RECHT OP ANDERS LEREN In de Marge



Vergelijkbare documenten
Meldpunt Schoolexterne Interventies. Ontsluiting van de gegevens van de databank

Meldpunt Schoolexterne Interventies. Ontsluiting van de gegevens van de databank

Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting

Naam van de schoolexterne interventie: Arktos HERGO

Meldpunt Schoolexterne Interventies. Ontsluiting van de gegevens van de databank

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Meldpunt Schoolexterne Interventies. Ontsluiting van de gegevens van de databank

NETWERK SAMEN TEGEN SCHOOLUITVAL WEST-VLAANDEREN.

BIJLAGE 2: CIJFERMATERIAAL

Naam van het dagbestedingsinitiatief: Atlas (alternatieve time out lagere school)

Meldpunt Schoolexterne Interventies. Ontsluiting van de gegevens van de databank

Naam van de schoolexterne interventie: Lange Time Out Halle, Groep Intro

EVALUATIEDOCUMENT SAMENWERKING ONDERWIJS - ZORGBOERDERIJEN

Studieaanbod in de eerste graad B-stroom. Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Seminarie vroege schoolverlaters 11 mei 2011

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

- het deblokkeren van de situatie, om de band tussen jongeren en onderwijs te herstellen/ vrijwaren.

TELLING DECEMBER 2007: LEERLINGEN MET DIAGNOSE AUTISME Koen Scheurweg, Stafmedewerker beleidsondersteuning, VVKBuO

30/12/2016 Meldpunt Schoolexterne Interventies

Jeugddelinquentie & gesloten publieke opvang

Het secundair onderwijs in cijfers

Naam van de schoolexterne interventie: ipot Groep INTRO Brussel

NETWERK SAMEN TEGEN SCHOOLUITVAL WEST-VLAANDEREN. Procedure Project ROTS Regionaal Overlegtafel Tegen Schooluitval 1/12

Informatie over Leerlingenstromen UIT voor Provinciaal Technisch Instituut Roze 131 te EEKLO

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Naam van de schoolexterne interventie: Radick

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

nr. 508 van GRETE REMEN datum: 13 april 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Project Maak werk van je zaak - Stand van zaken

Naam van de schoolexterne interventie: Steunpunt groene zorg

Toelaatbaarheidsverklaringen

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

STEM monitor Juni 2016

Telkens graag opgesplitst naar werkzoekenden die een infosessie volgden bij de vakbonden respectievelijk bij VDAB.

Studieaanbod in de eerste graad A-stroom. Screening van de basisopties in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Omgevingsanalyse Vroegtijdig schoolverlaten

Project schooluitvallers MPI Levenslustvzw.

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6)

Handleiding bij het onlineaanmeldingsformulier

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

COMMISSIE VOOR HET VRIJ AANVULLEND PENSIOEN VOOR ZELFSTANDIGEN ADVIES N 7 VAN 22 JUNI 2007

PROGRAMMA Onthaal Rijbewijs op School & Pauze Online dossier stap voor stap

Introductie Registratieformulieren SMW-MBO

HET REISBURO JAARVERSLAG SCHOOLJAAR

Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren

Uw ervaringen na 1 jaar M-decreet

Hoofdstuk I: Eindtermen de basics

Naam van het dagbestedingsinitiatief: Bakermat. 1) Inhoud van de dagbesteding Algemeen kader: Ontstaansgeschiedenis 1

TIME OUT PROJECTEN KORTE TIME OUT VZW ELEGAST

VLOR Studiedag spijbelen 23 oktober 2015

NETWERK SAMEN TEGEN SCHOOLUITVAL WEST-VLAANDEREN. Nota positionering CLB binnen de leerplichtbegeleiding 1/8

We voorzien dat de jongeren maximaal 18 keer kunnen komen. Provincie Vlaams Brabant

Try-Out. Een alternatief dagbestedingsproject

Aanmeldingsfiche Centraal MeldPunt

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

een initiatief van GSIW Actiegroep Leren-Werken

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

aantal zorg- STEM aantal lichte STEM

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

VEEL GESTELDE VRAGEN MBT OPROEP KOALA

Pensioenaanspraken in beeld

Het LOP/SO Gent deelt de scholen/vpln van het eerste jaar op in volgende groepen:

Doelgroepsimulatie: stand van zaken maart Huidige doelgroep: leerlingen en leraren (TTT) Extra doelgroepen?

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten

Forum Uitvalpreventie Centraal Meldpunt voor Risicojongeren An Tachelet en Katleen Gielis

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Meldpunt SI Vlaams-Brabant en Meldpunt SI Brussel

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Loopbaanbegeleiding op maat van de klant? Een blik op de vraagsturing in het vernieuwd systeem

Onderwijs SAMENVATTING

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

Schoolverlaters bevraagd

Gasten verrassen! Themafiche: Pleeggasten in 2017!

Probleemanalyse Time-

HET REISBURO JAARVERSLAG SCHOOLJAAR

Leerlingenaantallen basis- en

Type basisaanbod: evaluatie terugkeer BuBaO en BuSO

Laaggeschoolde vrouwen met een migratie-achtergrond. Toelichting advies Commissie Diversiteit

STEM monitor april 2015 RITA DUNON

Chronologisch inschrijven 30 Aanmelden 1

NT2-docent, man/vrouw met missie

Naam van de schoolexterne interventie: Multi-Media Club

Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs. Deel 1 SCHOOLBEVOLKING Gewoon secundair onderwijs

Evolutie van de toestand op de arbeidsmarkt van een cohorte van werkzoekenden

t Pasrel vzw Onthaal-, Oriëntatie- en Observatiecentrum voor de bijzondere jeugdzorg.

