Ecologisch maaien. Mogelijkheden ecologisch Bermbeheer Geertruidenberg. Door Fons Loonen



Vergelijkbare documenten
Bermenplan Assen. Definitief

Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 14 mei 2014) Nummer 2935

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

MEMO maaibeleid. Beheergroep Streefbeeld en maairegime Waar kan dit voorkomen Gazon

Ecologische vegetatiebeheer van bermen, taluds van watergangen en greppels. in Drenthe buiten de natuurgebieden

Betaalbaar Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven. Frank Verhagen Beheerder natuurlijke gebieden

Ecologisch bermbeheer

Ecologische bij-structuur: het beheer

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip

Bloemrijke bermen in Leiderdorp. behoort bij Speerpuntproject 1 Ecologische verbindingszones uit het Groenstructuurplan

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).

Aanleg & beheer van bloemenweides. Warme Winteravonden in 't Dijleland

Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016

Provincie Zeeland. Zeeuwse bermen steeds bonter

Bijen en Landschapsbeheer

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS

Oeverplanten in Lelystad

Beleid Natuurvriendelijk maaien gestart in 2015.

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix

Soortenbescherming. Buitenevenementen

Notitie flora en fauna

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

75% Gezond gazon. Vlaamse tuinen en gazon Milieuvriendelijk beheer, zonder zorgen. Dit terwijl gazon. Gazon en herbiciden

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 februari het college van Dijkgraaf en Heemraden, 26 februari 2013 SWS/PWB. 5 februari 2013 mw. M.

Bij-vriendelijk Beheer

De verschillen tussen de onderhoudsniveaus basis en accent zijn aangegeven in de tekst door middel van een onderstreping.

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Bermbeheer. Notitie bermbeheer. dewolden.nl. actief en betrokken

Waarom Ecologisch Bermbeheer?

Creëren kruidenrijkgrasland

Oevers 2x maaien Oever 2

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Achtergrondinformatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Dossiernummer: Projectnummer:

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

Bijenvriendelijke bermen met gesloten beurs

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

Meer dan gras. Terreinstudie in de Bourgoyen

Dienst Regelingen Team Natuur. Conny Krutzen Martijn van Opijnen

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage[n] Behandeld door Doorkiesnummer Vries M. Teekens januari 2013

Doel. Wat is jullie voorkennis? Natuurwetgeving verbindt

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Werkbladen landschapsstudie

18 februari Natuurwetgeving in het Westland Paul Moerman & Wouter Wubben

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon Telefax

Staatsbosbeheer & Windenergie

Bijvriendelijke graslanden/dijken en bermen. Beheer en inrichting en kosten

Examen Flora en Fauna

HOLLE WEGEN. module 6

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Notitie Quickscan flora en fauna

Gedragscode Flora- en faunawet voor de Waterschappen

Johan de Wittlaan 2 te Woerden

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Ecologische werkprotocol parkeerplaats Paardenmarkt

foto inzet: Staf de Roover

Versie bij voorkeur breder

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

6 FLORA EN FAUNA. 6.1 Wettelijk kader. Soortenbescherming

Ecologisch Beheer. Speeldernis.nl, Rotterdam

Bermbeheer. een zeer complex verhaal dat loont voor mens, milieu en natuur. Luc Janssens dienst NTMB (Vlaamse overheid)

Notitie. Quickscan natuuronderzoek. Parallelweg 9 in Neede. In het kader van de Flora- en faunawet. oktober rapportnr: 13477

Vleermuisonderzoek Houtakker II te Bemmel

Bijlage 1 Natuurtoets

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Notitie. Maaibeleid Bermen en Sioten. gemeente. lingewaard

Groenbeheer met oog voor bijen

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Schriftelijke vragen ex artikel 37 Reglement van orde voor de raadsvergaderingen (RvO)

NATTE ECO ZONE SCHUYTGRAAF BEELDENBOEK

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR DE AANLEG VAN EEN BLOEMENWEIDE

Gele bloemen in het grasland

: Mevrouw M. Snellen : Postbus : 5280 DA Boxtel

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

Verslag Solabio Dijkendag Assenede (B) 24 juni 2011

Transcriptie:

Ecologisch maaien

2

Ecologisch maaien Mogelijkheden ecologisch Bermbeheer Geertruidenberg Door Fons Loonen 3

4

Voorwoord Dit rapport heb ik geschreven tijdens mijn derdejaars stage van de opleiding Tuin en Landschapsmangement. Ik wil de gemeente Geertruidenberg bedanken voor de kans die zij mij hebben gegeven om mezelf tijdens mijn stage te verdiepen in ecologisch beheer. Vóór mijn stage kende ik al enkele begrippen op dat gebied. Tijdens mijn stage heb ik de kans gehad deze kennis verder uit te bereiden. Naast ecologisch beheer heb ik ook veel geleerd van de gemeentelijke organisatie, procedures en de politiek. Ook wil ik Mel van Drunen bedanken, vooral voor zijn advies bij het zoeken van een stageplaats maar ook voor zijn begeleiding als stagedocent tijdens de stage. Als ik terugkijk op de afgelopen 20 weken waarin ik aan deze stageopdracht gewerkt heb zie ik een leuke leerzame tijd met dit rapport als resultaat. Ik hoop dat u bij het lezen van dit rapport een positieve indruk krijgt van de ecologische mogelijkheden in gemeente Geertruidenberg. 5

6

Inhoud Samenvatting...9 1. Inleiding... 10 1.1 Doel... 10 1.2 Functie van de berm... 10 2. Huidige situatie... 12 2.1 Algemeen... 12 2.2 Beheergroepen... 12 3. Wet- en regelgeving... 18 3.1 Flora- en faunawet... 18 3.2 Knelpunten Flora faunawet... 23 3.3 Verplichtingen gemeente... 24 4. Ecologisch beheer... 26 4.1 Ecologisch maaibeheer... 26 4.2 Ecologisch maaibeheer Gemeente Geertruidenberg... 36 4.3 Mogelijkheden kleigrond (Geertruidenberg en Raamsdonksveer)... 38 4.4 Mogelijkheden zandgrond (Raamsdonk)... 40 5. Locaties... 41 5.1 Mogelijkheden van de bermen... 41 5.2 Nadere beschrijving locaties... 43 6 Kosten... 48 6.1 Variant 1: Alle bermen... 49 6.2 Variant 2, Meeste potentie... 51 6.3 Variant 3: Gelijke kosten... 53 6.4 Subsidiemogelijkheden... 55 7. Bestek... 57 8. Communicatie... 59 9. Conclusies & advies... 61 Bronnen:... 63 Bijlagen... 64 Bijlage 1: kaart huidig beheer Bijlage 2: kaart waardering bermen Bijlage 3: kosten, variant alle bermen Bijlage 4: kosten variant beste waardering Bijlage 5: kaart variant alle bermen Bijlage 6: kaart variant beste waardering Bijlage 7: kaart variant gelijke kosten Bijlage 8: Voorbeeldfolder 7

