^.\^ o\. ^ \\. \\\\\O^\\\\ ^\\ \\O\\\^^\\\\\\ \^\\O\^\\ H^\, \ ^ ^ ^ ^^^\^^ ^^\\\ o^ 0000^^\\\ ^^^ ^ \ ^\^oo^ C. ASSCHER - PINKHOF ^ ^ .

Vergelijkbare documenten
LILLIE LOLLIE IN DE SNOEPJES TOVERTUIN Geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris.

LET-TER-GRE-PEN. De paas-haas heeft het op 1 A-pril zo druk met grap-jes ma-ken dat hij Pa-sen ver-geet.

Het wegje in het koren

Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes

Joopie op het strand.

Ons eerste boek. plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert. W.F. Oostveen

AAN DE LEIDER(STER) T E K E N I N G E N V A N Sj. K U P E R U S. JEUGDCOMMISSIE VAN -HET NEDEHjANDKH P ^ IG E N»?

Liedjesbundel Teksten Boek 1 Suzuki Flute School

INKIJKEXEMPLAAR. Ó œ j œ œ. œ œ. œ œ œ œ. œ J. œ œ. ?# œ œ œ œ œ œ œ. œ œ. œ œ œ œ œ Œ # œ j J. œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ

Zang. bewerkt door: Bram Soentjens

de gevolgeen der snoeqzucht

A 7 8. Dit is de stad van 't leed. Allegro Moderato q. = 63 SOPRANO ALTO TENOR BASS. Mm mp. Componist: Erika Budai Leuven, 12 januari 2014

TOEN MOEDER KLEIN WAS DOOR C. ASSCHER-PINKHOF

10. Zout is goed (Scheveningse kuren, een opera over 200 jaar badplaats)

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

(12)-Anything goes. j nœ. - scheidt. molto rall. q = 60. Eb7. œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ. œ œ œ j œ œ. bloot op stran den het toon- beeld van ech-te

Het boekje van Tante An

Gen zijn vriendjes LEONARD ROGGEVEEN

Psalm 31. Driestemmig gemengd koor. Tekst: Joh. Eus. Voet Melodie: Louis Bourgeois, 1551 Bewerking: Roelof Elsinga (*1945) son. son. Gij, mijn.

DOOD C. A S S C H E R - P IN k 'H O F

KIND TOCH! Een bad op straat

MOORTJE LEESBOEKJE VOOR DE AANVANGSKLASSE JAAP VE ENENDAAL. UITGAVE M. STENVERT Be ZOON - MEPPEL. f 0.45 DOOR OLGA VAN RAVENSTEIN GEILLUSTREERD DOOR

Nor ge ska ta lo gen 2014

Het grote liedjesboek

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

De spreeuw en de musch

Bij la ge 1 Ver keers bor den met om schrij ving

Het olifantenboekje. het eigenwijze Fantje. C.A. Leembruggen. Zie voor verantwoording:

55 liedjes van Jan Coeck. met begeleidingscd

Liedsuggesties. Lied 165 Heer, ik kom tot U Dit lofprijzingslied gaat ook over persoonlijke verandering en het leren van Gods wil.

apen 1 Schrijf het woord op. 2 Schrijf het woord op. Een woord met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Net als jager.

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

Als t zonlicht gaat verdwijnen

Ik schrijf op wat ik hoor.

Hiphop in de modder. naar buiten!

z ó leuk is lezen! taart van juf jet Anneke Scholtens en Pauline Oud Zwijsen

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3. Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

E U O Y W A B N M S P W I H B O W B M N P Z M B E N B P J Y

et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Inkijkexemplaar Plantyn

Zondag 30 juni Liederen en lezingen tijdens deze dienst: Lied 848 Lied 221 Lied 299J Lied 416 Lied 304

Paul Schollaert. Imme dimme dore. liedjes met Orff-begeleiding tekst: Joan Van Eepoel D/2016/6045/071

Uit vele richtingen canon t: Mark Mastenbroek (*1944) m: Christoph Andersen

J A P U O I Z S E O G K G J V S Z H T J U Z V I O E U A L I G I T K U I H U U K O Z A E I Z J L O G P B E L V H P

Betsie is nog maar een kind!

Zie ginds komt de stoomboot. Hij komt, hij komt!

Liedjes Dag Jules! Muziek en arrangementen: Marc Lauwers, Mieke Delanghe, Leo Caerts Jr.