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

ALGEMENE PRINCIPES VAN HET NIEUWE ONDERSTEUNINGSMODEL IN BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar ): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

Vertrek van je eigen brede kijk op jeugd en jeugdbeleid

DE GROTE PESIOENENQUETE

Transcriptie:

Rapport RECHT OP ANDERS LEREN In de Marge Beschrijving van de jongeren die, In de regio Leuven Hageland, in de diverse time-out initiatieven terecht komen op basis van gegevens die via het Meldpunt School Externe Interventies Leuven zijn geregistreerd In opdracht van de Vlaamse Overheid Departement Onderwijs Laurent Thys m.m.v. Jo Meyer Leuven, 15-03-2011

Deel 1: Kwantitatieve analyse van de groep jongeren in time-out projecten Voorwoord Hoofdstuk 1: Aantal jongeren in time-out projecten 1.1. Inleiding 1.2. Aantal jongeren dat aangemeld wordt 1.2.1. Aantal aangemelde jongeren 1.2.2. Starten/niet starten na aanmelding: Algemeen 1.2.3. Starten/niet starten na aanmelding: aantal keren 1.2.4. Conclusies 1.3. Aantal aanmeldingen 1.3.1. Inleidend 1.3.2. Aantal aanmeldingen in relatie tot het aantal jongeren 1.3.3. Aanmeldingen voor de verschillende projecten 1.3.4. Aanmeldingen per project in relatie tot het al of niet starten Hoofdstuk 2: Kenmerken van de jongeren in time-out projecten 2.1. Inleiding 2.2. Kenmerken van de jongeren 2.2.1. Geslacht 2.2.2. Leeftijd 2.2.3. Thuissituatie 2.3. Kenmerken van de laatste onderwijspositie van de jongeren 2.3.1. Onderwijsvorm 2.3.2. Leerjaar 2.3.3. Tuchtprocedure. 2.3.4. De maand van aanmelding 2.4. Problematiek van de jongeren 2.4.1. Inleiding 2.4.2. Aanmeldingsreden 2.4.3. Achtergrondproblematiek 2.4.4. Al of niet in opname Hoofdstuk 3: Effecten van time-out projecten 3.1. Inleiding 3.2. Effecten van time-out projecten Hoofdstuk 4: Enkelen algemene conclusies 1

Deel II Kwalitatieve beschrijving van de jongeren in time-out projecten Voorwoord Beschrijving van de probleemsituaties van waaruit de jongeren worden aangemeld. Deel III Bijlagen Bijlagen bij deel 1 2

Deel I Kwantitatieve analyse van de groep jongeren in time-out projecten 3

Hoofdstuk 1: Aantal jongeren in de time-out projecten 1.1. Inleiding We onderzoeken hier voor hoeveel jongeren uit het secundair onderwijs (SO) - in de regio Leuven- Hageland - een nood aan een tijdelijke time-out- of schoolvervangend initiatief wordt gemeld. De schoolvervangende initiatieven zijn: Korte (waaronder ook Hergo) en Lange Time-Out van Koïnoor en Arktos, de zorgboerderijen van Steunpunt Groene zorg, het Netwerk Leerrecht/Mostar en Reisburo van de Vzw Sporen (1). Ook de Persoonlijke Ontwikkeling Trajecten (POT) van het Deeltijds Beroeps Onderwijs vallen daaronder. We verwijzen in dit rapport naar deze 8 initiatieven in termen van time-out (afgekort TO-projecten) omdat alle een tijdelijke onderbreking of opschorting van de reguliere schoolloopbaan impliceren (variabel in duur en impact weliswaar) om een zinvol educatief project individueel of in groep- uit te werken voor en met de jongere (Zie voor een beschrijving van deze schoolvervangende initiatieven www.meldpuntsi.be)) We verwijzen naar deze schoolvervangende initiatieven met de overkoepelende term time-out projecten. Time-out wordt bijgevolg in een bredere betekenis gebruikt dan gebruikelijk. Niet alleen de door de Vlaamse overheid gefinancierde Korte (KTO) en Lange Time-out s (LTO) worden met de term gevat doch ook alle initiatieven die voor jongeren, die niet langer op een school toekomen, een educatief schoolvervangend aanbod doen. Een van de vragen die zich stelt is de vraag naar het aantal jongeren waarvoor een nood aan een dergelijk time-out project wordt gemeld. Daarop zou, vanuit de gegevens die beschikbaar zijn op het Meldpunt voor Schoolexterne Interventies Leuven (voor info mbt Meldpunt: zie www.meldpuntsi.be), een gemakkelijk antwoord te geven zijn. Immers het meldpunt verzamelt alle aanmeldingen en geeft die door aan één van de 8 projecten. Echter, om verschillende redenen is dit allesbehalve het geval. 1 De groep jongeren die aangemeld wordt is niet z o maar gelijk te stellen met de totale groep jongeren die niet langer in de schoolse context te handhaven is en waarvoor time-out een zinvol antwoord zou kunnen bieden. Immers: Sommige van deze jongeren zijn volledig uit beeld van school en CLB verdwenen. Ze zitten reeds lange tijd thuis, in een instelling of voorziening BJB of VAPH al of niet ingeschreven in een school (ergens ten lande) - en worden niet aangemeld omdat ze quasi onbereikbaar (onbekend) zijn voor school/clb. Anderen zijn nog wel bereikbaar of bekend doch worden niet naar een vorm van een time-out project georiënteerd omdat die projecten zelf niet bekend, niet haalbaar (bv. volzet) of niet gewenst zijn. Dit betekent dat de cijfers die hier worden gepresenteerd een onderschatting zijn van de totale groep van jongeren waarover we hier wensen te rapporteren. 2 Het MeldpuntSI is pas gestart. Dit betekent dat, voor een aantal aanmelders in concreto CLB s en CLB-medewerkers alsook voor een aantal begeleiders van de projecten met een time-out aanbod, de werking van het meldpunt nog niet volledig is ingeburgerd. Er wordt nog rechtstreeks bij de projecten en dus niet via het meldpunt een melding gedaan terwijl de begeleiders van de projecten nog niet de reflex hebben om dit te corrigeren of om het meldpunt te informeren in functie van registratie - over de rechtstreeks aangemelde jongeren. 4

