Motorstoring na doorstart

Vergelijkbare documenten
Samenvatting. Noodlanding na gedeeltelijk verlies van motorvermogen

Samenvatting. Verlies van controle over de richtingsbesturing tijdens waterlanding, Consolidated PBY-5A Catalina

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 24 mei 2010, uur

Neergestort tijdens nadering

Samenvatting. Botsing in de lucht tijdens de training voor een luchtvaartvertoning

Mislukte noodlanding. 1 van 17

Samenvatting. Botsing met vliegtuigtrekker door verlies van remdruk, BAe Avro RJ85

Dit rapport berust op het ongevallenrapport van vliegveld Hilversum, de schriftelijke verklaring van de bestuurder en enkele getuigenverklaringen.

Direct teruggekeerd na rook in de cockpit

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 31 maart 2008, uur

Verlies van controle tijdens doorstart Op Amsterdam Airport Schiphol

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING. Nummer voorval: / Datum, tijd 1 voorval: 26 april 2009, uur Nabij zweefvliegveld Terlet (EHTL)

RAPPORT Noodlanding na motorstoring met het ultralicht vliegtuig Comco FOX C 22, registratie PH-2N8 Lelystad, 2 mei 1999

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE GEGEVENS. Nummer voorval:

Tijdens taxiën de grond geraakt en verongelukt Vliegveld Hilversum

Dodelijk ongeval bij werkzaamheden in koelruimte Ms. Sierra King, voor de kust van Namibië

Kwartaalrapportage Luchtvaart

Neergestort in circuit

De Onderzoeksraad voor Veiligheid

MINISTERE DES COMMUNICATIONS ET DE L INFRASTRUCTURE MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 5 februari 2010, uur

Losgeschoten remklepstang Rolladen-Schneider LS 4-b zweefvliegtuig

Neergestort tijdens lierstart

MINISTERE DES MINISTERIE VAN COMMUNICATIONS VERKEER EN E T D E INFRASTRUCTUUR L INFRASTRUCTURE

Voorkomen van (bijna-)botsingen in de lucht

Gemaakt door Nico van Dam, t.b.v december 2006.

Samenvatting. Onjuist opgelijnde start vanaf baan 24, Amsterdam Airport Schiphol

EINDRAPPORT /A-08 PH-765, Schleicher ASK 23 B 26 juli 1998, Vliegveld Hilversum

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Overig verkeer in nabijheid van startende verkeersvliegtuigen Luchtruim Eindhoven Airport

Noodlanding na mislukte oefening motorstoring met de PH-JJM, een Reims F152, nabij Stolwijk op 9 juni 2002

EINDRAPPORT 98-31/A-14 PH-CBA en PH-DBX 13 juni 1998, Vliegveld Hilversum

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 11 september 2007, uur

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 19 mei 2007, uur

Twee éénmotorige propellervliegtuigen kwamen bijna met elkaar in botsing tijdens de vlucht.

Technische bijlage. Notitie Aanvulling MER luchthavenbesluit Twente (adt bijlage), 19 juni

Thresholdverlichting beschadigd tijdens landing

Inzet Schiphol- Oostbaan

Runway incursion Amsterdam Airport Schiphol

PERSBERICHT. Onderzoeksraad waarschuwt Boeing voor mogelijke gebreken in radiohoogtemeter Boeing

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE GEGEVENS. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 25 oktober 2006, uur

RAPPORT PRAKTISCH EXAMEN RPAS

Invulinstructie brevet document

De theorielessen beginnen jaarlijks begin september en u kunt tussentijds instappen.

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: september 2004, uur

Vliegoefeningen Ikarus C-42

PPL of LAPL vliegopleiding Uw droom wordt werkelijkheid

Kwartaalrapportage Luchtvaart

Egbert s samenvatting Voorschriften en reglementen

Versie ten behoeve van de internetconsultatie

Kwartaalrapportage Luchtvaart

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vergunning luchtvaartvertoning Ballonfiësta Barneveld

lucht afzetten. Lucht heeft niet een vaste plaats zoals we weten. Hiervoor heeft men een systeem ontwikkeld waarop we hierna in zullen gaan.

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 5 maart 2007, uur

VEILIGHEIDS REGLEMENT

Organisaties. 3 Nationale en Internationale organisaties. 3.1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Toezicht. Schorsing.