KERST. t Is geboren het Goddlijk kind. Nu zijt Wellekome. Stille Nacht & # 4 3 œ. œ œ œ. œ œ w. œ œ & # œ œ œ œ. Œ œ & # # # 2.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

In regenweertje. Henriëtte Blaauw. bron Henriëtte Blaauw, In regenweertje. Gebr. Kluitman, Alkmaar dbnl

Een uitnodiging. Em Am ( ) geef dat. jaar - sla - Voor wat. Hoe - dag pen, voor - ra! wel. ik je. voor Maar. jes. daar hoor jij ook.

Sint Nicolaas op school. Wel meester, hoe gaat het met Mina en Ko? Ja waarde Sint Niklaas, dat is maar zozo

Annemarie Bon. Er was eens. Zeven sprookjes om zelf te lezen. Met tekeningen van Sandra Klaassen

Tweestemmige liedjes, in noten- en cijferschrift (Chevé-methode)

Het eerste meisje van Dirk Witte

Het feest van de olifant

Moeders bloemen. Agatha Snellen. bron Agatha Snellen, Moeders bloemen. Gebr. Kluitman, Alkmaar dbnl / erven Agatha Snellen

René van der Velde. met tekeningen van Georgien Overwater. Uitgeverij Ploegsma Amsterdam

Het buitenleven. bron exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 1087 F 23 Het buitenleven. I. de Haan, Haarlem

SCORE. bewerkt door: Bram Soentjens

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Een buik van wol. Tom! Tom! Cato kwam hard aan rennen. En zei: vandaag word mevr. Catharina. 90 jaar en ik wil haar een heel mooi cadeau

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 4 De familie

MENSEN ZIJN LUI ONDERBOUW

Bladmuziek. onderbouw / 3. Inhoud

Hansje en Fransje. F.A. Haak-Ochsendorf. Zie voor verantwoording:

i g a h v s p e m l k b o z t r u n f de een het f f e f e l fik of af laf fel a a f v v a v a l t t e t e l ik zeg ik bof ik val ik ben ik tel

Vereniging. NFV Skandinavië Statuten en reglementen 2009

Toen ze opkeek, zag ze dat ze niet meer alleen was. Bij de koeien stond een jongen met een stok. Hij had blond haar, dat rood leek in het late

Hond. in s he van t Wolf. hui. Sylvia Vanden Heede. Met illustraties van Marije Tolman

Lezer Game. Gemaakt door Drika Pepping-Poot

begrijpend lezen werkboek

\C-o. Hansje en Fransje wonen boven op een berg Naar boven is het sjouwen, maar naar beneden is het niet erg.

Luister allemaal goed, zegt de juf. Want ik heb heel leuk nieuws. Over een paar weken is het juffendag. Dan is het groot feest op school.

Sinterklaas liedjes. voor Gitaar en Zang. Arrangementen & Samenstelling Vincent Vaneker

Sinterklaasliedjes. Sinterklaas Kapoentje. poen - tje, œ œ. Sinterklaasje bonne bonne bonne. Hop, hop hop! Paardje in galop. recht - ga - nu in

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4

H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S LEOPOLD / AMSTERDAM

December, wintermaand

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Zie ginds komt de stoomboot

Zie ginds komt de stoomboot Daar wordt aan de deur geklopt 2

Drie flinke rakkers. Maren Koster. bron Maren Koster, Drie flinke rakkers. G.B. van Goor Zonen, Gouda dbnl / erven Maren Koster

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Sinterklaas liedboek

Broertje's boek. Maren Koster. bron Maren Koster, Broertje's boek. B. van Goor Zonen, Gouda z.j. [1919]

2

Storm in het bos. Storm in het bos. Isabel Versteeg Storm in het bos

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Burny Bos. Knofje. Alle verhalen. Met illustraties van Harmen van Straaten. Leopold / Amsterdam

Extra Materiaal groep 1-2

Nanne's reis. Piet Worm. bron Piet Worm, Nanne's reis. A.A.M. Stols, Maastricht dbnl / erven Piet Worm

Shrek De Musical Voor Eeuwig. RIDDERS: Dat deden wij ook, jongen.

Kinder Woord Dienst van Oase. Elke keer dat je komt, krijg je een Bijbel verhaal, Ze verschijnen ook op de Oase website.

Een Berbers dorp. Mijn zussen en ik mochten van mijn vader naar school. Meestal mochten alleen jongens naar school.

Het apenboekje. drie stoute aapjes. C.A. Leembruggen. bron C.A. Leembruggen, Het apenboekje. W. van Hoeve, Deventer 1944.

