit op hoog taalniveau met hen te spreken, dat maakt het lastiger voor de ouders om eenvoudiger taal te gebruiken. Wanneer het taalniveau genormaliseerd wordt, is de kans op herstel van stotteren groter. Bijlage 7.1 bij Stotteren 4/10

Minder vragen stellen aan het kind kan ook minder stotteren tot gevolg hebben. Een vraag beantwoorden vereist namelijk al een behoorlijke taalvaardigheid, want het kind moet als het ware onmiddellijk meegaan met de gedachten van de ander. De manier waarop de vraag wordt gesteld, speelt ook een rol. Een jong kind vragen naar het hoe of waarom vergt het verwoorden van zogenaamde taal-denkrelaties: het kind moet onder meer oorzaakgevolg of middel-doel onder woorden zien te brengen. De therapeut kan met de ouder nagaan hoe ver het kind in zijn taalontwikkeling is. De ouder leert dan welk soort vragen hij of zij het kind kan stellen. Wanneer kinderen problemen hebben met hun spraak- en taalontwikkeling kunnen deze het stotteren mogelijk versterken. De ouder leert bij de therapeut zijn taalgebruik aan het kind en zijn extra problemen aan te passen. Minder vragen stellen betekent het initiatief meer aan het kind overlaten. De ouder volgt het kind in zijn uitingen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat kinderen vaak minder stotteren wanneer ze zelf het initiatief kunnen nemen tot praten. Stotteren komt vaker voor wanneer kinderen antwoord moeten geven op vragen. Tijdens een gesprekje met kinderen is het verstandig bij jonge kinderen binnen de belevingswereld van het kind te blijven. Vertellen buiten het hier en nu is voor hen nog een ingewikkelde vaardigheid en vraagt veel voorstellingsvermogen, een behoorlijke grammaticale ontwikkeling en een ingewikkeld taalgebruik. Daarom is het verstandig het kind tijdelijk beneden zijn niveau taal aan te bieden door een onderwerp buiten het hier en nu eerst een beetje in te leiden en daarna uit te breiden. Moeder kan vragen aan haar kind: Vertel oma eens waar je het weekend geweest bent. Ze kan ook zelf beginnen: Oma, vorige week waren Eric en ik in de dierentuin, weet je nog Eric? We zagen toen een hele grote tijger, maar die zag er heel anders uit. Eric reageert nu waarschijnlijk spontaan met: Ja, oma, die was helemaal wit en toen Het herhalen van wat het kind zegt kan ook steun bieden: er worden op die manier als het ware steigers rond zijn verhaal gezet, het kind dwaalt niet af en voelt zich begrepen. Het taalgebruik wordt iets makkelijker voor hem. Er zijn ook kinderen die altijd aan het woord zijn of willen zijn. Die krijgen op die manier steun in het willen vertellen, het enthousiasme en de druk die voortkomen uit het willen vertellen worden enigszins ingedamd en de kans op spontane vloeiender spraak neemt toe. Eric zegt bijvoorbeeld: En oma, er was ook een olifant en Dan hapert hij en zegt niets meer. Oma kan dan zeggen: Was er ook een olifant? Die is heel groot, hè. En die heeft heel grote oren en ook zo n eh Bijlage 7.1 bij Stotteren 5/10

Wanneer het kind iets zegt, wellicht stotterend, bevestigt de ouder wat het kind vertelt. Het kind voelt dat het begrepen wordt, zal minder opgewonden verder gaan met zijn verhaal, neemt meer tijd, enzovoort. Zo vormt de ouder voor het kind steeds een los, makkelijk spreekmodel. Het kan zijn dat een kind na enige tijd deze manier van spreken gaat overnemen. De therapeut oefent met de ouders hoe die zelf tot een lossere manier van praten kunnen komen. Samenvattend: π Verminder de hoeveelheid aangeboden taal. π Vereenvoudig de aangeboden taal. π Stel minder vragen aan het kind, laat het initiatief meer aan het kind zelf. π Blijf binnen de belevingswereld van het kind. π Herhaal de taaluitingen, bied steun in het vertellen. π Spreek rustig, makkelijk en eenvoudig als voorbeeld. π Zorg dat het kind zich begrepen voelt. 