LEERWERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO-BK



Vergelijkbare documenten
Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Samenvatting. Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Samenvatting Biologie Transport

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

7,9. Samenvatting door een scholier 2305 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie thema 3. Basistof 2

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

Kijk, zo klopt het! EEN KIJKJE IN JE HART INHOUD. Je hart? Hard nodig!

Hart en bloedsomloop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Hart- en vaatziekten. voor Marokkaanse Nederlanders. Zorg goed voor uw hart

Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling

Hart- en vaatziekten. voor Nederlanders. Zorg goed voor uw hart

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

Werkstuk Biologie Bloed

Hart en bloedsomloop vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

hart longen Werkboekje van...

Werkstuk door een scholier 1759 woorden 8 januari keer beoordeeld

HANDBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW HAVO.VWO

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

Prezi les 1: Website:

1. We ademen om te leven

Opstel Biologie De Bloedsomloop (verhaal)

SO Biologie T3: De bloedsomloop

Werking van het hart. Algemene informatie over het hart, de bloedvaten en de meest voorkomende hart- en vaataandoeningen

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

HANDBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO-T.HAVO.VWO

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces).

Alles over de bloedziekten PNH & AA. Wat is bloed?

Hart en vaatziekten vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

Seniorenraad Son en Breugel 22 juni 2018

BLOEDSOMLOOP. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bloedsomloop. Hans heijkoop; Petra Buist. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels

AUTEURS : BEN WAAS GERARD SMITS ARTEUNIS BOS ONNO KALVERDA WERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU WERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO - KGT

Examen VMBO-BB 2005 BIOLOGIE CSE BB. tijdvak 12. Naam kandidaat Kandidaatnummer. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

Hartfalen. Decompensatio cordis

2 vmbo-t havo vwo. Uit bloedplasma, (rode en witte) bloedcellen en bloedplaatjes. De (rode en witte) bloedcellen en bloedplaatjes.

De Bloedsomloop. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Werkstuk Biologie Het hart

Examen Voorbereiding Transport

1. Wat houden je hart en bloedvaten nou eigenlijk in?

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

Kanker. Inhoud. Inleiding. Wat is kanker? Inleiding

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Spreekbeurt menselijk lichaam. Door Lara Sieperda.

vwo bloed en bloedsomloop 2010

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

1. Hoe ziet het hart eruit?

Praktische opdracht. klas 2 atheneum

Uit bloedplasma, (rode en witte) bloedcellen en bloedplaatjes. De (rode en witte) bloedcellen en bloedplaatjes.

DREIGEND HARTINFARCT

Arterieel vaatlijden 1

2 Patiëntspecifieke informatie Partiële Cavo Pulmonale Connectie (PCPC)

HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE

Bloed en lymfe systeem. Bloed en lymfe systeem. Bloed stelsel. Bloed stelsel. Samenstelling van het bloed. Bloedplasma

Aortaklepinsufficiëntie

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

ARTERIEEL VAATLIJDEN 17954

BLOED EN BLOEDSOMLOOP VWO 3

AUTEURS : BEN WAAS GERARD SMITS ARTEUNIS BOS ONNO KALVERDA WERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU WERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

Samenvatting Biologie Thema 3 Verbranding en ademhaling

aerobe dissimilatie gaswisseling ademhaling

Bloedsomloop. 1 Inleiding. 2 Meetopstelling. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Werkstuk Biologie Roken

Dermatologie. Open been. Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep

TRANSPORT DOOR HET LICHAAM

Examenopgaven VMBO-BB 2003

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 15, Het bloed kruipt waar het gaan kan

Bewegen en Gezondheid

Algemeen Bloedtransfusie voor kinderen

VSD (Ventrikel Septum Defect)

biologie CSE BB herziene versie

Spreekbeurtpakket - organen

De kiemplantjes worden misschien niet langer, doordat er al voldoende reservevoedsel in de zaadlobben aanwezig is.

Risicofactoren die een rol spelen in het proces van atherosclerose zijn:

komt terug naar het hart in de linkerboezem, dan naar de linkerkamer en het hele proces begint opnieuw (afb. 1).

Het hart. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

TIA en dan. Transient ischemisch attack

Inhoud. Inleiding Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

De invloed van ontstekingsreuma en -behandeling op hart- en vaatziekten

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel.

Patiënten Informatie Map voor patiënten na een hartinfarct

Liesdesobstructie. Operatie bij vernauwing in een beenslagader.

ECG en de hartcyclus

Transcriptie:

2a LEERWERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO-BK

2a LEERWERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO-BK AUTEURS GERARD SMITS BEN WAAS ARTEUNIS BOS ONNO KALVERDA ZESDE DRUK MALMBERG S-HERTOGENBOSCH WWW.BIOLOGIEVOORJOU.NL

Voorwoord Dit boek is deel 2A van Biologie voor jou. Het is een leerwerkboek. Je gebruikt het om de lesstof te leren en om de opdrachten te maken. Blader het boek maar eens door. Je ziet dan hoe het in elkaar zit. Bij dit boek horen een antwoordenboek en een internetsite (www.biologievoorjou.nl). WERKEN MET BIOLOGIE VOOR JOU De onderwerpen in dit boek noemen we thema s. Elk thema begint met een inleiding. Hierin lees je wat je in het thema leert. Elk thema bestaat verder uit: Basisstof; Extra basisstof; Verrijkingsstof. Hoe je met deze onderdelen moet werken, kun je lezen in het volgende stukje. BASISSTOF In de basisstof staan teksten en afbeeldingen die je moet gaan lezen. Je leest de basisstof door. Je komt dan vanzelf opdrachten tegen. Deze opdrachten maak je in dit leerwerkboek. Als je de opdrachten hebt gemaakt, lees je weer verder in de tekst. Aan het einde van elke basisstof staat een korte samenvatting: Om te onthouden. Met die samenvattingen kun je je goed voorbereiden op een proefwerk. Met de Test jezelf die daarna volgt, kun je nagaan of je alles kent en kunt wat in de samenvatting staat. En of je klaar bent voor het proefwerk. De Test jezelf kun je nakijken met het antwoordenboek. De Test jezelf kun je ook maken op de internetsite www.biologievoorjou.nl. Je krijgt dan meteen te zien of je de vragen goed hebt beantwoord. Soms heb je bij een opdracht de internetsite www.biologievoorjou.nl nodig. Bij deze opdrachten staat in het boek: Naast je gewone schrijfmateriaal heb je een tekenpotlood (HB) nodig en kleurpotloden. Met behulp van het antwoordenboek kun je zelf de basisstof nakijken. 2

EXTRA BASISSTOF In de extra basisstof staan onderwerpen die wat moeilijker zijn. Als je de basisstof klaar hebt hoor je van je docent of je de extra basisstof moet gaan maken. De extra basisstof kun je nakijken met het antwoordenboek. VERRIJKINGSSTOF De verrijkingsstof bestaat uit onderdelen waaruit je kunt kiezen. Je hoeft niet alle onderdelen te maken; je hoort van je docent hoeveel je er moet kiezen. Op de internetsite www.biologievoorjou.nl staat nog meer verrijkingsstof. De verrijkingsstof uit het leerwerkboek kun je met het antwoordenboek nakijken. We hopen dat je met veel plezier met dit boek zult werken. De auteurs 3

Inhoud THEMA 1 VERBRANDING EN ADEMHALING THEMA 2 VOEDING EN VERTERING BASISSTOF 1. Wat is verbranding? 8 2. Ingeademde en uitgeademde lucht 16 3. Verbranding in je lichaam 22 4. Het ademhalingsstelsel 29 5. Roken 39 BASISSTOF 1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 64 2. Zetmeel aantonen 76 3. Gezonde voeding 79 4. Het gebit 91 5. Het verteringsstelsel 100 EXTRA BASISSTOF 6. De longblaasjes 46 7. Gezonde longen en luchtwegen 50 EXTRA BASISSTOF 6. Melkgebit en blijvend gebit 108 7. Functies van voedingsstoffen 111 VERRIJKINGSSTOF 1. Leren en werken 55 2. Hooikoorts 57 3. Hoeveel lucht kun je uitademen? 60 4. Puzzel 61 VERRIJKINGSSTOF 1. Leren en werken 115 2. Voeding en vertering bij huisdieren 117 3. Weet wat je eet 121 4. Puzzel 123 4