EINDRAPPORT 98-35/A-17 PH-BWG, Beech A36 17 juni 1998, Luchthaven Eelde

AEROCLUB MARITIME VLIEGSCHOOL

Luchtruim. (H) Special VFR Helikopters. Tot 3500 ft AMSL is er vrije hoogtekeuze (ICAO 3000 ft AGL) daarboven moet volgens het kruishoogtesysteem

Inspectie Verkeer en Waterstaat

VOORZORGSLANDING NA BESTURINGSPROBLEMEN ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING

Emissies van nikkelstof BASF Nederland B.V., De Meern

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ALGEMENE GEGEVENS. Nummer voorval: / Datum en tijd 1 van het , uur

Hand- out Boeing 737. hand- out- PU.01

METEOROLOGISCHE EN OROGRAFISCHE ASPECTEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Beschikking vergunning luchtvaartvertoning Friese Ballonfeesten

EINDRAPPORT 97-67/A-21 PH-LVK, Cherry BX 2 31 oktober 1997, Middelburg

Kwartaalrapportage Luchtvaart

Hand- out Boeing 737 vliegen. hand- out- PU.01

LUCHTRUIMINDELING, ICAO KAART

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 28 mei 2005, uur

Gebruik Buitenveldertbaan in 2011

Kwartaalrapportage Luchtvaart

UITGEBREIDE SAMENVATTING Extended summary in Dutch

RAPPORT Overtrokken op lage hoogte met het zweefvliegtuig PIK-20E, registratie PH-750, op zweefvliegveld Terlet, 2 april 1999

Den Haag, december 2001

KNVvL ARC supervisie. Wat is een airworthiness review en waarom moet deze worden uitgevoerd.

2. Motor\Trionic T7 LEV (B2... Storingzoeken, storingcodes - P...

In antwoord op uw verzoek om aanvullende gegevens in uw brief van 3 januari j.l. bericht ik u als volgt:

Wat kost een vliegbrevet?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vliegtuigongeval met dodelijke afloop in het laagvlieggebied Gouda

Naleving milieuregels gebruiksjaar Verantwoording Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol

De 6 primaire VFR instrumenten op het panel (The Basic 6) Jan Dekker

Defensief circuitvliegen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

HANDLEIDING GEBRUIK DUO DISCUS TURBO (zonder motor)

Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport versie 2.01 juni 2013 Pagina 1 van 6

ALGEMENE GEGEVENS SAMENVATTING FEITELIJKE INFORMATIE. Nummer voorval: Datum, tijd 1 voorval: 25 mei 2009, uur

Lockheed L- 049A Constellation

Instructieboekje. Modelvliegclub Cumulus Kampen.

DHC-6 TWIN OTTER. Leo Wagenaar

Inzet Aalsmeerbaan als startbaan

Belangrijke weetjes over de opleiding tot privaat piloot

Martinair DC-8 verongelukt bij Colombo (Sri Lanka)

Noodlanding na motorstoring Diamond DA-40

Ongevallen in de kleine luchtvaart

Samenvatting. Aanleiding

In dit deel van de regeling worden de bijzondere bevoegdverklaringen geregeld. Het gaat hierbij om de volgende drie verklaringen:

Transcriptie:

Motorstoring na doorstart - 1 -

Motorstoring na doorstart Den Haag, november 2015 De rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zijn openbaar. Alle rapporten zijn beschik baar via de website van de Onderzoeksraad www.onder zoeksraad.nl Bron coverfoto: Henk Wadman

De Onderzoeksraad voor Veiligheid Als zich een ongeval of ramp voordoet, onderzoekt de Onderzoeksraad voor Veiligheid hoe dat heeft kunnen gebeuren, met als doel daar lessen uit te trekken. Op die manier draagt de Onderzoeksraad bij aan het verbeteren van de veiligheid in Nederland. De Raad is onafhankelijk en besluit zelf welke voorvallen hij onderzoekt. Daarbij richt de Raad zich in het bijzonder op situaties waarin mensen voor hun veiligheid afhankelijk zijn van derden, bijvoorbeeld van de overheid of bedrijven. In een aantal gevallen is de Raad verplicht onderzoek te doen. De onderzoeken gaan niet in op schuld of aansprakelijkheid. Voorzitter: Onderzoeksraad mr. T.H.J. Joustra prof. mr. dr. E.R. Muller prof. dr. ir. M.B.A. van Asselt Algemeen secretaris: mr. M. Visser Bezoekadres: Anna van Saksenlaan 50 2593 HT Den Haag Postadres: Postbus 95404 2509 CK Den Haag Telefoon: +31 (0)70 333 7000 Telefax: +31 (0)70 333 7077 Internet: www.onderzoeksraad.nl - 3 -