3 Het spraak- en taalproces zelf De plaats van woorden in zinnen, het soort woorden dat het kind gebruikt: al deze zaken vereisen aanpassing in de timing en coördinatie van het spreken. Wanneer een kind bijvoorbeeld zelf een vraag stelt, vergt dit meer taalvaardigheid van het kind. Dit (zelf) stellen van vragen kan makkelijk leiden tot minder vloeiend spreken bij het kind. Het beantwoorden van vragen kan ook lastig zijn, zeker wanneer het kind met zijn hoofd ergens anders is en even niet in de gaten heeft waar de vraag over gaat. Zelfcorrecties tijdens het formuleren (het herstellen van vergissingen) kunnen de vloeiendheid van het spreken ook in gevaar brengen en stotteren bevorderen. Bovendien lijken kinderen met een explosieve groei in hun woordenschat een verhoogd risico te hebben op de ontwikkeling van stotteren. Regelmatig merken we dat een kind vooraf aan een sprong in zijn taalontwikkeling tijdelijk minder vloeiend spreekt. Soms heeft een kind naast stotteren ook nog andere spraak- of taalproblemen en het werken daaraan kan het stotteren soms doen verergeren, doordat de druk op het gehele proces van leren spreken, onbedoeld, te groot wordt. Kinderen die een relatief lage en stabiele articulatiesnelheid hebben (nog) tamelijk langzaam en nadrukkelijk spreken lopen vaak minder kans om chronisch te gaan stotteren. De therapeut kan de ouder helpen zich zo op te stellen dat het kind óp of misschien tijdelijk ónder zijn niveau taal kan produceren. Samenvattend: π Verlaag de eisen aan het taalgebruik van het kind. π Rem een extreme en snelle groei in de woordenschat af. π Wees voorzichtig in het actief benaderen van spraak- en taalproblematiek. π Stel het kind in de gelegenheid om langzaam te spreken. Bijlage 7.1 bij Stotteren 6/10

4 De taalpragmatiek Pragmatische taalvaardigheden zijn vertelvaardigheden zoals woordkeus en opbouw van wat je vertelt, en conversatievaardigheden zoals rekening houden met de luisteraar. Deze ontwikkelen zich geleidelijk. Een kind leert al doende hoe het de taal op de juiste wijze en op het juiste moment kan gebruiken in verschillende situaties. Beurtgedrag, bij een onderwerp kunnen blijven en het zich kunnen verplaatsen in de ander (in de luisteraar) zijn noodzakelijk om tot werkelijke communicatie te komen. Ook oogcontact speelt daarbij een belangrijke rol. Door aandacht te hebben voor oogcontact tijdens een gesprek kan de luisteraar het kind laten merken dat hij echt luistert. Bovendien kan de luisteraar zo observeren hoe het kind iets zegt en mogelijke reacties in de gaten te houden. Het kind kan als reactie op zijn stotterachtige manier van spreken immers vermijdingsgedrag gebruiken en dit is niet altijd hoorbaar. Het kan bijvoorbeeld met de ogen knipperen of wegkijken of na een hapering iets anders zeggen of helemaal afhaken. Het kind kan op zijn beurt het wegdraaien van de blik van de luisteraar opvatten als een gebrek aan aandacht of, nog erger, als kritiek omdat het hakkelt of stottert. Maak duidelijk dat het kind er toch altijd mag zijn, ook al stottert het. De inhoud van hetgeen het wil zeggen is altijd belangrijker dan de verpakking of de vorm. Ook de communicatiestijl tussen ouders en kind kan invloed hebben op het al of niet stotteren. Misschien oefent de ouder, onbedoeld, veel druk uit op de manier van spreken van het kind. Of misschien is de ouder altijd bezig het kind iets te onderwijzen of is de ouder tijdens een gesprekje met het kind meer bezig met het bijsturen van diens gedrag dan met luisteren en samen praten. Maar ook het kind zelf kan die stijl van communiceren beïnvloeden. Een verlegen kind reageert anders op een ouder die veel wil vertellen en onderwijzen, dan