UNIVERSITEIT VAN TILBURG



Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten?

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 september 2009 (23.09) (OR. en) 13057/09. Interinstitutioneel dossier 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 112

btw en tussenpersonen Federatiebijeenkomst van Assurantieclubs Jakob Kamminga

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 *

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

Bachelor Thesis. De reikwijdte van de btw-vrijstelling van artikel 135 lid 1 onderdeel d Btwrichtlijn in verhouding tot moderne betalingsvormen

Handreiking btw in de samenwerking tussen Onderwijs en Kinderopvang

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

Aftrek van voorbelasting:

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Elektronische betaaldiensten

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

CATEGORIE 1 BEMIDDELING BIJ VERZEKERINGEN

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie?

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector

BTW en Financiële Prestaties

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

Btw consequenties. voor een all-in wok-restaurant. Bella Vista HC Arnhem

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Partage in Europees perspectief

Bachelor Thesis. De toekomstbestendigheid van de vrijstelling van betalingsverkeer in de Btw-richtlijn. : Paul Knappers

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

Utrecht 21 april 2015

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

ECONOMISCHE ACTIVITEIT:

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International

Kluwer Online Research

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 30 juni 2009 (13.07) (OR. en) 11584/09. Interinstitutioneel dossier 2007/0267 (C S) LIMITE FISC 92

een fiscale eenheid btw.

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen.

Verruiming btw-sportvrijstelling

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*)

11558/02 jv 1 DG G I

Fiscaal Portaal Gemeenten

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

Door: Evert-Jan Bos 2010/ Financiële vrijstellingen en prestaties van derden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Inleiding. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN?

Financiële prestaties in de btw

Bachelor Thesis Fiscale Economie

Eén vraag, twee antwoorden

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

Een ruimere uitleg van de btw-fiscale eenheid

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

Kosten voor gemene rekening

Het belang van het doel en het doel van het belang. N.P. Arzini S.J. Carrière

Masterscriptie Fiscale Economie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005*

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Samenvatting Europees Recht

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Een ruimere algemeenheid

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

1 Het geding in feitelijke instanties

RB bijeenkomst Btw actualiteiten

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van over agressieve fiscale planning

Omzetbelasting -- Deel 1

Besluit van 25 januari 2013, nr. BLKB 2013/82M, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Factoring en het voorstel tot wijziging. Over identificatie en kwalificatie van prestaties

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Freelancers en zzp'ers

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 juli 2012 (*)

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen

Speaking Notes. e-invoicing: Juridisch luik

Elektronisch factureren

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Omzetbelasting -- Deel 2

Transcriptie:

UNIVERSITEIT VAN TILBURG Modernisering van de vrijstelling voor betalingsverkeer Onderzoek naar de reikwijdte en toepassing van de vrijstelling ten behoeve van het moderne betalingsverkeer Naam: A.W. Groeneweg Adres: Lunterenstraat 8 5045 WH Tilburg Telefoonnummer: 013-5704307 06-34444135 Studierichting: Fiscale Economie ANR: 936646 Examencommissie: Mr. drs. I.H.T. Reiniers Mr. dr..a.j. van Doesum Mr. dr. G.J. van Norden Datum: Mei 2011

Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen 4 H1 Inleiding 5 1.1 Motivering van het onderwerp 5 1.2 Probleemstelling 5 1.3 Plan van aanpak 6 H2 Btw belastingplichtige 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Belastingplicht voor de btw 7 2.2.1 Btw-ondernemerschap algemeen 7 2.2.1.1 Inleiding 7 2.2.1.2 Ieder 7 2.2.1.3 Zelfstandig 8 2.2.1.4 Economische activiteit 8 2.2.3 Begin belastingplicht 9 2.2.4 Einde belastingplicht 9 2.2.5 De overheid als belastingplichtige 9 2.2.6 Fiscale Eenheid 10 2.2.6.1 Algemeen 10 2.2.6.2 De financiële, economische en organisatorische verwevenheid 10 2.3 Vrijstellingen 11 2.3.1 Algemeen 11 2.3.2 SUFA 11 2.3.3 Consequentie van vrijstellingen 11 2.3.3.1 Effect van een vrijstelling 11 2.3.3.2 Consequentie voor belastingplichtigen 12 2.3.3.3 Consequentie voor particulieren 12 2.3.4 Vrijstelling voor betalingsverkeer 12 2.4 Combinatie van prestaties 13 2.5 Samenvatting 13 H3 Arresten over de reikwijdte van de vrijstelling van het betalingsverkeer 15 3.1 Inleiding 15 3.2 SDC-arrest 15 3.2.1 Situatieschets 15 3.2.2 Behandeling door het HvJ 16 3.2.2.1 Toepassingsbereik van de vrijstelling voor betalingsverkeer 16 3.2.2.2 Kenmerkend en essentieel voor handelingen inzake betalingsverkeer 16 3.2.2.3 Kenmerkend en essentieel 17 3.2.2.4 materiële, administratieve of technische dienst 17 1

3.3 CSC-arrest 18 3.3.1 Situatieschets 18 3.3.2 Behandeling door het HvJ 18 3.3.2.1 Juridische en financiële wijziging. 18 3.3.2.2 Handelingen inzake waardepapieren 19 3.3.2.3 Bemiddeling 19 3.4 Samenvatting 20 H4 Arresten over de uitzondering van de vrijstelling voor betalingsverkeer 21 4.1 Inleiding 21 4.2 Axa-Denplan 21 4.2.1 Situatieschets 21 4.2.2 Behandeling door het HvJ 22 4.2.2.1 Één of meerdere prestaties 22 4.2.2.2 Uitleg vrijstelling voor betalingsverkeer 22 4.2.2.2 Uitzondering van de vrijstelling voor betalingsverkeer 22 4.3 Everything Everywhere Ltd. 23 4.3.1 Situatieschets 23 4.3.2 Behandeling door het HvJ 23 4.4 Inning en invordering 24 4.5 Samenvatting 25 H5 Moderne vormen van betalen 26 5.1 Inleiding 26 5.2 ideal 26 5.2.1 Inleiding 26 5.2.2 Handelingen van ideal 26 5.3 Valt de prestatie van ideal onder de reikwijdte van artikel 135 lid 1 onderdeel d van 28 de Btw-richtlijn? 28 betalingsverkeer? 28 5.3.1 Belastingplicht 28 5.3.2 SDC en CSC arrest 28 5.3.2.1 Overmaking inzake betalingsverkeer 28 5.3.3 Materiële, ondersteunende of technische dienst 29 5.3.4 Axa Denplan en Everything Everywhere Ltd. 29 5.3.4.1 Axa Denplan 29 5.3.4.2 Everything Everywhere Ltd. 30 5.4 Rechtstreekse vergoeding van de klant aan ideal 30 5.5 Zou de prestatie van ideal onder de reikwijdte van artikel 135 lid 1 onderdeel d 31 van de Btw-richtlijn moeten vallen? 31 5.5.1 Inleiding 31 5.5.2 Ontwikkelingen in het betalingsverkeer 31 5.5.3 Kenmerkende en essentiële handeling 31 2