Het Meisje met de Zwavelstokjes

2. JESAJA 9: 1 EN 5 1. O KOM, O KOM IMMANUEL. Kopiëren verboden. SATB SATB. sopr/alt. ten/bas. ten/bas

Transcriptie:

.\O H^\, \ ^ ^ 0\O ;\^ ^^^\^ ^ ^^^\^^ ^^\\\ o^ 0000^^\\\ ^^^ ^ \ ^\^oo^ ^^^\ ^ ^ ^. o ^ ^:. ^, \ ^.^\^ \\\\\ ^ y\ \, \\ ^ ^.\^ ^;^ \ ^^^';^\ ^ ^ o\. ^ \\. ^ o^ ^ \ ^^ ^\^\ ^ O\\\\\\\\\ \\\\\O^\\\\ ^\\ \\O\\\^^\\\\\\ \^\\O\^\\ \\\\\ DOOR C. ASSCHER - PINKHOF ALKMAAR GEBR. KLUITMA N

HET NIEUWE BROERTJE DOOR C. ASSCHER-PINKHOF GEÏLLUSTREERD DOOR NETTY HEYLIGERS (Leeftijd 5-7 jaar.) VIERDE DRUK ALKMAAR - GEBR. KLUITMAN

i. Het nieu-we broer-tje. We heb-ben een broer-tje ge-kre-gen. Zijn arm-pjes zijn mol-lig en rond. Hij heeft nog geen kiesjes of tand-jes. Pre-cies als in groot-moe haar mond. Maar kijk: ik vind één ding zo jam-mer. Ons broer-tje heeft al-tijd verdriet. Hij kan wel al trap-pen en schreeu-wen, Maar lachen, dat doet hij nog niet.

4 Ik vind, dat hij 't heel gauw moet 1e-ren. Want lachen, dat hoort er zo bij. Als broer-tje al-leen maar kan hui -len, Dan is hij ook nooit eens echt blij, Maar moe-der al-leen mag 't hem vóór doen. Dan leert hij het lachen pas goed. Want moe-der, die lacht toch zo aar-dig, Zó mooi, als geen an-der het doet.

5 2. On-weer. Het was erg warm ge-weest. Bert kon niet eens met moe-der op straat. Want daar-voor was het veel te heet. In huis was het ook erg warm. Bert was te warm om te spenen. Hij zat maar stil in een hoek-je. En hij keek een beet-je plaat-jes. Maar op-eens ging de zon weg. Ach-ter een paar dikke wol-ken.

6 En toen kwa-men er nog meer wol-ken. Hier één en daar één. En aan al-le kan-ten. Neet je wat die wol-ken zeg-gen?" zei moe-der. Ze zeg-gen te-gen de zon: Ga maar weg. Je bent veel te heet. Wij gaan het lek-ker fris ma-ken." En ja, hoor. Daar hoor-de Bert de wol-ken al praten te-gen de zon. Rom-rom-rom," brom-den ze. Ze wa-ren zeker boos op de zon. En kijk: daar kwam e-ven een licht-je. Zag je dat licht-je?" vroeg moe-der. Dat is blik-sem. Nu gaan de wol-ken ook weer brommen." Ja: ze brom-den weer.

7 Rom-rom-rom." Toen vie-len er een paar drup-jes re-gen uit de lucht. Op de dro-ge straat. Lekker fris. Lief van de wolken," zei Bert. Want het was zo warm." Maar de wol-ken bromden weer. Ze waren nog lang niet goed op de zon. 0, kijk, wat heer-lijk! Nu viel er heel veel re-gen. Al-les werd nat. Bert stak zijn hand uit het raam. Hij wou de re-gen voe-len. Lek-ker fris," zei hij.

8 Wacht maar," zei moe-der. Als het straks niet zo erg meer re-gent, gaan we sa-men e-ven op straat." De wol-ken brom-den hoe lan-ger hoe har-der. Bom, bom, bom. En het blik-sem-de ook erg vaak. En de straat werd kletsmat. Al-te blaad-jes van de bo-men dropen van het wa-ter. Fijn! Fijn'" riep Bert. Ga maar door, wol-ken! Nog meer rengen '" Maar nu had-den de wol-ken zeker niet zo veel re-gen meer. Want het ging zach-ter re-ge-nen. Tiffs, tik, tik. Heel zacht. Ze brom-den nog maar een klein beet-je. En licht-jes had-den ze niet meer.

Zo," zei moe-der. Nu gaan we erven op straat." Bert hol-de naar de deur. Heerslijk' Er lasgen zul-ke grote plas-sen. 9 En al-les was zo lek-ker nat. Niets warm meer. Bert sprong om moe-der heen. Net of hij een hond-je was. De bo-men glom-men van het water.