een kind dat zelf ook veel wil zeggen. Samenvattend: π Houd en versterk het (normale) oogcontact. π Pas de verwachtingen omtrent de pragmatische vaardigheden aan. π Heb aandacht voor de manier van communiceren met het kind. π Wát het kind zegt is belangrijker dan hóe het iets zegt. 5 Het temperament van het kind De volgende suggesties hebben betrekking op het type kind in zijn interactie met anderen. Specifieke karaktereigenschappen van een kind komen geleidelijk aan duidelijker naar voren. Allerlei reacties vanuit het temperament kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld bij ingrijpende gebeurtenissen. Ook binnen hetzelfde gezin kunnen kinderen al heel verschillend reageren. Het ene kind kan de emotie rond de komst van Sinterklaas beter aan als je het daar ruim van te voren over inlicht, het andere kun je beter op de dag zelf vertellen dat de Sint komt. Binnen de groep stotterende kinderen blijken opvallend veel kinderen bijvoorbeeld een sterk verhoogde concentratie te hebben voor de activiteiten waar ze mee bezig zijn, zij kunnen er moeilijk ineens los van komen en iets anders gaan doen. Het is heel verstandig om situaties of andere prikkels die emoties uitlokken, zowel positieve als negatieve, bij het kind voor te bereiden of uit te stellen als dat mogelijk is. Veel kinderen die stotteren lijken aan zichzelf erg hoge eisen te stellen. Zij kunnen er niet goed tegen als ze iets (nog) niet kunnen of wanneer iets even anders loopt dan ze dachten. Ze weten wat ze willen en hoe ze iets willen, maar hebben er moeite mee als dat niet lukt. Zeker kinderen die veel met oudere kinderen omgaan kunnen het hier extra moeilijk mee hebben. Ze moeten steeds op hun tenen lopen om de ander bij te houden. Ouders kunnen in hun eigen gedrag aan hun kind laten zien hoe zíj zélf omgaan met eisen die gesteld worden of die zij zichzelf stellen. Kinderen leren veel van het model van hun ouders. Bijlage 7.1 bij Stotteren 7/10

Kinderen met een heftig temperament zullen vaak sneller en heftiger reageren in allerlei situaties en kunnen vaak minder goed hun emoties reguleren. Zij ontwikkelen in zo n situatie tegelijk een enorme fysieke spanning (worden bijvoorbeeld driftig) en kunnen, als ze dan toch stotteren, daardoor hevig geblokkeerd raken. Samenvattend: π Beperk heftige emoties of stel ze zo mogelijk uit. π Houd rekening met het temperament van het kind, bied structuur. π Laat zelf zien hoe het kind flexibel kan omgaan met allerlei situaties en met tegenslagen. π Maak duidelijk dat een foutje moet kunnen. 6 De cognitieve ontwikkeling Stotteren komt meer voor bij kinderen met problemen in hun verstandelijke ontwikkeling. Het hele spraak- en taalproces geeft vertragingen en/of stoornissen waardoor een verhoogde kans op stotteren kan ontstaan. De balans tussen de mogelijkheden van het kind en de verwachtingen die de omgeving heeft op allerlei ontwikkelingsgebieden is lang niet altijd duidelijk en vraagt veel aanpassingen. Binnen de groep kinderen met verstandelijke ontwikkelingsproblemen zijn er grote verschillen te zien. In het begeleiden van deze kinderen, bijvoorbeeld tijdens het stimuleren van de spraak en taal, zullen de oefeningen aangepast moeten worden aan de mogelijkheden van het kind. Wanneer het lukt het evenwicht tussen de mogelijkheden en de verwachtingen omtrent het kind te herstellen, is er een goede kans dat het vloeiender gaat spreken. Ouders en hulpverleners zullen bij deze kinderen vaak al samenwerken. De indirecte begeleiding van het stotteren kan hier worden ingepast. 