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP THEMA 4 WAARNEMING EN REGELING BASISSTOF 1. Bloed 126 2. De bloedsomloop 133 3. Het hart 138 4. Bloedvaten 145 5. Het bloedvatenstelsel 153 BASISSTOF 1. Reageren op je omgeving 174 2. De huid 183 3. De oren 188 4. De ogen 194 5. Alcohol 204 EXTRA BASISSTOF 6. Hart- en vaatziekten 157 7. Hoe goed is je conditie? 164 EXTRA BASISSTOF 6. Het hormoonstelsel 214 7. De neus en de tong 219 VERRIJKINGSSTOF 1. Leren en werken 167 2. Proef met de hartslag 169 3. Puzzel 171 VERRIJKINGSSTOF 1. Leren en werken 224 2. De pupilreflex 226 3. Gezichtsbedrog 229 4. Puzzel 233 Register 235 5

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Dit thema heet: De bloedsomloop. In je lichaam stroomt bloed door bloedvaten. Je hart pompt het bloed rond. De bloedsomloop is de weg die het bloed aflegt in je lichaam. Je hebt geleerd dat bij de verbranding in je lichaam koolstofdioxide ontstaat. Je hebt ook geleerd dat je lichaam zuurstof en voedingsstoffen nodig heeft. Het bloed vervoert deze stoffen. In dit thema leer je hoe dat gebeurt. 124

BASISSTOF 1. Bloed 2. De bloedsomloop 3. Het hart 4. Bloedvaten 5. Het bloedvatenstelsel 126 133 138 145 153 EXTRA BASISSTOF 6. Hart- en vaatziekten 7. Hoe goed is je conditie? 157 164 VERRIJKINGSSTOF 1. Leren en werken 2. Proef met de hartslag 3. Puzzel 167 169 171 125

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Je leest de basisstof door. Je komt dan opdrachten tegen. Maak deze opdrachten. 1. Bloed Een volwassen mens heeft 5 tot 6 liter bloed. Bloed bestaat uit vloeistof die bloedplasma heet. In het bloedplasma zitten bloedcellen en bloedplaatjes. Bloedplaatjes zijn kleiner dan bloedcellen. Er zijn twee soorten bloedcellen. In afbeelding 1 zie je deze twee soorten bloedcellen: de rode bloedcellen en de witte bloedcellen. Afb. 1 rode bloedcel witte bloedcel OPDRACHT 1 Kijk naar afbeelding 2. Daar zie je een schema met de samenstelling van bloed. Het schema is nog niet af. Vul het schema verder in. Gebruik daarbij: bloedplaatjes bloedplasma rode bloedcellen witte bloedcellen. Afb. 2 bloed bloedcellen In afbeelding 3 zie je twee reageerbuizen met bloed. In buis 1 zit vers bloed. In buis 2 zit bloed dat enkele dagen heeft gestaan. De bloedcellen en bloedplaatjes zakken dan naar de bodem. Boven de bloedcellen en bloedplaatjes zie je het bloedplasma. Het bloedplasma is gelig van kleur. 126

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF BLOEDPLASMA Bloedplasma bestaat uit water en opgeloste stoffen. Bloedplasma vervoert veel stoffen, zoals voedingsstoffen. Maar ook koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Afb. 3 Reageerbuizen met bloed. vers bloed bloed dat enkele dagen heeft gestaan bloedplasma bloedcellen en bloedplaatjes OPDRACHT 2 In afbeelding 4 zie je de samenstelling van bloed getekend. Zet de namen bij de tekening. Gebruik de woorden op de briefjes van afbeelding 5. Afb. 4 water en opgeloste stoffen dat bestaat uit 1 vers bloed 2 bloed dat een tijdje heeft gestaan Afb. 5 127

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Afb. 6 Een rode bloedcel (schematisch). 1 bovenaanzicht RODE BLOEDCELLEN In afbeelding 6 zie je een rode bloedcel getekend. Rode bloedcellen zien eruit als kleine ronde schijfjes. In het midden zijn ze wat dunner. In een druppel bloed zitten miljoenen rode bloedcellen. In afbeelding 7 zie je rode bloedcellen onder de microscoop. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. In de longen nemen rode bloedcellen zuurstof op. In andere organen geven de rode bloedcellen zuurstof af. In thema 1 Verbranding en ademhaling heb je geleerd dat zuurstof nodig is voor de verbranding in je lichaam. Afb. 7 Rode bloedcellen (vergroting 10 000 ). 2 doorgesneden OPDRACHT 3 Hieronder staan vijf zinnen. Zet de nummers van de zinnen in de goede volgorde. Begin bij 1. 1 In de longen nemen rode bloedcellen zuurstof op. 2 Door de energie kan de armspier bewegen. 3 De cellen van de armspier gebruiken de zuurstof bij de verbranding. 4 Rode bloedcellen geven zuurstof af aan de cellen van de armspier. 5 Door verbranding in de cellen van de armspier ontstaat energie. De juiste volgorde van de nummers is: 1 Afb. 8 witte bloedcellen WITTE BLOEDCELLEN In afbeelding 8 zie je witte bloedcellen. In een druppel bloed zitten vele duizenden witte bloedcellen. Kijk naar afbeelding 9. Daar zie je dat witte bloedcellen geen vaste vorm hebben. Ze kunnen van vorm veranderen. Witte bloedcellen kunnen zo door openingen in de wand van kleine bloedvaten. Witte bloedcellen komen dan buiten de bloedvaten. Daar kunnen ze ziekteverwekkers onschadelijk maken. Bijvoorbeeld bacteriën. 128

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF Als je een wond hebt, kunnen bacteriën in je lichaam komen. Witte bloedcellen gaan dan naar de bacteriën toe. Witte bloedcellen kunnen de bacteriën insluiten. In afbeelding 10 zie je hoe dat gaat. Een bacterie komt in een witte bloedcel te liggen. Daardoor gaat de bacterie dood. De witte bloedcellen gaan hierbij zelf meestal ook dood. Dat kun je zien in afbeelding 11 bij een wond die ontstoken is. De etter of pus uit een wond bestaat uit dode witte bloedcellen en gedode bacteriën. Afb. 9 Witte bloedcellen kunnen door de wand van kleine bloedvaten heen. witte bloedcel Afb. 10 Witte bloedcellen maken bacteriën onschadelijk door ze in te sluiten (schematisch). Afb. 11 Een ontstoken wond met etter. bacterie witte bloedcel OPDRACHT 4 Vul de ontbrekende woorden in. hebben geen vaste vorm. Daardoor kunnen ze door in de wand van kleine bloedvaten. Witte bloedcellen kunnen hier ziekteverwekkers zoals onschadelijk maken. Ze kunnen de ziekteverwekkers dan De ziekteverwekkers gaan daardoor. De witte bloedcellen gaan daarbij zelf ook vaak dood. Bij een wond die ontstoken is, kun je dat zien. Er ontstaat dan of BLOEDPLAATJES In afbeelding 12 zie je bloedplaatjes onder de microscoop. Bloedplaatjes zijn kleiner dan bloedcellen. Het zijn delen van cellen die uit elkaar zijn gevallen. Bloedplaatjes zijn nodig voor de bloedstolling. Als je een wond hebt, stroomt het bloed eruit. Na een tijdje wordt het bloed dik. Dit noem je de bloedstolling. Even later is het bloed hard geworden. Er komt dan een korstje op de wond. Afb. 12 bloedplaatjes 129