INHOUD Algemene gegevens... 5 Samenvatting... 6 1. Feitelijke informatie... 7 1.1 De vlucht... 7 1.2 Gegevens luchtvaartuig... 9 1.3 De bemanning... 10 1.4 Plaatselijke situatie...11 1.5 Weersomstandigheden... 12 2. Onderzoek en Analyse...13 2.1 Procedures motorstoring na de doorstart... 13 2.2 Technisch onderzoek... 15 2.3 Veiligheidsriemen... 19 3. Conclusies...21 Bijlage A. Inzageversie... 22-4 -

ALGEMENE GEGEVENS Figuur 1: Archieffoto van de PH-SER. (Bron: H. Wadman) Nummer voorval: 2013072 Classificatie: Ongeval Datum, tijd 1 voorval: 27 mei 2013, circa 10.15 uur Plaats voorval: Vliegveld Midden Zeeland (EHMZ) Registratie luchtvaartuig: PH-SER Type luchtvaartuig: Piper PA-18-150 Super Cub Soort luchtvaartuig: Eenmotorig vliegtuig Soort vlucht: Instructievlucht Fase van de vlucht: Doorstart Schade aan luchtvaartuig: Vliegtuig totaal vernield Aantal bemanningsleden: Twee Aantal passagiers: Geen Persoonlijk letsel: Eén licht gewond Overige schade: Geen Lichtcondities: Daglicht 1 Alle tijden in dit rapport zijn locale tijden (Nederlandse zomertijd, UTC + 2 uur), tenzij anders vermeld. - 5 -

SAMENVATTING De Piper PA-18-150 Super Cub werd tijdens de vlucht gebruikt om een piloot ervaring op te laten doen met dit type vliegtuig. In onderling overleg tussen de piloot (verder genoemd: bestuurder) en de instructeur (verder genoemd: gezagvoerder) werd besloten de bestuurder eerst ervaring te laten opdoen met het maken van doorstarts. De bestuurder zat in het vliegtuig vóór de gezagvoerder. Tijdens het uitklimmen en na de zesde doorstart op baan 27 begon de motor van het vliegtuig op circa 75 voet hoogte (circa 23 meter) plotseling te haperen waarbij ook het vermogen verminderde. Hierdoor werd de bemanning genoodzaakt een noodlanding te maken. De gezagvoerder nam de besturing over en probeerde de motor draaiende te houden hetgeen niet lukte. Met een stationair draaiende motor zette de gezagvoerder vervolgens een linkerbocht in omdat hij inschatte dat hij niet over een bomenrij heen kon vliegen. De linkerbocht werd tevens ingezet om onder andere stacaravans van de camping alsmede zand en puinhopen in het verlengde van baan 27 te ontwijken en een geschikte plaats te vinden voor een landing. Door de aanwezigheid van bungalows en rioolbuizen werd de reeds ingezette linkerbocht door de gezagvoerder verder doorgezet waarbij het vliegtuig steeds meer hoogte verloor. Het vliegtuig kwam op ongeveer 350 meter ten westen van het vliegveld in een afgegraven stuk grond terecht waarin water stond. Het vliegtuig sloeg daarbij over de kop en werd totaal vernield. De bestuurder raakte licht gewond. De gezagvoerder bevond zich na het overnemen van de besturing van het vliegtuig in een moeilijke situatie waarin hij snel moest handelen. Door het uitvoeren van een bocht (naar links) heeft de gezagvoerder niet gehandeld volgens de basisprincipes bij een motorstoring van een eenmotorig vliegtuig na de doorstart. Hiermee heeft de gezagvoerder grote risico s genomen. Doordat het vliegtuig het water raakte, werd de snelheid van het vliegtuig gereduceerd waardoor het niet dragen van de schouderriemen door de bestuurder niet tot ernstig letsel heeft geleid. Uit het onderzoek is niet eenduidig vast komen te staan waardoor de motor van het vliegtuig haperde na de doorstart. - 6 -