7 Reacties van de luisteraar Het is wenselijk het kind uit te laten spreken, ook als het stottert. Omdat de luisteraar in gedachten al vooruitloopt op wat het kind gaat zeggen, is de verleiding groot om het aan te vullen. Op die manier wordt de interactietijd automatisch korter, waardoor het kind onder druk komt te staan. Het kind aanvullen wanneer het stottert is riskant. Het is namelijk niet denkbeeldig dat de luisteraar het kind verkeerd aanvult en dat kan heel frustrerend zijn. Het kind krijgt dan de indruk dat het iets fout doet, met het mogelijke gevolg dat het overgaat op secundair stottergedrag: het zegt bijvoorbeeld iets anders dan het van plan was, of zwijgt. Dat geeft hem (tijdelijk) een gevoel van opluchting. Het kind zal zich door deze opluchting onbedoeld gesterkt voelen, daardoor het vermijdingsgedrag in stand houden en misschien zelfs steeds minder gaan zeggen. Op lange termijn kan dit natuurlijk weer meer frustraties gaan geven. Al eerder kwam naar voren dat de luisteraar vaak sneller blijkt te reageren op stotterend spreken dan op vloeiend spreken. In veel gevallen blijken ouders van stotterende kinderen onbedoeld hogere eisen aan het taalgebruik van hun (stotterende) kind te stellen dan aan dat van hun niet-stotterende kinderen. Er zijn luisteraars die regelmatig de adem inhouden tijdens het stotteren van het kind. Ook andere non-verbale reacties (reacties die niets met taalgebruik te maken hebben) worden waargenomen, bijvoorbeeld: fronsen, zuchten, wegkijken. Ouders kunnen adviezen over de manier van spreken beter vermijden. Adviezen geven is namelijk een verkapte vorm van eisen stellen en het kind zal dat meestal opvatten als kritiek, juist omdat het op het punt van stotteren al zo gevoelig is. Het kind doet over het algemeen toch al zijn best om datgene te doen wat de ouder wenst en doet alle moeite om vloeiender te spreken. Een extra advies maakt hem nog meer bewust van het stotteren. Een veel voorkomende reactie is te voorspellen: het zal meer secundaire stottergedragingen gaan ontwikkelen die een verzwaring van de problematiek tot gevolg hebben. Bovendien is een jong kind nog helemaal niet in staat om adviezen op te volgen omtrent vloeiender spreken. Het ontbreekt hem nog aan het inzicht hiervoor. Bijlage 7.1 bij Stotteren 8/10

Samenvattend: π Laat het kind uitspreken, ook wanneer het stottert. π Vul het kind zo min mogelijk aan. π Verleng de interactietijd, wacht even met antwoord geven. π Probeer je bewust te zijn van je non-verbale reacties. π Vermijd adviezen over de manier van spreken/stotteren. 8 Lichamelijke gesteldheid van het kind Wanneer uw kind moe is of ziek zal het, net als ieder mens, meer last kunnen krijgen van zijn zwakke plek. In zijn geval is dat wellicht het stotteren. Natuurlijk is ziek zijn niet altijd te voorkomen en vermoeidheid treedt bij ieder kind wel eens op. Toch is het de moeite waard in een periode van veel stotteren er extra op te letten dat uw kind goed uitgerust is en het misschien een beetje kalmer aan te doen en zelfs het dag- en weekprogramma aan te passen. Wanneer een kind voor het eerst naar de basisschool gaat, kan de ouder overwegen het kind te laten wennen door het eerst een periode halve dagen te laten gaan. Zeker wanneer het stotteren hevig is, blijkt het verstandig deze tijd te nemen en zo het kind te beschermen tegen de hoge druk vanuit de omgeving. 9 Toevoegen van normale niet-vloeiende spraak Ook volwassenen zonder spreekproblemen zoeken weleens naar een woord. Af en toe aarzelen of haperen tijdens het spreken is normaal en algemeen geaccepteerd. Kinderen die stotteren mogen dus ook, net als iedereen, normaal niet-vloeiend spreken. Maar vaak willen kinderen dat zelf niet, of vragen hun ouders van hen om perfect vloeiend te spreken. Wat is het verwachtingspatroon van de ouders en van het kind zelf? Kan een kind, met zijn specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden en zijn vaardigheden daaraan