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Afb. 13 Bij een wond helpen bloedplaatjes bij de bloedstolling. Soms kan het bloed binnen de bloedvaten stollen. Er ontstaat dan een bloedprop binnen een bloedvat. Dit wordt trombose genoemd. Een bloedprop kan een bloedvat afsluiten. Daardoor kan het bloed niet verder stromen. OPDRACHT 5 Beantwoord de volgende vragen. 1 Zijn bloedplaatjes hele cellen of delen van cellen? 2 Zijn bloedplaatjes groter of kleiner dan rode bloedcellen? 3 In een bloedvat is een bloedprop ontstaan. Hoe wordt dit genoemd? OPDRACHT 6 Op de bordjes van afbeelding 14 staan de functies van delen van het bloed. Schrijf onder elke functie het juiste bloeddeel. Gebruik daarbij: bloedplaatjes bloedplasma rode bloedcellen witte bloedcellen. Afb. 14 Delen van het bloed en hun functies Vervoeren van voedingsstoffen en afvalstoffen zoals koolstofdioxide Vervoeren van zuurstof Vernietigen van ziekteverwekkers (bacteriën) Zijn nodig voor de bloedstolling 130

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF PRACTICUM: BLOEDCELLEN OPDRACHT 7 Wat heb je nodig? een klaargemaakt preparaat van bloed een microscoop tekenmateriaal Wat moet je doen? Bekijk het preparaat bij een vergroting van 100. Zoek een gedeelte van het preparaat op waarin je zowel rode als witte bloedcellen ziet. Bekijk het preparaat bij een vergroting van 400. Maak in dit vak een tekening van een rode bloedcel en van een witte bloedcel. Zet onder de tekeningen: rode bloedcel witte bloedcel. OM TE ONTHOUDEN Bloed bestaat uit bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Bloedplasma bestaat uit water en opgeloste stoffen. Functie: vervoeren van voedingsstoffen en afvalstoffen zoals koolstofdioxide. Rode bloedcellen zien eruit als ronde schijfjes. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm. Ze kunnen door openingen in de wand van kleine bloedvaten. Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Bijvoorbeeld door bacteriën in te sluiten. Etter of pus bestaat uit dode witte bloedcellen met gedode bacteriën. Bloedplaatjes zijn delen van cellen. Bloedplaatjes zijn nodig om bloed te laten stollen. Trombose: een bloedstolsel binnen een bloedvat. Het bloedvat kan hierdoor worden afgesloten. 131

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Maak het vakje zwart bij ja of nee. OPDRACHT 8 TEST JEZELF Ja Nee 1 Is bloedplasma een deel van het bloed? 2 Is een rode bloedcel een deel van het bloedplasma? 3 Bevat bloedplasma veel water? 4 Kunnen rode bloedcellen door de wand van kleine bloedvaten heen? 5 Kunnen witte bloedcellen bacteriën insluiten? 6 Kan bloedplasma koolstofdioxide vervoeren? 7 Bestaat etter uit dode rode bloedcellen? 8 Zijn bloedplaatjes hele cellen? 9 Maken witte bloedcellen ziekteverwekkers onschadelijk? 10 Zijn bloedplaatjes nodig voor de bloedstolling? 11 Is etter gestold bloed dat uit een wond tevoorschijn komt? In afbeelding 15 lees je over trombose. 12 Noem je het trombose als er te weinig zuurstof in het bloed zit? De vragen 13 t/m 16 gaan over afbeelding 16. Vier delen in afbeelding 16 zijn aangegeven met nummers. 13 Is deel 1 een rode bloedcel? 14 Kan deel 2 zuurstof vervoeren? 15 Is deel 3 een witte bloedcel? 16 Kan deel 4 voedingsstoffen vervoeren? Afb. 15 Trombose Trombose is het afsluiten van een bloedvat door bloedstolsels. Tijdens lange vlieg- en busreizen is door het langdurig zitten de doorstroming van het bloed, vooral in de benen, minder goed. Hierdoor wordt de kans op het ontstaan van trombose groter. Dit wordt reizigerstrombose genoemd. Afb. 16 Een bloedvat met bloed (schematisch). 1 2 3 4 Kijk de antwoorden van opdracht 8 na. Vul in: Ik had antwoorden goed en antwoorden fout. 132

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF 2. De bloedsomloop In afbeelding 17 zie je het bloedvatenstelsel van de mens. Het bestaat uit het hart en de bloedvaten. Door het hele lichaam lopen grote en kleine bloedvaten. Het hart pompt het bloed door de bloedvaten. Het stromen van het bloed door de bloedvaten noem je de bloedsomloop. De bloedsomloop gaat door het hele lichaam. De bloedsomloop is nodig om stoffen door het hele lichaam te vervoeren. Afb. 17 Het bloedvatenstelsel. hart bloedvaten DUBBELE BLOEDSOMLOOP De bloedsomloop bestaat uit twee delen: de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop. Het wordt daarom een dubbele bloedsomloop genoemd. In afbeelding 18 is de dubbele bloedsomloop van de mens getekend. Afb. 18 De dubbele bloedsomloop bij de mens (schematisch). longen kleine bloedsomloop rechterhelft van het hart grote bloedsomloop linkerhelft van het hart rest van het lichaam 133

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 9 Beantwoord de volgende vragen. 1 Uit welke twee delen bestaat het bloedvatenstelsel? Uit 2 Waarvoor is de bloedsomloop nodig? De bloedsomloop is nodig om 3 Hoe worden de grote en de kleine bloedsomloop bij elkaar genoemd? en HET HART IS EEN DUBBELE POMP Het hart pompt het bloed twee kanten op: naar de longen en naar de rest van het lichaam. Daarom wordt het hart een dubbele pomp genoemd. Kijk maar naar afbeelding 18. De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen. De linkerhelft van het hart pompt het bloed naar de rest van het lichaam. KLEINE BLOEDSOMLOOP In de kleine bloedsomloop stroomt het bloed van het hart naar de longen en weer terug naar het hart. Kijk weer naar afbeelding 18. Daar zie je dat de helft van het bloed rood is. In het rode bloed zit veel zuurstof. In het blauwe bloed zit weinig zuurstof. In de longen verandert het blauwe bloed in rood bloed. Dat komt doordat in de longen zuurstof in het bloed gaat. In de longen geeft het bloed koolstofdioxide af aan de lucht. Daarna stroomt het bloed weer terug naar het hart. GROTE BLOEDSOMLOOP In de grote bloedsomloop stroomt het bloed van het hart naar de rest van het lichaam en weer terug naar het hart. In de linkerhelft van het hart zit bloed met veel zuurstof. Het hart pompt dit bloed naar de rest van het lichaam. Bijvoorbeeld naar de benen of naar de maag. De cellen in de rest van het lichaam krijgen zo veel zuurstof. De cellen gebruiken de zuurstof bij de verbranding. Dat heb je geleerd in thema 1. Bij de verbranding ontstaat koolstofdioxide. De cellen geven de koolstofdioxide af aan het bloed. Er stroomt nu bloed met weinig zuurstof terug naar het hart. Het rode bloed in de rest van het lichaam in afbeelding 18 verandert dan in blauw bloed. 134

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OPDRACHT 10 In afbeelding 19 zie je de bloedsomloop van de mens. Op de stippellijntjes bij afbeelding 19 moet je woorden invullen. Gebruik de woorden van afbeelding 20. Afb. 19 in de longen wordt opgenomen in het bloed de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar longen bloedsomloop in de longen geeft het bloed af aan de lucht er stroomt bloed met veel zuurstof naar rechterhelft van het hart linkerhelft van het hart Afb. 20 rest van het lichaam 135