5.6 Samenvatting 32 H6 Aanbevelingen en conclusie 34 6.1 Herziening van de Financial Services 34 6.1.1 Inleiding 34 6.1.2 Richtlijn en verordening 34 6.1.2.1 Betere definities 34 6.2 Mijn aanbevelingen voor de herziening van de FS 35 6.2.1 Betere definitie 35 6.2.2 Inning van schuldvorderingen 36 6.3 Conclusie 36 Literatuurlijst 38 Jurisprudentie 39 3

Lijst van gebruikte afkortingen art. artikel(en) BACS Bankers Automated Clearing System BNB Beslissingen in Belastingzaken. Nederlandse Belastingrechtspraak btw belasting over de toegevoegde waarde Btw-richtlijn Richtlijn van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, nr. 2006/112/EG, PB L347 BV besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Commissie Europese Commissie CPSP Collecterende Payment Service Provider derde landen landen die geen lid zijn van de Europese Unie EG Europese Gemeenschappen EEG Europese Economische Gemeenschap EK Eerste Kamer der Staten-Generaal EU Europese Unie FED Fiscaal Weekblad FED FS Financial Services GBP Pond Sterling Hof Gerechtshof HvJ Het tot het HvJ van de Europese Unie behorende HvJ; de afkorting wordt ook gebezigd voor zover het gaat om het HvJ van de Europese Gemeenschappen, zoals het HvJ vóór 1december 2009 heette HR Hoge Raad der Nederlanden jo. juncto lidstaten de lidstaten van de Europese Unie nr. Nummer NV Naamloze Vennootschap OB Omzetbelasting r.o. rechtsoverweging TC Tariefcommissie V-N Vakstudie Nieuws vrijstelling van het betalingsverkeer artikel 135 lid 1 sub d van de Btw-richtlijn, alsmede kenbaar onder oudere versies: artikel 13 B, sub d, 3 van de Zesde Richtlijn vof vennootschap onder firma Wet OB 1968 Wet op de Omzetbelasting 1968 WFR Weekblad Fiscaal Recht Zesde Richtlijn Zesde richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgeving der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, nr. 77/388/EEG, vastgesteld op 17 mei 1977, PbEG 1977, nr. L 145, zoals daarna diverse malen gewijzigd 4

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Motivering van het onderwerp In 1977 is de Zesde richtlijn aangenomen. Hierin was de vrijstelling van het betalingsverkeer opgenomen onder artikel 13 onderdeel B ten 3 e. Deze vrijstelling is ook in de Btw-richtlijn uit 2007 onveranderd gebleven. Ondertussen is de wereld inclusief het betalingsverkeer veel veranderd. Zo is het pinnen geïntroduceerd in 1985, het betalen via internet wordt steeds populairder en in 2012 kan je voortaan je boodschappen betalen via je mobiel. 1 Daarnaast zal de Nederlandse pinpas plaats moeten maken voor een Europese betaalpas. 2 Er verschijnen dus steeds nieuwe vormen van betalingsmethoden. De vrijstelling is te vinden onder artikel 135 lid 1 sub d van de Btw-richtlijn (vrijstelling voor betalingsverkeer). Dit artikel is echter niet meegegaan met de tijd. Hierdoor ontstaan er problemen betreffende de reikwijdte en de uitleg van de vrijstelling voor betalingsverkeer. De financiële vrijstellingen van de Btw-richtlijn worden momenteel herzien door de Europese Commissie. 3 In deze scriptie zal ik aanbevelingen geven voor de herziening van de vrijstelling voor het betalingsverkeer. Ik heb de modernisatie van de vrijstelling van het betalingsverkeer als scriptieonderwerp gekozen omdat ik zelf een voorstander ben van deze nieuwe betalingsmethoden zoals het internetbankieren en het betalen via de mobiel. Naar mijn mening heb je meer keuzevrijheid als je iets via internet bestelt dan wanneer je naar de stad gaat. Daarnaast zijn deze nieuwe betalingsmethoden eenvoudig te hanteren. Ik ben van mening dat er overwogen moet worden of deze nieuwe betalingsmethoden moeten worden inbegrepen in de vrijstelling. 1.2 Probleemstelling Het chartaal geld verliest zijn aandeel in het betalingsverkeer door de technische ontwikkelingen. Hierdoor zijn er vragen en problemen ontstaan betreffende de vrijstelling van het betalingsverkeer. Deze vragen hebben betrekking op het wel of niet meenemen van het elektronische betalingsverkeer in de vrijstelling. In deze scriptie zet ik het probleem uiteen en aan de hand van het onderzoek zal ik mijn aanbevelingen geven. Aan de hand hiervan is er een probleemstelling vastgesteld: 1 Mobiele Telefoon, http://www.allesoverbetalen.nl/consumenten/innovaties/mobiele_telefoon/ 2 Waarom Sepa?, http://www.dnb.nl/betalingsverkeer/sepa/waarom-sepa/index.jsp 3 A. van Dalen, Vrijstelling voor financiële prestaties grondig herzien, Btwbrief, nr. 2 2008, p. 7. 5

Wat is de huidige reikwijdte van de vrijstelling van artikel 135 lid 1 onderdeel d van de Btw-richtlijn en passen de moderne betaalmethoden in deze vrijstelling?zo nee, zouden de moderne betaalmethoden daarin moeten passen? 1.3 Plan van aanpak Voordat de problemen over de moderne betalingsmethoden besproken worden, zal ik in hoofdstuk 2 uiteen zetten wanneer iemand belastingplichtig is voor de btw. Daarna wordt de vrijstelling van artikel 135 lid 1 sub d van de Btw-richtlijn geïntroduceerd. Vervolgens zet ik uiteen wat de gevolgen van een btw vrijstelling zijn. Ten slotte wordt het probleem van combinatie van prestaties besproken. In hoofdstuk 3 ga ik de reikwijdte van artikel 135 lid 1 sub d btw-richtlijn bespreken. Eerst wordt het probleem betreffende de nieuwe betalingsmethoden beschreven. Vervolgens komt het SDC en het CSC arrest aan bod. Eerst zal ik in ieder arrest een situatieschets geven. Vervolgens wordt er gekeken naar de invloed van het arrest op de toepassing van de vrijstelling. In hoofdstuk 4 zal de uitzondering van de vrijstelling centraal staan: de inning van schuldvorderingen. 4 Hierbij behandel ik eerst Axa-denplan arrest. Vervolgens wordt het Everything Everywhere Ltd. arrest besproken. Ook hier zal ik de arresten uitleggen aan de hand van een situatieschets, waarna de invloed van de arresten op de vrijstelling wordt bepaald. In hoofdstuk 5 introduceer ik een voorbeeld van de moderne vormen van betalen. Ik zal voornamelijk het internetbankieren behandelen, dat zal gebeuren aan de hand van Ideal Daarbij wordt er gekeken naar de huidige toepassing van de vrijstelling. Daarna behandel ik of deze vorm van betalen in moet worden begrepen bij de vrijstelling. Ten slotte zal ik in hoofdstuk 6 de herziening van de Financial Servecis aankaarten. Daarna zal ik mijn aanbevelingen geven omtrent probleem. Ten slotte sluit ik af met mijn conclusie. 4 Art. 135 lid 1 sub d van de Btw-richtlijn. 6

