De innovatiebox van artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969:



Vergelijkbare documenten
De innovatiebox, ook geschikt voor verzekeraars?

Innovatiebox. Doel van deze avond. Inhoud. Theoretisch kader Praktische toepasbaarheid Inzicht in de diverse methoden Aanpak innovatieboxtraject

MEMO INNOVATIEBOX NA BELASTINGPLAN 2017 Belangrijkste wijzigingen

belastingbesparing met de innovatiebox

Belastingregelingen voor innovatieve ondernemers

De innovatiebox, ook toepasbaar voor het MKB?

Checklist. BusinessInnovator. WBSO en RDA Administratie. Subsidie Tip van uw zakelijke ideeënpartner. Subsidie Tip.

INNOVATIEBOX. Stefan van Vliet BDO Westland

Uw innovatieve onderneming

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Innovatiebox; een stand van zaken

Innovatiebox. de verdiepingsslag.

Innovatiebox & Research en developmentaftrek

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

De innovatiebox in internationaal perspectief

De innovatiebox. ' Problematiek bij toeleveranciers' Universiteit van Tilburg. Faculteit rectitswetenschappen. Master fiscaal recht.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Succesvol innoveren met fiscaal voordeel

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie gelegde concept Wet aanpassing innovatiebox

Advieswijzer. Verdien geld met innovatie Denk ondernemend. Denk Bol.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Fiscale subsidies voor innovatie. Fiscale subsidies voor innovatie Introductie. Fiscale subsidies voor innovatie:

Fiscale eindejaarstips 2009 en wijzigingen 2010

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De innovatiebox. getoetst aan de doelen van de wetgever. Tilburg University School of Economics and Management Master Fiscale Economie.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Een vergelijking van R&D-regimes in Europa. Maarten Hoelen (Baker & McKenzie) Migchel Migchelsen (Belastingdienst)

Innovatiebox De werking en de praktijk

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

WBSO EN INNOVATIEBOX. Harm Kolen De overheid als helpende hand WBSO en Innovatiebox

De innovatiebox. Tijd van verandering

De innovatiebox. Onder (inter)nationale druk. Master Fiscale Economie Masterscriptie, oktober 2015

Innovatiebox. Het doel heiligt de middelen. Bachelor thesis Student: mr. B.J.H.M. Nuijten ANR: Studierichting: Fiscale Economie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

W /III. Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012)

De innovatiebox: Nijmegen, november Naam: M.J. Quijada ANR: Masterthesis fiscaal recht. Thesisbegeleider: Prof. mr.dr. R.

Wet werken aan winst in Staatsblad

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Innovatie: wat zijn de mogelijkheden?

Subsidies en innovatie, drie stapelbare fiscale regelingen

Eindejaarstips

Bijeenkomst VNO-NCW Valleiregio. Enkele fiscale actualiteiten 2011

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Het tij is gekeerd. Wat zijn de fiscale gevolgen van Prinsjesdag 2016 voor jou?

Innovatiebox & WBSO 2018

management consultants De Innovatiebox partners in innovatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

10. Een WBSO-verklaring

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Innovatiebox: stand van zaken in de praktijk

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Verdien geld met innovatie. Welke mogelijkheden heeft u? whitepaper

Een evaluatie van de nieuwe innovatiebox

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES)

In artikel 10a, vierde lid, wordt 10, 13 vervangen door 10, 12bb, 13 en wordt 33 en 33b vervangen door: 33, 33b en 34d.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Het nieuwe regime voor de innovatiebox

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

2.1 Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WBSO 2013)

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Je moet durven denken als een ondernemer! Inhoudsopgave nieuwsbrief Maart 2014.

juni 2015 De innovatiebox Sebastiaan Evertsen Bachelorscriptie fiscale economie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Transparante Vennootschap

Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeringswet

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbrief september 2011

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT:

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Agentschap NL. Fiscaal innovatiepakket. EMC-Kennismarkt 12 juni Martin Otten T: E:

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017)

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

Vennootschapsbelasting. Innovatiebox.

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Transcriptie:

De innovatiebox van artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969: De behandeling van de innovatiebox: Een onderzoek naar de innovatiebox in rechtsvergelijkend perspectief. Naam: Rick Godding ANR student: 127705 Opleiding: Fiscaal recht Afstudeerdatum: 3 juni 2014 Scriptiebegeleider: Prof. dr. J.A.G. van der Geld Tweede examinator: Mr. dr. R. Russo i

The people who are crazy enough to think they can change the world, are the ones who do. - Steve Jobs (1955-2011) From Walter Isaacson s book Steve Jobs ii

Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie ter afronding van de opleiding Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg. Ik heb gekozen voor de innovatiebox, omdat het mij een interessant en actueel onderwerp leek. Nederland en de rest van Europa verkeren op het moment van schrijven namelijk nog in de nasleep van de economische crisis. Landen doen er dan ook alles aan om fiscaal aantrekkelijk te zijn, zodat bedrijven besluiten om zich in het desbetreffende land te gaan vestigen. De vraag die rijst is of de innovatiebox onder de noemer van de tax race to the bottom kan worden geschaard? Of dat de innovatiebox daadwerkelijk gezien dient te worden als een stimuleringsmaatregel voor R&D? Alvorens ik u de mogelijkheid geef deze scriptie te lezen, wil ik graag een aantal mensen bedanken voor hun bijdrage in dit onderzoek. Ten eerste wil ik prof. dr. Van der Geld bedanken die mij heeft willen begeleiden bij het schrijven van deze masterscriptie. Uw uitgesproken mening over de innovatiebox staat in ieder geval nog enige tijd in mijn geheugen gegrift. Daarnaast gaat een bijzonder woord van dank uit naar mijn ouders, mijn zus en mijn vriendin voor de steun en voor het feit dat ze altijd in mij zijn blijven geloven. Veel dank komt verder toe aan alle mensen van Joore NV die mij hebben geholpen of in staat hebben gesteld om mijn scriptie te kunnen schrijven. Tenslotte wil ik mijn vrienden en huisgenoten bedanken voor de nodige ontspanning en amusement. Het waren mooie studentenjaren, laat het echte werk nu maar beginnen. Rick Godding, Tilburg, mei 2014 iii

