Regie-zitting. Datum : 18 maart 2016. : Heremietuil. Parketnummer : 09/837304-15



Vergelijkbare documenten
30 mei Onderzoek: Racisme in Nederland?

Uitslag onderzoek: rechtszaak Geert Wilders EenVandaag Opiniepanel deelnemers

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Ja 59% 12% 9% 12% 31% 56% 61% 77% 81% 74% 82% Nee 40% 88% 90% 88% 69% 42% 39% 22% 19% 25% 18% Weet niet/geen mening 1% 0% 0% 0% 1% 2% 0% 1% 0% 1% 0%

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

23 november Onderzoek: Proces Wilders

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

Beoordeling. h2>klacht

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

Proeftoets E2 havo

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag, zitting houdende te Badhoevedorp

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Uitgesproken op de zitting van de wrakingskamer van de rechtbank Den Haag, zitting houdende te Badhoevedorp

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari Rapportnummer: 2014/004

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5107

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Samenvatting Requisitoir Wilders 12 oktober 2010 (deel 1) 1/7

Turfmarkt DP Den Haag Postbus 20301

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Rapport. Rapport over een klacht over de William Schrikker Groep uit Diemen. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/113

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Datum: 1 december 2010 Rapportnummer: 2010/338

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

Arrondissementsparket Den Haag

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Amsterdam, 3 maart 2011

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Rapport. Rapport over een gedraging van Bureau Jeugdzorg uit Rotterdam. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2011/214

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Onderzoek: 200 jaar Grondwet

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

Rapport. Verzoeker De X. te Almelo, verder te noemen verzoeker. Het verzoek is ingediend door de gemachtigde, de heer Y.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Tekst herdenking Brabantse gesneuvelden: Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Jaarverslag MiND Meldpunt Internet Discriminatie

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Groningen. Datum: 24 maart Rapportnummer: 2014/023

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 6 mei Rapportnummer: 2013/047

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

Datum 19 juni 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Handleiding besloten vergaderingen en het opleggen van geheimhouding

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:RBMNE:2016:5414

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Hoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Rapport. Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen. Datum: 22 januari Rapportnummer: 2013/007

: G. Wilders Parketnummer : 13/ Officieren van justitie : mr. P. Velleman en mr. B. van Roessel Datum : 15 oktober 2010 (Samenvatting deel 2)

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht

Transcriptie:

Regie-zitting Inleidende overwegingen; uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank s-gravenhage zitting houdende te Badhoevedorp Datum : 18 maart 2016 Zaak : Heremietuil Parketnummer : 09/837304-15 Verdachte : G. Wilders

Inleiding Met het voordragen van de tenlastelegging zojuist, is de omvang van het proces tegen de heer Wilders (hierna: Wilders) aangegeven. In de afgelopen periode zijn wij vaak bevraagd over het verloop van het onderzoek en de stand van zaken. Daar kon toen maar weinig over worden gezegd. Dit vanwege het besloten karakter van de behandeling van de zaak bij de rechter-commissaris. Daarom maken we nu op deze eerste openbare zitting van de gelegenheid gebruik om enige toelichting te geven. Over de bijzonderheden van deze zaak, het verloop van het onderzoek, en over de verdere behandeling van deze zaak. Een bijzondere zaak? In de kern is deze strafzaak er één zoals elke andere. Een zaak die volgens de gewone regels van het strafrecht dient te worden beoordeeld. Wel kent dit strafproces een bijzonderheid die de basis van de rechtstaat raakt. Dat komt omdat twee fundamentele waarden strijden om voorrang. Fundamentele waarden van onze vrije democratische samenleving. Het discriminatieverbod, vastgelegd in art. 1 van de Grondwet. En de vrijheid van meningsuiting, vastgelegd in art. 7 van de Grondwet. Het belang van de vrijheid van meningsuiting is groot. Het is een van de essentiële fundamenten van onze democratische samenleving. En het is een basale voorwaarde voor de ontwikkeling van ieder mens. 1 1 A.J. Nieuwenhuis, Over de grens van de vrijheid van meningsuiting, Nijmegen 2015, p. 307; EHRM 25 maart 1985, nr. 8734/79 (Barthold vs. Duitsland), ro. 58, waarin wordt verwezen naar EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside vs. VK). 2