1 FEITELIJKE INFORMATIE 1.1 De vlucht Op 27 mei 2013 was de bestuurder bezig met het maken van een serie doorstarts om ervaring op te doen op de Piper PA-180-150 Super Cub. Het doel van de bestuurder was voldoende bedrevenheid te verkrijgen om met dit type vliegtuig reclamevluchten te kunnen uitvoeren. Op de achterste zitplaats in het vliegtuig zat de instructeur die tevens gezagvoerder was. De gezagvoerder beschikte over ruime ervaring met dit type vliegtuig. De gezagvoerder demonstreerde de eerste doorstart, waarna de bestuurder de volgende doorstarts uitvoerde. Bij de eerste drie doorstarts werd gebruik gemaakt van brandstoftoevoer vanuit de linkertank. Hierna werden twee doorstarts uitgevoerd met brandstoftoevoer vanuit de rechtertank omdat de linkertank leeg dreigde te raken. Nadat de bestuurder op het rugbeen de checks had uitgevoerd ten behoeve van de landing, werd rond 10.15 uur de zesde landing ingezet. De bestuurder zette het vliegtuig ter hoogte van de zogenaamde hondenhokken, welke aan het begin en naast baan 27 staan, met de wielen aan de grond en hield het staartwiel in de lucht. De bestuurder hield het vliegtuig horizontaal om hierna op aangeven van de gezagvoerder vol vermogen te selecteren, de carburateurvoorverwarming op koud te zetten en de flaps omhoog te selecteren. Hierna kwam het vliegtuig ter hoogte van het seinenvierkant (zie figuur 2) los van de baan. Gezagvoerder besloot naar links te draaien Kreek Bomenrij My controls Seinenvierkant Vol vermogen 6 e landing op baan 27 Vliegtuig raakte het water en sloeg over de kop tegen de walkant Kreek Verlies motorvermogen In de lucht Baan 09-27 Figuur 2: Reconstructie van het vliegpad. (Bron: Google Maps) - 7 -

Op ongeveer 75 voet hoogte liep het toerental van de motor terug. De gezagvoerder vroeg aan de bestuurder of deze de gashandel bediende. Dit werd ontkend. De bestuurder bevestigde dat de carburateurvoorverwarming op koud stond, toen de gezagvoerder hierna vroeg. Hierop zei de gezagvoerder My controls en nam de besturing over. Hij probeerde de motor draaiende te houden door met de gashandel een pompende beweging te maken. Figuur 3: Muidenweg juni 2015. De pijl links in de foto geeft de bomenrij aan en de pijl rechts de hangars op het vliegveld. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid) Op boomtophoogte (zie figuur 3) draaide de motor alleen nog maar stationair en leverde vrijwel geen vermogen. De gezagvoerder verklaarde dat hij door de combinatie van de geringe hoogte waarop het vliegtuig vloog en het verlies van motorvermogen het vliegtuig niet naar rechts kon uit laten wijken om over de aanwezige bomenrij te komen. Door de aanwezigheid van deze bomen en de kreek (zie figuur 2), alsmede de bebouwing van recreatiepark Oranjeplaat en van zand en puinhopen in het verlengde van de baan, besloot de gezagvoerder een bocht naar links te maken om een geschikte landingplaats te zoeken. Figuur 4: Locatie van het vliegtuig in relatie tot de omgeving. Op de achtergrond de bungalows en rioolbuizen. (Bron: PZC) - 8 -

Tijdens de glijvlucht werd door de gezagvoerder de bocht naar links verder doorgezet als gevolg van de aanwezigheid van bungalows en rioolbuizen. Het vliegtuig verloor snel hoogte en raakte uiteindelijk het water dat in een afgegraven stuk grond stond. Hierdoor werd de voorwaartse snelheid van het vliegtuig afgeremd. Het vliegtuig sloeg over de kop en eindigde ondersteboven tegen de walkant. Hierbij werd het vliegtuig totaal vernield. De bestuurder raakte licht gewond. Figuur 5: PH-SER na het ongeval. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid) 1.2 Gegevens luchtvaartuig De PH-SER is een vliegtuig van het type Piper PA-18-150 Super Cub, dat werd aan gedreven door een viercilinder, luchtgekoelde Lycoming O-320 zuigermotor uitgerust met carburateur. De PA-18, een hoogdekker, heeft twee zitplaatsen die zich achter elkaar bevinden en is voorzien van een vast landingsgestel. De bedieningsorganen zijn dubbel uitgevoerd. Het vliegtuig heeft twee separate brand stoftanks, in iedere vleugel één. De brandstoftoevoer moet handmatig worden geselecteerd op de linker- of rechterbrandstoftank. - 9 -