8

Samenvatting Naar aanleiding van vragen uit de gemeenteraad is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van ecologisch bermbeheer in gemeente Geertruidenberg. Met een ecologisch beheer wordt bewust omgegaan met flora en fauna zodat een soortenrijke berm kan ontstaan waardoor het uitsterven van plant en diersoorten wordt tegengegaan. Enkele bermen in de gemeente worden al ecologisch beheerd, resultaten hiervan zijn positief. Een deel van deze bermen geeft het bloemrijk resultaat dat meestal verwacht wordt van een ecologische berm het andere deel heeft dit niet. Wel is de ecologische waarde van deze bermen veel hoger als de regulier beheerde bermen. De meeste bermen in de gemeente worden 2 tot 4 maal gemaaid met een klepelmaaier, het resultaat zijn bermen met vooral grassen als begroeiing. Met ecologisch beheer wordt gestreefd naar een kruidenrijke berm. Grassen en brandnetels groeien erg goed op een voedselrijke berm en verdrukken daardoor de zeldzame kruiden die zich willen vestigen in de bermen. Een verschralend beheer leidt tot mindere groei van grassen waardoor kruiden meer kans krijgen om te groeien. Geertruidenberg en Raamsdonksveer liggen op een voedselrijke kleibodem waardoor verschraling erg lang duurt. Om toch snelle resultaten te bereiken kunnen ook andere maatregen als het maaitijdstip, machinegebruik en gefaseerd maaien ondersteunen bij het creëren van een waardevolle begroeiing. Om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden van de bermen zijn aan de hand van een waarderingsysteem punten toegekend aan de bermen. Aan de hand van de waardering zijn een aantal varianten gemaakt waarin verschillende bermen ecologisch beheerd worden. Wetgeving die van invloed is op het maaibeleid is gericht op het behoud van soorten. Bij uitvoering en planning van de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de aanwezige soorten. Het beste kan vóór het uitvoeren van een maaibeurt een inventarisatie van de aanwezige flora en fauna plaatsvinden zodat hier tijdens de werkzaamheden rekening mee kan worden gehouden. Wanneer gekozen wordt voor een ecologisch beheer dient dit goed gecommuniceerd te worden naar de burger. Om het vertrouwen in ecologisch beheer te krijgen moeten de mensen goed geïnformeerd worden. Door het beschrijven van het resultaat kan een positief beeld van ecologisch beheer gecreëerd worden. 9

1. Inleiding 1.1 Doel De Gemeente Geertruidenberg, bestaande uit de kernen Geertruidenberg, Raamsdonksveer en Raamsdonk wil een meer ecologisch maaibeheer gaan voeren. Door een ecologisch beheer kunnen bloemrijke bermen ontstaan, flora en fauna kan zich ontwikkelen en bewoners kunnen zich prettig voelen in een natuurlijke woonomgeving. Dit document is geschreven op het ecologisch beheer van bermen dat vooral de flora kans geeft te ontwikkelen tot een bloemrijke vegetatie. Een goed ontwikkelde flora heeft ook gunstige invloed op de fauna. Geertruidenberg en Raamsdonksveer hebben hun ligging op een voedselrijke kleibodem. Raamsdonk daarentegen is gevestigd op een voedselrijke zandbodem. De bermen in de gemeente zijn gemiddeld genomen niet soortenrijk. Grassen en brandnetels hebben de overhand, dit is te wijten aan het huidige beheer. Dit document is geschreven om de mogelijkheden tot verbetering te onderzoeken. Er worden verschillende scenario s beschreven waarbij kosten een belangrijke spelen. Omdat de Flora- en faunawet invloed heeft op het maaibeleid wordt hier ook op ingegaan. Eerst wordt een korte beschrijving gegeven van wat de Flora- en faunawet inhoud en welke invloed dit heeft op het maaibeheer. Vervolgens wordt aangegeven hoe met deze wetgeving omgegaan moet worden en wat de verschillen zijn met het huidige beheer. Er wordt een kort overzicht gegeven met de verplichtingen van de gemeente. Voor het lezen van dit rapport is enige plaatselijke kennis gewenst omdat verwezen kan worden naar wegen binnen de gemeente. Zonder de plaatselijke kennis is het soms wat moeilijker om een beeld te vormen. 1.2 Functie van de berm Bermen zijn een onderdeel van de weg en hebben primair een verkeer- en civieltechnische functie. De berm moet ruimte bieden voor wegmeubilair en van de weg geraakte voertuigen. Verder is de berm er om regenwater op te vangen en plaats te bieden voor groen in de gemeente. Zo zijn wegbermen standplaats voor een groot aantal van de bomen. Naast deze functies kan de berm een ecologische waarde vervullen, waarbij een mooier bloemrijk beeld een bijkomend voordeel is. 10

11

2. Huidige situatie 2.1 Algemeen Op het moment wordt in de gemeente Geertruidenberg over het algemeen bestendig maaibeheer toegepast. Dit wil zeggen dat onderhoudsmaatregelen met een bepaalde regelmaat uitgevoerd worden, variërend van 1 per jaar tot wekelijks of zelfs meerdere malen per week (maaien sportvelden en gazon A.) Al het maaiwerk in de gemeente is uitbesteed via één bestek. De gedeeltes die gemaaid worden kunnen grofweg verdeeld worden in de volgende beheercategorieën: - Gazons - Trapvelden - Sportvelden - Bermen (taluds) - Ecologisch beheerde parken - Sloten 2.2 Beheergroepen Gazons De gazons in de gemeente worden onderhouden op basis van een beeldbestek. Het grootse gedeelte van de gazons is beeldkwaliteit B uitgezonderd van een aantal gazons in het centrum, deze moeten voldoen aan beeldkwaliteit A. Gazon A houdt in dat het gras een lengte heeft van tussen de 20 en de 50 mm. Bij gazon B is dit tussen de 20 en 50 mm. Trapvelden Het maaibeheer van de trapvelden is hetzelfde als het maaibeheer van gazon kwaliteit B. Het beheer van deze velden verschilt alleen van de gewone gazons op gebied van dressen en doorzaaien. Sportvelden Sportvelden worden ongeveer 45 keer per jaar gemaaid met een kooimaaier. Verder worden groot onderhoudmaatregelen als beluchten, bezanden, dressen enz. toegepast. Ecologisch beheerde parken Er zijn een aantal recreatieve / cultuurhistorische plaatsen binnen de gemeente waar ecologisch beheer wordt toegepast. Dit houdt in dat op deze plaatsen 2 per jaar wordt gemaaid waarbij het vrijgekomen materiaal wordt afgevoerd. Op deze plaatsen zijn al interessante kruiden te vinden, de hoeveelheid brandnetels en grassen is echter nog steeds erg groot. Figuur 1 en 2 geven een indruk van deze parken, de foto s zijn genomen na de laatste maaibeurt. 12