Hoofdstuk 2 Btw belastingplichtige 2.1 Inleiding Voordat de vraag aan de orde komt of de vrijstelling voor betalingsverkeer kan worden toegepast moet er gekeken worden naar de belastingplicht voor de btw. De vrijstelling kan alleen worden toegepast wanneer de dienst wordt verricht door een belastingplichtige. In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan dit begrip, daarna zal ik vrijstellingen in het algemeen behandelen en de consequentie van een vrijstelling en de vrijstelling voor het betalingsverkeer. Ten slotte behandel ik de combinatie van prestaties. 2.2 Belastingplicht voor de btw 2.2.1 Btw-ondernemerschap 2.2.1.1 Inleiding In de btw-richtlijn staat een andere beschrijving van het begrip belastingplichtige dan in de wet op de omzetbelasting. Zo wordt er in art. 9 van de Btw-richtlijn gesproken over een belastingplichtige, dit artikel kent de volgende definitie: als belastingplichtige wordt beschouwd, een ieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het winstoogmerk. Art. 7 van de Wet OB 68 hanteert het begrip ondernemer en definieert dat als volgt: ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. Dit heeft echter geen effect op de toepassing van deze begrippen, omdat het Nederlandse begrip ondernemer dezelfde betekenis kent als het Europese begrip belastingplichtige en daarom moeten deze begrippen hetzelfde worden uitgelegd. 5 Hieruit blijkt dus dat het Europese begrip het uitgangspunt is voor de kwalificatie van een belastingplichtige. In de volgende subparagrafen zal alles zoveel mogelijk worden uitgelegd aan de hand van de Europese begrippen. 2.2.1.2 Ieder Een ieder is het eerste deel voor de kwalificatie van een belastingplichtige. Het begrip kent een ruime uitleg. 6 Zo bevat zij: natuurlijke personen, rechtspersonen en samenwerkingsverbanden. Onder 5 HR 2 mei 1984, nr. 22 153, BNB 1984/295. 6 HR 5 januari 1983, nr. 20 808, BNB 1983/76. 7

samenwerkingsverbanden wordt verstaan: vennootschap onder firma (in nieuw recht een Openbare Vennootschap ), verenigingen, maatschappen enzovoorts. Een samenwerkingsverband is een combinatie van natuurlijke of rechtspersonen. Het samenwerkingsverband wordt gezien als één ondernemer, in plaats van twee aparte ondernemers. 7 Echter is er wel een voorwaarde gehangen aan het aanmerken van deze combinatie als een ieder, de twee personen moeten kenbaar zijn als combinatie en zodanig als een combinatie naar buiten treden. 8 2.2.1.3 Zelfstandig De zelfstandigheideis is vastgesteld om zo te voorkomen dat werknemers ook worden gekwalificeerd als belastingplichtigen voor de btw. De Btw-richtlijn stelt twee eisen voor de zelfstandigheid. Ten eerste sluit zij alle personen uit die met een werkgever een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Ten tweede sluit art. 10 van de Btw richtlijn personen uit die een andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever. Zo was dat in de volgende zaak. Het betrof een handelsagente die maar één opdrachtgever had. Daardoor voldeed zij niet aan de tweede eis van art. 10 van de Btw-richtlijn. Zij werkte wel als zelfstandige, maar werd volgens de btw-richtlijn niet als zelfstandige aangemerkt, met als gevolg dat zij geen btw belastingplichtige was. 9 Vervolgens bestaat het probleem van een directeur-grootaandeelhouder. Want deze is in dienst van de vennootschap maar die treedt ook op namens de vennootschap. Het HvJ heeft hen gekwalificeerd als niet-belastingplichtige. 10 Dat was voornamelijk om de reden dat de directeur-grootaandeelhouder geen bedrijfsrisico mocht lopen. 2.2.1.4 Economische activiteit De beschrijving van een economische activiteit is geregeld in de Btw-richtlijn zelf. Zo staat er in art. 9.1 van de Btw-richtlijn het volgende: als economische activiteit wordt beschouwd, alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, landbouw, en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Uit jurisprudentie blijkt echter nog een voorwaarde aan het begrip economische activiteit, waarmee de uitleg ervan iets is beperkt. Het 7 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p 62. 8 TC 28 november 1977, 11 177 O 68, BNB 1978/89. 9 Hof Leeuwarden 8 januari 1993, nr. 91/0292, BNB 1994/103 10 HvJ EG 18 oktober 2007, nr. C-355/06 (Van der Steen), V-N 2007/48.19. 8

betreft namelijk de handelingen die om niet zijn gepresteerd. Dat betekent dat ze zonder vergoeding zijn verstrekt. Hiervan was sprake bij het Hong Kong arrest. In dit arrest verstrekte het bedrijf gratis voorlichtingen en inlichtingen aan andere ondernemers. Het HvJ oordeelde dat een prestatie om niet niet kan worden gekwalificeerd als een economische activiteit. 11 Daarnaast is een prestatie tegen een symbolische vergoeding ook geen economische activiteit. 12 Dus indien een persoon enkel prestaties om niet of tegen een symbolische vergoeding verricht voldoet zij niet aan het criteria van de economische activiteit, met als gevolg dat zij niet belastingplichtig is. Het streven naar opbrengst is dus van belang. 2.2.3 Begin belastingplicht Wanneer begint nu eigenlijk de belastingplicht? Dit is vastgesteld in het Rompelman arrest. Het ondernemerschap begint al bij de eerste investering. De voorwaarde is dat dit moet worden bewezen aan de belastingdienst door middel van objectieve gegevens. 13 De bewijslast van de objectieve gegevens ligt geheel bij de belanghebbende. 14 2.2.4 Einde belastingplicht Als er een begin van de belastingplicht is, dan is er ook een einde van de belastingplicht. Het einde van de belastingplicht is geregeld in de arresten Rompelman en Fini H. Een persoon blijft belastingplichtig tot de allerlaatste handeling is voltooid. Zo is de verkoop van het bedrijfspand nadat de onderneming is gestopt nog steeds een handeling die onderdanig is aan de omzetbelasting. 15 2.2.5 De overheid als belastingplichtige Artikel 13 van de Btw-richtlijn gaat over de belastingplicht van de overheid. Daarin staat dat de overheid niet als belastingplichtige wordt aangemerkt wanneer zij werkzaamheden of handelingen verricht als overheid. Omdat het handelen als overheid niet in de Zesde Richtlijn is uitgewerkt, heeft het HvJ heeft het handelen als overheid verduidelijkt in het arrest: Carpaneto Piazentino. De overheid handelt als overheid wanneer zij: optreedt as publiekrechtelijk lichaam, handelt in het kader van het specifiek voor haar geldende juridisch regime, met uitzondering van de werkzaamheden 11 HvJ 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong), BNB 1982/311. 12 HR 11 februari 2005, nr. 38 022, BNB 2005/223. 13 HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), FED 1985/251. 14 HvJ 11 juli 1991, nr. C-97/90 (Lennartz), FED 1991 /647. 15 HvJ EG 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H), FED 2005/72. 9