Voor POT is dit zeker van toepassing omdat in de loop van de werking van het MeldpuntSI beslist werd om de meldingen niet meer via het meldpunt doch enkel rechtstreeks te doen. Dit betekent dat we gegevens van het meldpunt (via het meldpunt) moesten aanvullen met de gegevens over de aanmeldingen die rechtstreeks bij de 8 projecten zijn gedaan (niet via het MeldpuntSI). Verder is bij de analyse gebleken dat we ook een onderscheid moeten maken tussen het aantal aanmeldingen enerzijds en het aantal starters anderzijds. Voor sommige jongeren blijkt na een initiële bespreking de stap om de school te onderbreken niet nodig, wenselijk of aanvaardbaar. Ze blijven op hun school of veranderen van school en of studierichting met de verwachting daar meer aansluiting te vinden. Andere jongeren starten om allerlei andere redenen niet: gebrek aan motivatie, geen plaats meer, opname in psychiatrie,... Een verdere complicatie is dat sommige jongeren bij verschillende projecten tegelijk of, in de loop van hun traject, bij eenzelfde of bij verschillende projecten meerdere keren na elkaar worden aangemeld, al of niet via het meldpunt. Het aantal aanmeldingen is dus niet gelijk aan het aantal jongeren dat in het circuit van schoolexterne interventies terecht komt, en terecht komen in dit circuit is niet een rechttoe-rechtaan gegeven er komt veel trial-and error bij kijken.. Een analyse van de aantallen is bijgevolg geen eenvoudige zaak. We moeten een onderscheid maken tussen verschillende bestanden : Aantal individuele jongeren Die aangemeld worden al of niet via het meldpunt Aantal aanmeldingen En het aantal keren dat een jongere wordt aangemeld in hetzelfde of in verschillende projecten. Aantal starters Die al dan niet een project afsluiten (met evaluatie) We zullen eerst die bestanden en hun onderlinge relaties proberen te ontrafelen om dan na te gaan welke analyse met welk bestand kan gebeuren. 5

1.2. Aantal jongeren dat aangemeld wordt. 1.2.1. Aantal aangemelde jongeren Tabel 1.2.1.: Aantal individuen betrokken in onderzoek, ic aantal jongeren uit SO in de regio Leuven- Hageland die voor een time-out project worden aangemeld, opgedeeld volgens aard van melding (al of niet via meldpunt) en uitkomst van de melding in termen van al of niet starten in een van de projecten. aanmelding Gestart in project? Totaal aantal 1 of meer keren Nooit onbekend Via meldpunt 182 45 9 236 Niet via meldpunt 58 17 0 75 Totaal aantal 240 62 9 311 Vaststellingen 1. In de loop van 1 volledig schooljaar (15 november 2009 tot 14 November 2010) werden 311 jongeren aangemeld bij één van de time-out projecten in de regio Leuven- Hageland met de vraag om met hen een zinvolle educatieve interventie/project te ontwerpen en uit te voeren. 2. 240 jongeren starten effectief bij 1 of meerdere projecten. Indien we ons beperken tot de groep waarover we gegevens hebben dan bekomen we een verhouding van 80/20 voor starten versus niet starten (onbekend niet meegerekend). 3. Er is geen groot verschil in het percentage starters onder de aanmeldingen afhankelijk van de weg rechtstreeks of via MeldpuntSI die de aanmelding volgde. Bespreking mbt het aantal jongeren. 311 jongeren is een niet te verwaarlozen groep leerlingen die tijdelijk, voor een zekere periode de schoolse rol lost en aangemeld wordt in een time-out project. Zoals we in de inleiding aangaven is dit getal wellicht een onderschatting van het reële aantal jongeren in de regio waarvoor een nood aan een schoolexterne interventie wordt gesignaleerd. Om tot een inschatting te komen van het reële aantal baseren we ons op de aanmeldingscijfers van de CLB s die als aanmelder kunnen fungeren, nl. de 10 CLB s die een school voor SO bedienen in de regio Leuven, Hageland + Zaventem en Vilvoorde. We maken daarbij een onderscheid tussen enerzijds de CLB s die goed vertrouwd zijn met de werking van het meldpunt en de verschillende time-out mogelijkheden in de regio (in casu VCLB s van Leuven, Tienen en Aarschot en CLB GO Leuven-Tienen-Landen), en anderzijds de CLB s bij wie dit wellicht in mindere mate het geval is (zie tabel 1.2 B1 in bijlage 1). Van de eerste groep CLB s gaan we na hoeveel leerlingen SO zij in onze regio hebben en zetten dit aantal af tegenover het aantal aanmeldingen dat zij doen al of niet rechtstreeks. Het percentage dat we zo bekomen meer bepaald 1% -transponeren we vervolgens naar de ganse populatie leerlingen in het SO in de regio om een realistisch beeld te bekomen van het aantal reële time-out noden( zie tabel 1.2.B2 in bijlage). 6