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 11 In afbeelding 21 zie je de bloedsomloop van de mens. Op de stippellijntjes bij afbeelding 21 moet je woorden invullen. Gebruik de woorden van afbeelding 22. Afb. 21 longen bloed met weinig zuurstof en veel koolstofdioxide stroomt terug naar de van het hart rechterhelft van het hart linkerhelft van het hart de linkerhelft van het hart pompt bloed met veel van het lichaam naar de rest bloed geeft zuurstof af aan cellen in de rest van het lichaam geven bloedsomloop de van het lichaam in de rest af aan het bloed cellen in de rest van het lichaam gebruiken de zuurstof voor de rest van het lichaam Afb. 22 OM TE ONTHOUDEN Het bloedvatenstelsel bestaat uit het hart en de bloedvaten. Bloed stroomt in een bloedsomloop door het hele lichaam. Het bloed vervoert stoffen door het lichaam. De mens heeft een dubbele bloedsomloop. De dubbele bloedsomloop bestaat uit de kleine en de grote bloedsomloop. De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar de longen en weer terug. In de longen wordt zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide afgegeven aan de lucht. De grote bloedsomloop gaat van het hart naar de rest van het lichaam en weer terug. Zuurstof en voedingsstoffen worden afgegeven aan de cellen in de rest van het lichaam. Koolstofdioxide uit cellen in de rest van het lichaam wordt opgenomen in het bloed. 136

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OPDRACHT 12 TEST JEZELF Maak het vakje zwart bij ja of nee. 1 Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel? 2 Stroomt het bloed door het hele lichaam? 3 Gaat de kleine bloedsomloop door het hele lichaam? 4 Wordt in de grote bloedsomloop zuurstof opgenomen in het bloed? 5 Wordt in de grote bloedsomloop zuurstof afgegeven aan de cellen? 6 Wordt in de grote bloedsomloop koolstofdioxide opgenomen in het bloed? 7 Stroomt bloed in de grote bloedsomloop naar de longen? 8 Stroomt bloed in de kleine bloedsomloop naar de longen? 9 Stroomt er bloed met veel zuurstof naar de cellen in de rest van het lichaam? 10 Bestaat de dubbele bloedsomloop alleen uit de kleine bloedsomloop? 11 Wordt in de longen zuurstof opgenomen in het bloed? 12 Wordt in de longen koolstofdioxide afgegeven aan de lucht? Ja Nee In afbeelding 23 zie je de bloedsomloop van de mens. Enkele bloedvaten zijn genummerd. 13 Is bloedvat 1 een deel van de grote bloedsomloop? 14 Stroomt in bloedvat 2 bloed met veel zuurstof? 15 Stroomt in bloedvat 2 bloed met veel koolstofdioxide? 16 Stroomt in het bloedvat 3 bloed met veel zuurstof? Afb. 23 De dubbele bloedsomloop van de mens (schematisch). longen 1 3 2 rest van het lichaam Kijk de antwoorden van opdracht 12 na. Vul in: Ik had antwoorden goed en antwoorden fout. 137

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP 3. Het hart Afb. 24 De ligging van het hart. borstbeen hart In afbeelding 24 zie je de ligging van het hart. Het hart ligt in de borstholte. Net onder het borstbeen. Het hart is zo groot als een vuist. In afbeelding 25 zie je het hart aan de buitenkant. In basisstof 2 heb je geleerd dat er twee harthelften zijn. De rechterhelft pompt bloed door de kleine bloedsomloop. De linkerhelft van het hart pompt bloed door de grote bloedsomloop. OPDRACHT 13 1 In afbeelding 25 zie je het hart van de mens. Op de stippellijntjes bij afbeelding 25 moet je woorden invullen. Gebruik de woorden van afbeelding 26. 2 Twee pijlen in afbeelding 25 zijn genummerd. Hoort pijl 1 bij de grote bloedsomloop of de kleine bloedsomloop? Pijl 1 hoort bij de 3 Hoort pijl 2 bij de grote bloedsomloop of de kleine bloedsomloop? Pijl 2 hoort bij de Afb. 25 Het hart van de buitenkant. 2 hier stroomt bloed met zuurstof naar de longen vanuit de stroomt hier bloed met veel zuurstof het hart binnen hier stroomt bloed met zuurstof naar de rest van het lichaam vanuit de stroomt hier bloed met weinig zuurstof naar het hart 1 138

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF Afb. 26 BOEZEMS EN KAMERS In afbeelding 27 zie je een doorsnede van het hart. Elke harthelft bestaat uit een boezem en een kamer. De boezems zitten als een soort zakjes op de kamers. Het bloed komt bij de boezems het hart binnen. De boezems pompen het bloed naar de kamers. De kamers pompen het bloed door de kleine bloedsomloop en door de grote bloedsomloop. Afb. 27 Het hart (lengtedoorsnede). linkerboezem rechterboezem linkerkamer rechterkamer DE DELEN VAN DE KLEINE BLOEDSOMLOOP De rechterkamer pompt het bloed naar de longslagader. Door de longslagader stroomt het bloed naar de longen. Vanuit de longader stroomt het bloed weer terug naar de linkerboezem. 139

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 14 In afbeelding 28 zie je een doorsnede van het hart. Zet de namen bij de delen van de kleine bloedsomloop. Gebruik de woorden op de briefjes van afbeelding 29. Afb. 28 hier stroomt bloed met weinig zuurstof naar de longen vanuit de longen stroomt hier bloed met veel zuurstof het hart binnen Afb. 29 140

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OPDRACHT 15 In welke volgorde stroomt bloed door de kleine bloedsomloop? Zet de woorden van afbeelding 30 in de juiste volgorde. Begin bij de rechterkamer. Afb. 30 Kleine bloedsomloop 1 rechterkamer 2 3 4 5 DE DELEN VAN DE GROTE BLOEDSOMLOOP Via de linkerboezem stroomt het bloed naar de linkerkamer. De linkerkamer pompt het bloed weer in de aorta. Via de aorta stroomt het bloed naar de rest van het lichaam. Door de holle ader stroomt het bloed dan weer terug naar de rechterboezem. OPDRACHT 16 In afbeelding 31 zie je een doorsnede van het hart. Zet de namen bij de delen van de grote bloedsomloop. Gebruik de woorden op de briefjes van afbeelding 32. Afb. 31 Afb. 32 hier stroomt bloed met veel zuurstof naar de rest van het lichaam vanuit de rest van het lichaam stroomt hier bloed met weinig zuurstof naar het hart 141

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 17 In welke volgorde stoomt bloed door de grote bloedsomloop? Zet de woorden van afbeelding 33 in de juiste volgorde. Begin bij de linkerkamer. Afb. 33 Grote bloedsomloop 1 linkerkamer 2 3 aorta holle ader linkerkamer organen in de rest van het lichaam rechterboezem 4 5 KLEPPEN Tussen de boezems en de kamers zitten hartkleppen. Door de kleppen kan het bloed niet terugstromen in de boezems. In de aorta en de longslagader zitten ook kleppen. Door deze kleppen kan het bloed niet terugstromen in de kamers. In afbeelding 34 zie je hoe de kleppen werken. Afb. 34 Werking van de kleppen in het hart. hartkleppen 1 de hartkleppen zijn open het bloed stroomt van de boezems naar de kamers 2 de hartkleppen zijn dicht het bloed kan niet terugstromen van de kamers naar de boezems Afb. 35 Werking van de kleppen in de bloedvaten bij het hart. 1 de kleppen zijn open het bloed kan in de aorta en de longslagader stromen 2 de kleppen zijn dicht het bloed kan niet terugstromen 142

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OPDRACHT 18 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik hierbij afbeelding 36 over de voetballer Kanu. Afb. 36 Nwanko Kanu is een Nigeriaanse profvoetballer met een schitterende carrière bij topclubs. Kanu speelde van 1993 tot 1996 bij Ajax. In 1996 werd Kanu verkocht aan Inter Milan. Kort daarna bleek dat hij een hartkwaal had. Een klep in de aorta werkte niet goed en begon te lekken. De linkerkamer van het hart raakte vol. Hierdoor kwam Kanu in gevaar. Kanu onderging een operatie die vier uur duurde. Bij de Afrikaan werd een plastic aortaklep ingebracht. Ondanks zijn operatie werd Kanu in 1996 en in 1999 verkozen tot Afrikaans voetballer van het jaar. 1 Welke klep werkte niet goed bij Kanu? 2 Waardoor raakte de linkerkamer van Kanu te vol? Doordat OM TE ONTHOUDEN Het hart ligt in de borstholte. Het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers. Bij de boezems komt het bloed het hart binnen. De boezems pompen het bloed in de kamers. De kamers pompen het bloed in de aorta en de longslagader. Tussen de boezems en de kamers zitten hartkleppen. In de aorta en de longslagaders zitten ook kleppen. Kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt. De stroomrichting in de kleine bloedsomloop is: rechterkamer longslagader longen longader linkerboezem De stroomrichting in de grote bloedsomloop is: linkerkamer aorta de organen in de rest van het lichaam holle ader rechterboezem 143