die zij onder dezelfde juridische voorwaarden als particuliere economische subjecten verrichten. 16 Echter is de overheid toch belastingplichtig wanneer zij met haar handelingen in concurrentie treedt met anderen. Daarnaast wordt zij voor enige specifieke handelingen altijd gezien als ondernemer, deze handelingen zijn opgenomen in bijlage I van de Btw-richtlijn. 2.2.6 Fiscale Eenheid 2.2.6.1 Algemeen Art. 11 van de Btw-richtlijn beschrijft de voorwaarden voor het vormen van een fiscale eenheid. Die bestaat uit (minimaal) twee btw-ondernemers. Mits zij voldoen aan de eisen van de fiscale eenheid kunnen zij worden gezien als één belastingplichtige: Elke lidstaat personen die binnen het grondgebied van deze lidstaat gevestigd zijn en die juridisch gezien zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, tezamen als één belastingplichtige aanmerken. 17 De eerste eis is dat deze personen gevestigd moeten zijn in hetzelfde land, de tweede eis is de eis van de verwevenheid. Deze verwevenheid kan in drieën worden gesplitst. Ten eerste de financiële verwevenheid, de economische en de organisatorische verwevenheid. 2.2.6.2. De financiële, economische en organisatorische verwevenheid Er is sprake van een financiële verwevenheid wanneer een persoon meer dan 50% van het totale aandelenkapitaal van een B.V. of N.V. bezit. 18 De economische verwevenheid kent twee onderdelen. Er is namelijk sprake van een economische verwevenheid wanneer de desbetreffende personen dezelfde klantenkring hebben. En er is sprake van een economische verwevenheid wanneer zij een prestatie verricht dat voor minstens 50% wordt uitgevoerd binnen de fiscale eenheid. Ten slotte is er sprake van een organisatorische verwevenheid wanneer deze personen zich onder dezelfde leiding bevinden, of wanneer zij feitelijk ondergeschikt zijn. 19 16 HvJ 17 oktober 1989, nr. 231/87 en 129/88 (Carpaneto Piacentino), FED 1990/312. 17 Art. 11 van de Btw-richtlijn. 18 HR 30 mei 1990, nr. 25 722, BNB 1990/241. 19 HR 22 februari 1989, nr. 25 068, BNB 1989/112. 10

2.3 Vrijstellingen 2.3.1 Algemeen Zonder vrijstellingen zou het begrip ondernemerschap niet zo ruim kunnen zijn als die nu is. Het begrip ondernemerschap is zo ruim mogelijk genomen om zoveel mogelijk handelingen te belasten met btw. Vrijstellingen gelden voor handelingen die eigenlijk niet belast zouden moeten worden, maar toch in de reikwijdte van het ondernemerschap zijn gevallen. Een vrijstelling werkt corrigerend op het begrip ondernemerschap. 2.3.2 SUFA C-348/87 Vrijstellingen moeten volgens het HvJ strikt worden uitgelegd. Zo kwam dat naar voren in de zaak SUFA. De strekking uit het arrest, met betrekking tot de vrijstellingen, is dat de reikwijdte van een vrijstelling niet ruimer mag worden uitgelegd wanneer de vrijstellingsvoorwaarden in het artikel nauwkeurig zijn geformuleerd. 20 De opsomming uit het artikel zijn dus niet enkele voorbeelden. Maar de opsomming moet letterlijk worden gelezen zodanig toegepast worden. Daarnaast is een vrijstelling een uniebegrip, deze moet zodanig in iedere staat hetzelfde worden uitgelegd en toegepast. 2.3.3 Consequentie van vrijstellingen 2.3.3.1 Effect van een vrijstelling De meeste belastingplichtigen associëren een vrijstelling als iets aangenaams. Echter is dat niet het geval bij vrijstellingen van de omzetbelasting. Deze vrijstelling is enkel voordelig voor de consument. Maar dat klopt ook aangezien de omzetbelasting drukt op de consument. Vrijstellingen hebben een effect op de heffing van de omzetbelasting (de consument) en de aftrek van voorbelasting (de belastingplichtige). 21 Wanneer er een vrijstelling van toepassing is heeft dat het volgende effect voor de belastingplichtige: zij mag de voorbelasting die toerekenbaar is aan de vrijgestelde prestaties niet aftrekken. Echter kan zij voor enige handelingen wel de voorbelasting. Dat blijkt uit art. 15 lid 2 sub c. De belastingplichtige kan voorbelasting in aftrek nemen wanneer zij handelt met een persoon die ingezetene is van een derde land. Dit artikel geldt alleen voor de vrijstellingen die beschreven zijn in art. 11 lid 1 onderdelen i,j en k. Hieronder behoort ook de vrijstelling voor betalingsverkeer. 20 HvJ EG 15 juni 1989, nr. C-348/87 (Stichting Uitvoering Financiële Acties), FED 1989/559. 21 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p 237. 11

2.3.3.2 Consequentie voor belastingplichtigen De toepassing van een vrijstelling heeft als gevolg dat een belastingplichtige wel btw heeft betaald op de goederen en diensten die zij heeft aangeschaft, maar deze niet of gedeeltelijk mag terugvragen. Dit gebeurd via art. 15 lid 6 van de Wet OB 1968. Dit artikel verwijst naar art. 11 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Art. 11 lid 1 sub b heeft betrekking op de directe kosten. En deze zegt het volgende: goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt worden voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting in het geheel niet voor in aftrek in aanmerking. 22 Dus op de directe kosten die worden gemaakt voor een vrijgestelde handeling ligt geen recht van aftrek op voorbelasting. In sub c van hetzelfde lid staat de regeling voor gemengde kosten, hierin staat dat de btw pro-rata mag worden teruggevorderd. Stel dat een belastingplichtige een computer aanschaft. Uit deze computer geniet zij 60% van de totale inkomsten die toe te rekenen zijn aan belaste handelingen, en 40% van de inkomsten zijn toe te rekenen aan vrijgestelde handelingen, dan mag zij 60% van de betaalde btw terugvorderen. Dus in geval van gemengde kosten kan een belastingplichtige deze naar verhouding terugvorderen. 2.3.3.3 Consequentie voor particulieren De belastingplichtige kan deze betaalde btw die hij niet terug mag vragen wel afwentelen op de consument. Zij doet dit door het te verrekenen in de prijs. Hierdoor betaalt de consument evenveel btw als dat de belastingplichtige heeft gedaan, maar zij betaalt dus geen belasting over de toegevoegde waarde van de belastingplichtige. Daarnaast kan er een cumulatie van btw optreden. Hier is sprake van wanneer een eerste partij belaste goederen of diensten levert aan een tweede partij. Deze tweede partij verricht vrijgestelde handelingen en kan geen btw terugvragen. Daarna levert de tweede partij goederen of diensten aan een derde partij. De derde partij verricht geen vrijgestelde handelingen en moet daarom btw verrekenen. Uiteindelijk betaalt de consument btw over de btw van de prestaties van de eerste partij. 23 2.3.4 Vrijstelling voor betalingsverkeer Artikel 135 lid 1 onderdeel d van de Btw-richtlijn heeft betrekking op het vrijstellen van dit betalingsverkeer. De wettekst luidt als volgt: 22 Art. 11 lid 1 sub b van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. 23 Van Hilten & Van Kesteren 2010, p. 238. 12