Met 1% van het totaal aantal SO-leerlingen in de regio (42000) zou het gaan om 420 jongeren in SO waarvoor een nood aan een schoolexterne interventie in de vorm van een time-out - wordt gesignaleerd. (tussen haakjes: 1% van het totaal aantal SO-lln in de scholen aangesloten bij het LOP-SO Leuven geeft een aantal van 140/150. ) Daarbij kunnen uiteraard heel wat bedenkingen geplaatst worden. 1. Het globale cijfer maakt de zeer grote variatie niet zichtbaar in de percentages in samenhang met bijvoorbeeld het schooltype (ASO; TSO, BSO, BUSO, DBSO) of de subregio (stad/platteland). Een en ander zal in het tweede hoofdstuk van dit rapport verder worden verkend. 2. Het cijfer maakt ook maar een deel van de problematiek zichtbaar (topje van de ijsberg?). 420 jongeren staat niet voor 420 individuen maar voor 420 situaties waarbij heel veel personen betrokken zijn, met name: klasgroepen, leerkrachtenteams, ouders en hulpverleners. Ook dit zullen we in het vervolg van het onderzoek proberen te documenteren. 3. Tot slot moet er ook op gewezen worden dat die groep een aanzienlijke case-load voor de CLB s vertegenwoordigt die kan variëren van 0,7% tot 2% van hun leerlingen in SO (afhankelijk van het percentage leerlingen in BSO, BUSO, DBSO). Voor deze jongeren waren en zijn heel wat interventies nodig waarbij CLB in min of meerdere mate betrokken was/is en al deze jongeren zijn zogenaamde risicodossiers waarover vaak op een intern teamoverleg gesproken wordt en waarvoor verdere opvolging nodig is. 1.2.2.Starten/niet starten na aanmelding: algemeen Vaststellingen 1. Jongeren die aangemeld worden en in geen enkel project starten. Vastgesteld werd (tabel 1.2.1 hierboven) dat we 20% van de aangemelde jongeren later niet als starter in één van de time- out initiatieven terugvinden. De redenen voor het niet starten zijn zeer divers. In volgorde van belangrijkheid worden gebrek aan motivatie, volzet, terug naar onderwijs en opstart van hulpverlening of opname als voornaamste reden opgegeven (zie tabel 1.2.B3 in bijlage). Op dit punt is er geen verschil in take-up percentage al naargelang de aanmelding al dan niet via het meldpunt gebeurde. 2. Jongeren die aangemeld worden en niet starten in een van de projecten, (maar wel in een ander). Tabel 1.2.2 : Aantal individuen betrokken in onderzoek, ic aantal jongeren uit SO in de regio Leuven-Hageland die voor een time-out project worden aangemeld, opgedeeld volgens het al of niet starten in een van de projecten Gestart in project? Nooit ergens Minstens 1x Totaal aantal ergens Altijd ergens 190 190 1 of meer keer niet gestart 62 50 112 Totaal aantal individuen 62 240 302 Geen gegevens 9 7

Vaststellingen In bovenstaande tabel kunnen we lezen dat een aantal jongeren na aanmelding bij een project niet direct start in het time-out project waarvoor ze werden aangemeld maar wel later (2 de aanmelding), in een ander of meerdere andere projecten (cel 1of meer keren niet gestart x minstens 1x ergens gestart.) In totaal gaat het om 50 jongeren of 16,50% van de groep. Samen met de groep die in geen enkel time-out project start betekent dit 36,50 % van de aangemelde jongeren, na de aanmelding niet in het aangemelde time-out project start. Bedenking Van de totale groep jongeren ervaart dus meer dan één derde (112) een gemiste start waarna iets meer dan de helft (62 of 55%) de mist ingaat terwijl de overigen alsnog in een ander project aanpikken (50 of 45%) of op later tijdstip toch in het eerst aangemelde project (na 2 de melding) terecht komen. Een verdere detaillering naar aantal keren starten/niet starten volgt nu 1.2.2. 1.2.2. Starten/niet starten na aanmelding: aantal keren Tabel 1.2.3 : jongeren die aangemeld worden voor een time-out project verdeeld over aantal keren dat ze wel en niet starten in één van time-out -projecten Gestart in project? 0x wel 1x wel 2x wel 3x wel 4x wel Totaal aantal 0x niet 163 25 1 1 190 1x niet 53 25 12 1 0 91 2x niet 6 6 4 1 0 17 3x niet 2 1 0 0 0 3 4x niet 1 0 0 0 0 1 Totaal aantal individuen 62 195 41 3 1 302 Geen gegevens 9 Vaststellingen 1. De basiscijfers uit vorige analyses vindt men hier uiteraard terug, hetzij rechtstreeks afleesbaar (190, 62) hetzij reconstrueerbaar door cellen op te tellen (50 is som van de middencellen zonder 0 x wel en 0 x niet en 112 het totaal aantal -302- min 190). 2. Indien we uitgaan van een trefzekerheid- scenario, waarbij de jongere direct op de juiste plaats komt en daar de time-out periode doorloopt en hopelijk ook afsluit, dan is de conclusie dat dit scenario wel de bovenhand heeft doch niet in die mate dat het het label de normale gang van zaken verdient. Slecht voor 163 van de 302 jongeren blijkt dit op te gaan, dit is voor 54%. Alle anderen doorlopen een trial-and-error parcours dat vele kronkels laat zien: starten, stoppen al of niet na afsluiten, opnieuw aanmelden in zelfde of ander project en daar dan al of niet starten. 8

3. Indien we tenslotte alle aanmeldingen gewoon optellen- dwz de aantallen in de cellen vermenigvuldigen met het aantal keren dat ze bij wel/niet voorkomen, dan komen we aan een totaal van 428 aanmeldingen voor 302 individuen. 1.2.4. Conclusies Deze analyse maakt duidelijk dat er nogal wat beweging zit in de groep. Schoolafhakende jongeren haken niet steeds in op het eerste voorstel van een schoolvervangend educatief aanbod. Ze stappen er helemaal niet in of pas na 1 of 2 of 3 aanmeldingen, try-outs of deeltrajecten. Het blijft vaak een geduldig en niet aflatend zoeken naar een aanbod dat aanslaat. Dit maakt duidelijk dat een time-out beleid voor een regio eerder moet gezien worden als het ter beschikking stellen van een lappendeken aan mogelijkheden die op een flexibele manier toegankelijk moet gemaakt worden in allerlei combinaties naast en na elkaar. De kracht van een dergelijk flexibel systeem ligt in de kans dat dit biedt om op maat en aanklampend te werken. Daarbij moet ook het idee meegenomen worden dat een dergelijk lappendeken veel creatieve ruimte moet hebben om nieuwe mogelijkheden te creëren. Telkens opnieuw moet er rekening mee gehouden worden dat de voorhanden zijnde mogelijkheden niet aanslaan (percentage voor non take-up is redelijk hoog nl. 20%) of niet succesvol blijken te zijn. Tot slot ligt hier ook een pleidooi op tafel om deze dynamiek overzichtelijk gericht en levendig te houden door daarvoor een globaal concept of kader noem het LEERRECHT- te creëren. 1.3. Aantal aanmeldingen 1.3.1. Inleidend Het aantal aanmeldingen is niet gelijk aan het aantal individuen. Dit blijkt uit vorige analyse. In de volgende analyse richten we ons op het aantal aanmeldingen. In dit deeltje kijken we ook naar de aanmeldingen voor de verschillende projecten afzonderlijk. We brengen de projecten pas nu binnen in de analyse omdat de beschrijving van de jongeren hun aantal en kenmerken - per project moet gebeuren op basis van alle jongeren die in dit project worden aangemeld. Indien eenzelfde jongere in meerdere projecten verschijnt dan behoort hij/zij tot die meerdere projecten. 1.3.2. Aantal aanmeldingen in relatie tot het aantal jongeren Tabel 1.3.2. Verkenning van de aanmeldingen, ic het aantal keren (een of meerdere) dat een jongere aangemeld wordt bij de time-out projecten Aanmelding Aanmelding Totaal aantal individuen Via meldpunt Niet via meldpunt Totaal aantal aanmeldingen 1 keer aangemeld 193 72 265 265 2 keer aangemeld 33 3 36 72 3 keer aangemeld 8 0 8 24 4 keer aangemeld 2 0 2 8 236 75 311 369 9