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 19 TEST JEZELF In afbeelding 37 zie je een doorsnede van het hart. Hoe heten de delen van het hart? 1 Vul de juiste nummers in. Afb. 37 longader = hartklep = linkerkamer = linkerboezem = holle ader = aorta = longslagader = 1 2 3 4 5 6 7 Maak het vakje zwart bij ja of nee. 2 Bestaat het hart alleen uit kamers? 3 Pompen de kamers het bloed naar de boezems? 4 Zorgen kleppen ervoor dat het bloed niet terugstroomt? 5 Stroomt het bloed in de grote bloedsomloop door de longader? 6 Stroomt het bloed in de grote bloedsomloop door de aorta? 7 Pompt de linkerkamer het bloed in de aorta? 8 Komt het bloed bij de kamers het hart binnen? 9 Stroomt het bloed eerst door de holle ader en direct daarna door de rechterboezem? 10 Stroomt het bloed eerst door de longslagader en direct daarna door de longen? 11 Stroomt het bloed eerst door de aorta en direct daarna door de linkerkamer? Ja Nee Kijk de antwoorden van opdracht 19 na. Vul in: Ik had antwoorden goed en antwoorden fout. 144

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF 4. Bloedvaten In ons lichaam zijn drie typen bloedvaten: slagaders; haarvaten; aders. Afb. 38 Drie typen bloedvaten. slagader haarvaten ader SLAGADERS Het hart pompt bloed in de slagaders. Door de slagaders stroomt het bloed weg van het hart. Het bloed stroomt dan naar de organen toe. In de meeste slagaders stroomt bloed met veel zuurstof. Daarom is de slagader in afbeelding 38 rood gekleurd. Alleen het bloed in de longslagader bevat weinig zuurstof. Daarom is de longslagader blauw gekleurd. De wanden van slagaders zijn dik en elastisch. Het hart perst bloed in de slagaders. Daardoor zetten de slagaders uit. Daarna veren ze terug. Je kunt dat voelen als het kloppen van je slagaders. Bijvoorbeeld in je pols en in je hals. Afb. 39 Bloeddrukmeting. 1 door de huisarts Het hart pompt het bloed met veel kracht weg. Daardoor is de bloeddruk in je slagaders hoog. In afbeelding 39 zie je dat een arts je bloeddruk kan meten. Je kunt ook zelf je bloeddruk meten. Slagaders liggen meestal diep in je lichaam. In slagaders zitten alleen vlak bij het hart kleppen. 2 bloeddrukmeter voor thuisgebruik 145

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 20 Beantwoord de volgende vragen. 1 Welke drie typen bloedvaten zijn er? Afb. 40 2 Bevatten de meeste slagaders veel of weinig zuurstof? 3 Welke slagader bevat weinig zuurstof? 4 In afbeelding 40 zie je een mug die in een slagader prikt. In het echt gebeurt dat niet zo gauw. Noem twee reden waarom een mug niet zo gauw in een slagader zal prikken. HAARVATEN Slagaders vervoeren het bloed naar de organen toe. Bij de organen vertakken de slagaders zich. Dat zie je in afbeelding 41 bij de slagaders in de hand. De bloedvaten worden steeds kleiner. De kleinste bloedvaten heten haarvaten. In afbeelding 42 zie je deze haarvaten. De haarvaten hebben een heel dunne wand. Vocht uit het bloed kan door deze wand heen. In dat vocht zitten zuurstof en voedingsstoffen. Dit vocht gaat naar de cellen in je lichaam. Dat zie je in afbeelding 43. Afb. 41 Bloedvaten in een hand. Afb. 42 Haarvaten. In de cellen ontstaan koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Vocht met deze afvalstoffen gaat terug naar de haarvaten. Dit vocht wordt in het bloed opgenomen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen komen zo in het bloed terecht. 146

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF Afb. 43 Vocht kan door de wand van een haarvat heen. cel cel cel cel cel haarvat cel cel haarvat vocht met zuurstof en voedingsstoffen vocht met koolstofdioxide en andere afvalstoffen cel cel cel cel cel cel cel cel Beantwoord de volgende vragen. 1 Hoe heten de kleinste bloedvaten? OPDRACHT 21 2 In afbeelding 44 is een stukje weefsel met een haarvat getekend. Pijl P geeft vocht aan dat het bloed verlaat naar de cellen toe. Schrijf bij pijl P welke stoffen dit vocht bevat. 3 Pijl Q geeft vocht aan dat van de cellen naar het bloed gaat. Schrijf bij pijl Q welke stoffen dit vocht bevat. Afb. 44 Haarvat met weefsel. pijl P haarvat P Q pijl Q ADERS De haarvaten komen bij elkaar in grotere bloedvaten. Deze bloedvaten heten aders. Door de aders stroomt het bloed van de organen weg. Het bloed stroomt terug naar het hart. Het bloed in de meeste aders bevat weinig zuurstof. Alleen bloed in de longader bevat veel zuurstof. De bloeddruk in de aders is laag. In de aders voel je geen hartslag. De wanden van aders zijn dun. Ze zijn dunner dan de wanden van slagaders. De wanden van aders zijn wel veel dikker dan de wanden van haarvaten. 147

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Aders hebben op veel plaatsen kleppen. In afbeelding 45 zie je deze kleppen in de aders. Door deze kleppen kan het bloed niet terugstromen naar de organen. Veel aders liggen dicht onder de huid. In afbeelding 46 zie je aders die dicht onder de huid liggen. Afb. 45 Ader. Afb. 46 Veel aders liggen dicht onder de huid. kleppen open kleppen kleppen dicht 1 buitenaanzicht 2 gedeeltelijk opengewerkte ader 3 werking van de kleppen OPDRACHT 22 Beantwoord de volgende vragen. 1 Bevat het bloed in de meeste aders veel of weinig zuurstof? 2 In welke ader bevat het bloed veel zuurstof? 3 In afbeelding 47 zie je een bloedvat. Is dit bloedvat een ader, een haarvat of een slagader? Een 4 Waaraan kun je dat zien? Aan 5 Teken met een pijl in afbeelding 47 in welke richting het bloed stroomt. Afb. 47 148

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OPDRACHT 23 Vul het schema in. Gebruik daarbij: bij 1: naar het hart toe van het hart weg bij 2: hoog laag bij 3: dik en elastisch dunner bij 4: kun je niet voelen kloppen kun je voelen kloppen bij 5: dicht onder de huid diep in het lichaam bij 6: alleen bij het hart op veel plaatsen 1 Het bloed stroomt 2 De bloeddruk is 3 De wand is 4 De bloedstroom Slagaders Aders 5 Ze liggen meestal 6 Kleppen bevinden zich OPDRACHT 24 Beantwoord de volgende vragen. 1 Waardoor ontstaat de bloeddruk? Doordat 2 In afbeelding 48 zie je de doorsnede van een ader en een slagader. In welke figuur is een ader getekend? Leg je antwoord uit. In figuur Afb. 48, want figuur 1 figuur 2 149