De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen: handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen. 24 Deze tekst moet volgens het arrest SUFA strikt worden uitgelegd. Ik kom daar in hoofdstuk 3 op terug. 2.4 Combinatie van prestaties In beginsel is elke prestatie op zich een aparte prestatie, tenzij verschillende handelingen samen als één samengestelde handeling zijn aan te merken. Het kan namelijk zo zijn dat een onderdeel uit die samengestelde prestatie vrijgesteld is terwijl het andere onderdeel niet vrijgesteld is. De vraag die daarbij gesteld moet worden is of het ging om verschillende prestaties of om één economische dienst, waarbij splitsing enkel kunstmatig zou zijn. Er moet dan sprake zijn van één hoofddienst, waarbij alle andere elementen moeten worden gezien als bijkomende diensten. Deze kunnen van elkaar worden onderscheiden doordat de bijkomende diensten geen doel op zich zijn. Zij zijn er enkel om de hoofddienst aantrekkelijker te maken. Uit het arrest blijkt dat de visie van de gemiddelde afnemer daarvoor de beslissende factor is. 25 Stel dat het één geheel betreft, dan zullen alle elementen van de prestaties worden belast zoals de hoofdprestatie. 26 Dit is belangrijk voor de behandeling van vrijstellingen. Als een vrijgestelde handeling namelijk een bijzaak is van een prestatie wordt zij volgens de jurisprudentie hetzelfde behandeld als de hoofdprestatie. Hierdoor kan het dus voorkomen dat een vrijgestelde handeling wordt belast, omdat zij onderdeel is van een hoofdprestatie die niet onder de vrijstelling voor betalingsverkeer valt. 2.5 Samenvatting Algemeen gezien zijn de begrippen een ieder, zelfstandig en economische activiteit doorslaggevend om te bepalen of iemand belastingplichtig is of niet. Daarnaast ik laten zien dat het begrip belastingplichtige ruim moet worden genomen. Echter moet het begrip vrijstelling strikt worden uitgelegd. Verder heb ik laten zien dat een vrijstelling voor de btw gunstig is voor de consument, maar niet zozeer voor een belastingplichtige omdat het recht op de aftrek van 24 Art. 135 lid1 sub d van de Btw-richtlijn. 25 HvJ 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan), BNB 1999/224. 26 HvJ EG 12 juni 1979, nr. 126/78, (NV Nederlandse Spoorwegen), BNB 1980/2. 13

voorbelasting vervalt. Ten slotte kan er nog worden opgemerkt dat een vrijgestelde handeling toch kan worden belast mits zij niet de hoofdprestatie is van een belastingplichtige. 14

Hoofdstuk 3 Arresten over de reikwijdte van de vrijstelling van betalingsverkeer 3.1 Inleiding Zoals ik heb laten zien in Hoofdstuk 2, moet de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer strikt worden uitgelegd. De wereld van het betalingsverkeer is veranderd en daarom is het ook aannemelijk dat de reikwijdte van de vrijstelling voor het betalingsverkeer zich aanpast. Deze mogelijke verruiming van de reikwijdte zal in de aankomende hoofdstukken aan bod komen. Dit hoofdstuk zal centraal staan rond de twee arresten die betrekking hebben op de uitleg van de vrijstelling voor betalingsverkeer. De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen: handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen. 27 3.2 SDC arrest 3.2.1 Situatieschets Het geschil betrof tussen twee partijen, enerzijds Sparekassernes Datacenter (SDC) en anderzijds het Skatteministerium. Zij waren het oneens over de behandeling van de btw heffing over een aantal handelingen die zij uitvoerde ten behoeven van haar leden (spaarkassen). SDC voerde diensten uit die bijdragen tot de uitvoering van betalingstransacties. Waaronder handel in waardepapieren en advies daarvan en beheer van depots, koopovereenkomsten en kredieten. Daarnaast zorgde zij nog voor administratieve taken van haar leden. Daarbij was op te merken dat deze diensten hoofdzakelijk geheel of gedeeltelijk elektronisch werden verricht. De Deense rechter wist niet hoe deze diensten fiscaal behandeld moest worden, en stelde het HvJ daarom een aantal vragen omtrent de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer. 28 27 Art. 135 lid1 sub d van de Btw-richtlijn. 28 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 16. 15

3.2.2 Behandeling door het HvJ 3.2.2.1Toepassingsbereik van de vrijstelling voor betalingsverkeer Het HvJ heeft alle vragen in deze casus beantwoord, de reikwijdte van de vrijstelling is hiermee verduidelijkt. Uit r.o. 37 blijkt dat er voor de toepassing van de vrijstelling moet worden gekeken naar de aard van de dienst. 29 Daarbij maakt het niet uit of dit geheel of gedeeltelijk elektronisch wordt verricht, en dat het niet uit maakt wie deze handeling verricht. 30 Het HvJ herhaalt dit in r.o. 56, hierbij zegt het HvJ dat het niet uitmaakt wie de vrijgestelde dienst uitvoert, zowel banken als andere marktdeelnemers kunnen onder de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer vallen. 31 Verder geeft hij aan dat het niet maakt of er wel of niet een rechtsbetrekking bestaat tussen de door de bank ingehuurde dienstverrichter (SDC) en de cliënten van de bank. 32 Het HvJ legt uit dat de aard van de handeling één geheel moet vormen dat kenmerkend en essentieel is voor een handeling die is inbegrepen in de vrijstelling voor betalingsverkeer. Dit begrip wordt in de volgende subparagraaf uitgelegd. 3.2.2.2 Kenmerkend en essentieel voor handelingen inzake betalingsverkeer Het HvJ heeft handelingen inzake betalingsverkeer verduidelijkt in r.o. 53 en 64. Het HvJ heeft de volgende betekenis gegeven aan het begrip handelingen : Een overmaking is een handeling die bestaat in de uitvoering van een opdracht tot overboeking van een geldsom van de ene bankrekening naar de andere. Kenmerkend voor deze verrichting is met name, dat zij een wijziging brengt in de rechtsbetrekking en de financiële relatie die bestaan tussen de opdrachtgever en de ontvanger enerzijds, en tussen hen en hun respectieve bank en eventueel tussen de banken anderzijds. 33 Een handeling inzake betalingsverkeer is volgens deze uitleg uitsluitend de handeling die leidt tot de overboeking van het geld. Ook merkt het HvJ op in r.o. 64 dat een overmaking uit verschillende afzonderlijke diensten kan bestaan. 34 Echter moeten deze handelingen wel één geheel vormen en die 29 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 37. 30 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 38. 31 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 56. 32 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 59. 33 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 53. 34 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 64. 16