Inhoudsopgave VOORWOORD...III INHOUDSOPGAVE... IV LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN... VI HOOFDSTUK 1 PROBLEEMSTELLING EN VERANTWOORDING... 1 1.1 AANLEIDING... 1 1.2 CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG... 2 1.3 METHODE VAN ONDERZOEK... 2 HOOFDSTUK 2 DE OCTROOI- EN DE INNOVATIEBOX... 4 2.1 DE OCTROOIBOX... 4 2.1.1 Inleiding... 4 2.1.2 De ontstaansgeschiedenis van de octrooibox... 4 2.1.3 Hoofdlijnen octrooibox 2007... 6 2.1.4 De wijziging van de octrooibox-regeling per 1 januari 2008... 6 2.2 DE INNOVATIEBOX... 6 2.2.1 Van octrooibox naar innovatiebox... 6 2.2.2 Overgangsrecht... 7 2.3 EVALUATIE VAN DE EFFECTIVITEIT VAN DE OCTROOIBOX/INNOVATIEBOX... 8 2.4 SAMENVATTING... 8 HOOFDSTUK 3 WETTELIJKE KADER VAN DE INNOVATIEBOX... 9 3.1 DE HOOFDVOORWAARDEN... 9 3.1.1 De belastingplichtige... 9 3.1.2 Immaterieel activum... 9 3.1.3 Voortgebracht... 10 3.1.4 Octrooi is verleend... 11 3.1.5 Speur- en ontwikkelingswerk... 12 3.1.6 S&O-verklaring is afgegeven... 12 3.1.7 Kiezen voor de innovatiebox... 13 3.1.8 De term voordelen... 13 3.1.9 Voor 5/H gedeelte in aanmerking... 13 3.1.10 Het saldo van de voordelen (positief)... 13 3.2 DE OORZAAKTOETS... 14 3.3 MEDE BEGREPEN KWEKERSRECHTEN... 14 3.4 MERKEN, LOGO S EN ANDERE VERGELIJKBARE VERMOGENSBESTANDDELEN... 15 3.5 DE DREMPEL VAN DE INNOVATIEBOX... 15 3.6 BESCHIKKING SALDO IN TE LOPEN VOORTBRENGINGSKOSTEN... 16 3.7 HERZIENE BESCHIKKING... 16 3.8 DELEGATIEBEPALING... 16 3.9 (CORRECTIE) RDA-BESCHIKKING... 16 3.10 SAMENVATTING... 17 HOOFDSTUK 4 DE PRAKTISCHE TOEPASSING VAN DE INNOVATIEBOX... 18 4.1 VOORDELEN IN DE INNOVATIEBOX... 18 4.1.1 Inleiding... 18 iv

4.1.2 Bedrijfseconomisch analyse... 19 4.1.3 Toerekening van de voordelen... 19 4.1.4 Toerekeningsmethoden... 20 4.1.5 De drempelberekening en de ingroeiregeling... 22 4.1.6 Vaststellingovereenkomst... 22 4.2 ANDERE KNELPUNTEN BIJ DE INNOVATIEBOX... 22 4.3 SAMENVATTING... 23 HOOFDSTUK 5 DE INNOVATIEBOX IN EUROPEES VERBAND... 24 5.1 DE EU-VERDRAGSVRIJHEDEN... 24 5.1.1 Vrijheid van vestiging... 24 5.2 (VERBODEN) STAATSSTEUN... 28 5.3 SAMENVATTING... 31 HOOFDSTUK 6 RECHTSVERGELIJKEND KADER... 32 6.1 DE BELGISCHE OCTROOI-AFTREK... 32 6.1.1 Inleiding... 32 6.1.2 Kwalificerende octrooien (en aanvullende beschermingscertificaten)... 33 6.1.3 Kwalificerende octrooi-inkomsten... 36 6.1.4 Anti-misbruikbepaling... 37 6.2 DE BRITSE PATENTBOX... 38 6.2.1 Inleiding... 38 6.2.2 Kwalificerende octrooien (en andere vergelijkbare rechten)... 39 6.2.3 Kwalificerende octrooi-inkomsten... 40 6.2.4 De berekening... 42 6.2.5 Anti-misbruikbepaling... 44 6.3 DUITSLAND... 44 6.4 SAMENVATTING... 45 HOOFDSTUK 7 HET FISCAAL STIMULEREN VAN INNOVATIE: ONZIN OF NOODZAAK?... 46 7.1 DE EFFECTIVITEIT VAN DE WBSO, RDA EN DE INNOVATIEBOX-REGELING... 46 7.2 HET FISCAAL STIMULEREN VAN INNOVATIE... 48 7.2.1 Inleiding... 48 7.2.2 Definitie van innovatie... 49 7.2.3 Innovatie in het bedrijfsleven... 49 7.2.4 De innovatiebox onder een kritische blik... 50 7.3 SAMENVATTING... 52 HOOFDSTUK 8 CONCLUSIE... 53 LITERATUURLIJST... 56 JURISPRUDENTIELIJST... 61 BIJLAGEN... 62 BIJLAGE 1: MODEL AFPELMETHODE (2010)... 62 BIJLAGE 2: MODEL COST-PLUSMETHODE (2010)... 65 BIJLAGE 3: CONCEPT VASTSTELLINGSOVEREENKOMST BELASTINGDIENST... 68 v

Lijst van gebruikte afkortingen Art. Artikel CAA Cost Contribution Agreement DIE Dienst voor de Intellectuele Eigendom EBIT Earnings before interest and taxes EC Europese Commissie EU Europese Unie HR Hoge Raad HvJ Hof van Justitie KMO Klein of middelgrote ondernemingen MKB Midden en Kleinbedrijf Nr. Nummer P. Pagina RRP Qualifying Residual Profit RDA Research & Development Aftrek R&D Research and development S&O-werk Speur- en ontwikkelingswerk VwEU Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie WBSO Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk Wet op de Vpb 1969 Wet vennootschapsbelasting 1969 Wet op de LB 1964 Wet loonbelasting 1964 WIB 1992 Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992 WVA Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen vi

Hoofdstuk 1 Probleemstelling en verantwoording 1.1 Aanleiding Op 1 april 1976 besluiten Steve Jobs, Steve Wozniak en Ronald Wayne een onderneming te starten, genaamd Apple Computers Inc. Zoals de bedrijfsnaam waarschijnlijk al doet vermoeden, houdt Apple zich bezig met het leveren van computers en de daarmee verbonden software. De Appleproducten vinden gretig aftrek onder de consumenten, dit vanwege de vele technische mogelijkheden die de computers bieden ten opzichte van andere merken die op hetzelfde moment in omloop zijn. Apple staat volgens velen voor innovatieve producten en processen. Ontwikkeling en innovatie zijn dan ook twee woorden die hoog in het vaandel staan bij de onderneming. In het begin van de jaren 2000 besluit het bestuur van Apple tot uitbreiding van het productassortiment. In de daaropvolgende jaren brengt het bedrijf naast computers tevens telefoons, tablets, audio- en videospelers en de daarmee samenhangende accessoires op de markt. Achteraf blijkt dit besluit tot productuitbreiding een meesterzet te zijn geweest. Apple is namelijk uitgegroeid tot het meest waardevolle bedrijf ter wereld. Tot aan de dood van Steve Jobs stond Apple naar mijn mening symbool voor innovatie. Steve Jobs bracht Apple naar een niveau waar menigeen niet eens wist dat het mogelijk was. Om de Appleproducten exclusief te houden werden er door de jaren heen de nodige octrooien gevestigd. De onderneming verkreeg op deze manier de exclusieve rechten op haar (technische) uitvindingen. Na de dood van Steve Jobs kreeg het bedrijf op het gebied van innovatie een kleine terugval. 1 Nieuwe Apple-producten ontbeerde het aan vernieuwingen en er werd voortgeborduurd op oude systemen. Het leek erop dat Apple in een neerwaartse spiraal zou belanden. Blijkbaar heeft het bestuur deze tendens eveneens geconstateerd en hebben zij besloten om een beleidswijziging door te voeren. Uit de jaarrekening blijkt dat de directie de Research and Development (hierna: R&D) uitgaven voor het jaar 2013 heeft verhoogd met 1,1 miljard dollar, tot een bedrag van 4,5 miljard dollar. 2 Dit is een verhoging van 32% ten opzichte van 2012. Wat opvalt, is dat ook overheden dergelijke bedragen aan innovatie kwijt zijn. In 2011 heeft de Algemene Rekenkamer een rapport uitgebracht inzake het Nederlandse innovatiebeleid in de periode van 2003-2010. 3 De rekenkamer constateerde destijds dat Nederland reeds 3,7 miljard euro had uitgegeven aan innovatie. De reden dat overheden zulke enorme bedragen uitgeven is gelegen in het feit dat innovatie voor economische groei, nieuwe (technische) uitvindingen en werkgelegenheid zorgt. Overheden proberen dan ook met alle macht bedrijven met R&D-activiteiten aan te trekken. Het aantrekken van deze bedrijven proberen ze te bewerkstelligen door bijvoorbeeld fiscale voordelen te verlenen die gekoppeld zijn aan de R&D-werkzaamheden die een onderneming verricht. In Nederland zijn er drie fiscale maatregelingen ter stimulering van R&D in de wet 1 T. van der Kolk, 'De druk op Apple neemt toe - waar blijft de volgende innovatiegolf?', Volkskrant 24 juni 2013. 2 Jaarrekening, 30 oktober 2013 (investor.apple.com/sec.cfm). 3 Kamerstukken II 2011/12, 33 009, nr. 2 (het rapport innovatiebeleid ). 1