Figuur 1: park Omschoorweg Figuur 2: park Rijvoortshoef 13

Bermen De bermen in gemeente Geertruidenberg liggen op een voedselrijke bodem. Buiten de bebouwde kom hebben grassen en brandnetels de overhand. Binnen de bebouwde kom komen door de hogere maaifrequentie wat minder brandnetels voor. Hier bestaan de bermen overwegend uit grassen. Verspreid over de gemeente komen nog een aantal kruiden voor, hier wordt later op teruggekomen. Over het algemeen worden de bermen buiten de bebouwde kom twee maal per jaar gemaaid met een klepelmaaier, het maaisel blijft hierbij liggen. Enkele bermen zowel binnen als buiten de bebouwde kom worden ecologisch beheerd, deze worden 2 per jaar gemaaid, in mei en september, vrijgekomen materiaal wordt hierbij afgevoerd. Het beheer van de bermen binnen de bebouwde kom varieert van gazon, kwaliteitsniveau B tot bermen die twee maal per jaar gemaaid worden. Figuur 3 geeft een beeld van de bermen die nu ecologisch gemaaid worden. De groene arcering geeft de bermen aan waarin de gemeente ecologisch beheer toepast. De blauwe bermen worden ecologisch beheerd door Rijkswaterstaat, in het oranje gedeelte wordt ecologisch beheer toegepast door het waterschap. Op de plaatsen waar de gemeente nu ecologisch beheer toepast zijn de volgende resultaten bereikt: Halve zolenpad Dit is een fietspad op een dijk met aan weerszijden een berm van ongeveer acht meter breed. De bodem bestaat hier uit zand. Bij de aanleg van het fietspad in 2003 is de berm ingezaaid met een kruidenmengsel. De berm wordt twee maal per jaar gemaaid, in mei en september waarbij het vrijgekomen materiaal afgevoerd wordt. Bloemrijke, kruidachtige soorten die nu langs het halve zolenpad voorkomen zijn: Zeepkruid, Groot kaasjeskruid, Korenbloem, Akkergeelster, Wilde peen en Duizendblad. Park Rijvoortshoef Dit park is een aantal jaar geleden gerenoveerd. Vervolgens is ecologisch beheer toegepast, ook hier wordt twee maal per jaar gemaaid en afgevoerd. Vegetatie die hier voorkomt zijn: Kleine kaardenbol, Gele lis, Berenklauw, Fluitenkruid, Brandnetel en grassen. Omschoorweg Langs deze weg ligt een zeer brede berm. De vochtig tot natte bodem bestaat hier uit klei. Ook hier wordt twee maal per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. De Westagent De Westagent is een weg met brede bermen. Het grootste gedeelte van deze bermen wordt 4 per jaar gemaaid. Het huidig beheer van de taluds die aanwezig zijn langs de weg is wel ecologisch. Ze worden 2 per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Omdat deze weg en het beheer van de bermen nog vrij nieuw is kunnen nog geen waardevolle planten gevonden worden. Wel is een verschil te zien waarbij de ecologisch beheerde taluds kruidenrijker zijn als de vlakke gedeelten. 14

Figuur 3: Huidig beheer 15

2.3 Bereikte ecologische waarde Om de bereikte ecologische waarde te meten is een inventarisatie uitgevoerd waarbij voorkomende kruiden per plaats genoteerd zijn. Deze inventarisatie heeft half november plaatsgevonden. Het is niet mogelijk alle kruiden in één enkele inventarisatie op te nemen omdat niet alle kruiden tegelijk aanwezig zijn. Om een goed beeld te krijgen van de aanwezige kruiden moet in het voorjaar een tweede inventarisatieronde plaatsvinden. In het schema op de pagina hiernaast zijn de resultaten van de eerste inventarisatieronde weergegeven. De rode kleuren geven aan dat een soort een voedselrijke bodem nodig heeft, de gele en groene hebben respectievelijk een matige en arme bodem nodig. De totalen zijn aangegeven in de onderste tabel, op basis hiervan is een schatting gemaakt van de voedselrijkdom van de gehele berm. De aanwezige vegetatie geeft een indicatie van de voedselrijkdom van de bodem. Naarmate meer voedselminnende en minder soorten voor een voedselarme bodem voorkomen is de bodem voedselrijker zijn dan een bodem met weinig voedselminnende en veel voedselarme soorten. De kleurmarkeringen in de bovenste rij geven de voedselrijkdom van de gehele locatie aan, geschat op basis van de aanwezige soorten. Figuur 4 geeft een overzicht van de inventarisatie. 16

Akkerdistel Canadese fijnstraal Lange broekstraat Lageweg Dongeroute Wielstraat Zeilweg Kanaalweg Oosterhoutseweg Monnikenweg viaduct Oosterhoutse weg Peuzelaar Standhazensedijk Omschoorweg Park Rijvaartshoef Zandput Halve zolenpad Maasdijk Vest. Geertr. berg Draadereprijs Duizendblad Echte Koekoeksbloem Fluitekruid Gele lis Gele morgester Gewoon biggekruid Groot hoefblad Groot streepzaad Grote brandnetel Grote klit Grote weegbree Hederstasje Hondsdraf Jacobskruiskruid Kaasjeskruid Kleefkruid Kleine kaardebol Knopkruid Korenbloem Kruipende boterbloem Paardebloem Paarse dovenetel Perzikkruid Madeliefje Pinksterboem X Pitrus Reukeloze kamille Ridderzuring Rode klaver Schapezuring Sint Janskruid Smalle weegbree Smeerwortel Speenkruid Stijve klaverzuring Veenpluis Vijfvingerkruid Vingerhoedskruid Vogelmuur Wilde peen Wilgenroosje Scherpe boterbloem Witte klaver Zeepkruid Koolzaad Witte dovenetel Halve zolepad 3 Lange broekstraat 12 Lageweg 5 Dongeroute 4 Wielstraat 9 Peuzelaar 3 Zandput 12 Oosterhoutseweg 3 viaduct Oosterhoutse weg 4 Monnikenweg 10 Standhazensedijk 8 Zeilweg 3 Kanaalweg 4 Omschoorweg 6 Park Rijvaartshoef 2 Maasdijk 3 Vesting Geertruidenberg 4 1 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 2 0 0 0 1 2 2 0 1 1 0 0 0 2 0 3 0 voedselarm - matig voedslerijk Matig voedselrijk voedselrijk Figuur 4: Inventarisatie soorten 17

3. Wet- en regelgeving 3.1 Flora- en faunawet Het maaibeheer moet aan wet- en regelgeving voldoen. De wet die de meeste invloed heeft op het maaibeheer is de Flora- en faunawet, hieronder volgt een beschrijving van deze wet. De Flora- en faunawet is ingevoerd om wilde planten en dieren in Nederland te beschermen. Door alle losse regels, ontheffingen en vrijstellingen is het een vrij complee wet geworden. In dit hoofdstuk wordt een korte samenvatting gegeven van de wetgeving, waarbij vooral wordt gekeken naar de wetgeving die van toepassing is op het maaibeheer van de gemeente. Flora en fauna worden beschermd door het verbieden van handelingen die de instandhouding van in het wild levende planten en dieren direct in gevaar kunnen brengen (verstoring, verontrusting of doden). De wet geldt dus niet ter bescherming van het individu. Zorgplicht De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten, zowel beschermd als onbeschermd. Iedere Nederlander heeft een algemene zorgplicht aangaande de bescherming en instandhouding van flora en fauna. Wanneer om een of andere reden behoefte is om handelingen uit te voeren die invloed hebben op flora en/of fauna, zoals bijvoorbeeld het kappen van een bomenlaan is een ontheffing nodig. Een ontheffing kan aangevraagd worden bij het ministerie van LNV Beschermde soorten De beschermde soorten zijn onderverdeeld in drie verschillende tabellen met per tabel andere regels en consequenties. De soorten uit tabel 1 zijn het minst beschermd, tabel 2, 3 en vogels zijn zwaarder beschermd. Voor tabel 1 beschermde soorten geldt evenals bij de niet beschermde soorten de algemene zorgplicht en een vrijstelling hiervan indien er sprake is van bestendig beheer. Bestendig beheer betekent dat beheermaatregelen cyclisch voorkomen, de handelingen worden elke keer op dezelfde mannier in dezelfde periode uitgevoerd. Dus wanneer alleen tabel 1 soorten aanwezig zijn en de toe te passen maatregelen vallen onder bestendig beheer is geen ontheffing nodig omdat een vrijstelling van kracht is. Wanneer tabel 2 en 3 soorten voorkomen kan ook een vrijstelling verkregen worden. Ook in dit geval moeten de werkzaamheden onder bestendig beheer vallen. Verder moet een gedragscode gevolgd worden. Een gedragscode is een document waarin beschreven staat hoe werkzaamheden uitgevoerd worden. In de gedragscode wordt invulling gegeven op het zorgvuldig handelen. Door volgens de gedragscode te werken wordt schade aan populaties van beschermde dieren en planten voorkomen of tot een minimum beperkt. De gedragscode kan vastgesteld worden door het ministerie van LNV. Het is ook mogelijk een gedragscode te hanteren die al vastgelegd is. Alle gedragscodes zijn te vinden op de website van het ministerie van LNV. Wanneer geen gedragscode gebruikt wordt en/of de werkzaamheden vallen niet onder bestendig beheer moet een ontheffing aangevraagd worden. Wanneer alleen tabel 1 en 2 soorten aanwezig zijn wordt de aanvraag aan een lichte toets getest. Wanneer tabel 3 soorten aanwezig zijn moet aan een zwaarder toets voldaan worden. Voor een overzicht van de gevolgen die de beschermde status op het beheer heeft zie figuur 6. 18