Brandstof Het vliegtuig was voorzien van een zogenoemd Supplemental Type Certificate (STC). Op grond hiervan was het vliegtuig toegelaten om op autobrandstof 2 te vliegen. De eigenaar van het vliegtuig verklaarde dat hij niet wist waar de brandstof getankt was die op het moment van het ongeval aanwezig was in de brand stoftanks. Verder verklaarde de eigenaar dat hij ongeveer 60 liter per week aan autobrandstof tankte in jerrycans bij brandstofpompen aan de openbare weg omdat dit goedkoper was dan op een luchthaven te tanken. Deze jerrycans sloeg hij op in een loods te Roosendaal. Hij controleerde de getankte brandstof op alcoholpercentage met een ethanoltester. Deze tester was geleverd door het bedrijf waar het vliegtuig in onderhoud was. Tevens gaf de eigenaar aan geen voorraad autobrandstof meer te hebben. Door de Onderzoeksraad kon niet worden vastgesteld waar de op het moment van het ongeval gebruikte brandstof in het vliegtuig vandaan kwam. De gezagvoerder verklaarde dat voor aanvang van de vlucht beide tanks ongeveer half vol waren en dat hij deze heeft gedraind. Er werd hierbij geen water en/of vuil geconstateerd. Normaal gesproken wordt het vliegtuig met volle brand stoftanks ver huurd. De huurder van het vliegtuig vult de brand stoftanks na gebruik van het vliegtuig weer aan. Van de brandstofmeters zijn kort voor de start foto s gemaakt door de bestuurder om vast te leggen dat de tanks half vol waren voor aanvang van de vlucht. Onderhoud De laatste onderhoudsinspectie van het vliegtuig voorafgaand aan het ongeval was op 8 mei 2013 en is uitgevoerd door het bedrijf dat het onderhoud van het vliegtuig verzorgde. In het zogenaamde proefdraairapport van deze onderhoudsinspectie zijn geen bijzonderheden vermeld. 1.3 De bemanning De gezagvoerder was in het bezit van een geldig bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (Commercial Pilot License; CPL) met de bevoegdverklaring Recreational Flight Instructor (RFI) voor Single Engine Piston (SEP) vliegtuigen en een geldige radio telefoniebevoegdheid (RT licentie). De laatste vlucht van de gezagvoerder met de PH-SER, voorafgaand aan het ongeval was op 29 maart 2013. Het betrof eveneens een trainingsvlucht en het was de laatste vlucht van het vliegtuig voorafgaand aan de ongevalsvlucht. In totaal 3310 Op vliegtuigtype PA-18 400 In de laatste 3 maanden 35 In de laatste 72 uren 2 Tabel 1: Vliegervaring van de gezagvoerder in uren. 2 AVGAS is de gebruikelijke brandstof voor vliegtuigen. Autobrandstof is brandstof welke gebruikt wordt in de automobielindustrie. Een vliegtuig dat op autobrandstof mag vliegen, heeft hiervoor een zogenaamd Supplemental Type Certificate (STC) (goedkeuring) nodig. - 10 -

De bestuurder was in het bezit van een geldig CPL met de bevoegdverklaringen Instrument Rating (IR) en Single Engine Piston (SEP) alsmede een geldige radio telefoniebevoegdheid (RT licentie). In totaal 400 Op vliegtuigtype PA-18 0,5 In de laatste 3 maanden 6 In de laatste 72 uren 0,5 Tabel 2: Vliegervaring van de bestuurder in uren. Zowel de gezagvoerder als de bestuurder verklaarden zich fit, uitgerust en bekwaam te voelen om de vlucht uit te voeren. Tevens verklaarden zij dat er geen sprake was van haast of stress. 1.4 Plaatselijke situatie Vliegveld Vliegveld Midden Zeeland (EHMZ) wordt gebruikt door zowel zweefvliegverkeer als gemotoriseerd vliegverkeer. Het vliegveld beschikt niet over luchtverkeersleiding. Er wordt op zicht gevlogen (Visual Flights Rules 3 ). Navigeren gebeurt op basis van visuele referenties op de grond. De luchthaven heeft één start-/landingsbaan welke oostwestelijk (09-27) is gesitueerd. De baan is een grasbaan met een lengte van 1000 meter en is 30 meter breed. Omgeving vliegveld In het verlengde van startbaan 27 liggen een kreek en een openbare weg. Ten noorden van de grasbaan bevinden zich onder andere hangaars, het havendienstgebouw, een restaurant en andere bedrijfspanden. Ten noorden van deze bebouwing ligt een openbare weg en landbouwgrond. Op geruime afstand en ten noordwesten van het vlieg veld ligt open water, te weten het Veerse Meer (zie figuur 6). 3 VFR (Visual Flight Rules) zijn de voorschriften voor het vliegen op zicht (zichtvliegvoorschriften). - 11 -