kenmerkend en essentieel zijn voor een vrijgestelde dienst. Dit wordt in de volgende subparagraaf verder toegelicht. 3.2.2.3 Kenmerkend en essentieel De begrippen kenmerkend en essentieel vormen de voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling voor betalingsverkeer. Het HvJ legt de begrippen in de volgende context uit: een handeling inzake betalingsverkeer die de belastingplichtige uitvoert, moet één afzonderlijk geheel vormen, zoals we hebben gezien in het CPP- arrest, en deze handelingen moeten kenmerkend en essentieel zijn voor een vrijgestelde handeling. Verder zegt hij dat hij met kenmerkend en essentieel bedoeld dat deze handelingen inzake overmaking juridische en financiële wijzigingen met zich mee moeten brengen. Daarnaast moet zij zich onderscheiden van een louter materiële of technische ondersteunende dienst, want een dienst als zodanig is niet inbegrepen in de vrijstelling voor betalingsverkeer. 35 De juridische en financiële wijziging waar het HvJ over spreekt, geeft dus aan dat de vrijstelling voor betalingsverkeer toepasbaar is op de handelingen die de feitelijke overmaking zelf omvatten. Echter overwoog het HvJ eerder in het arrest anders. In r.o. 56 van het arrest zegt hij namelijk dat de vrijstelling te beperkt zou zijn als zij alleen de handelingen inzake de overmaking zouden bevatten. 36 R. Franke is van mening dat de reikwijdte van de vrijstelling hierdoor niet moet worden beperkt tot de feitelijke overmaking zelf, echter kom ik hier later in mijn scriptie op terug. 37 3.2.2.4 materiële, administratieve of technische dienst Er opgemerkt dat diensten die aan te merken zijn als een materiële, administratieve of technische dienst niet onder de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer vallen. Het HvJ geeft een criteria om een kenmerkende en essentiële dienst te veronderscheiden van een ondersteunende materiële, administratieve of technische dienst. Volgens het HvJ moet de rechter de omvang van de aansprakelijkheid onderzoeken, om te beoordelen of deze onder de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer. 38 35 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 66. 36 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 56. 37 R. Franke, Outsourcing in de financiële wereld en btw, WFR 2005/125. 38 HvJ EG 5 juni 1997, nr. C-2/95 (Sparekassernes Datacenter), V-N 1997, p. 2606, r.o. 66. 17

3.3 CSC arrest 3.3.1 Situatieschets Het CSC arrest is een vervolg op het eerder behandelde SDC arrest. Dit arrest gaat verder in op de voorwaarde die wordt gesteld aan de toepassing van de vrijstelling voor betalingsverkeer die uit het SDC arrest voortvloeit. CSC is een belastingplichtige die callcenter diensten levert voor financiële instellingen. Zij regelt alles vanaf de vraag om informatie tot de verkoop van het product, maar niet de verkoop zelf. Dus de allerlaatste handeling ontbreekt: de feitelijke overmaking van het geld. Hierdoor voldeed CSC niet aan de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer. Voor de btw behandeling van de handelingen van CSC zijn er prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. En ook voor handelingen inzake waardepapieren 39 is er nadere uitleg gevraagd aan het HvJ. 40 3.3.2 Behandeling door het HvJ 3.3.2.1 Juridische en financiële wijziging. Het HvJ maakt in dit arrest veelvuldig gebruik van het SDC arrest. De reikwijdte van het de vrijstelling van betalingsverkeer wordt nader besproken in r.o. 26 van het CSC arrest. Daarin staat voor de toepassing van de vrijstelling voor betalingsverkeer van belang is dat: de verrichte diensten kunnen leiden tot een overmaking van geld en juridische en financiële wijzigingen moeten meebrengen. 41 Hierdoor formuleert het HvJ de volgende voorwaarde: een handeling inzake betalingsverkeer moet één geheel vormen dat kenmerkend en essentieel is voor een vrijgestelde handeling, waarvan belang is dat een handeling inzake betalingsverkeer te kwalificeren is als een handeling die leidt tot een overmaking van geld en juridische en financiële wijzigingen met zich mee moet brengen. Daarbij moet een handeling dat niet de overmaking in enge zin bevat een onderdeel zijn van de handeling die een als geheel genomen een afzonderlijk geheel vormt die kenmerkend en essentieel is voor een vrijgestelde handeling. 42 Ook merkt het HvJ op, dat een onmisbaar element om een vrijgestelde handeling te verrichten, niet gelijk inhoudt dat deze handeling onder de reikwijdte van de vrijstelling van betalingsverkeer valt. 39 Artikel 135 lid1 sub d van de Btw-richtlijn 40 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26 41 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26, r.o. 26. 42 Het commentaar op HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26. 18