Maar de vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. De recente veroordelingen van de Amsterdamse politicus Felter 2 en de verdachten in de Haagse Jihadzaak 3 zijn daarvan treffende voorbeelden. De vrijheid van meningsuiting gaat gepaard met verplichtingen en verantwoordelijkheden. 4 Zoals de verplichting om de strafwet in acht te nemen en de verantwoordelijkheid om bevolkingsgroepen niet tegen elkaar op te zetten. Het belang van discriminatiebestrijding is eveneens groot. Iedere burger moet zich een volwaardig burger weten. Iedere burger moet gevrijwaard blijven van uitlatingen die hem als lid van een vermeend minderwaardige groep wegzetten. 5 Racisme en vreemdelingenhaat vormen een rechtstreekse schending van de beginselen van vrijheid, democratie en van de rechtstaat. 6 Het openbaar ministerie heeft een belangrijke rol te vervullen in de bescherming van de samenleving tegen discriminatie. Het strafrecht biedt bij uitstek de mogelijkheid om mensen publiekelijk ter verantwoording te roepen en de strafrechtelijke norm te markeren. 7 In deze zaak is overtreding van de artt. 137c en d van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd. Daarin zijn groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie en haat strafbaar gesteld. De bedoeling van deze strafbaarstelling is racisme en discriminatie in de kiem te smoren. 8 Niemand is daarvan uitgezonderd, ook niet een politicus. 2 Hof Amsterdam 1 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:296. 3 Rechtbank Den Haag 10 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:14365. 4 In art. 10, lid 2 EVRM is bepaald dat de vrijheid van meningsuiting: plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, (en dat zij) kan ( ) worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van ( ) (onder meer) het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten ( ) (of) de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. In art. 7 Grondwet is dat tot uitdrukking gebracht met de formule: behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. 5 College van procureurs-generaal, Aanwijzing discriminatie 29 oktober 2007, Stcrt. 2007, 233. 6 Kaderbesluit 2008/913/JBZ van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. 7 College van procureurs-generaal, Aanwijzing discriminatie 29 oktober 2007, Stcrt. 2007, 233. 8 Tweede Kamer, vergaderjaar 1933-1934, 237, nr. 3, p. 4. 3

Enerzijds moet deze daadwerkelijk in staat zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen. Ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten. Anderzijds draagt een politicus de verantwoordelijkheid om uitlatingen te voorkomen die in strijd zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. 9 Advocaat-generaal Knigge concludeerde onlangs dat politici veeleer voorop zouden moeten gaan in de strijd tegen discriminatie. Dat deed hij na een zorgvuldige analyse van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het Europese Hof kent hier aan een politicus juist een bijzondere verantwoordelijkheid toe. Niet alleen als hij aan de macht is, maar ook als hij aan de macht wil komen, aldus Knigge. 10 Deze zaak is ook bijzonder door de grote maatschappelijke beroering na de minder Marokkanen speech. Daarbij liepen de emoties soms hoog op. Het openbaar ministerie is daar niet blind voor. Maar laat het volgende duidelijk zijn. Er is in de rechtszaal maar één maatstaf voor de beoordeling van de strafbaarheid. En dat is het recht. Het is ook duidelijk dat dit proces leeft in de samenleving. Sommigen denken dat het politiek gedreven is. In andere reacties wordt benoemd dat het proces Wilders vooral een podium zal geven. Het is niet aan het openbaar ministerie om dit soort factoren mee te wegen bij de vervolgingsbeslissing. De Aanwijzing discriminatie van het College van procureursgeneraal is daarover duidelijk. Ik citeer: In geen geval is eventueel martelaarschap of uitbuiting van de forumfunctie een argument om dagvaarding achterwege te laten. 11 Het openbaar ministerie zal vandaag geen definitief standpunt over deze zaak geven. Dat doen wij pas in ons requisitoir op een nadere zitting. En uiteindelijk is er maar één instantie die uitsluitsel kan geven over de strafbaarheid en dat is uw rechtbank. 9 HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583. 10 Parket bij de HR 3 juni 2014, ECLI:NL:PHR:2014:1479, ro. 4.11. 11 College van procureurs-generaal, Aanwijzing discriminatie 29 oktober 2007, Stcrt. 2007, 233. 4