09 PH-JUL 27 CIRCUIT AREA OU Veerse meer Schenge Signal Area Arnemuiden MIDDEN-ZEELAND FL 100 Figuur 6: Uitsnede Visual approach chart baan 27. De rood gestippelde gebieden dienen te worden vermeden. De rood ingekleurde gebieden (ingetekend door de Onderzoeksraad voor Veiligheid) geven de uitbreiding van het recreatiegebied weer. (Bron: AIP Netherlands) Ten westen van het vliegveld, in het verlengde van baan 27, is een recreatiegebied met onder andere een camping gesitueerd. Tussen dit recreatiegebied en het vliegveld werd het gebied geschikt gemaakt voor een uitbreiding van het recreatiegebied. Dit bouwterrein is aan de noordzijde begrensd door een bomenrij. Tussen het vliegveld en het bouwterrein ligt een kreek. Deze kreek loopt vanaf het zuiden van het vliegveld met een slinger naar het noorden van het bouwgebied en de bomenrij en mondt uit ten noorden van de camping in het Veerse Meer. Het bouwgebied werd aan de zuidzijde begrensd door nieuw gebouwde bungalows. In het bouwgebied waren zand en puinhopen, water in afgegraven grond en een tiental betonnen rioolbuizen aanwezig. Ook aan de noordzijde van de bomenrij en de kreek was het recreatiegebied uitgebreid. 1.5 Weersomstandigheden Volgens de gegevens van het Koninklijke Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) was het zicht ten tijde van het ongeval meer dan 10 kilometer. De windsterkte was 13 knopen uit de richting 260-270 graden. De luchtdruk was 1011 hpa en de temperatuur aan de grond was 13 C met een dauwpunt van 10 C. - 12 -

2 ONDERZOEK EN ANALYSE 2.1 Procedures motorstoring na de doorstart Tijdens de vliegopleiding wordt geleerd dat bij een motorstoring met een eenmotorig vliegtuig tijdens de initiële klim in principe niet moet worden teruggedraaid naar de baan van waar is gestart, doch zo mogelijk recht vooruit moet worden geland. Dit omdat terugdraaien zonder of met beperkt motorvermogen (veel) hoogteverlies tot gevolg heeft, waardoor de startbaan waarvan vertrokken is in veel gevallen niet bereikt kan worden. Bij het terugdraaien bestaat het risico dat het vliegtuig in een overtreksituatie komt als gevolg van het afnemen van de luchtsnelheid bij het terugdraaien met de wind mee en door een verhoogde overtreksnelheid in een bocht. De kans op een ongeval en als gevolg daarvan, ernstig letsel voor de inzittenden, is onder dergelijke omstandigheden groot. Bij een motorstoring tijdens de initiële klim kan de neiging om terug te draaien aanwezig zijn. Van een beroepsvlieger/instructeur mag echter worden verwacht dat de hierboven beschreven risico s bekend zijn en gehandeld wordt volgens het basisprincipe. De heersende wind was in het onderhavige geval daarbij een belangrijke factor. Op het moment van de motorstoring stonden, naast het terugdraaien naar het vliegveld, andere opties open: Rechtuit tegen de wind in landen op het bouwterrein. De koers enigszins naar het noorden verleggen en achter de bomenrij landen in een akker. Rechtuit landen Gezien de lage hoogte was rechtuit landen de minst risicovolle mogelijkheid. Daartoe dient dan onmiddellijk een maximale vleugelklepuitslag (flaps) te worden geselecteerd en de gashandel dicht te worden gezet. De wind stond bijna recht op de baan en had een snelheid van 13 knopen. Met een overtreksnelheid, bij full flaps, van 38 knopen betekende dit een touch down snelheid van circa 25 knopen, minder dan 50 kilometer per uur. Onder normale condities zal het vliegtuig een landingslengte nodig hebben van 250 voet (circa 77 meter) om tot stilstand te komen. Koers enigszins verleggen naar het noorden Getuigen aan de grond hebben verklaard dat de motorstoring op relatief lage hoogte/op boomtophoogte plaatsvond. Gezien het afgelegde vliegpad vanaf de eerste ingezette bocht naar links lijkt het aannemelijk dat het mogelijk zou zijn geweest om over de noordelijk gelegen bomenrij te vliegen en te landen in een akker. De gezagvoerder heeft op dat moment de situatie echter zodanig ingeschat dat deze optie niet haalbaar zou zijn. - 13 -