10 Lekrker, hè, bo-men?" zei Bert. Had je ook zo'n dorst? Ik ook." Zie zo," zei moe-der. Nu weer naar bin-nen." Bert wou nog wel graag bui-ten blijven. Maar moe-der had geen tijd. Ze moest nog zo-veel werken. Bert ging met moe-der naar binnen. Dank je, wol-ken," zei hij. Voor die lek-ke-re re-gen." Maar de wol-ken ga-ven geen antwoord. Die waren veel te hoog. Ze kon-den niet ho-ren, wat zo'n klein jonge-tje zei.

11 3. Het ge-heim. Kor-rie had een ge-heim met de juf van school. Moe-der en va-der moch-ten er niets van we-ten. Weet je wat het was? Kor kon heel vlug brei-en. Ze was al klaar met het brei-werk. En nu mocht ze wat an-ders ma-ken. Sok-jes voor klein broer-t je. Juf had nog net een klu-wen-tje wol over. En daar brei-de Kor nu die leu-ke schoen-tjes van. Ze mocht er thuis niets van zeg-gen. Dat was wel moei lijk. Want als je iets leuks weet, wil je het ook graag zeg-gen. tin keer had ze zich haast ver-gist.

12 Moe-der had toen gevraagd,,wat brei-en jul-lie op school?" En toen zei Kor: Sok..." Maar ze hield mid-den in het woord op. Wat?" vroeg moe-der. De meis-jes breiren een pan-ne-lap," zei Kor. En dat was waar. Ze had er een kleur van. Ie-derre keer, als ze mocht brei-en, schoot ze een groot stuk op. Één sok-je was al af. En het an-de-re half. Juf zei:,,nog drie keer brei-en. Dan is liet af." Och, och, wat brei-de ze hard! Ze werd er warm van. En ja, hoor.

13 Toen ze nog drie keer had ge-breid, wa-ren de sok -jes af. De leuk-ste klei-ne schoen-tjes die je be-den-ken kunt. Nu heb ik nog wat moois," zei Juf. En ze haal-de uit haar naai-doos twee smal-le blau-we lint-jes. Die moet je er door rij-gen," zei Juf. En dan met een strik- je dicht." Nee maar, toen had je die schoen

14 tjes moe-ten zien I Zó mooi! Juf deed ze in een pa-pier. En om vier uur mocht Kor ze mee nemen. Toen ze thuis kwam, liep ze stil naar de wieg. Broer was wak-ker. Hij lag met zijn voetjes te spe-len. Kor deed hem stil de sok-jes aan. Toen liep ze naar de keurkeu, Dag moerden" zei ze. Maar van de sok-jes zei ze niets. Dag Kor," zei moe-der. Moe, broer heeft zijn denken weg getrapt," zei Kor na een poos. Gaat u hem even toe-dek-ken?" Moe ging naar broer toe. En Kor liep zacht ach-ter moe-der aan. Wat is dat?" vroeg moe-der.

15 Hoe komt hij aan die mooie schoentjes?" Kor be-gon hard te lachen. Van mij I" riep ze. Die heb ik op school ge-breid." Moe-der gaf Kor een kus. Wat mooi!" zei ze. Wat net-jes ge-breid I En wat een mooie strik- jes!» Kor lach-te maar. Ze was toch zo blij, dat moe-der ze zo mooi vond. En dat ze het zo goed ge-heien ge-hou - den had? 4. Nufje. Er was eens een hok met dui-ven. Ze waren allen even mooi.

16 Maar ie-der duif-je zag er weer anders uit. De mees-te duif-jes waren grijs. Één wit duif-je was er bij. En dat wit-te duif-je dacht, dat ze het mooi-ste was. Maar dat was niet zo. Want grijs is net zo mooi als wit. Ze liep al-tijd heel def-tig. Poot-je voor poot-je. En het kop-je heel recht op. Net of ze wou zeg-gen: Zie je wel, hoe mooi ik ben?" De an-de-ren lie-pen ook wel def-tig. Maar niet zo erg als het wit-je. Ie-de-re dag kwam er een jon-gen voor ze zorgen. Die jon-gen had de duif-jes ge-kre-gen toen hij ja-rig was. En het hok had hij zelf ge-maakt.