De reikwijdte van de vrijstelling is niet alleen toepasbaar op een overmaking in enge zin. Maar de vrijstelling is ook toepasbaar op andere handelingen, mits zij één geheel zijn en leiden tot een overmaking. Deze handelingen mogen geen materiële, administratieve of technische diensten zijn. Zulke diensten kun je veronderscheiden door te kijken naar de omvang van de aansprakelijkheid. 43 3.3.2.2 Handelingen inzake waardepapieren Het HvJ geeft aan dat de handelingen inzake waardepapieren hetzelfde moeten worden behandeld als een handeling inzake geldovermaking. 44 Verder bevestigd zij dat de vrijstelling niet van toepassing is op bewaring of beheer van waardepapieren. 45 Dit is echter overbodig, want de fiscale behandeling van bewaring of beheer van waardepapieren wordt beschreven in art. 135 lid 1 sub f van de Btw-richtlijn. Waarin staat dat deze is uitgezonderd van de vrijstelling. 3.3.2.3 Bemiddeling Naar aanleiding van een van de twee gestelde prejudiciële vragen heeft het HvJ het begrip bemiddeling nader toegelicht, omdat deze niet werd omschreven in de vrijstelling voor betalingsverkeer. Het HvJ stelt dat het woord bemiddeling is toegevoegd om de reikwijdte van de vrijstelling te verruimen. 46 Zij beschrijft bemiddeling in r.o. 39: Deze activiteit heeft dus tot doel het nodige te doen opdat twee partijen een contract sluiten, zonder dat de bemiddelaar een eigen belang heeft inzake de inhoud van het contract. 47 Hiermee bedoelt zij dat een bemiddelaar dus puur als bemiddelaar optreedt tussen twee partijen. Daaronder vallen alle handelingen die nodig zijn. Bemiddeling is dus een ruim begrip. Echter heeft het HvJ een uitzondering toegevoegd aan het begrip bemiddeling. Een dienst waarbij alleen informatie over een financieel product wordt verstrekt is niet aan te merken als een bemiddeling. Daarnaast is er ook geen sprake van bemiddeling wanneer de onderaannemer de plaats van de verkoper in neemt. 48 De dienst die CSC leverde was niet aan te merken als een bemiddeling omdat zij de plaats in nam van een onderaannemer. Dit kwam doordat CSC door middel van een contract handelingen uitvoerde namens verkoper aan de wederpartij. W.P. Otto vindt het argument dat het HvJ 43 R. Franke, Outsourcing in de financiële wereld en btw, WFR 2005/125. 44 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26, r.o. 27. 45 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26, r.o. 29. 46 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26, r.o. 38. 47 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26, r.o. 39. 48 HvJ EG, 13 december 2001, nr. C-235-00 (CSC), VN 2002/5.26, r.o. 40. 19

levert enigszins zwak. Otto stelt dat het besluit omtrent CSC lijkt op een gevoelsmatige kwestie, omdat de handeling van CSC volgens Otto wel te plaatsen is onder een bemiddelingsactiviteit. 49 Daarnaast merkt W.A.P. Nieuwenhuizen op dat het HvJ weinig tot geen criteria heeft geeft om een tussenpersoon van een onderaannemer te onderscheiden. 50 3.4 Samenvatting In het SDC arrest heb ik laten zien dat het niet uit maakt wie een handeling inzake betalingsverkeer uitvoert, en dat het ook niet uit maakt of deze dan wel elektronisch of handmatig wordt uigevoerd. Het belangrijkste criteria is of de handeling een afzonderlijk geheel vormt, die kenmerkend en essentieel is voor de aard van de vrijstelling van betalingsverkeer. Wat inhoudt dat de handelingen een juridische en financiële wijziging met zich mee moeten brengen. In het CSC arrest heb ik laten zien dat het laatstgenoemde criteria kan worden uitgebreid naar het volgende: een handeling inzake betalingsverkeer moet één afzonderlijk geheel vormen die kenmerkend en essentieel is voor een vrijgestelde handeling, waarvan belang is dat een handeling inzake betalingsverkeer te kwalificeren is als een handeling die leidt tot een overmaking van geld en juridische en financiële wijzigingen met zich mee moet brengen. Daarbij moet een handeling dat niet de overmaking in enge zin bevat een onderdeel zijn van de handeling die een als geheel genomen een afzonderlijk geheel vormt die kenmerkend en essentieel is voor een vrijgestelde handeling. In beide arresten kwam naar voren dat een materiële, technische of administratieve dienst niet onder de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer valt. Deze dienst kan worden onderscheiden aan de hand van de omvang van de aansprakelijkheid. Ten slotte heb ik uiteengezet dat het begrip bemiddeling zo moet worden uitgelegd dat de tussenpersoon van de dienstverrichter en degene die de dienst afneemt, ook daadwerkelijk optreedt als een tussenpersoon die een contract tussen beide bemiddelt. 49 W.P. Otto, CSC Financial Services Ltd, Btwbrief, nr 2 2002, p. 5. 50 W.A.P. Nieuwenhuizen, Call-centerdiensten voor financiële instellingen belast, BTW-bulletin 2002, nr. 1, blz. 13. 20

Hoofdstuk 4 Arresten over de uitzondering van de vrijstelling voor betalingsverkeer 4.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk heb ik bepaald dat de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer moet worden uitgelegd aan de hand van de begrippen kenmerkend en essentieel. Echter is het voor de Britse rechters nog steeds niet duidelijk wat precies de kenmerken zijn van een vrijgestelde dienst. Daarom hebben de Britse rechters prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. Dit hoofdstuk zal echter betrekking hebben op de uitzondering van de vrijstelling voor betalingsverkeer: De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen: handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen. 51 4.2 Axa-Denplan 4.2.1 Situatieschets Het eerste arrest gaat over Denplan, dat toebehoort aan de fiscale eenheid van AXA. Denplan zorgt voor betaalplannen voor tandartsen. Patiënten betalen via een automatisch incasso aan Denplan, die vervolgens (tegen vergoeding), het bedrag overmaakt aan de tandartspraktijken. Deze bedragen worden overgemaakt door middel van gegevens door te geven aan een Bankers Automated Clearing System. Dit systeem wordt geregeld door een maatschappij waarvan alleen banken lid zijn. 52 Als er geen betaling is gedaan neemt Denplan contact op met de patiënten met het verzoek om als nog het verschuldigde bedrag te betalen. 53 In dit arrest zijn er prejudiciële vragen gesteld omtrent de fiscale behandeling van deze handelingen, waaronder de vraag of deze verwerking van gegevens (zonder de overmaking zelf) onder de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer vallen. 51 Art. 135 lid1 sub d van de Btw-richtlijn. 52 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 9. 53 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 10. 21

4.2.2 Behandeling door het HvJ 4.2.2.1 Één of meerdere prestaties Het HvJ laat weten in r.o. 20 dat ze eerst moet vaststellen of het om een samengestelde prestatie gaat of om meerdere zelfstandige prestaties. 54 Omdat een van de handelingen wel een vrijgestelde handeling kan zijn, maar de gehele samengestelde prestatie op zichzelf niet indien het hoofdkarakter belast is. 55 In r.o. 23 geeft het HvJ aan dat alle handelingen die Denplan verricht vallen onder één samengestelde prestatie, omdat zij onlosmakelijk verboden zijn. De handelingen die Denplan uitvoert hebben als doel om het geld over te maken dat de patiënten verschuldigd zijn aan de tandartsen. En zoals blijkt uit het CPP arrest, moeten alle onderdelen van deze dienst worden behandeld zoals de hoofdprestatie. 4.2.2.2 Uitleg vrijstelling voor betalingsverkeer Het HvJ volgt met het definiëren van de vrijstelling voor betalingsverkeer. Vrijstellingen moeten strikt worden uitgelegd. 56 Daarnaast merkt hij (nogmaals) op dat er moet worden gekeken naar de aard van de dienst, niet naar de verrichter of ontvanger ervan. 57 Ten slotte moet een vrijgestelde dienst één afzonderlijk geheel vormen, die kenmerkende en essentiële functies van een vrijgestelde dienst vervuld. 58 4.2.2.3 Uitzondering van de vrijstelling voor betalingsverkeer Het HvJ behandelt in r.o. 28 de dienst die Denplan verricht. Zij stelt dat de dienst op zich een handeling inzake betalingsverkeer is. Maar omdat op Denplan de taak berust dat deze schuldvorderingen van de patiënten betaald worden aan de tandartsen, is de dienst die zij verricht te plaatsen onder de uitzondering van de vrijstelling: inning van schuldvorderingen 59. 60 Het HvJ legt uit dat de dienst van Denplan zich uitstrekt tot het innen van schuldvorderingen, omdat zij de taak als schuldeiser op zich neemt. 61 Het HvJ merkt het volgende op: 54 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 20. 55 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 21. 56 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 25. 57 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 26. 58 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 27. 59 Art. 135 lid 1 sub d van de Btw-richtlijn. 60 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 28. 61 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17, r.o. 33. 22