opgenomen, te weten de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (hierna: WBSO), de Research en Development Aftrek (hierna: RDA) en de innovatiebox. In deze scriptie zal de innovatiebox centraal komen te staan. Er zal dieper worden ingegaan op de toepassing van de innovatiebox in de praktijk en de eventuele onduidelijkheden die daarmee gepaard gaan. Door de huidige moderne technologieën is het tegenwoordig vele malen makkelijker om een onderneming te verplaatsen naar een ander land. Een verplaatsing van de onderneming zou wenselijk kunnen zijn, omdat een verhuizing een verlaging van de operationele kosten en de te betalen belasting met zich mee kan brengen. De overheid dient dan ook zorg te dragen dat Nederland fiscaal aantrekkelijker blijft dan andere EU-landen. Het is derhalve van belang om in deze scriptie aandacht te besteden aan de innovatiebox in Europees perspectief. Voldoet de innovatiebox aan Europese regelgeving en hoe hebben enkele andere Europese landen het stimuleren van R&D vormgegeven? Tenslotte zal in deze scriptie aandacht worden besteed aan de fundamentele vraag of het fiscaal stimuleren van innovatie wel noodzakelijk is. 1.2 Centrale onderzoeksvraag De onderzoeksvraag die in deze scriptie beantwoord zal worden luidt als volgt: Hoe verhoudt de innovatiebox van artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zich tot enkele equivalenten in omliggende buurlanden? Ter beantwoording van deze onderzoeksvraag is een aantal subvragen opgesteld. Deze vragen dienen gezien te worden als een leidraad in dit onderzoek: 1. Hoe luidt de geschiedenis van de innovatiebox? 2. Wat houdt de innovatiebox in? 3. Wat is het oogmerk van de innovatiebox? 4. Hoe luidt het geldende recht ten aanzien van de innovatiebox? 5. Is de innovatiebox in strijd met de Europese verdragsvrijheden? 6. Is de innovatiebox verboden staatssteun? 7. Op welke wijze vindt de toerekening van de voordelen aan het immaterieel activum plaats? 8. Bevat de innovatiebox duidelijke knelpunten? 9. Hoe hebben (enkele) buurlanden het fiscaal stimuleren van innovatie vormgegeven? 10. Wat is de meest effectieve manier van stimuleren van R&D? 11. Dient innovatie fiscaal gestimuleerd te worden? 1.3 Methode van onderzoek Deze scriptie is gebaseerd op een literatuuronderzoek en een juridische analyse van de Nederlandse wet- en regelgeving en jurisprudentie. Om tot een beantwoording van de in deze scriptie gestelde onderzoeksvraag te komen, zijn er een aantal subvragen geformuleerd, waarmee wordt getracht inzicht te krijgen in de werking en het gebruik van de innovatiebox. Door middel van een rechtsvergelijkend onderzoek zullen tevens enkele Europese equivalenten van de innovatiebox behandeld worden. De gedachtegang achter een rechtsvergelijkend onderzoek is het verkrijgen van 2

nieuwe inzichten ten aanzien van het fiscaal stimuleren van R&D-activiteiten, hetgeen een bijdrage zou kunnen leveren aan een zo objectief mogelijke aanpak van het onderwerp. Het onderzoekproces zal in hoofdstuk twee van start gaan met een beschrijving van de totstandkoming van de innovatiebox. De lezer zal in dit hoofdstuk als het ware bij de hand worden genomen en begeleid worden door het chronologisch beschreven ontstaansproces van de innovatiebox, zoals we deze tot op de dag van vandaag kennen. Na een algemene inleiding zal in hoofdstuk drie dieper in de materie worden gedoken en zullen alle leden van art. 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: van de Wet op de Vpb 1969) uitgebreid en één voor één worden besproken. Vervolgens zal in hoofdstuk vier de toepassing van de innovatiebox in de praktijk worden beschreven. Speciale aandacht gaat hier uit naar de wijze waarop de toerekening van de voordelen aan het immaterieel activum moet worden bepaald. Zoals reeds eerder vermeld zal er niet alleen gekeken worden naar de nationale wetgeving, maar ook naar de Europese wetgeving. In hoofdstuk vijf staan de Europese verdragsvrijheden en de regelgeving inzake staatssteun centraal. In het daaropvolgende hoofdstuk zal de innovatiebox vergeleken worden met enkele andere Europese equivalenten. Hierbij wordt gekeken hoe enkele buurlanden het fiscaal stimuleren van R&D hebben vormgegeven. In hoofdstuk zeven zal onderzocht worden op welke wijze R&D het effectiefst kan worden gestimuleerd. Daarnaast zal er gekeken worden of de strekking van de innovatiebox in overeenstemming is met het Europese beleid inzake R&D. In hoofdstuk acht, en tevens het laatste hoofdstuk, zal het onderzoek worden afgesloten met een conclusie, waarin een volledig en duidelijk antwoord zal worden gegeven op de gestelde onderzoeksvraag. 3

Hoofdstuk 2 De octrooi- en de innovatiebox In dit hoofdstuk staat de totstandkoming van de innovatiebox centraal. De eerste paragraaf vangt aan met een korte inleiding, waarna in de daarop volgende subparagrafen de ontstaansgeschiedenis van de octrooibox wordt beschreven. In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt de overgang van octrooibox naar innovatiebox en de wetswijzigingen besproken. Paragraaf drie bevat een beschrijving van de evaluatie van de box. Tenslotte zal het hoofdstuk worden afgesloten met een korte samenvatting. 2.1 De octrooibox 2.1.1 Inleiding In art. 15 VwEU is de legitimiteit voor handelingen van de Europese Raad vastgelegd. Dit orgaan komt minimaal vier keer per jaar bijeen om de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de Europese Unie vast te stellen. Zo ook op 23 en 24 maart 2000 in Lissabon. Tijdens deze vergadering heeft de Europese Raad zichzelf een doel gesteld: binnen tien jaar zou de Europese economie bekend moeten staan als de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld. 4 Een sterke kenniseconomie wordt gevormd door drie elementen, te weten onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en research and development (hierna: R&D). 5 Het stimuleren van één van deze drie factoren of het bij elkaar brengen van deze elementen zal er de facto toe leiden dat de kenniseconomie van het desbetreffende land versterkt zal worden. Opvallend is dat de Europese Raad het vervolgens nalaat om aan te geven hoe een dergelijke stimulans nu precies vorm dient te worden gegeven. Uit punt 13 van de notulen van de vergadering 6 valt wel af te leiden, dat het stimuleren van R&D door middel van fiscale regelingen is toegestaan. 7 Nederland heeft vervolgens de daad bij het woord gevoegd en op 1 januari 2007 de wet Werken aan winst in werking laten treden. Deze wet bevat een aantal fiscale regelingen om de Nederlandse kenniseconomie te verbeteren alsmede het Nederlands fiscaal vestigingsklimaat te versterken. 8 Eén van deze fiscale maatregelen heeft als doel het stimuleren van investeringen in R&D. Deze maatregel werd de octrooibox genoemd en heden ten dage de innovatiebox. 2.1.2 De ontstaansgeschiedenis van de octrooibox Op 12 november 2003 diende Tweede Kamerlid Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) een motie in, die door de Staten-Generaal werd aanvaard. In deze motie werd de regering verzocht een onderzoek te starten naar de voor- en de nadelen van een boxensysteem in de vennootschapsbelasting, waarin 4 Presidency Conclusions European council, Lisbon, 23 en 24 maart 2000, punt 13. 5 T. Groen en J.W. Vasbinder, Tussen Durf en Voorsprong (Hoe de Nederlandse kenniseconomie in 2011 een succes werd), Voorburg: Kemper Conseil Publishing 2011, p. 11. 6 Presidency Conclusions European council, Lisbon, 23 en 24 maart 2000, punt 13. 7 Naast het stimuleren door middel van fiscale regelingen van R&D mogen tevens private onderzoeksinvesteringen en hoogtechnologische startende ondernemingen op fiscale wijze gestimuleerd worden. 8 J.J.D. Veraa, De Octrooibox: een rechtsvergelijking met de Belgische faciliteit voor inkomsten uit octrooi, Amersfoort: Sdu 2009, paragraaf 2.2. 4