17 Maar zijn va-der had hem er bij gehol-pen. Als de jon-gen in de tuin kwam, wisten de duif-jes het al. Dan kregen ze e- ten. Ze vlo-gen al-len naar hem toe. Wit-je voor-aan. Want ze dacht: Mij vindt hij het mooist. Dus hij zal mij wel het eerst wilden ge-ven." Op een dag kwam er een vreem-de meneer in de tuin. Met den jon-gen. O," dacht Wit-je. Die komt zeker naar mij kij -ken." En ze vloog naar be-ne-den. Haar kop he-le-maal ach-ter-o-ver. Och, zo def-tig! De an-de-re duif-jes kwamen ook. Het nieuwe Broertje 2

18 Wat een mooie dui-ven," zei de meneer. Hij be-doelt mij ze-ker," dacht Wit-je. Dat é-ne grijs-je is het mooist," zei de me-neer weer. Maar die wit-te niet. Die loopt zo raar. Vind je ook niet?" Ja," zei de jongen. Dat doet ze al-tijd. Ik vind haar ook niet zo mooi als de ande-ren." Och, wat schrok dat Wit-je. Ze vloog gauw naar het hok te-rug. En ze kwam er de he-le dag niet uit. Zó schaam-de ze zich. Ja, dat kwam er van. Dan had ze ook maar niet zo'n nuf-je moe-ten zijn!

19 5. Kersen ra -pen. Alle kin-de-ren za-ten op school. Maar ze ver-lang-den erg er naar, dat de school uit ging. Weet je waarom? Er wa-ren in de buurt veel tuinen met ker-se-bo-men. Zo'n tuin heet een boom-gaard. Al-le ker-sen waren rijp. Nu wer-den ze geplukt. De mannen ston-den op lad-ders. Bo-ven in de bo-men. Ze had-den man-den bij zich. Daar de-den ze de ker-sen in. Maar ze lie-ten ook wel eens wat vallen. Bij on-ge-luk. En wat er viel, mock-ten de kim-de-ren op-ra-pen. 2'

20 Fijn, hè? Daar-om ver-lang-den ze naar vier uur. Al-le kin-de-ren had-den klei-ne mandjes. Die wa-ren nu nog leeg. Maar straks! Hè, ge-luk-kig was het vier uur. Nu moch-ten ze weg! Klos, klos, zei-den de kiomp-jes. Ze zon-gen on-der het lopen een lied-je. Een lied-je van de kernsen. Een paar gin-gen naar die kant. En een gaar naar een an-de-re kant. Want er wa-ren veel van die tui-nen. 0, wat heerlijk' Er la-gen al veel kersen tus-sen het gras. Die moes-ten ze eerst op-ra-pen. En in hun mand- je doen.

21 En dan zouden er nog wel meer vallen. De kin-de-ren de-den goed hun best. Ze raap-ten en raap-ten. De mandjes werden al mooi vol. En toen de mand-jes vol wa-ren, stopten ze kun zak-ken vol. En toen hun zak-ken vol wa-ren, deden ze de kernsen in hun mondjes. En toen hun buik-jes vol wa-ren... Weet je wat ze toen de-den? Toen stap-ten ze naar huis.

22 Met ker-sen voor va-der en moe-der. En voor de broer-tjes en zus-jes. De kiomp-jes zei-den weer klos-klos op de weg. En de kin-de-ren zon-gen weer hun lied-je van de ker-sen. En zo ging elk kind naar zijn moe-der toe. Thuis maak-ten ze hun zak-ken leeg.

23 En hun mand-jes. Och, och!" zei-den al-le moeders. Wat veel ker-sen I" En toen moes-ten de klei-ne broer-tjes en zus-jes ook smul-len. En de vaders en moe-ders ook. En de kin-de-ren loch-ten Wat jammer, dat er niet het he-le jaar kersen ge-plukt worden I" Ja, maar dat kon niet I

24 6. Het lied-je van het kernsen rapen. Wij stap-pen naar de boom-gaard toe, Op klompjes, met ons allen. De pluk-kers boven in de boom Die la-ten wel wat valden! Wij ra-pen al de ker-sen op Met on-ze war-me hand-jes, En stop-pen ze voor-zich-tig weg. In on-ze ker-sen-mand-jes.

25 Die rode ker-sen tussen 't gras Doen net als of ze roe-pen: We zijn zo lekker en zo zoet. Moet jul-lie niet eens snoe-pen?" We ra-pen al de ker-sen op Met on-ze war-me handjes, En stop-pen ze voor-zich-tig weg In on-ze ker-sen-mand-jés. 7. Prik-je. In de tuin stonden al-le-maal struiken. Som-mi-ge met fijne, groene blaadjes. Som-mi-ge met mooie bloem-pjes. Som-mi-ge met zachte, gro-te bla-deren. Maar één stond er, die was heel anders.