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP 3 In afbeelding 49 lees je over een vechtpartij. Je leest dat een slagaderlijke bloeding levensgevaarlijk is. Waardoor is een slagaderlijke bloeding gevaarlijker dan een aderlijke bloeding? Doordat Afb. 49 Vechtpartij met slagaderlijke bloeding In de nacht van donderdag op vrijdag kreeg de politie melding van een vechtpartij tussen twee groepen in de Veemarktstraat. Ter plaatse bleek een man uit Tilburg te zijn neergestoken. De man uit Tilburg had daarbij een levensgevaarlijke slagaderlijke bloeding opgelopen in de hals. Een getuige verleende hulp door de wond dicht te duwen. Het slachtoffer werd per ambulance voor behandeling naar het ziekenhuis gebracht. Twee mannen uit Breda zijn aangehouden in verband met de mishandeling. 4 In afbeelding 50 vertelt Jasmijn iets over haar werk als doktersassistente. Jasmijn vertelt dat ze de bloeddruk meet. Van welke bloedvaten meet Jasmijn de bloeddruk? Van de aders of van de slagaders? Leg je antwoord uit. Ze meet de bloeddruk van de, want Afb. 50 VAKMENSEN AAN HET WOORD Hallo, ik ben Jasmijn. Ik werk in een huisartsenpraktijk. Daar mag ik allerlei werk doen dat vroeger alleen de huisarts deed. Bijvoorbeeld het uitspuiten van oren, een injectie geven of de bloeddruk meten. Bij een bloeddrukmeting meet ik de bovendruk en de onderdruk. Tijdens de bovendruk pompt het hart bloed in de bloedvaten (je voelt dat als kloppen). De onderdruk is de druk op het bloedvat als het hart in rust is (tussen twee kloppen in). 150

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OM TE ONTHOUDEN Er zijn drie typen bloedvaten: slagaders, haarvaten en aders. Slagaders. Door de slagaders stroomt bloed van het hart naar de organen. Bloed in de slagaders bevat veel zuurstof, behalve het bloed in de longslagader. De bloeddruk in de slagaders is hoog. De wanden van de slagaders zijn dik en elastisch. Slagaders liggen diep in het lichaam. Haarvaten. Haarvaten zijn de kleinste bloedvaten in de organen. Haarvaten hebben een dunne wand. Vocht met zuurstof en voedingsstoffen verlaat de haarvaten. Zuurstof en voedingsstoffen komen zo bij de cellen. Cellen geven koolstofdioxide en andere afvalstoffen af. Vocht met koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaat door de wand van de haarvaten naar binnen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen van de cellen komen zo in het bloed. Aders. Door de aders stroomt bloed van de organen terug naar het hart. Bloed in de aders bevat weinig zuurstof, behalve in de longader. De bloeddruk in de aders is laag. De wanden van aders zijn dun. In de aders zitten op veel plaatsen kleppen. De kleppen zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt naar de organen. Veel aders liggen dicht onder de huid. 151

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP Maak het vakje zwart bij ja of nee. OPDRACHT 25 TEST JEZELF 1 Stroomt het bloed in de slagaders naar de organen toe? 2 Bevat bloed in de slagaders meestal weinig zuurstof? 3 Is de bloeddruk in slagaders hoog? 4 Liggen de slagaders diep in het lichaam? 5 Liggen veel aders diep in het lichaam? 6 Bevat het bloed in de longslagader veel zuurstof? 7 Hebben haarvaten een dunne wand? 8 Gaan zuurstof en voedingsstoffen van de haarvaten naar de cellen? 9 Gaat koolstofdioxide van de haarvaten naar de cellen? 10 Gaat koolstofdioxide van de cellen naar de haarvaten? 11 Bevat bloed in de aders meestal veel zuurstof? 12 Is de bloeddruk in de aders hoog? 13 Zijn de wanden van de aders dunner dan de wanden van de slagaders? 14 Zitten in de aders kleppen? 15 Liggen de aders meestal diep in het lichaam? In afbeelding 51 zie je een schematische tekening van bloedvaten. De dikte van de bloedvatwanden is niet weergegeven. Twee bloedvaten zijn aangegeven met P en Q. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan. 16 Is met P een slagader aangegeven? Ja Nee Afb. 51 P haarvaten Q Kijk de antwoorden van opdracht 25 na. Vul in: Ik had antwoorden goed en antwoorden fout. 152

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF 5. Het bloedvatenstelsel Alle bloedvaten in je lichaam vormen het bloedvatenstelsel. In afbeelding 52 zie je het bloedvatenstelsel eenvoudig getekend. Afb. 52 Het bloedvatenstelsel. halsader armader longslagader bovenste holle ader onderste holle ader leverader nierader halsslagader armslagader longader linkerboezem rechterboezem linkerkamer rechterkamer leverslagader aorta darmslagader nierslagader beenader beenslagader 153

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP NAMEN VAN BLOEDVATEN Bloedvaten zijn vaak genoemd naar een orgaan. De slagader die naar de longen gaat, heet longslagader. De haarvaten in de longen heten longhaarvaten De ader die van de longen afkomt, heet longader. APARTE NAMEN Er zijn ook bloedvaten met aparte namen. De grootste slagader heet aorta. De aorta begint bij het hart. De aorta heeft vertakkingen die naar organen gaan. De aders die van de organen afkomen, monden uit in de grootste ader. Dat is de holle ader. De holle ader loopt naar het hart. Het bloedvat dat bloed naar het hoofd vervoert, heet halsslagader. Bloed stroomt van het hoofd terug naar het hart door de halsader. OPDRACHT 26 In afbeelding 53 is het bloedvatenstelsel van de mens getekend. De bloedvaten in de armen en benen zijn weggelaten. Vul op de juiste plaats in: darmslagader halsader halsslagader holle ader linkerkamer longader longslagader nierader nierslagader rechterkamer. Afb. 53 Het bloedvatenstelsel van de mens. rechterboezem leverader linkerboezem aorta darm nier 154

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP BASISSTOF OPDRACHT 27 Kijk naar afbeelding 54. Je ziet dat er naar sommige organen veel bloed gaat als het lichaam zich inspant. Naar andere organen gaat veel bloed als het lichaam in rust is. 1 Naar welk orgaan of welke organen gaat het meeste bloed als het lichaam zich inspant? Naar 2 Naar welke organen gaat het meeste bloed als het lichaam in rust is? Naar Afb. 54 Bloedverdeling bij inspanning bloedverdeling bij inspanning 5% 5% 1% 3% 6% 80% verteringsorganen hartspier skelet nieren hersenen spieren 30% 5% 5% 25% 15% 20% bloedverdeling in rust OM TE ONTHOUDEN Bloedvaten zijn vaak genoemd naar een orgaan. Bijvoorbeeld: De slagader die naar de longen gaat, heet longslagader. De haarvaten in de longen heten longhaarvaten De ader die van de longen afkomt, heet longader. Sommige bloedvaten hebben aparte namen. De grootste slagader is de aorta. De aorta begint bij het hart. De aorta heeft vertakkingen die naar organen gaan. De grootste ader is de holle ader. De holle ader gaat naar het hart. De halsslagader vervoert bloed naar het hoofd. Via de halsader stroomt bloed terug van het hoofd naar het hart. 155

BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 28 TEST JEZELF Maak het vakje zwart bij ja of nee. 1 Zijn bloedvaten vaak genoemd naar een orgaan? 2 Heet de slagader die naar de longen gaat longslagader? 3 Heet de slagader die naar het hoofd gaat hoofdslagader? 4 Is de aorta de grootste ader? 5 Heet de ader die van de nieren komt nierader? 6 Is de aorta de grootste slagader? 7 Begint de holle ader bij het hart? 8 Is de holle ader de grootste ader? 9 Vervoert de nierader bloed naar de nieren? 10 Vervoert de nierslagader bloed naar de nieren? 11 Heten de haarvaten in de longen longhaarvaten? 12 Vervoert de holle ader bloed van het hart naar de overige organen? Ja Nee Kijk de antwoorden van opdracht 28 na. Vul in: Ik had antwoorden goed en antwoorden fout. Je hebt nu de basisstof doorgewerkt. Bij Om te onthouden staat steeds wat je moet kennen. Je krijgt daar een toets over. VAARDIGHEDEN/COMPETENTIES Je hebt geoefend in het werken met de microscoop. Je hebt geoefend in het halen van informatie uit artikelen. Je hebt geoefend in het uitvoeren van een practicum. Over deze vaardigheden/competenties krijg je geen vragen op de toets. Dit thema gaat verder met de extra basisstof en de verrijkingsstof. Je docent vertelt wat je verder moet doen. 156