Figuur 5: Werkzaamheden die altijd in dezelfde tijd met hetzelfde materieel gebeuren vallen onder bestendig beheer. Vrijstelling Ontheffing nodig Toets voor ontheffing Tabel 1 Indien maatregelen onder bestendig beheer vallen. Wanneer niet bestendig beheerd wordt. licht Tabel 2 Indien maatregelen onder bestendig beheer vallen en een gedragscode gevolgd wordt. Wanneer niet bestendig beheerd wordt en/of geen gedragscode gebruikt wordt. licht Tabel 3 en alle vogels Indien maatregelen onder bestendig beheer vallen en een gedragscode gevolgd wordt. Wanneer niet bestendig beheerd wordt en/of geen gebruik gedragscode zwaar Figuur 6: Overzicht beschermde soorten flora en faunawet 19

Zorgvuldig handelen Deze vorm van soortenbescherming is gekoppeld aan de soorten met een zwaarder beschermde juridische status (tabel 2,3 en vogels). Zorgvuldig handelen houdt onder meer in dat er geen 'wezenlijke invloed' is op beschermde soorten. Schade aan deze soorten wordt zo veel mogelijk voorkomen of beperkt. De manier waarop werkzaamheden worden uitgevoerd kan bijvoorbeeld worden aangepast. In de praktijk betekent dit dat reguliere beheermaatregelen afgestemd op aanwezige beschermde flora en/of fauna blijvend kunnen plaatsvinden. In de gedragscode wordt hier invulling aan gegeven. Of er bij werkzaamheden sprake is van 'wezenlijke invloed' op een soort, wordt van geval tot geval bekeken. De mate van wezenlijke invloed wordt beoordeeld aan de hand van de volgende richtlijnen: Hoe zeldzaam is een soort? Hierbij wordt gekeken hoe vaak een soort voorkomt, zowel lokaal, regionaal, landelijk als in heel Europa. Als een soort zeer zeldzaam is en alleen lokaal voorkomt, zal er sneller sprake zijn van wezenlijke invloed. Kan een soort zelf herstellen van eventuele schade? Als een soort bijvoorbeeld kan uitwijken naar een ander leefgebied, is er minder snel sprake van een wezenlijk negatieve invloed. Is een negatief effect tijdelijk of permanent? Van tijdelijke effecten kan een populatie zich over het algemeen gemakkelijker herstellen dan van aanhoudende negatieve effecten. Is er sprake van cumulatieve (oplopende) effecten van de werkzaamheden? Een project kan bijvoorbeeld leiden tot 'slechts' een procent populatieverlies. Maar de cumulatie van vergelijkbare activiteiten kan leiden tot bijvoorbeeld 25 procent populatieverlies. In dat geval is er wel degelijk sprake van wezenlijk negatieve invloed. Om een overzicht te krijgen en te behouden moeten inventarisaties gedaan worden om beschermde flora- en fauna in beeld te brengen zodat bekend is wanneer handelen volgens zorgvuldig handelen en een gedragscode vereist zijn Figuur 7 geeft schematisch weer welke wet- en regelgeving van toepassing zijn en hoe hier mee omgegaan dient te worden, in geval van bestendig beheer. 20

Schema Flora- en faunawet, bestendig beheer Flora- en Beschermde soorten aanwezig? Faunawet nee (tabel 1,2,3 en vogels) n.v.t. Algemene zorgplicht ja toepassen. Eerst wordt gekeken of er beschermde soorten aanwezig zijn. Zijn deze niet aanwezig dan is de Flora- en faunawet niet van toepassing. Als deze wel aanwezig zijn wordt gekeken of er een schadelijk effect optreed door de activiteiten. nee Schadelijk effect van activiteiten op aanwezige Beschermde soorten? (tabel 1,2,3 en vogels) Is er geen schadelijk effect dan is de flora- en faunawet niet van toepassing. Ontheffing nee Bestendig beheer/gebruik nodig ja Ja Als er wel een mogelijk schadelijk effect is op de soort wordt gekeken of er sprake is van bestendig beheer, is dit niet het geval kan het werk nog niet uitgevoerd worden en moet een ontheffing aangevraagd worden. Soorten uit tabel 1 Soorten uit tabel 2 /3/ vogels Wanneer wel sprake is van bestending Beheer / gebruik wordt er bepaalt of het gaat op Soorten uit tabel 1,2,3 of vogels. Vrijstelling, geen Gedragscode Nodig. Vrijstelling algemene zorgplicht, volgen van gedragscode. Gaat het om soorten uit tabel 1 dan geldt er een vrijstelling en is er geen gedragscode nodig, wel geld de algemene zorgplicht. Gaat het om soorten uit tabel 2/3 en vogels is er een vrijstelling indien er gebruik gemaakt wordt van een gedragscode. Verder moet er zorgvuldig gehandeld worden. Figuur 7: Overzicht omgaan met wetgeving 21