26 Die had orver-al stekels zit-ten. Als je er aan wou ko-men, was het net of die struik zei: Pas op! Kom niet dicht bij mij. Want dan zal ik je prik-ken." Net of die struik je met een boos ge-zicht aan-keek. De kin-de-ren noemden hem Prik-je. En ze kwa-men niet graag dicht er bij. Dat kun je wel be-grijpen. In huis woon-den zes kin-de-ren. Som-mi-ge een beet-je stout. Al-le-maal vro-lijk en leuk. Maar één kind-je was er, dat was heel anders.

27 Als je aan haar speelgoed wou komen, was het net of ze zei: Pas op' Anders word ik boos." Haar o-gen keken niets lief. Op een dag was va-der met al-le zes in de tuin. Klei-ne Jet keek weer boos. Heel an-ders dan de an-de-ren. Ik weet een mooi vriend-je voor Jet," zei va-der. Kijk maar, daar staat hij. Prik-je. Die kijkt net zo boos als jij. Die wil ook niet, dat ie-mand dicht bij hem komt. Hè Jet?" Eerst keek Jet nog wat don-ker-der. Maar toen moest ze toch om va-der lachen.

28 Prik-je een vriend-je van haar! Dat was ook wat moois! O nee!" zei vader. Ik heb me ver-gist. Als je lacht, is Prik-je je vriend-je niet. Al-leen als je boos lijkt." En zo is het toen ge-ble-ven. Als Jet boos keek, zei va-der al-leen: Prik je'" En dan lach-te ze weer. En dan was ze al niet meer liet vriendin-ne-tje van Prik-je.

29 8. Moe-der Kit-tie. Kit-tie is de moe-der van pop. Nu is het wel jammer, dat pop zo'n stil kind-je is. Daar-door heeft Kit-tie het niet zo druk als ech-te moerders. Pop maakt nooit ga-ten in haar kousjes. Pop maakt nooit scheurren in haar jurk. Pop maakt nooit haar schort vuil of haar zak-doek. Pop groeit nooit uit haar kleer-tjes. Dus Kit-tie hoeft nooit nieuwe voor haar te ma-ken. Maar ze heeft er wat op be-dacht. Want het zou toch zon-de zijn als ze nooit hoef-de te naairen. Ze kan nog wel zo goed naai-en.

30 Met lange steken, op en neer. Kit-tie heeft aan moe-der een schaamtje ge-vraagd. P ^`' ^-.^ - ^ /^i^ ',,,911n 4,ili^^'tia^^^^^ rr^rh^'1 Nu peu-tert ze in het pop-pe-kous-je een klein gaat-je. Net echt. Net of pop ge-lopen heeft. Ze neemt een naald en een draad.

31 En ze maakt het gaat-je heel. Zal ze ook een scheur-tje in pop haar jurk ma-ken? Nee, dat is toch een beet-je zon-de. Zo'n mooie jurk! Dan maar pop haar zak-doek en haar schort vuil ma-ken. Ze poetst met de zak-doek o-ver pop haar wan-gen. Ja, hoor! De zak-doek wordt er een beet-je zwart van. Dan legt ze pop haar schort op de grond. En ze zet haar voet-je er op. Foei pop!" zegt ze. Wat heb je je schort vuil ge-maakt! Nu moet ik het was-sen. En ik heb het al zo druk gehad met het stop-pen van je kous!"

32 Ze neemt een bak-je met water. En ze wast het schort- je en de zak-doek. Zó," zegt ze. hul je in t ver-volg net-ter op je goed zijn?" Maar pop zegt niets. Ze denkt ze-ker: Als mijn moe-der mijn kleer-tjes vuil maakt, kan ik het toch niet hel-pen I"

33 9. Haas. je Hip en Haas -je Tip. Haasje Hip en Haas-je Tip wa-ren twee vriend-jes. 2e woon-den in het bos. On-der een ho-ge boom. Haas-je Hip heet-te zo, om-dat hij zo leuk hip-te. En Haas-je Tip heet-te zo, om-dat hij een grap-pig wit tip-je aan zijn staart had. Het wa-ren leu-ke haas-jes hoor' Altijd zin in een pret-je. Op een keer gin-gen ze een wan-deling ma-ken. Ze wil-den heel ver gaan. Ze moes-ten zien, hoe de we-reld er uit zag. Voor-uit!" zei Haas-je Tip. Daar gaan we!" Het nieuwe Broertje 3

34 En hip!" zei Haas-je Hip. En ze spron-gen weg. Ze kon-den fijn hard lopen. Want ze had-den niets te dra-gen. Geen kleer-tjes en geen pet-jes. Geen kof-fer en geen tas-je. Hip-tip-hip-tip. Zo sprangen ze tus-sen de bo-men door. Waar gaan we naar toe?" vroeg Haasje Hip. Naar 't eind van de werreld," zei Haas-je Tip. Dat is ver," zei Haas-je Hip. Zouden we daar niet erg moe van wor-den?" We ko-men er wel," zei Haas-je Tip. Als we moe wor-den, zul-len we elkaar dra-gen." Het bos was heel groot.