Het onderzoek en het vervolg Wij komen nu toe aan een korte schets van de feiten en van het verloop van het onderzoek. Na Wilders uitspraak van 12 maart 2014 volgde een felle reactie van het Landelijk Beraad Marokkanen. 12 Ook verschillende politici reageerden met afkeuring. Daarnaast deden twee personen aangifte tegen Wilders. De eerste aangifte werd gedaan op 14 maart 2014 bij bureau Jan Hendrikstaat in Den Haag. In deze aangifte staat onder meer het volgende. Ik werk als manager arbeidsontwikkeling. Simpel gezegd, ik help mensen aan een baan. De mensen die ik in mijn werk tegenkom zijn van alle afkomsten, leeftijden en geslachten. Ik maak geen onderscheid in de mensen die ik wel of niet help. Ik heb al vaker uitspraken van Wilders gehoord of gezien, dus ik weet waar hij voor staat. Normaal doet het mij niet zo heel veel. Totdat ik de heer Wilders hoorde zeggen: ( ) en als het even kan ook wat minder Marokkanen. Op dat moment werd ik hevig geëmotioneerd, ik voelde mij verdrietig en kwaad tegelijk. Zou dit betekenen dat mijn kind niet in Den Haag mag wonen? Dan volgt een opmerking van de verbalisant. Ik zie dat de aangever geëmotioneerd raakt en tranen in zijn ogen krijgt. Op 18 maart 2014 werd opnieuw aangifte gedaan, nu bij bureau Laak in Den Haag. In deze aangifte staat onder meer het volgende vermeld. 12 LBM: Niemand wilde het geloven, maar nu is het wel duidelijk geworden: Geert Wilders is een racist 5

Ik ben in Nederland geboren. Ik ben werkzaam op de markt Loosduinen. Ik ben daar nu 11 a 12 jaar werkzaam. Wilders was op woensdag 12 maart 2014 op de markt met zijn hele bemanning. Hij heeft hier ook de opmerkingen gemaakt voor op tv. Ik ben gaan kijken op uitzending gemist. Ik hoorde dat Wilders vertelde dat hij graag ziet dat Den Haag met minder Marokkanen is. Ik voel me hierdoor gediscrimineerd. Ik voel me gewoon gekrenkt. Ik voel me nu een derderangs burger. Er moet een grens zijn. In de middag van 19 maart 2014 informeerde het openbaar ministerie de PVV-fractie dat er aangifte was gedaan tegen Wilders. In de avond van 19 maart 2014 hield de PVV een verkiezingsbijeenkomst in een café in Den Haag. Het betrof een besloten bijeenkomst voor de PVV-aanhang en voor de media. Voor de media was een apart vak ingeruimd. Deze waren ook ruimschoots aanwezig. Omstreeks half 10 maakte Wilders zijn entree. Dit onder luid applaus van het publiek en begeleid door de soundtrack van Rocky III. Daarna volgde de inmiddels bekende minder Marokkanen speech. Dit keer was de beroering groter dan na de uitlatingen van 12 maart 2014. Niet alleen politieke opponenten of mensen met een band met de Marokkaanse gemeenschap reageerden verbolgen. Ook vanuit het College voor de rechten van de mens, de wetenschap, de Joodse gemeenschap, de journalistiek, het voltallige kabinet en de eigen PVV gelederen werd afkeurend en soms met afgrijzen gereageerd. Op 20 maart 2014 bleek dat er op grote schaal aangifte werd gedaan. Er was al snel sprake van vele tientallen aangiftes verspreid over het hele land. De aangevers zijn voor een groot deel van Marokkaans Nederlandse afkomst. Maar er zijn ook autochtone Nederlanders die aangifte hebben gedaan. 6