Vaststellingen 1. Van de 311 individuen zijn in totaal 369 aanmeldingen beschikbaar. De meeste jongeren, 265 of 85,20%,worden slechts bij 1 project aangemeld. Toch zijn er wel wat (46 of 14,80%) die in de loop van een schooljaar meerdere keren worden aangemeld in hetzelfde en/of andere schoolvervangend time-out projecten: 11.60% in 2 en 3,20% in of 3 of 4 projecten. 2. Er is een verschil in samenhang met de wijze van aanmelding. Onder de jongeren die via het meldpunt zijn aangemeld vinden we er veel meer die van project veranderen dan onder de jongeren die rechtstreeks worden aangemeld, namelijk 18,20% tov 4%. Bedenkingen Wanneer we de verhouding tussen aantal jongeren en aantal aanmeldingen die we hier vaststellen overdragen op het geschatte aantal van 420 jongeren in de regio Leuven-Hageland dan komt het reële aantal aanmeldingen exact op 500. Deze vaststellingen onderstrepen de conclusie dat de groep jongeren waarover we het hier hebben de zgn risicojongeren op schools afhaken - een beweeglijke groep is. Niet alleen zijn er bij de take-up verschillende aarzelingen, maar ook wordt er nogal eens veranderd in de loop van of na afsluiting van een time-out project. De vraag stelt zich verder of we aan de verschillen die in samenhang met de wijze van aanmelden worden vastgesteld enige betekenis moeten hechten. Zou het bv. kunnen dat het heraanmelden voor een nieuw of ander project door het bestaan van een centraal meldpunt wordt bevorderd?. Betekent dit dan dat het meldpunt het aanklampend werken of het trajectmatig denken meer mogelijk maakt? We zouden dit kunnen veronderstellen omdat een aanmelding die niet in een take-up resulteert voor één bepaald project gemakkelijker terug te sturen is naar een centraal meldpunt dan over te maken aan een ander project. Zeker een interessante hypothese die verder onderzocht kan worden? Echter, enige voorzichtigheid is geboden. Immers het verschil kan te maken hebben met de wijze van dataverzameling. We hebben, bij de afsluiting van de registratieperiode via het meldpunt bij de projecten navraag gedaan naar de jongeren die niet via het meldpunt bij het project zijn terechtgekomen, zonder de vraag te stellen hoeveel keer die jongeren in de loop van de periode bij dat project werden aangemeld. Voor de rechtreeks aangemelde jongeren beschikken we dus niet over de telling van het aantal keren dat daar werd aangemeld (in hetzelfde of andere projecten). 10

1.3.3. Aantal aanmeldingen voor de verschillende projecten Tabel 1.3.3. : Aantal aanmeldingen bij de verschillende time-out projecten. naam project via meldpunt niet via meldpunt Totaal aantal aanmeldingen Arktos KTO 30 27 57 Arktos KTO - Hergo 2 11 13 Arktos POT 20 17 37 GA 2 2 Koпnoor KTO 50 2 52 Koпnoor LTO 42 2 44 Netwerk Leerrecht / Mostar 82 3 85 Reisburo 36 8 44 Steunpunt Groene Zorg 27 8 35 Totalen 291 78 369 Vaststellingen 1. Als we Korte Time-outs van de beide inrichters Arktos en Koinoor - samen nemen dan komen we aan een totaal van 109 aanmeldingen. Dit is iets minder dan 30%. Op de tweede plaats vinden we Netwerk Leerrecht met 23%. Lange Time-out (Koinoor); Reisburo volgen met 12%, POT en Steunpunt Groene zorg met ongeveer 10% terwijl Hergo de rij afsluit met een ruime 3% (3.5). 2. De aanmeldingsweg al of niet via meldpunt loopt nogal verschillend voor de verschillende projecten. POT heeft zich, zoals in de inleiding gezegd, na een tijdje uit het meldpunt teruggetrokken wat logischerwijze voor gevolg heeft dat er van dan af enkel nog rechtstreekse aanmeldingen mogelijk waren. Voor dit project komt het aantal aanmeldingen via meldpunt dan ook ongeveer op slechts de helft (54%). Een gelijkaardig percentage (53%) noteren we voor Arktos KTO. Dit zijn op uitzondering van Hergo na (15%), de projecten die hun instroom het minst via het meldpunt realiseren. Voor de andere projecten noteren we percentages gaande van 77% (Groene zorg), over 82% (Reisburo) tot 95% of meer voor Koinoor (KTO en LTO) en Leerrecht/Mostar. Bedenkingen Het meest noterenswaardig punt is dat bij de door de Vlaamse Overheid gefinancierde time-out initiatieven (Lange Time-Out, Korte Time-Out en POT) slechts iets meer dan de helft van de jongeren wordt aangemeld (nl. 55%). We denken daarbij dan onmiddellijk aan het gegeven dat de overheid recentelijk het aantal timeouts (KTO en LTO) dat voor de regio gefinancierd kan worden, drastisch heeft teruggeschroefd. Verder weten we dat de cijfers die in dit rapport gepubliceerd worden duidelijk onderschat zijn. We missen zeker een groep van 100 jongeren (zie prognose) in de regio die nu geen time-out aanbod krijgen wegens onbekend bij verwijzers, volzet van projecten of niet gewenst door jongere/ouder. Dit getal van 100 staat dan opnieuw voor een 120 aanmeldingen die gemist worden. Het gebruik van het meldpunt is divers en dit hangt af van heel veel factoren. Voor POT is het duidelijk. Voor Arktos spelen zowel de geringere betrokkenheid bij de opstart en de implementatie van het meldpunt als de beperktere nood aan een meldprocedure een rol. Immers, veel aanmeldingen voor Korte-Time out bij Arktos verliepen vroeger van man/vrouw tot 11