een onderscheid zou bestaan tussen winsten uit bedrijfsactiviteiten en winsten die voortkomen uit financiële - en R&D activiteiten. 9 Op 29 april 2005 publiceerde de staatssecretaris van Financiën, de heer J. Wijn, de onderzoeksresultaten en zijn zienswijze in de nota Werken aan winst. 10 De staatssecretaris was, na afweging van de voor- en de nadelen, van mening dat een dergelijk boxensysteem niet het gewenste resultaat op zou leveren. Het boxensysteem zou volgens hem namelijk niets bijdragen aan de verbetering van het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Deze zienswijze kon echter niet op goedkeuring rekenen van de leden van de Tweede Kamer. In de Tweede Kamer heerste de gedachte dat een dergelijk boxensysteem weldegelijk van toegevoegde waarde zou zijn voor Nederland. 11 In de tussentijd kreeg ook het bedrijfsleven lucht van de zaak en zij schaarde zich achter het standpunt van de Tweede Kamer. Het VNO-NCW 12 bleef niet stil zitten en startte een onderzoek naar een alternatief. Al snel kwam zij met het voorstel om een speciale box voor royalty s in te voeren. 13 Het moge duidelijk zijn dat de druk om een box in te voeren ter stimulering van het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat alsmaar groter en groter werd. Uiteindelijk zwichtte het kabinet en werd de octrooibox in het wetvoorstel van 24 mei 2006 geïntroduceerd. 14 Destijds was het kabinet ervan op de hoogte dat de octrooibox nog aangemerkt zou kunnen worden als ongeoorloofde staatssteun of in strijd zou kunnen zijn met andere Europese wetgeving. De fiscale maatregel zou dan ook pas worden ingevoerd, zodra de Europese Commissie zijn goedkeuring aan de octrooibox had verleend. Een uitspraak inzake de octrooibox liet gelukkig niet lang op zich wachten, want op 22 november 2006 nam het Europees Economisch en Sociaal Comité 15 een standpunt in. De fiscale maatregelingen, die R&D activiteiten stimuleren, zouden generieke maatregelen zijn en vormden daardoor geen verboden staatssteun. 16 Deze uitspraak was voor de toenmalige Minister van Financiën, de heer G. Zalm, het startsein voor de inwerkingtreding van de octrooibox. 17 De Minister ging echter voorbij aan het feit dat het standpunt geen besluit was van de Europese Commissie, maar van een adviesorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van bedrijven en vakbonden. Tot op de dag van schrijven is er nog geen officieel besluit door de Europese Commissie inzake de octrooibox genomen. 9 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 75. 10 Kamerstukken II 2004/05, 30 107, nr. 2, p. 23. 11 Kamerstukken II 2005/06, 30 107, nr. 9. 12 VNO-NCW is de grootste ondernemingsorganisatie van Nederland. Het VNO-NCW behartigt de gemeenschappelijke belangen van het Nederlandse bedrijfsleven zowel op nationaal als op internationaal niveau., www.vno-ncw.nl (zoek op over VNO-NCW ). 13 J.A.M. Klaver, Verbetering fiscale concurrentiepositie Nederland, WFR 2004/1379. 14 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 2 (Wetsvoorstel werken aan winst). 15 Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is een adviesorgaan bestaande uit enkele vertegenwoordigers van bedrijven en vakbonden. Dit orgaan geeft adviezen aan de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. 16 Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Naar een doeltreffender gebruik van fiscale stimulansen voor O&O", Brussel, 22 november 2006, punt 3.2. 17 Besluit van 31 januari 2007, Stb. 2007, 44. 5

2.1.3 Hoofdlijnen octrooibox 2007 Met de invoering van de Wet werken aan winst zag de octrooibox het levenslicht. 18 In het begin van zijn bestaan was de octrooibox alleen toegankelijk voor Vpb-plichtige ondernemingen, die voor hun immaterieel activum één of meerdere octrooien (of kwekersrechten) hadden verkregen. Voordelen uit immateriële activa werden pas in de voordelige heffing betrokken, wanneer de drempel, bestaande uit de voortbrengingskosten van het immaterieel activum, was ingelopen en voor zover het maximum nog niet was bereikt. 19 De ingelopen voordelen werden belast tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief en de resterende voordelen tegen een effectief tarief van 10%, tot een bedrag van viermaal de voortbrengingskosten van het immateriële activum. 20 2.1.4 De wijziging van de octrooibox-regeling per 1 januari 2008 De praktijk bleek weerbarstiger dan de theorie. Het midden- en klein bedrijf (hierna: MKB) had doorgaans geen toegang tot de octrooibox, daar MKB-bedrijven zelden een octrooi aanvragen. Op 8 november 2007 ontving de Tweede Kamer een amendement van de leden Jules Kortenhorst (CDA) en Paul Tang (PvdA). Het betrof hier een amendement over uitbreiding van de octrooibox. De heren waren van mening dat immateriële activa uit een WBSO-project eveneens onder de reikwijdte van art. 12b van de Wet Vpb 1969 zouden moeten vallen ter verbetering van de toegang tot de box voor het MKB. 21 Het voorstel tot wijziging van de octrooibox werd door de Tweede Kamer geaccepteerd en op 1 januari 2008 geïmplementeerd in art. 12b lid 1 van de Wet Vpb 1969. Er werd echter wel een onderscheid gemaakt tussen de twee verschillende immateriële activa. Zo bedroeg de maximale boxruimte voor S&O-activa maximaal 400.000 per jaar en voor octrooiactiva viermaal de voortbrengingskosten. 2.2 De innovatiebox In deze paragraaf wordt de overgang van de octrooibox naar de innovatiebox beschreven. De innovatiebox is niet zonder slag of stoot ontstaan en er zijn dan ook de nodige wijzigingen en overgangsrecht aan te pas gekomen. 2.2.1 Van octrooibox naar innovatiebox De wijziging van de octrooibox bracht volgens de Tweede Kamer niet het resultaat waar van tevoren op was gehoopt. 22 Dit resulteerde in 2010 tot een tweede wijziging van de octrooibox. 23 Zo werd het effectief tarief verlaagd naar vijf procent, kwam het maximum van viermaal de voortbrengingskosten van de immateriële activa te vervallen, mochten voordelen uit octrooiactiva en S&O-activa slechts in aanmerking worden genomen voor zover het saldo van de voordelen positief was en werd de maximale boxruimte van 400.000 per jaar voor S&O-activa afgeschaft. Voorgaande beschreven wijzigingen waren van dusdanige aard dat de wetgever besloot een vijfde 18 Wet van 30 november 2006, Stb, 2006, 631. 19 Het vijfde en zesde lid van het destijds geldende art. 12b van de Wet Vpb 1969. 20 IJ. de Nies, Stimulering van innovatie in de Nederlandse belastingwetgeving, TFO 2008/108. 21 De WBSO-regeling verleent subsidie aan een onderneming waarvan de werkzaamheden een innovatieve aard hebben. 22 Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 16, p. 11. 23 IJ. De Nies, Stimulering van innovatie: van octrooibox naar innovatiebox, WFR 2010/146. 6