De beantwoording voor de vrijstelling van betalingsverkeer doelen op de inning van schuldvorderingen ongeacht de aard, zonder het toepassingsgebied ervan te beperken tot schuldvorderingen die op de vervaldag niet waren voldaan. 62 Een andere opmerking dat te plaatsen is bij dit arrest is dat er verder geen duidelijkheid is gegeven omtrent de vrijstelling voor betalingsverkeer. Het HvJ heeft de resterende prejudiciële vragen niet beantwoord. 4.3 Everything Everywhere Ltd. 4.3.1 Situatieschets Everything Everywhere Ltd. is een bedrijf dat mobiele telefoniediensten aanbiedt. Zij biedt verschillende mogelijkheden aan om deze telefoonrekening te betalen. Twee daarvan zijn kosteloos voor de dienstafnemer. Deze twee zijn de BACS-methode en het Direct Debit-system, dat is een soort machtigingssysteem. Voor de andere betaalmethodes wordt er 3 GBP in rekening gebracht. Een van deze andere betalingsmethoden betreft het gebruik van een creditcard dat via telefoon of internet een informaticaproces in gang zet, waardoor de bank die de creditcard uitgeeft het geld overmaakt naar Everything Everywhere Ltd. Deze overmakingen moeten volgens Everything Everywhere Ltd. worden gezien als een overmaking in de zin van de vrijstelling voor betalingsverkeer. Volgens de Britse belastingdienst is de zienswijze van Everything Everywhere Ltd. onjuist. 63 De Britse rechter heeft daarom zeer gedetailleerde prejudiciële vragen gesteld over wat de kenmerken zijn van een (vrijgestelde) dienst die tot een overmaking van geld leidt en juridische en financiële wijzigingen met zich meebrengen. 64 4.3.2 Behandeling door het HvJ Het HvJ begint, zoals in het vorige arrest, met de toepassing van het CPP arrest. Zij acht dat de Everything Everywhere Ltd. één samengestelde prestatie levert. Dit is een mobiele telefoniedienst. Het HvJ stelt dat de wijze van de overmaking geen dienst op zich is, want consumenten kunnen niet over deze dienst beschikken als zij geen gebruik maken van de mobiele telefoniedienst. 65 De 62 HvJ EU 28 oktober 2010, nr. C-175/09 (Axa Denplan), VN 2010/57.17), r.o. 33. 63 De Britse belastingdienst is bekend als Her Majesty s Revenue and Customs. 64 HvJ 2 december 2010, nr. C-276/09 (Everything Everywhere Ltd.), V-N 2010/64.24. 65 HvJ 2 december 2010, nr. C-276/09 (Everything Everywhere Ltd.), V-N 2010/64.24, r.o. 27. 23

gemiddelde afnemer heeft niet als doel om twee aparte diensten af te nemen, maar één hoofddienst (mobiele telefoniedienst). De overmaking van het geld wordt gezien als een bijdienst. Dus Everything Everywhere levert geen aparte dienst betreffende betalingsverkeer. Daardoor moeten alle handelingen (inclusief de betalingsdienst) worden belast zoals de telefoniedienst. 66 Het HvJ heeft op de resterende zeven vragen geen antwoord gegeven. 67 Daardoor zijn er geen antwoorden gekomen op de vragen die zijn gesteld betreffende de reikwijdte van de vrijstelling voor betalingsverkeer. 4.4 Inning en invordering De uitzondering van de vrijstelling van betalingsverkeer kent volgens het HvJ een zeer ruime uitleg. Een ruimere uitleg dan de uitzondering die de Nederlandse versie kent. In art 11 j ten 2 e staat als uitzondering: invordering van schuldvorderingen. In de Nederlandse wettekst betreft het een kwade vordering. Een kwade invordering gaat verder dan het normale innen van geld. Het normale innen van schuldvorderingen gaat over het pure ontvangst nemen van het geld. Terwijl het bij het kwade invorderen gaat om het eisen van geld. 68 Deze normale inningen vallen onder de vrijstelling voor betalingsverkeer, terwijl de kwade invorderingen onder de uitzondering vallen. Echter vallen zowel de kwade als normale vorderingen onder de uitzondering van de vrijstelling voor betalingsverkeer van de Btw-richtlijn. De HR geeft een uitleg van de Nederlandse definitie in het arrest van 16 september 1992, nr. 27 523, VN 1993/970. De HR stelt dat de normale inning een passieve ontvangst is van gelden, en dat met de administratieve verwerking of doorbetaling ervan sprake is van een handeling inzake schuldvorderingen, en deze zijn volgens de HR vrijgesteld voor de btw. 69 Daarnaast geeft het HvJ volgens M.C. Schrauwen eenzelfde uitleg in het MKG- Kraftzeuge Factory-GmbH arrest. Hier stelt het HvJ in r.o. 78 dat het verrichtingen van handelingen tot het verkrijgen van betaling van een geldschuld duidelijk verschilt van een vrijgestelde handeling zoals in de vrijstelling voor betalingsverkeer. 70 M.C. Schrauwen concludeert hieruit dat het actief optreden inzake de schuldvordering (kwade invordering) met btw belast is, terwijl een passieve ontvangst btw vrijgesteld is. 71 Deze mening wordt gedeeld in de bankenresolutie. De normale inningen zijn voor 66 HvJ 2 december 2010, nr. C-276/09 (Everything Everywhere Ltd.), V-N 2010/64.24, r.o. 30. 67 HvJ 2 december 2010, nr. C-276/09 (Everything Everywhere Ltd.), V-N 2010/64.24, r.o. 33. 68 G.J. Norden &K.L.F. Hommen, Een betaling voor een betaling, niet per definitie vrijgesteld, Btwbrief, nr. 1 2011, p.5. 69 HR 16 september 1992, nr. 27 523, VN 1993/970. 70 HvJ EG 26 juni 2003, nr. C-305/01 (MKG Kraftfahrzeuge Factory GmbH), FED 2003/513, r.o. 78. 71 M.C. Schrauwen, Belofte maakt schuld: over kredieten en schuldvorderingen, Btwbrief, nr. 8-9 2008, p. 16. 24