Figuur 7: Luchtfoto uitbreidings- en bouwgebied van camping Oranjeplaat. De twee rode linkerpijlen geven de rij bungalows en de opgeslagen rioolbuizen aan en de rode rechterpijl geeft de bomenrij aan. De gele pijl geeft het indicatieve vliegpad aan en de rode ster geeft de locatie aan waar het vliegtuig verongelukte. (Bron: Nationale politie) Met het terugdraaien zijn grote risico s genomen die door toevallige omstandigheden niet hebben geleid tot ernstige verwondingen van de gezagvoerder of de bestuurder. Figuur 8: Sporen aangetroffen tijdens onderzoek op de plaats van het ongeval. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid) - 14 -

Figuur 9: Sporen (bij linkerpijl in figuur 8) blauwe verf in de grond. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid) Zowel de gezagvoerder als de bestuurder hebben verklaard dat het vliegtuig niet de grond heeft geraakt voordat deze het water raakte. Er zijn echter door de Nationale politie en de Onderzoeksraad, vóór het water waarin het vliegtuig terecht kwam, sporen in de grond aangetroffen (zie figuur 8). In één van de sporen is een blauwe afdruk zichtbaar die qua kleur overeenkomt met de kleur van de linkervleugel (zie figuur 9). 2.2 Technisch onderzoek Inleiding In de eerste week van juni 2013 is het vliegtuig technisch onderzocht. Bij dit onderzoek waren naast een onderzoeker van de Onderzoeksraad, twee grondwerktuigkundigen aanwezig van twee vliegtuigonderhoudsbedrijven alsmede een medewerker van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nationale politie. Het technisch onderzoek was gericht op de onderstaande aspecten die mogelijk tot de motorstoring hebben geleid: De beluchting van de brand stoftanks, brandstoftoevoer en de motor. De gebruikte brandstof. Mogelijkheid ontstaan van carburateurijs. - 15 -

In de volgende paragrafen worden deze aspecten besproken en worden conclusies getrokken over de mogelijke rol die zij bij het ontstaan van de motorstoring hebben gespeeld. Brandstoftanks, brandstoftoevoer en de motor Bij het onderzoek van de brand stoftanks is geconstateerd dat de rubber ringen van de afsluitdoppen qua afmeting verschilden. De bestuurder verklaarde dat de niet standaard rubber ring van de afsluitdop van de rechterbrand stoftank de beluchtingsgaten geheel afsloot en dat de niet standaard rubber ring van de afsluitdop van de linkerbrand stoftank, welke kleiner was dan die van de rechter, de beluchtingsgaten niet afsloot (zie figuur 10). De gezagvoerder verklaarde dat de brand stoftanks van het vliegtuig waren voorzien van STC goedgekeurde vervangende afsluitdoppen. In combinatie met de aanwezige niet originele rubber ringen bestond de kans dat de beluchting van de brand stoftanks onvoldoende was. Figuur 10: De afsluitdop met de kleine rubber ring (links op de foto) is van de linkerbrand stoftank. De afsluitdop (rechts op foto) met de grote rubber ring is van de rechterbrand stoftank. De rode pijlen geven aan waar (zichtbaar) de beluchtingsgaten zitten. (Bron: Nationale politie) Een door de Onderzoeksraad uitgevoerde indicatieve test, waarbij de beluchting van de rechterbrand stoftank voor vrijwel 100% was afgesloten waardoor de tank samentrok, heeft aangetoond dat ook onder deze condities, de brandstoftoevoer voldoende bleek om de motor te voorzien van voldoende brandstof. Deze test toonde aan dat de brandstoftoevoer ten minste het dubbele was (circa 105 liter per uur) van wat de motor op maximaal vermogen kan gebruiken (circa 41 liter per uur). Gedurende de tijdsduur van de test werd circa 22 liter brandstof afgetapt. Dit is voldoende brandstof om 30 minuten te vliegen (meer dan drie circuits) op de rechterbrandstoftank. - 16 -