man/vrouw terwijl de begeleider op de werkvloer (in de school) actief was. Meldpunt werd hier dus meer als een omweg ervaren die niet altijd als zinvol werd beleefd. 1.3.4. Aantal aanmeldingen voor de projecten in relatie tot Starten versus niet starten Tabel 1.3.4 Verdeling van de jongeren die via het meldpunt bij een project zijn aangemeld volgens al dan niet starten in het project. naam project minimaal 1x gestart in aangemeld project alleen minimaal 1x gestart in ander project nergens gestart totalen Arktos KTO 28 2 30 Arktos KTO - Hergo 2 2 Arktos POT 14 1 2 17 Koпnoor KTO 38 2 6 46 Koпnoor LTO 20 7 15 42 Netwerk Leerrecht / Mostar 48 8 16 72 Reisburo 21 6 9 36 Steunpunt Groene Zorg 16 3 7 26 Totalen 187 27 57 271 Bemerking vooraf bij de cijfers We vertrekken van 369 fiches waarvan er 291 via het meldpunt in de bestanden zijn terechtgekomen (zie tabel 1.3.3). In die 291 zitten echter een aantal dubbels, d.w.z. leerlingen die twee of meer keer zijn aangemeld in hetzelfde project. Daarnaast zijn er een paar aanmeldingen zonder dat duidelijk is in welk project uiteindelijk is aangemeld. Als we die beide elementen wegfilteren blijven er 271 aanmeldingen via het meldpunt over. Vaststellingen 1. De via het meldpunt aangemelde jongeren verdelen zich over: 1) starters in het aangemelde project (kolom 1 totaalpercentage = 69% ), 2) niet starters in het aangemelde project doch wel in een ander (kolom 2=10%) en 3) niet starters tout-court (in geen enkel project = kolom 3 = 21%). 2. De startpercentages verschillen sterk volgens project waarvoor werd aangemeld. In volgorde komen we aan volgende cijfers: KTO (Arktos, Koinoor) en POT (82%); Leerrecht/Mostar (67%), Zorgboerderij en Reisburo ( telkens ongeveer 60%) en Koinoor LTO (ongeveer 50%). Bespreking 1. Het gegeven dat ongeveer 20% van de jongeren niet in een of ander project start wordt op niveau van de analyse van de aanmeldingen bevestigd. 2. De verschillen in startpercentages per project kunnen verschillende verklaringen oproepen. De hoge startpercentages bij de Korte Time-outs kunnen we begrijpen omdat het hier gaat om de minst ingrijpende maatregel en de drempel bijgevolg lager is. Ook de hoge startpercentages voor POT liggen voor de hand vanuit de link van POT met DBSO. POT is 12

maw een structureel voorziene stap wat wellicht een gemakkelijker toegang waarborgt. Voor de andere projecten ligt het percentage starters na aanmelding (meestal in eigen project lager). Wellicht komt dit doordat we hier met een zwaardere doelgroep te maken hebben, en doordat de maatregelen die hier worden voorgesteld ingrijpender zijn. We vermoeden ook dat zeker voor LTO- het volzet - fenomeen mee een rol speelt. 13

Hoofdstuk 2: Kenmerken van de jongeren die in schoolvervangende time-out projecten terecht komen. 2.1. Inleiding Onderstaande analyse verkent de kenmerken van jongeren in de diverse projecten die via het meldpunt zijn aangemeld. We baseren ons op de aanmeldingen die bij de verschillende projecten toekwamen en bekijken de resultaten zowel op niveau van de totale groep (291 min de 2 jongeren die uiteindelijk niet aan een bepaald project konden gelinkt worden =289) als op niveau van de afzonderlijke projecten. Bij deze moeten we bedenken dat sommige jongeren 2 of meer keren geteld worden omdat ze meerdere keren en op meerdere projecten zijn aangemeld. Enige vertekening is dus te verwachten. De mate waarin deze vertekening zich voordoet kunnen we voor de globale groep onderzoeken door de cijfers van een analyse op het individuniveau naast de cijfers van een analyse op niveau van de aanmeldingen te leggen. Dit zullen we dan ook doen (kolom totalen tussen haakjes) en de relevante afwijkingen bespreken. We wijzen erop dat we de analyses enkel kunnen doen op de aanmeldingen die via het meldpunt zijn gebeurd. Immers, slechts voor deze jongeren beschikken we over de gegevens waarmee verder onderzoek mogelijk is. Dit betekent dat voor een aantal projecten voornamelijk POT en Arktos KTO - maar een beperkt deel van de aanmeldingen in het onderzoek wordt betrokken. Bij de bespreking wordt er dan impliciet van uit gegaan dat er geen verband is tussen de kenmerken van de jongeren en de wijze rechtstreeks, onrechtstreeks- van aanmelden. Of dit uitgangspunt juist is of niet valt met ons onderzoeksmateriaal niet na te gaan. Verder ervaring met Meldpunt moet dit duidelijk maken. 14