wijziging door te voeren: de naam octrooibox werd gewijzigd in de innovatiebox, omdat de oude naam de lading niet meer zou dekken. 2.2.1.1 Wetswijziging per 1 januari 2011 Indien een belastingplichtige een octrooi had aangevraagd en het octrooi werd pas na het jaar van aanvraag verleend, dan kon de belastingplichtige in het jaar van aanvraag geen gebruik maken van de innovatiebox. Per 1 januari 2011 wordt er in de wet rekening gehouden met bovenstaande beschreven situatie. 24 Voordelen die voortkomen uit een immaterieel activum in de periode na aanvraag van het octrooi tot en met het einde van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het octrooi wordt verleend, mogen in mindering worden gebracht op de voortbrengingskosten. 25 2.2.1.2 Wetswijziging per 1 januari 2012 Volgens de NOB 26 heerste er in de praktijk nogal wat onduidelijkheid over de behandeling van een winstvermindering krachtens een RDA-beschikking. De Orde vroeg zich af hoe een dergelijke winstvermindering zich zou verhouden tot de grondslag van de innovatiebox. Om duidelijkheid te scheppen heeft de wetgever lid 9 toegevoegd aan art. 12b van de Wet Vpb 1969. In dit lid staat dat de winstvermindering of winstvermeerdering krachtens een RDA-beschikking niet in mindering komt op de grondslag van de innovatiebox. 27 2.2.1.3 Wetswijziging per 1 januari 2013 Om de innovatiebox toegankelijker te maken voor het MKB heeft de wetgever besloten dat een belastingplichtige, op grond van art. 7aa van het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971, de mogelijkheid heeft om jaarlijks de innovatiebox-winst op een forfaitaire wijze te bepalen. Door de forfaitaire regeling toe te passen mag 25% van de winst in aanmerking genomen als innovatiebox voordeel. 28 Daarbij dient gezegd te worden dat regeling is gemaximaliseerd tot een bedrag van 25.000. 2.2.2 Overgangsrecht Om de overgang van oude wetgeving naar nieuwe wetgeving in goede banen te leiden heeft de wetgever overgangsrecht geïntroduceerd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen overgangsrecht dat ziet op de hervorming van de octrooibox in 2010 en overgangsrecht dat in het leven is geroepen voor de wetswijziging van 1 januari 2011. 2.2.2.1 Overgangsrecht voor S&O-activa I In art. VIII van de Wet van 23 december 2009, Stb. 2009, 609 heeft de wetgever overgangsrecht opgenomen, die ziet op S&O-activa die van 1 januari tot 2008 tot en met 31 december 2009 deel uit zijn gaan maken van de bedrijfsmiddelen. 29 Voor deze S&O-activa geldt de wettekst zoals die tot 24 Art. 12b lid 5 sub d van de Wet Vpb 1969. 25 Kamerstukken II 2010/11, 32 505, nr. 3, p. 24. 26 Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. 27 Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 18, p. 22. 28 Dit maximum bedrag is ingegeven door budgettaire overwegingen. 29 Wet van 23 december 2009, Stb. 2009, 609 (Belastingplan 2010). 7

eind december 2009 luidde. Uit art. VIII van de Wet van 23 december 2009 kan geconcludeerd worden dat de drempel van 100.000 en de daarmee samenhangende maximale boxruimte van 400.000 voor S&O-activa blijven bestaan. 2.2.2.2 Overgangsrecht voor S&O-activa II In art. V van de Wet van 23 december 2010, Stb. 2010, 873 is bepaald, dat voordelen die voortkomen uit immateriële activa vanaf het jaar van octrooiaanvraag tot en met het einde van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het octrooi is verleend, in aanmerking mogen worden genomen bij de nog in te lopen voortbrengingskosten. 30 Dit houdt in dat het bedrag van de nog in te lopen voortbrengingskosten hierdoor wordt verminderd. Hierbij dient gezegd te worden dat dit overgangsrecht slechts ziet op octrooiactiva die in de periode van 2007 tot 2010 in de octrooibox zijn gebracht. 2.3 Evaluatie van de effectiviteit van de octrooibox/innovatiebox Bij de introductie van de octrooibox is wettelijk vastgelegd dat in het jaar 2010 de staatssecretaris van Financiën een verslag zou uitbrengen over de werking van de octrooibox in de praktijk. In 2010 werd de octrooibox echter vervangen door de innovatiebox en derhalve bleef een evaluatie van de octrooibox uit. De staatssecretaris heeft destijds aangegeven de evaluatie van de innovatiebox te verschuiven naar 2013. 31 Op 12 juli 2013 heeft de staatssecretaris de Tweede Kamerechter medegedeeld, dat de toezegging om de innovatiebox na drie jaar te evalueren niet reëel was. 32 Een goede evaluatie zou volgens hem volledig tot zijn recht komen, wanneer deze is gebaseerd op harde gegevens over tenminste drie jaar. De evaluatie zal derhalve dan ook pas in 2015 aan de Tweede Kamer worden gepresenteerd. Een dergelijke evaluatie is hoognodig gelet op de twijfels die er bestaan omtrent de effectiviteit van het fiscaal stimuleren van innovatie. Een onderwerp wat later in deze scriptie nog aan bod zal komen. 2.4 Samenvatting Op 31 januari 2007 trad de octrooibox in werking. Uit de praktijk bleek echter dat de octrooibox een aantal knelpunten bevatte, hetgeen niet ten goede kwam aan de toegankelijkheid van de fiscale faciliteit. De Tweede Kamer besloot dan ook om de regelgeving van de octrooibox op een aantal punten grondig te wijzigen. Deze wijzigingen zorgde voor een vernieuwde box : de innovatiebox. Na de inwerkingtreding van de innovatiebox op 1 januari 2010 werd de regeling in de daarop volgende jaren meerdere malen aangepast en werd er het nodige overgangsrecht ingevoerd. Voorgaande resulteerde uiteindelijk in de innovatiebox zoals we deze op de dag van vandaag kennen. De innovatiebox is een fiscale regeling die innovatie door Vpb-plichtige ondernemingen stimuleert. Winsten en verliezen uit immateriële activa, waarvoor de belastingplichtige een octrooi of een S&O-verklaring heeft gekregen, worden belast tegen een effectief tarief van 5%. 30 Art. V van de Wet van 23 december 2010, Stb. 2010, 873. 31 Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 16, p. 11. 32 Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 60. 8