Onder de aangevers bevinden zich verder verschillende organisaties, zoals het Landelijk Beraad Marokkanen en Radar, het Anti Discriminatie Bureau van de regio s Rotterdam, Zuid-Holland-Zuid en Brabant. De meeste aangiften zijn gedaan bij de politie. Er zijn ook verschillende aangiften rechtstreeks bij het openbaar ministerie ingediend. Wij zijn ons er van bewust dat er vanuit verschillende kanten van de samenleving is opgeroepen tot het doen van aangifte. Een deel van de aangevers zal vooral uit zijn geweest op het uitspreken van afkeuring. Of op het afgeven van een signaal. Een deel van de aangiften benoemt alleen de gewraakte gedraging. En is niet of nauwelijks onderbouwd. Voor de goede orde: dat is ook niet wettelijk voorgeschreven. Het is van belang om ons beeld niet te laten vertroebelen door deze kale aangiften of door meelopers. Hiertegenover staan namelijk vele aangiften waarin een uitvoerige persoonlijke motivering wordt gegeven. Deze is in veel gevallen gebaseerd op de ervaren impact van de uitlatingen. Maar ook op concrete gebeurtenissen. Zoals op straat uitgejouwd worden, met de minder, minder-leus. Ten slotte bevat een aantal aangiften een uitgebreide juridische motivering. Het is onmogelijk om nu een compleet beeld te geven van alle aangiften. Bij bestudering van de aangiften vallen wel duidelijke gemeenschappelijke thema s op. Thema s die veelvuldig terugkeren. We noemen er zeven. Ten eerste, het beledigende karakter van de uitlatingen en de impact daarvan; ten tweede, het ontstaan van angst en onveiligheidsgevoelens door de uitlatingen; ten derde, het zaaien van onrust en tweespalt tussen bevolkingsgroepen; ten vierde, het over één kam scheren van een gehele bevolkingsgroep; ten vijfde, de vrees voor negatieve beeldvorming en kopieergedrag; ten zesde, de impact van de uitlatingen op kinderen en zorgen over hun toekomst, en als laatste het hebben van historisch beladen associaties. 7

Op 9 oktober 2014 maakte het openbaar ministerie bekend dat Wilders als verdachte is aangemerkt. Dit na een uitvoerige juridische analyse van de uitspraken van 12 en 19 maart 2014. Ook is gelijk bekend gemaakt dat vervolging in de rede lag. Door beperkte beschikbaarheid van de verdediging en Wilders vond het verdachtenverhoor pas plaats op 8 december 2014. Het openbaar ministerie wilde onder meer van Wilders weten of de uitspraken in een opwelling waren gedaan of dat er een bewuste strategie achter zat. Wilders koos er echter voor om alleen een schriftelijke verklaring te overleggen. Op de vragen van de Rijksrecherche gaf hij geen antwoord. Om toch antwoord op deze vragen te krijgen, heeft de Rijksrecherche enkele getuigen gehoord. Direct betrokkenen uit de PVV-kring. Zij gaven wel tekst en uitleg. Zij stellen over de uitlating van 12 maart 2014 dat deze uit de lucht kwam vallen. Er zou sprake zijn van een slip of the tongue. Een andere getuige verklaart dat de uitlating niet vooraf was gepland en dat Wilders na afloop iets zei in de trant van: Kon ik dat zo zeggen? Het beeld van de speech van 19 maart 2014 is van andere orde. Deze is vooraf doordacht en gepland. Een van de getuigen verklaart dat het de bedoeling was om de zaken zo scherp mogelijk te benoemen. Zodat het door de pers zou worden overgenomen. Uit de getuigenverklaringen blijkt verder dat Wilders zelf betrokken was bij het opstellen van de speech. Ook blijkt daaruit dat bij het samenstellen van de speech bewust gebruik is gemaakt van de klassieke regels van de retorica. Zo is er met opzet gekozen voor een opbouw in kracht. Een opbouw bestaand uit drie vragen. Een opbouw met het hoogtepunt in kracht bij de laatste vraag. De minder Marokkanenvraag. 8

Er is ook bewust gekozen voor het aangaan van een vraag-antwoord interactie met het publiek. Een oude truc, aldus een van de getuigen. Een andere getuige verklaarde dat er tijdens het samenstellen van de speech wel enige zorg was. Zorg over of het publiek wel met de juiste reactie zou reageren. Daarom is er ook nog tot twee keer toe een medewerker van de PVV de zaal in gestuurd. Deze heeft het publiek geïnformeerd over welke drie vragen Wilders die avond zou stellen. Verder heeft deze medewerker het publiek geïnstrueerd daarop met minder, minder, minder te antwoorden. Op 18 december 2014 maakte het openbaar ministerie definitief bekend dat Wilders zou worden vervolgd. Op 9 januari 2015 heeft het openbaar ministerie het dossier verstrekt aan de verdediging. Daarbij werd verzocht om eventuele onderzoekswensen kenbaar te maken aan de rechtercommissaris. Op 26 januari 2015 verzocht de rechter-commissaris om deze binnen drie weken op te geven. Vervolgens gaf de verdediging aan meer tijd nodig te hebben. Daarna heeft het openbaar ministerie bij herhaling aandacht gevraagd voor de voortgang in deze zaak. Uiteindelijk hebben wij zelfs aan de rechter-commissaris gevraagd om aan de verdediging een uiterste termijn te stellen voor het indienen van alle onderzoekswensen. De rechter-commissaris heeft de onderzoekswensen grotendeels afgewezen. Dit in lijn met de standpunten van het openbaar ministerie. Tegen deze afwijzingen heeft de verdediging bezwaar ingediend bij de raadkamer van uw rechtbank. Deze heeft alsnog enkele onderzoekswensen toegewezen. Inmiddels zijn op verzoek van de verdediging vijftien aangevers door de rechtercommissaris gehoord. 9