Inventarisatie Om de Flora- en faunawet na te leven is het dus van belang dat bekend is welke beschermde soorten op welke locaties voorkomen binnen de gemeente. Dit kan gerealiseerd worden door het uitvoeren van een inventarisatie waarbij gegevens in beeld worden gebracht met behulp van een zoneringskaart. De inventarisatie wordt gedaan door een bevoegd persoon, een quickscan is hierbij in de eerste instantie voldoende. Het is het best als het gebied 2 tot 3 keer bekeken wordt. Minstens 1 in het voorjaar en 1 in de nazomer. Zo wordt een beeld verkregen van de aanwezige flora- en fauna. Een bevoegd persoon is iemand die aan een van de volgende criteria voldoet. - HBO of universitair geschoold met zwaartepunt ecologie - Als ecoloog werkzaam voor ecologische adviesbureaus aangesloten bij Netwerk groene bureaus. - Ecoloog bij terrein beherende organisaties - Een vrijwilliger voor soortenmonitoring bij PGO s SBB of TBO Bron: Gedragscode Flora- en faunawet bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen. Binnen de gemeente is geen bevoegd persoon werkzaam. Een quickscan zal door een etern bedrijf gedaan moeten worden. Het is van belang dat hier een budget voor komt. Uitgaande van twee maal een inventarisatie van twee dagen en een uurloon van 50,- zou dit op 1600,- per jaar komen. De gegevens uit de inventarisatie worden vastgelegd en uitgewerkt. Aan de hand van de gegevens kan ook bepaald worden op welk moment de beheermaatregelen het best uitgevoerd kunnen worden met behulp van een natuurkalender. Verder wordt informatie over vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten vastgelegd. Deze kunnen aangegeven worden op een kaart. Gedragscode Een gedragscode is nodig wanneer een (mogelijk) schadelijk effect aanwezig is op soorten uit tabel 2/3 of vogels ten gevolge van bestendig beheer. Het is van belang dat de buitendienst de gedragscode ter beschikking heeft en hier van op de hoogte wordt gesteld. Ook is het van belang dat in het bestek beschreven wordt dat deze gedragscode gehanteerd dient te worden. Verder dient informatie over het te onderhouden gebied en de aanwezige soorten geboden te worden aan de aannemer / buitendienst. Rode lijst soorten Rode lijst soorten zijn soorten die bedreigd / kwetsbaar zijn, of sterk achteruit zijn gegaan in aantal. Deze soorten hebben geen juridisch beschermde status en vallen in principe buiten de gedragscode. De gemeente hoeft buiten de algemene zorgplicht geen etra rekening te houden met deze soorten. Wijziging in beheer Wanneer overgegaan wordt naar een ander beheer, bijvoorbeeld vaker maaien is er sprake van niet bestendig beheer, in dat geval moet een ontheffing worden aangevraagd om de werkzaamheden uit te mogen voeren. Ook wanneer overgegaan wordt naar minder maaien moet een ontheffing aangevraagd worden. Reden hiervoor is dat sommige soorten zich alleen kunnen handhaven wanneer bijvoorbeeld 4 per jaar gemaaid wordt. Wanneer dan overgegaan wordt naar een beheer van 2 maaien per jaar kunnen deze soorten verdwijnen. In de meeste gevallen zal echter een ontheffing gegeven worden wanneer overgegaan wordt op een minder intensief beheer. 22

3.2 Knelpunten Flora faunawet In het beheer van gazons, trapvelden en sportvelden is minimale aandacht aan de Floraen faunawet vereist, omdat beschermde soorten op deze locaties nauwelijks voorkomen. Als deze soorten voorkomen is dat mogelijk door/ondanks het huidige beheer, waardoor de soort niet in gevaar komt indien het beheer bestendig wordt voortgezet. Binnen deze beheergroepen zitten geen knelpunten met betrekking tot de Flora- en faunawet. In het beheer van bermen en ecologische parken daarentegen is het belangrijk om aandacht aan de aanwezige flora en fauna te besteden. Omdat in deze objecten beheermaatregelen minder frequent uitgevoerd worden is een grote kans aanwezig dat beschermde soorten zich vestigen in deze gebieden. Op dit moment is er nog geen gedragscode vastgesteld die de gemeente volgt. Dit is wel een vereiste wanneer beheer wordt toegepast zonder ontheffing. Wanneer een berm ecologisch beheerd wordt, is het in het kader van ecologie beter om in juni / juli te maaien (verschraling van bodem en verzwakking van grassen). Juist in deze periode zijn in de bermen veel broedplaatsen aanwezig. Dit is geen zwaar knelpunt omdat de flora- en faunawet niets aangeeft over de maaitijd. De wet geeft alleen aan dat soorten niet verstoord mogen worden. De beste oplossing is om de inventarisatieronde (die toch gedaan moet worden) net voor de maaironde plaats te laten vinden. 23

3.3 Verplichtingen gemeente Vaststellen gedragscode Vaststellen van een gedragscode, de Gedragscode Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen is het meest geschikt voor deze gemeente. Dit geld niet alleen voor Inventarisatie (quikscan) - Een inventarisatie van flora en fauna laten uitvoeren door een bevoegd persoon. - Resultaten vastleggen, bijvoorbeeld op kaart. - Verwijzen naar gedragscode in het bestek. - De inventarisatie wordt in juni en september gedaan, net voor de maaibeurt. Informatieverstrekking - Informatie van het gebied en aanwezige soorten aanbieden aan aannemer / buitendienst, wanneer werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. - Buitendienst op de hoogte stellen van de te hanteren gedragscode. - In het bestek aangeven welke gedragscode gehanteerd dient te worden. Ontheffing - Een ontheffing aanvragen wanneer overgegaan wordt op een ander beheer. - Een ontheffing aanvragen wanneer een gebied omgevormd wordt. Beheer bermen In het onderhoud zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezige soorten. Door zorgvuldig te handelen en toepassing van de gedragscode wordt zorg besteed aan de bescherming van soorten. Dit is niet alleen wettelijk verplicht maar sluit ook aan bij het ecologisch beheer. 24

25

4. Ecologisch beheer 4.1 Ecologisch maaibeheer In feite staat in ecologisch beheer het streven naar een grote biodiversiteit voorop, dit houdt in dat soorten (zowel planten als dieren) behouden blijven en er ruimte is voor ontwikkeling. Het kader hiernaast geeft het belang van biodiversiteit aan. Omdat een aantal grassoorten en brandnetels het erg goed doen op rijke grond verdrukken zij alle andere planten, dit gaat ten koste van de biodiversiteit. In een ecologische berm wordt daarom gestreefd naar een voedselarme bodem. Op de voedselarme bodem hebben grassen, brandnetel en distel een slechtere concurrentiepositie. Op deze manier krijgen andere meer gewenste (bloemrijke) kruiden een kans om zich te ontwikkelen. Over het algemeen groeien deze kruiden langzamer waardoor de biomassa afneemt, logisch gevolg hiervan is een afname in de afvoerkosten. Een schrale bodem kan bereikt worden door deze aan te leggen. Door de rijke toplaag af te voeren en deze te vervangen door een schrale zandgrond kan een schrale bodem gerecreëerd worden. De aanleg van een schrale bodem is echter erg duur. Een ander optie voor het verkrijgen van een schrale bodem is het toepassen van een verschralend beheer. Dit houdt in dat materiaal dat vrij komt bij het maaien afgevoerd wordt zodat voedingstoffen niet terug in de bodem komen. Door depositie uit de lucht komen voedingstoffen in de berm, denk hierbij aan blad en regen. De hoeveelheid voedingstoffen die jaarlijks in de berm komt is gelijk aan de hoeveelheid die het maaisel bevat dat vrij komt bij een jaarlijkse maaibeurt¹. Wanneer dus één keer per jaar gemaaid en afgevoerd wordt blijft het aantal voedingstoffen gelijk. Er is pas sprake van verschraling als meer dan één keer per jaar gemaaid wordt waarbij het vrijgekomen materiaal afgevoerd wordt. Een verschralend beheer is zeer effectief op zandgronden, in 5 jaar tijd kan door verschraling de productie van biomassa significant afnemen. Omdat kleigronden van nature erg rijk zijn aan voedingstoffen en deze erg goed vasthouden gaat het verschralingproces langzamer op deze grondsoort. Het duurt op een kleigrond grofweg 3 maal zo lang om hetzelfde resultaat te verkrijgen dan op een zandgrond. Zie figuur 8, afname van biomassa. ¹ Bron Vademecum bermmaaisel 26