2.2. Kenmerken van de jongeren 2.2.1. Geslacht Tabel 2.2.1. Verdeling van geslachten over de aanmeldingen voor de verschillende projecten projecten gegroepeerd M V totaal aantal onbekend Arktos KTO (en Hergo) 21 10 31 1 Arktos POT 15 5 20 Koïnoor KTO 30 20 50 Koïnoor LTO 28 14 42 Netwerk Leerrecht / Mostar 47 35 82 Reisburo 22 14 36 Steunpunt Groene Zorg 21 6 27 Totalen 184 104 288 1 Totalen Individuen (148) (87) (235) (1) Vaststellingen 1. Zoals algemeen verwacht ligt het overwicht duidelijk bij de jongens. Op niveau van de individuen ligt hun % op 63 %; op niveau van de aanmeldingen op 63.8%. 2. Dit overwicht wordt bij alle time-out projecten vastgesteld, weliswaar met een ruime variatiemarge gaande van 57% naar 77%. Aan de kant van de 57%, dit is aan de kant van een beperkter overwicht van de jongens, vindt men Leerrecht/Mostar, Reisburo en Koïnoor KTO; tussenin met 67% - liggen Koïnoor LTO en Arktos KTO en aan het andere eind -77%- treft men POT en Steunpunt Groene Zorg. Bedenkingen 1. De hoge percentages bij POT en Steunpunt Groene Zorg lijken plausibel. Immers, POT ligt in het verlengde van DBSO dat overwegend samengesteld is uit een mannelijke leerlingenpopulatie (moet nagegaan worden ) en een Zorgboerderij zal allicht eerder bij de jongens als schoolvervangende time-out in de smaak vallen omdat het werk-bij-een-boer hen meer aanspreekt. Verschillen naar geslacht kunnen dus ook te maken hebben met de aard van leerplekken die de verschillende projecten aanbieden. 2. Vraag is welke verklaring moet gegeven worden aan de relatief grote aanwezigheid van de meisjes onder de aanmeldingen bij Leerrecht/Mostar in contrast met hun relatief lage aanwezigheid in Arktos KTO? Bij het zoeken naar een verklaring gaan we uit van de veronderstelling dat jongens duidelijk oververtegenwoordigd zijn binnen de groep jongeren met een eerder externaliserende gedragsproblematiek die in mindere mate samenhangt met een diepere persoonlijkheidsstoornis of met andere problematiek, terwijl hun overwicht vermindert of zelf verdwijnt binnen de groep met externaliserend/internaliserende gedragproblematiek waarbij ook sprake in van een ernstige persoonlijkheidsstoornis of problematische achtergrond (deze veronderstelling wordt in ons eigen onderzoek door de cijfers ondersteund: zie tabel in Bijlage 2.2.1. B1). 15

De eerste groep (jongens) zorgt maw vlugger voor verstoring die een eerder situatiegerichte interventie vraagt terwijl voor de tweede groep (met ook veel meisjes) ingrijpender vormen van hulp en ondersteuning nodig zijn waarbij vaak ook een individuele aanpak is aangewezen. Indien dit klopt is het verschil tussen Artos KTO en Leerrecht/Mostar daar een gevolg van. Immers Arktos KTO zal eerder te maken hebben met de eerste groep (jongens) omdat dit project dichter bij de school staat en eerder situatiegericht, met name meer schoolondersteunend werkt, terwijl Leerrecht/Mostar relatief meer met de tweede groep (met ook veel meisjes) te maken krijgt omdat dit project zich voornamelijk buitenschools situeert en eerder individugericht werkt. 2.2.2. Leeftijd Tabel 2.2.2. Verdeling van leeftijden over de aanmeldingen voor de diverse projecten. projecten gegroepeerd 14 en jonger 15 16 17 18 en Totaal aantal onbekend ouder Arktos KTO (+Hergo) 13 6 3 4 1 27 5 Arktos POT 6 11 2 19 1 Koïnoor KTO 9 13 14 7 6 49 1 Koïnoor LTO 11 9 14 5 3 42 Netwerk Leerrecht / 14 13 18 21 13 79 3 Mostar Reisburo 8 8 4 11 5 36 Steunpunt Groene Zorg 11 3 4 4 3 25 2 Totalen 66 52 63 63 33 277 12 Totalen Individu-niveau (54) (39) (50) (51) (31) (225) (11) Vaststellingen 1. De 18+jarigen met 14,2% van de jongeren (11,9% van de aanmeldingen) buiten beschouwing gelaten, is er een vrij egale verdeling over de verschillende leeftijdscategorieën. 13/14 = 24,0% (23,8% van de aanmeldingen), 15 = 17,3 (18,8%), 16=22,2% ( 22,7%) en 17 = 22.6% ( 22,7% ). De gemiddelde leeftijd ligt op 15,8 jaar. 2. Er zijn vrij duidelijke verschillen tussen de projecten in spreiding van de aangemelde jongeren over de verschillende leeftijdcategorieën. Eerst en vooral kan opgemerkt worden dat de leeftijdscategorie met het hoogste aantal jongeren per project verschillend is. Voor Arktos KTO en Steunpunt Groene Zorg ligt het hoogste cijfer bij de 13/14 jaar, voor Koinoor LTO en KTO bij 16 jaar en voor POT, Leerrecht/Mostar en Reisburo bij 17 jaar. Deze variaties verbergen evenwel de ongelijke spreidingen. Er is dus een correctie op dit eerste beeld nodig via het berekenen van de gemiddelden per project, wat volgende gegevens oplevert: De laagste gemiddelde leeftijd van 15 jaar treft men bij Arktos KTO, daarna komen Steunpunt Groene Zorg en Koïnoor LTO met respectievelijk 15,4 en 15,5 jaar gevolgd door Koïnoor KTO (15,8) en Reisburo (15,9) om af te sluiten met Leerrecht/Mostar (16,1) en POT (16,8). 16