35 En het duur-de lang, vóór ze het bos uit waren. Aan het eind van het bos woon-de een man. Die had een tuin-tje bij zijn huis. Een tuin-tje met groen-te. Kool en aardrappels. En wormels en ra-pen. Baas-je Hip en Haas-je Tip hid-den 3*

36 dol-veel van kool. Ze hip-ten het tuin-tje in. En ze be-gon-nen te smullen. Hè-hè, dat was nog eens e-ten! Hun buik-jes werden dik en rond. De man van het tuin-tje kwam in de deur staan. Eens e-ven naar zijn tuintje zien. Haas-je Hip en Haas-je Tip za-gen hem. 0, wat schrik-ten ze! Een mens!" riep Haas-je Hip. Ik ben bang voor mensen," zei Haas-je Tip. En hip-tip-hip-tip, spron-

37 gen ze te-rug naar het bos. Zul-len we maar niet lie-ver naar huis gaan?" vroeg Haas- je Hip. Hij bib-ber-de nog van schrik. Ja," zei Haas-je Tip. Ik wil niet ver-der, hoor!:' Zo vlug als ze kon-den, wip-ten ze naar huis te-rug. Waar zijn jul-lie naar toe ge-weest?" vroegen hun vriend-jes. Naar het eind van de wereld," zeiden Haas-je Hip en Haas-je Tip.

38 Och, och!" zei-den de vriend-jes. Wat ver! En zijn jul-lie niet moe ge-worden?",,nee, hoor," zei-den Haas-je Hip en Haas-je Tip. En ze ver-tel-den net zo lang, dat ze naar het eind van de we-reld geweest waren, tot ze het zelf geloof rden. Die kleine jok-ke-brok-jes! 10+ Een groot feest. De bo-men in het park wil-den een feest ma-ken. Want de dik-ste van al-len werd ja-rig. Wel honderd jaar! Daar-om was hij juist zo dik. Om-dat hij zo heel oud was. Nu is het las-tig om een feest te ma-

39 ken, als je een boom bent. Want bo-men moe-ten al-tijd stil staan. Ze kunnen nooit van hun plaats. Ze kun-nen niet dansen of springen. Maar ze wis-ten er wel raad op, hoor' 's Mor-gens vroeg begon het al. Ike bo-men om hem heen gaven hem "4-.A.,. met hun tak-ken een band. En hun blaad-jes zei-den :

40 Ik fe-li-ci-teer je!" Toen riepen ze de vo-gels er bij. ie moes-ten in de jari-ge boom gaan zit-ten. Ze moes-ten hun mooi-ste liedjes zingen. Wat een plezier' Wat een la-waai I Ze zon-gen al-le-maal door el-kaar. Maar daar-om was het juist mooi. De oude, ja-ri-ge boom schud-de van het lachen om de klei-ne vo-gels. Ze de-den ook zo hun best! Toen de vo-gels klaar wa-ren, zei één van de bo-men: Nu komt de zon op vi-si-te. Daar is hij al." En ja, hoor! De zon scheen net op de ja-ri-ge boom. Dat was heerlijk warm.

41 En de boom werd er ook zo mooi van. Tus-sen cie tak-ken scheen o-ver-al de zon. Nog mooi-er dan goud. Wel, wel," zei de oude boom. Dat had ik niet gedacht, zon. Dat '' jij ook aan mijn J ver-,r:: jaar-dag zou denken,". t Wacht maar," zei een van de bomen. ]Het feest is nog niet uit. Nu komt de wind muziek voor je ma-ken." Daar kwam de wind. Die blies tussen de tak-ken door. Eenrach-tilied. p g De ou-de boom schud-de zijn J tak-ken.

42 Wel, wel t Wel, wel!" zei hij al-leen maar. Wacht maar!" zei één van de bo-men. Nu gaan we trak-te-ren. We krijgen lek-ke-re fris-se re-gen." En tik-kel-tik, tik-kel-tik! Daar vie-len al een paar drup-pels. De grond werd nat. En de bo-men smul-den de re-gen op. Wel, wel!" zei de ou-de boom.