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP EXTRA BASISSTOF 6. Hart- en vaatziekten Een bloedvaten raakt soms verstopt. Dit kan heel gevaarlijk zijn. Vooral als bloedvaten van het hart of het hoofd verstopt raken. In afbeelding 55 zie je dat in Nederland veel mensen doodgaan door hart- en vaatziekten. OPDRACHT 29 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij afbeelding 54. 1 Hoeveel mannen zijn in 2005 overleden aan hart- en vaatziekten? mannen. 2 Hoeveel vrouwen zijn in 2005 overleden aan hart- en vaatziekten? vrouwen. 3 Aan welke ziekte gingen de meeste mannen dood in 2005? Aan 4 Aan welke ziekte gingen de meeste vrouwen dood in 2005? Aan Afb. 55 Doodsoorzaken in Nederland (2005). hart- en vaatziekten kanker ziekten van de ademhalingsorganen niet-natuurlijke dood overige doodsoorzaken 0 5 10 15 20 25 1000 legenda: mannen vrouwen WAARDOOR RAAKT EEN BLOEDVAT VERSTOPT? Een bloedvat kan verstopt raken door een trombose. Dat heb je geleerd in basisstof 1. Een bloedvat kan ook verstopt raken door cholesterol. Cholesterol is een vettige stof die aan de binnenkant van bloedvaten kan blijven plakken. Na een tijdje wordt het bloedvat nauwer. Uiteindelijk raakt het bloedvat verstopt. In afbeelding 56 zie je hoe een bloedvat verstopt raakt door cholesterol. Cholesterol zit vooral in vette, dierlijke voedingsmiddelen. In dierlijke voedingsmiddelen zit vaak veel verzadigd vet. Daarom moet je daar niet te veel van eten. Anders kun je te veel cholesterol in je bloed krijgen. Afb. 56 Een vernauwd bloedvat door cholesterol. 1 gezond bloedvat 2 begin van de slagaderverkalking Afb. 57 Een vernauwd bloedvat. 3 afzetting van kalk 4 dichtgeslibd bloedvat 157

EXTRA BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OPDRACHT 30 Beantwoord de volgende vragen. 1 Hoe noem je het als een bloedvat verstopt raakt door een bloedstolsel? 2 Door welke stof kan een bloedvat nauwer worden? Door 3 Wat kun je beter eten om minder snel hart- en vaatziekten te krijgen? Plantaardige of dierlijke voedingsmiddelen? voedingsmiddelen. 4 Sara kan kiezen uit de twee dagmenu s van afbeelding 58. Sara wil niet te veel voedingsmiddelen met cholesterol eten. Leg uit welk dagmenu Sara het beste kan kiezen. Dagmenu, want Afb. 58 Dagmenu s Dagmenu 1 broodje kaas broodje gebakken ham/ei glas volle melk sinaasappel Dagmenu 2 broodje kaas komkommer/tomaat salade glas sinaasappelsap banaan 158

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP EXTRA BASISSTOF OPDRACHT 31 In afbeelding 59 zie je een bloedvat dat nauwer is geworden door cholesterol. Zet de woorden op de goede plek bij afbeelding 58. Gebruik daarbij: cholesterol bloedvatwand Kleur de bloedvatwand rood. Kleur de laag cholesterol blauw. Afb. 59 Een vernauwd bloedvat door cholesterol. DE BLOEDVATEN VAN HET HART Het hart moet zelf ook zuurstof en voedingsstoffen krijgen. Daarvoor zorgen de kransslagaders. In afbeelding 60 zie je de kransslagaders. Kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta. In het hart vertakken de kransslagaders zich in harthaarvaten. De harthaarvaten komen bij elkaar in kransaders. Door de kransaders stroomt bloed met koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Door de kransaders stroomt het bloed naar de holle ader. Via de holle ader stroomt het bloed terug naar het hart. OPDRACHT 32 Zet de woorden op de goede plek bij afbeelding 60. Gebruik daarbij: vervoert zuurstof en voedingsstoffen naar het hart vervoert koolstofdioxide en andere afvalstoffen naar de holle ader. aorta Afb. 60 Kransslagaders en kransaders. kransslagader kransader holle ader 159

EXTRA BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP HARTINFARCT Soms raakt een kransslagader verstopt. Een deel van het hart krijgt dan geen zuurstof en voedingsstoffen meer. Dit deel kan doodgaan. Je noemt dit een hartinfarct of hartaanval. In afbeelding 61 zie je hoe een hartinfarct ontstaat. Afb. 61 Een hartinfarct. Bij een hartinfarct heb je vaak een stekende pijn in de borst. Meestal heb je het dan ook benauwd. Een hartinfarct komt vooral bij oudere mensen voor. Maar ook jonge mensen krijgen steeds vaker een hartinfarct. 1 een gezond hart 2 een kransslagader raakt verstopt; hierdoor krijgt een deel van het hart te weinig zuurstof en voedingsstoffen 3 een deel van het hart sterft af HERSENINFARCT Een bloedvat in de hersenen kan ook verstopt raken. Dit noem je een herseninfarct of beroerte. Een deel van de hersenen komt dan zonder zuurstof en voedingsstoffen te zitten. Dit deel van de hersenen kan daardoor afsterven. Een deel van het lichaam kan daardoor verlamd raken. 160

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP EXTRA BASISSTOF OPDRACHT 33 Kijk naar afbeelding 62. In de vormen staan woorden. Sommige woorden horen bij een hartinfarct. Andere woorden horen bij een herseninfarct. Kleur alle vormen die bij een hartinfarct horen in dezelfde kleur. Kleur alle vormen die bij een herseninfarct horen in een andere kleur. Afb. 62 een bloedvat in de hersenen raakt verstopt een kransslagader raakt verstopt een deel van de hersenen krijgt geen zuurstof en voedingsstoffen meer een deel van de hersenen sterft af het benauwd krijgen een deel van het hart sterft af een deel van het hart krijgt geen zuurstof en voedingsstoffen meer een deel van het lichaam raakt verlamd stekende pijn in de borst WAT KUN JE TEGEN HART- EN VAATZIEKTEN DOEN? Hart- en vaatziekten krijg je vaak door ongezond te leven. In afbeelding 63 lees je hoe je minder snel een hartinfarct of een herseninfarct krijgt. OPDRACHT 34 In afbeelding 63 staan adviezen voor een gezonde leefwijze. De persoon in afbeelding 64 trekt zich hier niets van aan. Afb. 63 Afb. 64 1 Niet roken is heel belangrijk voor hart- en bloedvaten. 2 Drink niet meer dan twee glazen alcohol per dag. 3 Eet gezond en gevarieerd: voldoende vitamines, mineralen en vezels. Gebruik weinig zout. 4 Zorg voor regelmatige lichaamsbeweging (minimaal een half uur per dag). 5 Zorg voor een gezond lichaamsgewicht. Noem vier dingen waaraan je kunt zien dat deze persoon zich niets aantrekt van de adviezen. 161

EXTRA BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP OM TE ONTHOUDEN Bij hart- en vaatziekten kan een bloedvat verstopt raken. Een bloedvat kan verstopt raken door trombose en door vernauwing van het bloedvat. Trombose: een bloedstolsel verstopt het bloedvat. Vernauwing: cholesterol kan aan de binnenkant van een bloedvat blijven plakken. De bloedvaten van het hart. Kransslagaders vervoeren bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen van het hart. Harthaarvaten geven zuurstof en voedingsstoffen af aan de cellen van het hart. Kransaders vervoeren bloed met koolstofdioxide en andere afvalstoffen naar de holle ader. Hartinfarct of hartaanval. Een kransslagader raakt verstopt. Een deel van het hart krijgt dan geen zuurstof en voedingsstoffen meer, wat dodelijk kan zijn. Herseninfarct of beroerte. Een bloedvat in de hersenen raakt verstopt. Een deel van de hersenen krijgt dan geen zuurstof en voedingsstoffen meer. Vaak treden na een herseninfarct verlammingen op. Een herseninfarct kan dodelijk zijn. Dit kun je doen tegen hart- en vaatziekten. Niet roken; weinig alcohol drinken; gezond eten (bijvoorbeeld weinig verzadigd vet en niet te zout); minstens een half uur per dag flink bewegen; voor een gezond gewicht zorgen. 162