Belang van biodiversiteit Biodiversiteit (of soortenrijkdom) vormt de basis van het leven. Ze levert grondstoffen, medicijnen en voedsel. Ze reguleert de water- en luchtkwaliteit en biedt mogelijkheden voor recreatie. Door te werken aan goede leefgebieden voor plant en dier, kan zij zich beter ontwikkelen. In het dagelijks leven heeft de mens op veel manieren met biodiversiteit te maken. Woon- en werkomgeving Een mens woont en werkt prettiger in een natuurlijke omgeving dan tussen beton, glas en staal. Voor zijn welzijn is een omgeving met een grote verscheidenheid aan planten en dieren daarom van belang. Immers, als je jezelf beter voelt, presteer je ook beter. Ook economisch gezien is een groene omgeving dus belangrijk. Gezondheid Vermindering van de biodiversiteit betekent een verlies aan genetisch materiaal dat op middellange termijn interessant had kunnen zijn voor de mens. Bij elke soort die verdwijnt, verdwijnen er ook mogelijkheden voor bijvoorbeeld de productie van medicijnen. Ontspanning De mens recreëert graag in een mooie, groene omgeving. Maar dan moet er wel sprake zijn van afwisseling verschillende soorten bermen en landschappen geven een toegevoegde waarde aan de beleving van omgeving. *bron: provincie Noord-Brabant* Lemige zandgronden op zavelgronden en lichte rivierkleigronden. eerst wordt 3 jaar 2 per jaar gemaaid en afgevoerd, daarna wordt het beheer voortgezet met 1 maaien en afvoeren, hiermee blijft de productie op 5,5 ton ds/jr hangen. Matig voedselrijk 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Maaifrequentie per jaar 2,0 2,0 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 Productie (ton ds/ha/jr 9,0 5,5 4,5 4,5 5,0 5,5 5,5 5,5 Klei- en vengronden. In de periode tussen 1975 en 1985 neemt de productie van met 2 ton ds/jr af, op de zandgrond neemt de productie af met 4,5 ton met hetzelfde beheer in dezelfde periode. Zeer voedselrijke kleigrond 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Maaifrequentie per jaar 2,0 2,0 2,0 1,0 1,0 1,0 2,0 2,0 Productie (ton ds/ha/jr 11,0 10,0 9,0 8,0 7,0 6,5 6,0 5,5 Figuur 8: Afname biomassa. Bron Beheerkosten en natuurwaarden van groenvoorzieningen langs rijkswegen 27

Verbeteren biodiversiteit Brandnetel en distel zijn inheemse soorten met een ecologische waarde, deze soorten zijn bijvoorbeeld erg belangrijk voor vogels en insecten. Vanuit bewoners en passanten wordt echter vaak weerstand gegeven wanneer brandnetels en distels ontstaan door het toegepaste beheer. Over het algemeen wordt dit als lelijk en slordig ervaren, verder kunnen boeren bezwaar hebben vanwege uitzaaiing van akkeronkruiden als distel. Als brandnetels, distels en grassen de berm domineren krijgen andere kruiden weinig kans om zich te vestigen omdat ze verdrukt worden. Dit belemmert de ontwikkeling van een bloem- en soortrijke berm. Brandnetels en distels zijn dus ongewenste kruiden en moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Omdat het niet mogelijk is deze soorten volledig uit de bermen te laten verdwijnen zullen ze hun ecologische waarde blijven vervullen. De beste manier om brandnetels, distels en grassen te beperken is twee maal per jaar maaien en afvoeren waarbij de eerst maaibeurt plaatsvindt in de tweede helft van juli. Rijkswaterstaat heeft onderzoek gedaan naar de invloed van verschillende maairegimes op soortenrijkdom. In Figuur 10 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Er is te zien dat twee maal per jaar maaien leidt tot de meeste plantensoorten en dus de grootste biodiversiteit. Ook kan opgemaakt worden dat op klei in de zon veruit de meeste soorten voorkomen. Hier ligt een kans voor Gemeente Geertruidenberg omdat het grootste deel van de gemeente zijn ligging heeft op kleigrond. Buiten de soortenrijkdom kan ook naar de natuurwaarde gekeken worden. Deze methode gaat uit van de waarde van de aanwezige planten. De waarde is gebaseerd op de vegetatie waarvoor een gebied kenmerkend is, zeldzaamheid, kwetsbaarheid en eventuele status op de rode lijst spelen hierbij ook een rol. Figuur 11 geeft aan dat wanneer op kleigrond twee maal per jaar gemaaid wordt de natuurwaarde beduidend groter is in vergelijking tot alle andere vormen van beheer. Op zandgrond is de natuurwaarde hoger dan op kleigrond verder maakt het voor de natuurwaarde op zandgrond niet zo veel uit of twee maal per jaar of eenmaal in het najaar gemaaid wordt. 28

Figuur 9: Biodiversiteit Figuur 10: Gemiddelde soortenrijkdom per maairegime (test Rijkswaterstaat) Figuur 11: Gemiddelde natuurwaarde volgens Hertog & Rijken (1992) per maairegime in de laatste tien waarnemingsjaren. 1V/2j 1V/j 1N/j 2/j 2\jza één keer per twee jaar in het voorjaar maaien met afvoer van het maaisel. één keer per jaar in het voorjaar maaien met afvoer. één keer per jaar in het najaar maaien met afvoer. één keer per jaar maaien met afvoer. twee keer per jaar maaien met afvoer. 29

Behalve maaifrequentie zijn er andere beheermaatregelen die de groei van grassen en brandnetels beperken en daarmee de biodiversiteit en ecologie ten goede komen: - Insporing beperken, door insporing te beperken wordt de bodem minimaal verdicht zodat hij zijn natuurlijke structuur behoud. Veel planten kunnen zich niet vestigen op een verdichte bodem, wanneer een bodem verdicht wordt zullen alleen kruiden zich vestigen die een dichte bodem aan kunnen, zoals brandnetel en distel. Insporing kan beperkt worden door machines te gebruiken die vanaf de weg kunnen werken. Ook het gebruik van speciale bredere, lagedrukbanden kan het effect van insporing beperken wanneer bereiden van de berm noodzakelijk is. - Continuïteit in het beheer, wanneer elke keer een ander beheer aangehouden wordt krijgen planten geen kans om zich te vestigen. Het beheer schept een gunstig milieu voor bepaalde soorten, als weer overgegaan wordt op een ander beheer zullen deze soorten weer verdwijnen, waardoor niets wordt opgebouwd. - Afruimen vrijgekomen materiaal, dit is niet alleen van belang om de bodem te verschralen, maar ook om kruiden voldoende licht en ruimte te bieden om te kiemen. Het is van belang dat het materiaal zorgvuldig wordt opgeruimd. - Maaitijdstip, er kan net voordat de dominante grassen zaad vormen gemaaid worden, de grassen hebben op dat moment veel energie in de bloei gestoken. Wanneer op dit moment gemaaid wordt worden de grassen maimaal verzwakt en is er voor kruiden meer kans om zich te vestigen. Het meest gunstige tijdstip om dit te doen is de tweede helft van juni. Andere maatregelen die flora en fauna ten goede komen: - Werkrichting, bij het bepalen van de werkrichting wordt rekening gehouden met de fauna, zo wordt hen een mogelijkheid gegeven om van de machine af te vluchten. Als sprake is van een oever wordt van land naar water gewerkt. Wanneer gewerkt wordt in een gebied aangrenzend aan bebouwing wordt van de bebouwde omgeving naar het landelijk gebied gewerkt. - Gefaseerd maaien, wanneer gefaseerd gemaaid wordt worden delen op een ander moment gemaaid zodat alle planten mogelijkheid krijgen om te bloeien en zich uit te zaaien. Verder bieden de overgebleven stukken voedsel en beschutting voor de fauna in het gebied. - Het juiste machinegebruik kan bijdragen aan de ecologie. De bodem dient zo min mogelijk beschadigt te worden, wanneer de bodem opengehaald wordt door een te lage afstelling van de machine komt zuurstof in de grond waardoor voedingstoffen vrij komen. Op deze open voedselrijke plaatsen zullen brandnetels en distels zich gemakkelijk vestigen. Wanneer maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd met een klepelmaaier wordt de beplanting gekneusd waardoor veel fauna gedood wordt, denk hierbij aan insecten, kikkertjes en muizen. Het gebruik van een cirkel- of cyclomaaier heeft de voorkeur. Bij gebruik van deze maaier is de overlevingskans van fauna veel groter. Ook is het materiaal dan gemakkelijker en nauwkeuriger op te ruimen. 30