Bedenkingen 1. Er zijn opvallend veel 13-14 jarigen te vinden onder de jongeren waarvoor een tijdelijke time-out noodzakelijk wordt geacht. Het percentage ligt in de buurt van 25%. Uit de analyse blijkt dat heel wat jongeren uit deze leeftijdscategorie in schoolvervangende projecten terechtkomen waarin een vorm van tewerkstelling (boerderij, manege, winkel, kleuterschool ) wordt beoogd. Strikt genomen is dit op grond van de wet op Kinderarbeid niet mogelijk en dient deze zogenaamde tewerkstelling gedefinieerd te worden als een schoolvervangend educatief project. Dit laatste lijkt evenwel geen evidente zaak en kan wellicht slechts gebeuren via een ruimere interpretatie van hetgeen de wet op Kinderarbeid nu toestaat. Enig wetgevend werk lijkt bijgevolg nodig om het concept van tijdelijke schoolonderbreking met schoolvervangende educatieve dagbesteding ten volle te kunnen realiseren. 2. Sommige verschillen in leeftijd tussen de projecten zijn wellicht eenvoudig te verklaren. Het hoge gemiddelde voor POT hangt samen met het gegeven dat de inschrijving loopt via DBSO dat op zijn beurt enkel toegankelijk is voor jongeren die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht (15 jaar en 2 de jaar SO beëindigd hebben). Ook de hogere gemiddelden voor Leerrecht/Mostar en Reisburo zijn te begrijpen en wel vanuit de gedachte dat dit vaak meer ingrijpende interventies zijn (langdurige time-out met hoge nood aan individueel traject) die pas aan de orde gesteld worden nadat minder ingrijpende interventies zijn uitgeput. 3. Arktos KTO werkt duidelijk met een gemiddeld jongere groep. Dit is verschillend van Koïnoor KTO (verschil 15 tov 15,8). KTO projecten verschillen dus niet alleen in samenstelling van hun populatie naar geslacht (Arktos 77% jongens/koinoor 60%) maar dus ook naar leeftijd. Wellicht hangt dit opnieuw samen met het verschil in methodiek tussen beide organisaties. Arktos stelt zich dichter bij de school op en werkt nogal eens school- en klasondersteunend terwijl Koïnoor met de jongeren meer een buitenschools traject volgt weliswaar in nauw overleg met de school. Arktos wordt dus vlugger ingeschakeld, wat inhoudt - in de lijn van de interpretatie die vroeger werd voorgesteld - dat ze meer met jongere leerlingen (voordat ingrijpende interventie nodig is) en meer met jongens (die meer verstorend gedrag tonen) werken. 2.2.3. Thuissituatie van de jongeren die voor de verschillend time-out projecten worden aangemeld. Tabel 2.2.3. Verdeling van de jongeren in time-out projecten volgens de thuissituatie. projecten gegroepeerd oorspronkelijk gezin gescheiden/ alleenstaand/ nieuw samengesteld andere totaal aantal onbekend Arktos KTO (+Hergo) 10 13 3 26 6 Arktos POT 8 7 5 20 Koinoor KTO 12 27 6 45 5 Koinoor LTO 9 27 5 41 1 Netwerk Leerrecht / Mostar 28 35 16 79 3 Reisburo 14 17 1 32 4 Steunpunt Groene Zorg 9 15 3 27 Totalen 90 141 39 270 19 Totalen individuen (76) (111) (31) (218) (18) 17

Voorbemerking De variabele thuissituaties wordt hier zeer rudimentair gedefinieerd in 3 categorieën, nl. 1) leeft nog thuis bij beide ouders 2) leeft nog bij een van de gescheiden ouders die al of niet een nieuwe partner heeft en 3) Andere, dwz: leeft niet meer bij de ouders maar in een instelling, bij familie of vriend(in). Een meer gedifferentieerde beschrijving van de thuissituatie was niet mogelijk met de gegevens die via het meldformulier ter beschikking werden gesteld. Vaststellingen 1. Ongeveer 1/3 meer bepaald 34,9% - van de jongeren die in een time-out project zijn opgenomen leeft nog thuis bij beide oorspronkelijke ouders (33.3% van de aanmeldingen). Ongeveer de helft 50,9% - van de jongeren in time-out heeft een thuissituatie waarin één van de beide oorspronkelijke ouders niet meer aanwezig is (52,2% van de aanmeldingen). Het gaat om jongeren met een alleenstaande ouder of levend in een nieuw gevormd gezin. 14.2%, tenslotte, leeft in een situatie waarbij geen van beide ouders nog aanwezig is (14,4% van de aanmeldingen). 2. In alle time-out projecten vindt men de bovenstaande tendens terug dat slechts een minderheid nog in het oorspronkelijk gezin woont. Dit gaat van 21,3% en 26,5% voor Koïnoor LTO en KTO, over 33,3% en 35% voor Groene zorg en Leerrecht/Mostar tot 38,5% voor Arktos KTO, 40% voor POT en 43,75% voor Reisburo. 3. Bij bepaalde projecten is het percentrage in bepaalde categorieën duidelijk hoger dan het algemeen percentage. Het percentage jongeren uit gezinnen met 1 van de oorspronkelijke ouders is bij Koïnoor LTO en KTO respectievelijk 65,5% en 60% terwijl het percentage in de categorie Andere voor Leerrecht/Mostar en POT gelijk is aan 20,2% en 25%. Bedenkingen 1. Veel van de jongeren die in time-out terecht komen hebben de ervaring van een breuk in de relatie van de biologische ouders. Voor sommige jongeren betekent dit dat ze met een ingrijpende verlieservaring (breuk met hechtingsfiguur?) te maken kregen wat met zich kan meebrengen dat ze in een minder emotioneel stabiele opvoedings- of leefsituatie terecht komen. 2. Projecten verschillen op dit punt onderling niet erg veel van elkaar of toch niet in die zin dat daar enige betekenis kan aan gehecht worden. Enkel het licht hoger percentage voor de categorie Andere bij Leerrecht/Mostar en POT kan er op wijzen dat hier met een meer getekende groep wordt gewerkt. Andere betekent immers vaak dat er sprake is van een opname in een instelling VAPH en BJB. 18