Hoofdstuk 3 Wettelijk kader van de innovatiebox In dit hoofdstuk zal de nationale wetgeving ten aanzien van de innovatiebox worden besproken. De innovatiebox is opgenomen in art. 12b van de Wet Vpb 1969. Het artikel bevat negen leden die in dit hoofdstuk één voor één aan bod zullen komen. Art. 12b is naar mijn mening opgebouwd uit twee delen; de hoofdvoorwaarden en de aanvullende voorwaarden. Allereerst zullen in paragraaf 3.1. de hoofdvoorwaarden, vastgelegd in lid 1 van het artikel, worden beschreven. In de daaropvolgende paragrafen zullen de aanvullende voorwaarden aan de orde komen. 3.1 De hoofdvoorwaarden 3.1.1 De belastingplichtige De eerste voorwaarde die voortvloeit uit art. 12b lid 1 van de Wet Vpb 1969 luidt dat de innovatiebox alleen toegankelijk is voor lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, de belastingplichtige genoemd. Opvallend is dat de wetgever een onderscheid maakt tussen een IB-plichtige en een Vpb-plichtige onderneming. De wetgever is namelijk van mening dat wanneer er een octrooi wordt verleend voor een succesvol innovatief product of dienst, het merendeel van de ondernemers op grond van art. 3.65 van de Wet IB 2001 de IB-onderneming geruisloos zal inbrengen in een BV of een NV. Hierdoor verkrijgt de onderneming alsnog het recht op toepassing van de innovatiebox. Een dergelijke faciliteit in de inkomstenbelasting zou dan ook overbodig zijn. De Raad van State is echter een andere mening toegedaan. 33 De Raad van State vindt dat de box niet alleen direct toegankelijk dient te zijn voor Vpb-plichtigen, maar ook voor IB-plichtige ondernemers. De gedachtegang hierachter is dat een IB-ondernemer per slot van rekening ook immateriële activa kan voortbrengen en octrooien kan verwerven. Mijn inziens dient de wetgever zorg te dragen voor een zo neutraal mogelijk belastingstelsel. De wetgever begaat hier dan ook in mijn ogen een misstap. Indien er namelijk sprake is van een succesvol innovatief product waarvoor een octrooi is verleend, dan dwingt de wetgever de IBondernemer zijn bedrijf in een BV of NV in te brengen en dit is allesbehalve neutraal te noemen. 3.1.2 Immaterieel activum In art. 12b lid 1 van de Wet Vpb 1969 staat dat de innovatiebox van toepassing is op een immaterieel activum. De vraag die rijst, wanneer is er sprake van een immaterieel activum? De wetgever heeft het nagelaten om een heldere en duidelijke definitie van het begrip in de Wet Vpb 1969 op te nemen. 34 In de literatuur wordt er voor een definitie van immaterieel activum 33 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 4, p. 21. 34 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 95. Volgens de staatssecretaris van Financiën dient er voor de definitie van immaterieel activum te worden aangesloten bij de definitie zoals die is opgenomen in art. 33 van de Wet Vpb 1969. In dit artikel ontbreekt echter enige definitie van het begrip immaterieel activum. 9

verwezen naar art. 2:364 BW en art. 2:365 BW. 35 Uit art. 2:364 BW blijkt dat immateriële activa worden gezien als vaste activa. Daarbij speelt de duurzaamheid van de uitoefening van de werkzaamheden van de rechtspersoon een doorslaggevende rol. Duurzaamheid wordt namelijk gezien als een eigenschap van een immaterieel activum. In art. 2:365 BW geeft de wetgever vervolgens een limitatieve lijst van posten die afzonderlijk onder immateriële vaste activa vallen: a b c d e kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen; kosten van onderzoek en ontwikkeling; kosten van verwerving ter zake van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom; kosten van goodwill die van derden is verkregen; vooruitbetalingen op immateriële activa. Op grond van art. 2:365 BW kan er beargumenteerd worden, dat de kosten van onderzoek en ontwikkeling (R&D) en de kosten van verwering ten aanzien van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom gezien dienen te worden als immateriële vaste activa. 3.1.3 Voortgebracht De volgende voorwaarde die wordt gesteld is dat de belastingplichtige een zelfontwikkeld immaterieel activum voort moet hebben gebracht. Volgens P.H.M. Flipsen wordt met zelfontwikkeld bedoeld, dat de voortbrenging van een immaterieel activum voor rekening en risico komt van de belastingbetaler. 36 Het voortbrengen van immaterieel activum kan op drie verschillende manieren worden vormgegeven. 37 De meest voorkomende manier in de praktijk is dat de belastingplichtige het onderzoek en de ontwikkeling zelf ten uitvoer brengt. Het maakt daarbij niet uit of het immaterieel activum aangekocht is of niet. De enige voorwaarde die hierbij wordt gesteld is dat het immaterieel activum doorontwikkeld kan worden. De belastingplichtige kan ook besluiten om het immaterieel activum voort te brengen aan de hand van een Cost Contribution Agreement (hierna: CAA). Een CAA is een samenwerkingsovereenkomst die wordt afgesloten tussen de belastingplichtige en een andere vennootschap die tot hetzelfde concern behoort. Beide vennootschappen stellen zich in deze overeenkomst het doel om samen het immaterieel activum te ontwikkelen. Elke vennootschap levert zijn eigen bijdrage aan het ontwikkelingsproces. Het gevolg hiervan is dat belastingplichtige slechts zijn gedeelte van de kosten en voordelen in de innovatiebox mag brengen. Indien de belastingplichtige ervoor gekozen heeft om de voortbrenging uit te laten besteden door middel van een contract R&D, kwalificeert belastingplichtige nog steeds voor de innovatiebox. 38 De 35 S.H. Harkema, Het calculerend gedrag van de staatssecretaris van Financiën bij de invoering van art. 33 Wet Vpb 1969, FED 2001/557. 36 P.H.M. Flipsen, De herziene octrooibox, MBB 2007/01. 37 A.H.M. Daniels en H.D. Oosterhoff, Van kenniseconomie naar octrooibox, WFR 2006/767. 38 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 96. 10