Figuur 12: Gebruik van brede banden en een lichte machine wanneer bermen bereden moeten worden Figuur 13: Afvoeren van het maaisel, niet alleen ter verschraling maar ook om verstikking te voorkomen Figuur 14: Maaien in de 2 e helft van juni, voor een minder sterke hergroei van grassen en brandnetels. 31

Afvoeren Het maaisel van de ecologische bermen dient verzameld en afgevoerd te worden. Eerst wordt gemaaid met een cirkelmaaier. Vervolgens dient het vrijgekomen materiaal vijf tot tien dagen na het maaien verzameld en afgevoerd te worden. Het maaisel moet minimaal vijf dagen blijven liggen zodat fauna de kans krijgt om het afgemaaide materiaal te verlaten. Ook planten hebben hier baat bij omdat zaden kunnen afrijpen en in de bodem terecht komen voordat het materiaal afgevoerd wordt. Bovendien zal het maaisel drogen waardoor afvoerkosten dalen omdat minder kilo s afgevoerd worden. Het maaisel mag niet meer dan 10 dagen blijven liggen. Wanneer het maaisel langer blijft liggen zullen meststoffen uitspoelen en raakt het maaisel overgroeit. Wanneer dit gebeurt wordt het afruimen en afvoeren bemoeilijkt, met gevolg dat meer materiaal achterblijft. Verder kan het maaisel andere planten verstikken wanneer het langer blijft liggen. Verwerking Sinds 2002 dient bermmaaisel te worden beschouwt als afvalstof. Verwerken in de landbouw door het materiaal onder te spitten is dus geen optie. Ook het gebruik als veevoer is geen reële optie, door de lage voedingswaarde en de kans op giftige planten als Jacobskruiskruid. Het gebruik van bermmaaisel voor duurzame energie door verbranding of vergisting is ook nog geen reële oplossing. Deze technieken staan nog in de kinderschoenen. Een nog veel grotere belemmering is de logistiek. In de buurt van Geertruidenberg is geen centrale aanwezig die dit zou kunnen. De Amercentrale gebruikt wel biomassa maar de kwaliteit van het bermmaaisel is hiervoor niet voldoende (door te hoge concentratie zware metalen en chloor). De meest gebruikte verwerkingsmethode is composteren, dit is economisch gezien nog steeds de beste oplossing. Verbinding Wanneer in ecologisch beheer gestreefd wordt naar een biodiversiteit zijn oppervlakte en verbinding belangrijk. In een grote weide kunnen soorten zich gemakkelijker handhaven waardoor een grotere biodiversiteit ontstaat. Door ecologisch beheerde bermen met elkaar te verbinden ontstaat een groot aaneengesloten geheel waardoor gewenste soorten zich beter kunnen vestigen, verspreiden en handhaven. Kansrijke bermen De ecologische mogelijkheden in een berm zijn afhankelijk van een aantal aspecten. Breedte, ligging en gebruik spelen allemaal een rol. Een bredere berm (figuur 17) heeft meer kansen omdat minder hinder wordt ondervonden door randinvloeden. Voorbeelden van randinvloeden zijn uitlaatgassen, strooizout en afval, deze komen vooral voor in de eerst meter van de berm. Ook de ligging van een berm speelt een rol. Zoals al eerder aangegeven kan op zonrijke plaatsen een soortenrijkere berm gecreëerd worden met een hogere natuurwaarde ten opzichte van een schaduwrijke berm. Wanneer sprake is van een op het zuiden gericht talud kunnen veel meer ecologische doelen bereikt worden dan wanneer een berm zich bevind in de schaduw van een bomenrij. Gebruik van de berm heeft invloed op de ecologie, wanneer bermen regelmatig bereden worden door bijvoorbeeld landbouwverkeer zijn de ecologische mogelijkheden erg klein. 32

Figuur 15: Composteren is nog steeds de beste oplossing Figuur 16: Verbinding van ecologisch beheerde bermen om tot een grote oppervlakte te komen. Figuur 17: Een brede kansrijke berm (Westagent Raamsdonksveer) 33

Jacobskruiskruid Jacobskruiskruid is een kruidachtige plant die op voedselarme tot matig voedselrijke grond voorkomt. De plant is giftig voor paarden en vee. Zolang de plant vers is wordt deze niet gegeten. De problemen ontstaan pas wanneer de plant in gedroogde vorm, zoals in hooi bij het vee terecht komt. De plant is dan zijn smaak verloren en wordt niet herkent door het dier, de giftige stoffen blijven wel werkzaam. Als dit kruid veelvuldig voorkomt in de bermen kan het zich gemakkelijk uitzaaien naar wei- en hooiland, dit is niet wenselijk voor de boeren. Er zijn geen wettelijke verplichtingen omtrent Jacobskruiskruid zoals bijvoorbeeld de distelverordening. Om uitzaaiing naar akkerlanden te voorkomen kan in het maaibeleid wel rekening gehouden worden. Zo kan in de 2 e helft van juli gemaaid worden, net voordat het Jacobskruiskruid zaad vormt. Het is belangrijk dat pas eind juli gemaaid wordt, wanneer vroeger gemaaid wordt zal de plant hergroeien en alsnog zaad vormen. Voor ecologisch beheer is dit niet ideaal, om maimaal te verschralen moet in de 2 e helft van juni gemaaid worden. Gelukkig komt de plant niet veelvuldig voor in de gemeente. Wanneer een grote hoeveelheid Jacobskruiskruid in een berm geconstateerd wordt of wanneer klachten binnen komen kan plaatselijk eerder gemaaid worden om het probleem te verhelpen. Voordelen ecologisch beheer - Doordat de bermen anders beheerd worden kunnen vele verschillende planten zich vestigen, waaronder vele bloeiende kruiden, met verschillende kleuren, bloemen en bloeitijden. - Doordat meer bloemen zich in en rond de kern vestigen zullen ook meer vlinders in de kern voorkomen. - Ecologisch beheer leidt tot een verbetering van de biodiversiteit. Biodiversiteit geeft een bijdrage aan de omgeving, gezondheid en een mogelijkheid tot recreatie. - Omdat zaden van kruidachtige planten vaak zwaarder zijn dan dat van gras zullen deze zaden minder verspreidt worden door de wind waardoor hooikoortspatiënten minder last ondervinden van hun allergie. - In een schrale ecologische berm komen minder akkeronkruiden voor omdat deze een voorkeur hebben voor een rijkere bodem. Als minder akkeronkruiden in de bermen voorkomen zullen de boeren minder last ondervinden van het uitzaaien van deze onkruiden. Jacobskruiskruid vormt een uitzondering, deze plant komt juist wel voor op schralere gronden. 34