wel voldoen? Hier komt de neiging tot perfectionisme om de hoek kijken. Iets niet goed kunnen, moet kunnen, is een stelling waar veel kinderen én veel ouders moeite mee hebben. Sommige kinderen reageren ook afwijzend op nietvloeiendheden in hun spreken die op zich helemaal niet abnormaal zijn. Als ouders zelf nadrukkelijk laten horen dat zij ook weleens normaal niet-vloeiend spreken, kunnen zij de gevoeligheid die het kind hiervoor heeft verminderen en op die manier het kind een spraakmotorisch rustiger model van spreken geven. Sommige kinderen gaan in reactie hierop makkelijker stotteren, ze voelen zich minder onder druk gezet en vermijden hun stotteren minder, de krampachtigheid gaat er af. Hierdoor lijkt het soms dat ze (hoorbaar) meer gaan stotteren. Het is begrijpelijk dat ouders het daarom moeilijk kunnen vinden dit advies op te volgen. Ze zijn bang dat ze onbedoeld hun kind zullen leren stotteren. Dit iets duidelijker hoorbare stotteren is er meestal maar tijdelijk. Doordat de druk eraf gaat, voelt het kind zich vrijer in het spreken en daardoor zou het na enige tijd juist vloeiender kunnen gaan praten. De therapeut kan de ouder helpen om deze niet-vloeiende manier van spreken op een veilige en vanzelfsprekende wijze te introduceren. Bij bijkomende spraak- en/of taalontwikkelingsproblemen zal een kind vaak meer niet-vloeiende spraak laten horen omdat hij domweg de taal of het woord nog niet goed formuleren kan. Overleg met de therapeut geeft inzicht in de verschillende kenmerken van de niet-vloeiendheden. Bijlage 7.1 bij Stotteren 9/10

Samenvattend: π Laat normale niet-vloeiende momenten in het spreken horen, probeer dit te doen op een rustige en ontspannen wijze. π Vermijd een te perfectionistische instelling bij uzelf maar probeer deze, indien nodig, bij het kind ook af te zwakken. π Sta model met betrekking tot het omgaan met iets nog niet goed kunnen. π Houd rekening met de spraak- en taalontwikkeling van het kind in relatie tot de niet-vloeiendheden. 10 Geruststelling Deze adviezen zijn geschreven voor ouders en anderen die in de omgeving van het kind een rol spelen. De adviezen horen bij een indirecte begeleiding en worden niet direct aan het kind zelf gegeven. Toch is er juist nu een unieke kans het kind, waar dit mogelijk is, gerust te stellen wanneer dit nodig lijkt. Het blijkt dat kinderen zich gemiddeld met 33 maanden al bewust zijn van hun niet-vloeiende spreken. Bij eerste, misschien ook negatieve, opmerkingen van het kind over het spreken of bij beginnend secundair stottergedrag kunnen de therapeut en de ouders het kind geruststellen door opmerkingen als: Oeps, het gaat even niet, maar dat geeft niets hoor. Dat dat dat he he heb ik ook wel eens, maar ik kan daar wel tegen. Wat een een moeilijke woorden weet jij al zeg. Wat weet jij dat al goed te vertellen, je stottert een beetje, dat is niet erg. Non-verbaal moet u deze geruststelling dan ook wel uitstralen. De opmerkingen zijn immers niet meer geruststellend als u tegelijkertijd met een diepe frons en een zorgelijke blik naar uw kind kijkt. Concluderend Het is van belang dat ouders en anderen in de omgeving van het kind hun communicatiestijl zo veel mogelijk proberen aan te passen aan het kind, waarbij ze rekening houden met de omstandigheden, de mogelijkheden, de emotionele en verstandelijke ontwikkeling, de vaardigheden en het temperament van hun kind. Het is prettig actief iets te kunnen bijdragen aan het verminderen van het probleem van uw kind. De hier beschreven adviezen maken het mogelijk heel geleidelijk over te gaan van een indirecte naar een directe therapie. Zie voor verdere informatie: www.stotteren.nl. Hier zijn veel folders, boekjes en brochures te vinden. Bijlage 7.1 bij Stotteren 10/10