43 Hij kon heus niets anders zeg-gen. Toen de re-gen weg was, en de zon weer scheen, zei één van de bo-men:,,nu is het feest af-ge-lo-pen." Maar hij had zich ver-gist. Daar kwa-men klei-ne meis-jes aan. ]Die wis-ten niet, dat de ou-de boom ja-rig was. Maar toe-val-lig maak-ten ze een kring om de boom heen. En ze zon-gen een lied-je. En ze dans-ten om de boom. Vat von-den de bo-men dat lief!

44 Wel, wel'" zei de ou-de boom. Daar komen die lie-ye, kleiiie meisjes ook al op mijn ver-jaar-dag! Wel, wel!" Maar de klei-ne meis-jes ver-ston-den er niets van. Ze wis-ten niet eens, dat bomen met el-kaar kun-nen pramen' 11. Kok. Ik weet wel, als ik groot ben, Wat ik het lief-ste word: Een kok wou ik dan we-zen, Met wit-te muts en schort. Ik kook-te al-le da-gen, Waar ik het meest van hou. En 'k proef-de uit de panmen, Zo-veel als ik maar wou.

45 Ik zou alleen wat bang zijn, Dat niemand meer wat kreeg, Wart als 't zo lekker smaak-te Proef-de ik de pan-nen leeg! I2. Voor het heli. Joop-je heeft met moe-der de broer-tjes naar school ge-bracht.

46 Het groot-ste broer-tje zit in de der-de kaas. En het an-de-re broer-tje in de eenste. En die ar-me Joop moet nog een heel jaar wach-ten, vóór hij naar school mag. Hij ver langt er zo naar! Het lijkt hem zo fijn, om met heel veel kin-de-ren in de klas te zit-ten. En een pot-lood te heb-ben. En een pen en een inkt-pot. En een lees-plank-je. En om som-men te ma-ken en les-jes te le-zen. En om heel hard liedjes te zin-gen. Maar hij moet nu nog een jaar wach-ten. Die ar-me Joop! Moe-der wil al weer naar huis gaan. Maar Joop staat voor het hek van de school.

47 Hij is nog lang niet klaar met kij-ken. Hij houdt met bei-de hand-jes het hek vast. En hij steekt zijn neus-je er door heen. Nu staan al-le klas-sen in de rij. En zo gaan ze naar bin-nen, Kijk toch, wat keu-rig ze staan! Het lij-ken wel solydaat- jes! En dan zo'n mees-ter of juf er bij! Het is erg naar, om pas vijf jaar te zijn. Daar kijkt de juf van de eerste klas om. Ze ziet Joop-je door het hek kij-ken.,,dag baas-je!" roept Juf. ]Kom je la-ter ook bij mij op school?" Ja," roept Joop-je. Ili kom heus wel. Maar u moet nog een jaar-tje wachten." Juf lacht.

48 En dan gaat ze met de klas naar bin-a nen. Nu kijkt Joop-je ein-de-lijk weer naar moe-der. Juf van school heeft met me ge-praat," zegt hij. Dat is net zo goed als-of je echt een school-jon-gen bent, hè?" Ja," zegt moe-der. En ze vroeg of ik la-ter bij haar op school kwam," gaat Joop-je ver-der. Maar ik zei, dat het nog een jaar duurt. Ze zal het wel jam-mer vin-den, dat het nog zo lang moet du-ren." Ja," zegt moe-der. Joop-je hup-pelt naast moe-der voort. Hij is erg in zijn schik. Want of de Juf nou door het hek met je praat, of in de klas, dat is toch bid-na het zelf-de!

SERIE: PRETTIG LEZEN (Leeftijd 5-8 jaar) OUDEJAAR BIJ OMA, door C. P. van Asperen van der Velde. Geillustr. door M. Bosch-Van Drakestein MIEKIE'S EERSTE VACANTIE, door C. P. van Asperen van der Velde. Geïllustreerd door M. Bosch-Van Drakestein BENNIE OP DE BOERDERIJ, door J. H Uit den Bogaard. Geïllustreerd door M. Bosch-Van Drakestein PETERTJE, door Alb. Loon. Geillustreerd door M. Bosch-Van Drakestein De groote en duidelijke letter waarin de tekst is gedrukt en de eenvoudige, weinig gecompliceerde plaatjes van M. Bosch-van Drakestein maken deze boekjes tot een kostbaar bezit voor onze kleintjes!