Nadelen ecologisch beheer - Om tot een ecologisch beheer te komen moet het maaisel afgevoerd worden zodat een schrale bodem gecreëerd / gehandhaafd wordt, kosten van het afvoeren zijn nog erg hoog. Ecologisch beheer zal in de meeste gevallen een kostenstijging met zich meebrengen. - Het beeld van een mooie berm is bij veel mensen een nette lage strak gemaaide berm. Als een berm bestaat uit een hogere kruidachtige begroeiing wordt dat vaak als rommelig ervaren. - Wanneer wordt begonnen met het toepassen van ecologisch beheer in een berm zullen de gewenste planten nog niet (in voldoende mate) aanwezig zijn. Het kost tijd voordat het eindbeeld van een bloemrijke berm bereikt wordt. - Om ecologisch beheer goed toe te passen moet rekening gehouden worden met bloeitijden van de aanwezige planten, dit komt vaak niet uit met de bedrijfeconomische planning. - Wanneer in ecologisch beheer naar verschraling gestreefd wordt kan het best in de 2 e helft van juni gemaaid worden. In deze periode staan veel (beschermde) soorten in bloei. Ook zijn in deze tijd van het jaar relatief veel nesten aanwezig in de bermen. Maaien van beschermde planten of broedplaatsen is in strijd met de flora- en faunawet. Monitoring van de soorten is noodzakelijk. 35

4.2 Ecologisch maaibeheer Gemeente Geertruidenberg Ecologisch maaibeheer wordt toegepast om te werken naar een doel. Het doel in gemeente Geertruidenberg is het verbeteren van bloem- en keurrijke bermen. Verder moet ecologisch beheer leiden tot een verhoging van de biodiversiteit. Om te bepalen welk ecologisch beheer toegepast zal worden, moet bepaald worden welk eindbeeld gewenst is. Dit kan variëren van een schrale bloemrijke dijk tot een ruige voedselrijke berm. Bij het bepalen van het eindbeeld wordt gekeken naar huidige vegetatie, vochttoestand, licht en bodem. Verder wordt bij het bepalen van het eindbeeld gekeken naar wat het best bij het landschap past. Natuurlijk wordt ook de verkeersveiligheid van de bermen meegenomen in de overwegingen. Om een bloemrijke berm te verkrijgen zijn een aantal factoren vereist, zo moet er voldoende zonlicht aanwezig zijn. Wanneer voldoende zonlicht aanwezig is hebben bloemrijke kruiden meer kans in vergelijking met ruigtekruiden. In tegenstelling tot de zandgrond in Raamsdonk bestaat de bodem in Geertruidenberg en Raamsdonksveer hoofdzakelijk uit klei. Verschralen op kleigrond zal op korte termijn weinig resultaat geven. Denk aan 10 20 jaar voordat resultaten echt merkbaar zijn. Er zijn echter ook andere maatregelen die de biomassa op korte termijn wel kunnen verminderen en daarmee plaats bieden voor de ontwikkeling van kruiden. Zo kan door op het juiste moment te maaien de concurrentiepositie van kruiden ten opzichte van grassen sterk toenemen. De meeste kruiden groeien minder hard als grassen en vormen dus minder biomassa. Om de omstandigheden voor bestaande soorten en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe te verbeteren wordt gestreefd naar verbinding van ecologisch beheerde bermen. Verder kan de continuïteit van het beheer bijdragen aan de ecologie. Wanneer elke keer een ander beheer aangehouden wordt verdwijnen waardevolle soorten. Het is van belang dat een beleid wordt opgesteld dat voor een lange tijd gehanteerd wordt. Hiernaast een overzicht van de maatregelen die altijd toegepast dienen te worden wanneer ecologisch beheerd wordt. Figuur 18:Bloemrijk Figuur 19: Ruig Figuur 20: Maaien i.v.m. verkeersveiligheid 36

Maatregel Beperken insporing Afruimen vrijgekomen materiaal Beschrijving - Beperken van insporing door zoveel mogelijk vanaf verharding te werken, wanneer echt nodig met lichte machines en speciale banden. - Afruimen vrijgekomen maaisel, 5 tot 10 dagen na de maaibeurt. Het maaisel wordt secuur opgeruimd. Afvoeren - Composteren Continuïteit waarborgen - Streven naar continuïteit door beleid voor lange tijd vast te stellen. Werkrichting - Wanneer sprake is van een oever van land naar water werken. - Wanneer sprake is van bebouwing bij de bebouwing beginnen en werken richting landelijk/natuurlijk gebied. Gefaseerd maaien - Waar het mogelijk is wordt gefaseerd gemaaid. Dit wordt alleen gedaan op plaatsen waar niet jaarlijks gemaaid wordt. Machinegebruik - Gebruik van cyclo-/ cirkelmaaier met wildredder. Maaitijdstip - Maaitijdstip van de 1e maaibeurt in de tweede helft van juni. 2 e maaibeurt eerste helft van september. Verbinding - Verbinden van ecologisch beheerde gebieden. Figuur 21: Overzicht maatregelen ecologisch beheer. 37

4.3 Mogelijkheden kleigrond (Geertruidenberg en Raamsdonksveer) Rijkswaterstaat heeft al 40 jaar ervaring op het gebied van ecologisch bermbeheer en heeft een leidraad opgesteld waarin de mogelijkheden voor verschillende begroeiingen beschreven worden. Uit de leidraad is op te maken dat zoomvegetatie en bloemrijke glanshaverhooilanden de meest geschikte vegetaties voor Geertruidenberg en Raamsdonksveer zijn hieronder beschreven. Zonnige plaatsen Op zonrijke plaatsen kunnen Bloemrijke glanshaverhooilanden zich ontwikkelen. Deze zijn voornamelijk te vinden in het gebied van de grote rivieren. Ze komen voor op klei en zavelgronden met bij voorkeur een grondwaterpijl dieper dan 1 meter. Zoals de naam al doet vermoeden heeft dit type begroeiing een erg bloemrijk karakter. Het beheer van deze begroeiing bestaat uit twee maaibeurten per jaar waarbij vrijgekomen materiaal wordt afgevoerd. De eerst maaibeurt vind plaats in de tweede helft van juni, de tweede maaibeurt wordt eind augustus / begin september uitgevoerd. Door het hanteren van deze maaitijden wordt de groei van grassen vermindert en krijgen kruiden meer kans om zich te vestigen. Voordelen: Nadelen: - Geven een fraai, bloemrijk beeld - Komt van nature voor in het gebied van de grote rivieren, gemeente Geertruidenberg heeft zijn ligging in dit gebied. - Beheer van deze begroeiingen is duur, er wordt twee maal per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. - Er moet worden gemaaid in juni, in deze tijd is er meer kans op aanwezigheid van broedplaatsen. Voor het maaien zal monitoring plaats moeten vinden Voorwaarden:- Moet zon hebben. Schaduwrijke plaatsen De zoomvegetatie komt bij voorkeur voor op lichtbeschaduwde plaatsen. Het is een vrij hoog opschietende begroeiing die ook ruigtekruiden als brandnetel bevat. De begroeiing is vooral in het voorjaar en voorzomer bloemrijk en kan voorkomen op zowel klei, zand als veengronden met bij voorkeur een grondwaterpijl lager dan 1 meter. Dit type begroeiing kan het best eenmaal per twee jaar gemaaid worden in de nazomer, het maaisel wordt hierbij afgevoerd. Voordelen: Nadelen: - Relatief goedkoop in onderhoud, één keer per 2 jaar maaien en afvoeren. - Toepasbaar op licht beschaduwde plaatsen. - Moet schaduw hebben. - Brandnetels aanwezig. - Hoge begroeiing, geeft een slordig beeld en is in sommige situaties ongewenst vanwege verkeersveiligheid. Voorwaarden:- Moet schaduw hebben - Verkeerskundig gezien moet er de mogelijkheid zijn voor een wat hogere begroeiing. 38