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP EXTRA BASISSTOF Maak het vakje zwart bij ja of nee. OPDRACHT 35 TEST JEZELF 1 Kan een bloedvat verstopt raken door een vernauwing? 2 Kan door cholesterol een bloedvat nauwer worden? 3 Vervoert een kransslagader vooral zuurstof met voedingsstoffen? 4 Vervoert een kransslagader vooral koolstofdioxide en andere afvalstoffen? 5 Vervoert een kransader vooral zuurstof met voedingsstoffen? 6 Vervoert een kransader vooral koolstofdioxide en andere afvalstoffen? 7 Is bij een hartinfarct een bloedvat in de hersenen verstopt? 8 Is bij een hartinfarct een kransader verstopt? 9 Is bij een hartinfarct een kransslagader verstopt? 10 Krijgt iemand na een hartinfarct vaak een verlamming? 11 Is bij een herseninfarct een bloedvat in de hersenen verstopt? 12 Krijgt iemand na een herseninfarct vaak een verlamming? 13 Kan een hartinfarct dodelijk zijn? 14 Kun je door veel zout te eten minder snel een hartinfarct krijgen? In afbeelding 65 zie je iemand met overgewicht. 15 Heeft iemand met overgewicht meer kans op een hartinfarct dan iemand met een normaal gewicht? Ja Nee Afb. 65 Overgewicht. Kijk de antwoorden van opdracht 35 na. Vul in: Ik had antwoorden goed en antwoorden fout. 163

EXTRA BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP 7. Hoe goed is je conditie? Afb. 66 Je hartslag meten. bij de pols bij de hals Afb. 67 Lichamelijke inspanning door diepe kniebuigingen. Het hart pompt bloed in de slagaders. De slagaders veren dan mee. Daarna veren de slagaders terug. Je kunt zo de hartslag voelen. Bijvoorbeeld in je pols of in je hals. In basisstof 4 heb je dat geleerd. HARTSLAG METEN In afbeelding 66 zie je hoe je de hartslag voelt. Je zoekt een plek waar een slagader zit. Je drukt met twee vingers licht op deze plek. Je kunt de hartslag zo zelf meten. CONDITIE Bij lichamelijke inspanning gaat je hart sneller kloppen. Na lichamelijke inspanning moet je rusten. De hartslag keer dan weer terug naar zijn normale snelheid. Bij sommige mensen gebeurt dat snel. Deze mensen hebben een goede conditie. Bij andere mensen duurt het veel langer voordat de hartslag weer een normale snelheid heeft. Deze mensen hebben een slechte conditie. EEN UUR PER DAG BEWEGEN Om fit te blijven, moet je voldoende bewegen. Voor volwassenen geldt een half uur per dag bewegen. Jongeren kunnen beter een uur per dag bewegen. Veel jongeren en volwassenen bewegen te weinig. Daarom worden regelmatig acties georganiseerd. Dat zie je in afbeelding 68. De actie Dubbel 30 betekent twee keer 30 minuten per dag bewegen. Afb. 68 De actie Dubbel 30. 164

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP EXTRA BASISSTOF OPDRACHT 36 PRACTICUM: METEN VAN DE HARTSLAG Wat heb je nodig? een horloge met seconde-aanduiding of een stopwatch Wat moet je doen? Lees eerst de opdracht helemaal door. Zorg ervoor dat je rustig zit. Meet hoe vaak je hart slaat in dertig seconden. Vul dit in het schema in bij In rust. Doe dit in de kolom Hartslag per 30 seconden. Vermenigvuldig het aantal hartslagen met twee. Vul dit in het schema in. Doe dit in de kolom Hartslag per minuut. Maak 20 diepe kniebuigingen. Meet direct het aantal hartslagen in 30 seconden. Meet na 1 minuut opnieuw het aantal hartslagen in 30 seconden. Meet na 2 minuten opnieuw. Meet nog een keer na 4 minuten. Schrijf iedere keer meteen het aantal hartslagen in het schema. Doe dit in de kolom Hartslag per 30 seconden. Bepaal het aantal hartslagen per minuut. Dat gaat zo: Verdubbel de getallen in de kolom Hartslag per 30 seconden. Wat neem je waar? Vul de kolom Hartslag per minuut verder in. Aantal hartslagen per minuut In rust Direct na 20 diepe kniebuigingen Eén minuut na 20 diepe kniebuigingen Twee minuten na 20 diepe kniebuigingen Vier minuten na 20 diepe kniebuigingen Hartslag per 30 seconden Hartslag per minuut 165

EXTRA BASISSTOF THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP In afbeelding 69 is grafiekpapier weergegeven. Maak hierop een grafiek van de resultaten. Geef op de horizontale as de tijd weer (het aantal minuten na de kniebuigingen). Geef op de verticale as het aantal hartslagen weer. Afb. 69 hartslagen/minuut 160 150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50 40 0 1 2 3 4 5 6 tijd (minuten) Welke conclusie kun je trekken? Vergelijk je resultaten met medeleerlingen die deze conditietest ook hebben gedaan. Trek hieruit een conclusie over je lichamelijke conditie. Mijn lichamelijke conditie is Je hebt nu de extra basisstof van dit thema gemaakt. Bij Om te onthouden staat wat je moet kennen. Je kunt nu nog de verrijkingsstof maken. 166

THEMA 3 DE BLOEDSOMLOOP VERRIJKINGSSTOF De verrijkingsstof kun je doen als je tijd over hebt. In dit thema bestaat de verrijkingsstof uit drie delen. Op internet vind je meer verrijkingsstof. Je docent vertelt je welke onderdelen je kunt doen 1. Leren en werken In deze verrijkingsstof maak je kennis met een verpleeghulp. Op internet (www.biologievoor jou.nl) vind je nog een beroep bij dit thema. Hoi. Ik ben Maria. Ik werk als verpleeghulp in een verzorgingshuis. Er wonen hier oudere mensen die verzorging nodig hebben. Ik help hen bij het verschonen van een verband of maak een wond schoon. Verder help ik bij het wassen, aankleden, eten en drinken. Of ik verschoon de bedden of maak ze op. Afb. 70 Maria. Maar ik ben niet alleen een werkpaard. Ik maak graag een praatje met de bewoners. Zij vinden dat vaak leuk. Want veel ouderen hebben al vrienden of familie verloren. De sociale contacten zijn daarom voor veel bewoners heel belangrijk. Ik vind het zelf ook een leuke kant van dit werk. Het werk is heel afwisselend. Als er een bewoner naar een arts of een therapeut moet, breng ik hen daarheen. De kasten op de afdeling houd ik schoon en ik berg het gewassen linnengoed op. En als er in de keuken hulp nodig is, help ik even mee. Het eten en drinken breng ik elke dag rond. Op vrijdag heb ik altijd werkoverleg. En elke maand is er een teambespreking. Je kunt niet zomaar iedereen van de straat plukken om dit werk te doen. Je moet goed kunnen luisteren en hulpvaardig zijn. Ook krijg je te maken met veel verschillende mensen. Daar moet je mee om kunnen gaan. Het is ook wel handig als je een beetje stressbestendig bent. Laatst vertelde een bewoner over een kind dat ze had verloren. Een collega kwam toen drie keer vragen of ik het eten rond wilde brengen. Later heb ik aan mijn collega verteld waarom ik even niet kon helpen. 167