ontwikkeling dient dan wel voor rekening en risico van de belastingplichtige te komen. 39 Volgens de heren IJ. de Nies en B.J. Kiekebeld zorgt de voorwaarde voor rekening en risico van de belastingplichtige voor een beperking van de toegang tot de innovatiebox. Als de uitbesteding namelijk plaatsvindt aan een derde die in het bezit is van een S&O-verklaring, maar de uitbesteding wel voor rekening en risico komt van de belastingplichtige, dan voldoet de belastingplichtige niet meer aan de voorwaarde: waarvoor aan hem een S&O-verklaring is afgegeven. 40 Het gevolg hiervan is dat de belastingplichtige geen gebruik kan maken van de innovatiebox. De derde partij kan eveneens geen gebruik maken van de innovatiebox, daar het immaterieel activum niet voor eigen rekening en risico is voortgebracht. Een simpele oplossing zou kunnen zijn om de toevoeging aan hem in art. 12 van de Wet Vpb te schrappen. 41 Het schrappen van de toevoeging zal echter deuren openen voor internationale tax planning. Voor S&O-activa geldt echter een andere regeling. In dat geval is de innovatiebox pas van toepassing, indien de belastingplichtige de voortbrengingswerkzaamheden grotendeels zelf heeft uitgevoerd. 42 Er bestaat hier slechts één uitzondering op. Indien het percentage minder dan 51% bedraagt en de belastingplichtige een coördinerende en regisserende rol heeft bij de voortbrengingswerkzaamheden die worden uitgevoerd door een derde, dan is volgens de staatssecretaris van Financiën toch sprake van voortbrenging zoals deze in art. 12b lid 1 van de Wet Vpb 1969 is opgenomen. 43 De staatssecretaris laat het vervolgens na om een duidelijke definitie te geven van het begrip coördinerende en regisserende rol. 3.1.4 Octrooi is verleend Indien de overheid een octrooi verleent, verkrijgt de uitvinder voor maximaal twintig jaar het exclusieve eigendomsrecht om een uitvinding te exploiteren, te verkopen of te produceren. 44 Ieder ander mag de uitvinding dan ook niet reproduceren totdat het octrooi verlopen is. 45 Voor toepassing van de innovatiebox maakt het niet uit of het octrooi in Nederland of in het buitenland is verleend. Wel van belang is dat slechts de onderneming waaraan het octrooi is verleend, kwalificeert als een belastingplichtige in de zin van art. 12b lid 1 van de Wet 1969. Op 1 april 1995 is de Rijksoctrooiwet 1995 ingevoerd. Deze wet is ingevoerd om de bescherming van verleende octrooien te regelen. In art. 2, 3 en 53 van de Rijksoctrooiwet 1995 heeft de wetgever een definitie van octrooi gegeven. In art. 2 wordt bepaald dat nieuwe uitvindingen op het gebied van technologie, die berusten op uitvinderwerkzaamheid en kunnen worden toegepast in het 39 Ook R&D dat in het buitenland is uitgevoerd kan kwalificeren voor de toepassing van de innovatiebox. 40 IJ. de Nies en B.J. Kiekebeld, Actualiteiten, belangrijke knelpunten en praktische toepassing van de innovatiebox, MBB 2011/05, p. 6. 41 IJ. de Nies en B.J. Kiekebeld, Actualiteiten, belangrijke knelpunten en praktische toepassing van de innovatiebox, MBB 2011/05, p. 6. 42 Grotendeels houdt in: meer dan 50%. 43 Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 52, p. 7. 44 Art. 53 van de Rijksoctrooiwet 1995. 45 Of belastingplichtige moet toestemming hebben gegeven. 11

economisch verkeer vatbaar zijn voor een octrooi. 46 Een uitvinding wordt pas als nieuw gezien, als zij nog niet behoort tot de stand van de techniek. 47 In art. 3 van de Rijksoctrooiwet 1995 heeft de wetgever vervolgens een aantal uitvindingen opgenomen welke niet vatbaar zijn voor een octrooi. Daarnaast bepaalt art. 53 van de Rijksoctrooiwet 1995 dat een octrooi een verbodsrecht is. De octrooihouder kan een ander persoon of vennootschap verbieden om de uitvinding (waarvoor octrooi is verleend) voor commerciële doeleinden te gebruiken, tenzij de octrooihouder zijn goedkeuring heeft gegeven. In Nederland is het Octrooicentrum Nederland belast met de uitvoering van de Rijksoctrooiwet 1995. Dit centrum is een afdeling van Agentschap NL, dat in de handen is van het Ministerie van Economische Zaken. 3.1.5 Speur- en ontwikkelingswerk In art. 1 letter n van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) is opgenomen welke werkzaamheden onder de definitie van speur- en ontwikkelingswerk (hierna: S&O-werk) vallen. Het gaat hier om werkzaamheden van in een EU-lidstaat wonende S&O-belastingplichtige of een S&O-inhoudingsplichtige die gericht zijn op: - technisch-wetenschappelijk onderzoek; - de ontwikkeling van een technisch nieuw fysiek product, fysiek productieproces, programmatuur of onderdelen daarvan; - een systematische analyse van de technische haalbaarheid van het zelf verrichten van een S&O-werkzaamheid; - een onderzoek ter verbetering van het productieproces dat reeds in de eigen onderneming wordt toegepast. In de Afbakeningsregeling speur- en ontwikkelingswerk 1997 heeft de Minister van Economische Zaken een aantal werkzaamheden genoemd die in tegenstelling tot bovenstaande opsomming niet worden gerekend tot speur- en ontwikkelingswerk. 48 3.1.6 S&O-verklaring is afgegeven Om voor de innovatiebox in aanmerking te komen dient het immaterieel activum voort te komen uit S&O-werkzaamheden 49, waarvoor aan hem een S&O-verklaring 50, ook wel een WBSO-beschikking genoemd, is afgegeven. Deze verklaring wordt afgegeven door Agentschap NL en geeft de belastingplichtige een recht op vermindering van de af te dragen loonheffing. De WBSO is een collectieve benaming van de afdrachtvermindering van S&O-werk in de inkomstenbelasting en de aftrek S&O-werk in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen. 51 In 2013 bedraagt de afdrachtvermindering van de loonbelasting voor de eerste 200.000 aan S&Oloonkosten 38 procent (voor startende ondernemingen bedraagt dit 50 procent). Voor de resterende 46 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p.24. 47 Art. 4 lid 1 van de Rijksoctrooiwet 1995. 48 Art. 1 van de Afbakeningsregeling speur- en ontwikkelingswerk 1997. 49 Of uit een octrooi. 50 Art. 27 van de WVA. 51 M.L.B. van der Lande, Fed Fiscale Brochure, Innovatiebox, Deventer: Kluwer 2010, p. 2. 12

kosten wordt een tarief van 14 procent gehanteerd. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het bedrag van vermindering nooit meer kan zijn dan de ingehouden belastingen. 3.1.7 Kiezen voor de innovatiebox Belastingplichtige kan jaarlijks in zijn aangifte aangeven op welk immaterieel activum de innovatiebox van toepassing is. In de aangifte geeft de belastingplichtige tevens aan of de fiscale regeling van toepassing is met ingang van dat jaar. De belastingplichtige mag er namelijk ook voor kiezen om de innovatiebox later in het jaar te gebruiken. 3.1.8 De term voordelen Uit de parlementaire geschiedenis blijkt, dat de wetgever de term voordelen als volgt definieert: 52 alle opbrengsten, kosten, lasten en afschrijvingen. 3.1.9 Voor 5/H gedeelte in aanmerking Voordelen uit een immaterieel S&O-activum of uit geoctrooieerde immateriële activa worden in de innovatiebox voor 5/H gedeelte in aanmerking genomen, dit wordt de grondslagreductie genoemd. De H uit het 5/H gedeelte staat voor het percentage van het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting. 53 Deze bedraagt in het jaar 2013 en 2014 een percentage van 25%. Bij de berekening van de innovatiebox worden de innovatiebox-voordelen vermenigvuldigd met 5/25, hetgeen uiteindelijk resulteert in een effectief tarief van 5% in plaats van het reguliere vennootschapsbelastingtarief. 3.1.10 Het saldo van de voordelen (positief) In een gesloten boxenstelsel kan het voorkomen dat de belastingplichtige ondanks een verlies toch belasting dient te betalen. De wetgever heeft derhalve gekozen voor een hybride boxenstelsel. 54 In een hybride stelsel wordt een gedeelte van de innovatieboxwinst vrijgesteld. Het gedeelte van de niet-vrijgestelde winst wordt aangemerkt als een bestanddeel van de belastinggrondslag en wordt tegen het reguliere tarief belast. Indien er verliezen zijn dan kunnen deze verrekend worden met winsten die in hetzelfde jaar, het voorafgaande jaar of in de negen opvolgende jaren zijn genoten. Tot en met 2009 werd een gedeelte van een negatief innovatiebox-resultaat niet in aanmerking genomen in de belastinggrondslag. Het gevolg hiervan was dat het geleden verlies niet volledig verrekend kon worden met andere winsten. Dit zorgde voor grote verontwaardiging bij gedupeerde ondernemingen. Een oplossing kwam er uiteindelijk met het besluit van 11 augustus 2009. De staatssecretaris heeft destijds besloten dat innovatieboxverliezen die in de jaren 2009 en 2010 zijn gemaakt, aan de hand van het carry back- en het carry forward systeem volledig verrekend mogen 52 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 3, p. 51. 53 Art. 22 van de Wet Vpb 1969. 54 M.L.B. van der Lande, Fed Fiscale Brochure, Innovatiebox, Deventer: Kluwer 2010, p. 76. 13