Het ging hier nadrukkelijk niet om een serieuze steekproef. Kenmerk daarvan is immers dat een deel van het geheel wordt bekeken, met als doel iets zinnigs over het geheel te kunnen zeggen. Daarvan is bij deze selectie aangevers geen sprake. In deze zaak is door het hele land aangifte gedaan, door allochtonen en door autochtonen, door jong en oud, en door man en vrouw. Een deel van de aangiftes is uitvoerig beargumenteerd, een deel beperkt en een deel niet of nauwelijks. Kortom, een zeer gemêleerd geheel. Daaruit koos de verdediging voor een opmerkelijke selectie aangevers. Overigens zonder dat verder te motiveren. De verdediging koos vooral voor in Marokko geboren mannen, allen op gevorderde leeftijd of zelfs vergevorderde leeftijd. Het overgrote deel is in elk geval al bejaard. De oudste is bijna 80. Ook koos de verdediging voor aangiftes die niet of slechts beperkt waren gemotiveerd. Kortom, niet representatief voor het bonte gezelschap aangevers en aangiftes in deze zaak. Het is geen verrassing dat een deel van deze specifieke groep niet weet hoe de juridische hazen lopen. En dat een deel van deze specifieke groep behoort tot de categorie meelopers of volstrekt onwetenden. Als we dan nog eens naar de afgelegde verklaringen kijken, dan blijkt dat een ruime meerderheid van deze vijftien aangevers wel prima weet tegen wie en waarvan zij destijds aangifte deden. In de verklaringen wordt ook persoonlijk gemotiveerd waarom Wilders speech zo n impact op hen had. Daarnaast wordt meerdere keren verwezen naar gevoelens van angst en uitsluiting bij jongere gezinsleden. Onder de vijftien aangevers bevinden zich ook personen die niet bekend zijn met het verschil tussen een aangifte of een klacht, maar die kennelijk wel een formele weg zochten om hun afkeuring uit te spreken. Ten slotte bevinden zich onder de vijftien gehoorde aangevers enkele personen die het verschil niet onderkennen tussen het doen van aangifte en verkiezingen, of tussen een president en een partijleider. Dat is misschien verbazingwekkend, maar juridisch gezien voor deze zaak van geen enkele betekenis. Het gaat immers niet om de kwantiteit van de aangiften, maar om de 10

aard van de gewraakte uitlatingen. Sterker nog, voor vervolging is zelfs één enkele aangifte niet vereist. Maar nu ze er wel liggen, lezen we ze ook. En geven ze een beeld van de impact van de uitlatingen. Verder heeft de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging vijf deskundigen benoemd. De verdediging heeft in een eerder stadium aangegeven zich het recht voor te behouden de afgewezen onderzoekswensen opnieuw aan uw rechtbank voor te leggen. Vooral om die reden hebben wij uw rechtbank gevraagd om deze regie-zitting te beleggen. Ter besluit van deze inleidende overwegingen, merken wij op dat het openbaar ministerie graag meer voortgang in deze zaak had gezien. Helaas bleek het plannen van een inhoudelijke behandeling nog voor de zomer niet haalbaar in de agenda van de verdediging. Het is wat betreft het openbaar ministerie nu echt tijd om zonder onnodige vertraging over te gaan tot de kern van de zaak: het beoordelen van twee uitlatingen, en het maken van een afweging tussen de vrijheid van meningsuiting en het discriminatieverbod. We spreken ten slotte de hoop uit dat de heer Wilders ook zijn kant van het verhaal ter zitting met uw rechtbank wil delen. 11