worden. 55 In geval van carry back, ook wel achterwaartse verliesverrekening genoemd, wordt het verlies verrekend met de belastbare winst uit het voorgaande jaar. In geval van carry forward, of voorwaartse verliesverrekening, wordt het innovatieboxverlies verrekend met de winsten van de negen volgende jaren. Als voorwaarden voor toepassing van de goedkeuring van de staatssecretaris geldt dat de innovatieverliezen de drempel van de innovatiebox verhogen en de boxruimte onberoerd laten. Het voorgaande resulteerde uiteindelijk in een aanpassing van de regeling van de innovatiebox. Vanaf 1 januari 2010 is de innovatiebox slechts van toepassing voor zover het saldo van de voordelen positief is. 3.2 De oorzaaktoets De oorzaaktoets is opgenomen in art. 12b lid 2 van de Wet Vpb 1969. De immateriële activa kwalificeren slechts voor de innovatiebox, indien de activa de oorzaaktoets hebben doorstaan. Deze toets wordt in principe eenmalig aan het einde van het kalenderjaar 56 bij de belastingplichtige afgenomen. Slechts indien het vermoeden bestaat dat er wijzigingen van omstandigheden zijn, kan er besloten worden nogmaals een oorzaaktoets uit te voeren. 57 De wetgever heeft deze kwalitatieve toets 58 geïntroduceerd om oneigenlijk gebruik van octrooien te voorkomen. 59 Een octrooi dat geen verband houdt met een immaterieel activum zal dan ook niet kwalificeren voor toepassing van de innovatiebox. De wetgever noemt de oorzaaktoets wel een kwalitatieve toets, maar als er gekeken wordt naar de wijze waarop de toets is vormgegeven, kan er niet anders dan worden geconcludeerd dat het hier gaat om een kwantitatieve analyse. 60 De verwachte voordelen dienen namelijk in belangrijke mate voort te vloeien uit verleende octrooien. De term in belangrijke mate ziet op tenminste 30%. Volgens Van der Lande is er sprake van discrepantie en is deze nog niet door de wetgever weggehaald. 61 Hij is namelijk van mening dat een analyse niet gebaseerd kan zijn op zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve toets, er zou hierdoor te veel ruimte zijn voor discussie. 3.3 Mede begrepen kwekersrechten Uit het derde lid blijkt dat kwekersrechten voor de toepassing van de innovatiebox onder octrooien vallen. De gedachtegang hierachter is dat de wettelijke regelingen voor kwekersrechten en voor nieuwe plantenrassen redelijk overeenkomstig zijn met de wettelijke regeling voor octrooien. 62 Kwekersrechten geven immers, net als bij een octrooi, de uitvinder het exclusieve eigendomsrecht om een uitvinding/nieuw plantenras te exploiteren, te verkopen of te produceren. 55 Gebaseerd op het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 11 augustus 2009, nr. DGBel 2009/4084M, Stcrt. 2009, 12556. 56 Het jaar waarin belastingplichtige heeft geopteerd voor toepassing van de innovatiebox. 57 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 97. 58 Een kwalitatieve toets is een gevoelskwestie. 59 Kamerstukken II 2006/07, 30 572, C, p. 4. 60 Een kwantitatieve toets is gebaseerd op meetbare gegevens. 61 M.L.B. van der Lande, De octrooibox: een inventarisatie van discussiepunten, WFR 2007/527. 62 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 24. 14

3.4 Merken, logo s en andere vergelijkbare vermogensbestanddelen Volgens het vierde lid van art. 12b van de Wet Vpb 1969 is de innovatiebox niet van toepassing op merken, logo s en andere vergelijkbare bestanddelen van het vermogen. De reden hiervoor is, dat in een jaarverslag dergelijke bestanddelen niet op de balans mogen worden geactiveerd. 63 Daarnaast bestaat er geen duidelijke relatie tussen de bestanddelen en de innovatie, zoals dat bij octrooien en innovatie wel het geval is. 64 Het doel van dergelijke bestanddelen is per slot van rekening om een onderscheid te maken tussen goederen en/of diensten van verschillende eigenaren. Uit de parlementaire behandeling blijkt tevens dat de kans op misbruik van de innovatiebox veel groter is bij merken en logo s dan bij octrooien. Het is namelijk bij merken en logo s erg lastig te controleren, welk gedeelte van de winst nu daadwerkelijk als winst uit innovatie dient te worden aangemerkt. 3.5 De drempel van de innovatiebox Voor de innovatiebox geldt een ingroeiregeling. Deze regeling houdt in dat de innovatiebox van toepassing is op de voordelen van de voortgebrachte immateriële activa voor zover deze de voortbrengingskosten te boven gaan. 65 Daarbij dient gezegd te worden dat voor de toepassing van de innovatiebox alle immateriële activa samen worden gezien. De kosten van de voortbrenging van de immateriële activa, ook wel de drempel genoemd, worden op de volgende wijze berekend: 66 - de nog in te lopen voortbrengingskosten aan het einde van het vorige jaar (onderdeel a van lid 5), vermeerderd met; - de voortbrengingskosten van de innovatiebox-activa waarvoor belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor de innovatiebox (onderdeel b van lid 5), vermeerderd met; - het saldo van een eventueel innovatieboxverlies (onderdeel c van lid 5), en verminderd met; - de voordelen uit octrooiactiva, die in de periode met ingang van het jaar van octrooiaanvraag tot en met het einde van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het octrooi werd verleend, zijn genoten (onderdeel d van lid 5). De gedachtegang achter de invoering van de drempel is het goed koopmansgebruik. Op grond van art. 3.30 lid 3 Wet IB 2001 jo. art. 8 van de Wet Vpb 1969 heeft een Vpb-plichtige onderneming de mogelijk om de voortbrengingskosten van een immaterieel activum in één keer af te schrijven. 67 De afschrijving mag alleen plaats vinden in het jaar waarin het immaterieel activum is voortgebracht. Bovenstaande resulteert zodoende in een kostenaftrek tegen het reguliere tarief. Krachtens het goed koopmansgebruik zouden eventuele voordelen met een bedrag gelijk aan het saldo van de voortbrengingskosten ook belast dienen te worden tegen het reguliere tarief. Dit is voor de wetgever de aanleiding geweest om in art. 12b van de Wet Vpb een drempel op te nemen. 63 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 3, p. 51. 64 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 23. 65 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 12, p. 7. 66 Art. 12b lid 5 van de Wet Vpb 1969. 67 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 95. 15