De atmosferische omstandigheden 4 (temperatuur, relatieve vochtigheid en luchtdruk) tijdens het technisch onderzoek waren niet gelijk aan de atmosferische omstandigheden ten tijde van het ongeval. De onderlinge verschillen in de atmosferische omstandigheden waren dusdanig klein dat dit marginaal van invloed was op de resultaten van de test met de rechterbrand stoftank en daarmee ook marginaal van invloed op de (dubbele hoeveelheid) brandstoftoevoer. De carburateur is tijdens het technisch onderzoek verwijderd en gedemonteerd om na te gaan of de carburateur gebreken had die een goede werking zouden kunnen belem meren. Dit was niet het geval. Het onderzoek van de motor (inclusief het ontstekingsmechanisme en de carburateur) en het brandstoftoevoersysteem leverde geen oorzaak op voor het haperen van de motor. Brandstof Het vliegtuig vloog op autobrandstof, waarvoor het middels een STC was toegelaten. Voorwaarde hierbij is dat de gebruikte autobrandstof geen alcohol mag bevatten. Direct na het ongeval is voor controle de in de tanks aanwezige brandstof afgetapt uit het vliegtuig. Uit de test, uitgevoerd door de Nationale politie, bleek dat de brandstof geen alcohol bevatte. Er was voldoende brandstof aanwezig voor de uitgevoerde doorstart en het vervolg van de vlucht. Figuur 11: Monsters van de autobrandstof uit beide brand stoftanks. De fles links bevat autobrandstof uit de linkerbrand stoftank. De fles rechts bevat autobrandstof uit de rechterbrand stoftank. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid) 4 De atmosferische omstandigheden zijn opgevraagd bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). - 17 -

De autobrandstof uit de beide brand stoftanks van het vliegtuig is door een onderzoekslaboratorium gecontroleerd op samenstelling. De monsters uit de linker- en rechterbrandstoftank verschilden aanmerkelijk van kleur (zie figuur 11). Uit de test bleek het monster uit de linkerbrand stoftank geen bijzonderheden te vertonen. Concreet constateerde het onderzoekslaboratorium: De autobrandstof uit de rechterbrand stoftank voldoet niet aan de EN 228 norm. 5 De resultaten van de distillatie laten zien dat er relatief weinig laag kokende componenten aanwezig zijn. De donkere kleur van de autobrandstof uit de rechterbrand stoftank duidt op oxidatie en daarmee op veroudering van de autobrandstof. Verouderde autobrandstof heeft een lagere vluchtigheid. In dit onderhavige voorval is de vluchtigheid van de autobrandstof uit de rechterbrand stoftank 4.7%. Een normale waarde van vluchtigheid van autobrandstof is minimaal 22%. Het onderzoek naar de brandstof toonde aan dat de autobrandstof in de rechterbrandstoftank die in gebruik was tijdens de vlucht niet aan de norm voor autobrandstof voldeed. Er waren relatief weinig laag kokende componenten aanwezig en de vluchtigheid was ruim onder een normale waarde. Hierdoor zou het mogelijk kunnen zijn dat er een slechte ontbranding ontstond. Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) meldt in het rapport Safety Implication Of Biofuels In Aviation 6 op pagina 31 het volgende over kokende componenten: A too low share of medium-boiling components is known to cause a lumpy running of the engine and acceleration cogging. 7 Carburateurijs Ten tijde van het ongeval was de (buitenlucht)temperatuur 13 C en het dauwpunt 10 C. Uit figuur 12 blijkt dat onder die omstandigheden ernstige ijsvorming op kan treden bij elk vermogensinstelling van de motor. Zelfs een geringe hoeveelheid ijs in de carburateur kan leiden tot onvoldoende ver damping van de brandstof waardoor een verlaagd nuttig effect ontstaat met als gevolg verminderd motorvermogen. Hoewel het voorval na de doorstart optrad, is het mogelijk dat ijsvorming in de carburateur is ontstaan tijdens de daling op het basis- en het eindnaderingsbeen. De gezagvoerder verklaarde ervan overtuigd te zijn dat bij dit ongeval geen sprake was van ijsvorming in de carburateur. In een dergelijk geval neemt namelijk het toerental van de motor geleidelijk af, wist de gezagvoerder uit eigen ervaring. In dit onderhavige geval leek het alsof de gashandel volledig dicht werd getrokken. 5 EN 228 = Europese norm voor loodvrije benzine die als autobrandstof wordt gebruikt (http://www.en-standard.eu/csnen-228-automotive-fuels-unleaded-petrol-requirements-and-test-methods/?gclid=cjjy6dnfhlscfqrjtaodcx8asw). 6 EASA Report No. EASA.2008.C51: http://www.easa.europa.eu/system/files/dfu/final_report_easa.2008-6-light.pdf 7 Dit betekent dat de verlaagde vluchtigheid van de autobrandstof een stotterend/haperend lopende motor tot gevolg heeft, waarbij een acceleratie niet vloeiend verloopt. - 18 -

Ernstige ijsvorming - elk vermogen Matige ijsvorming - kruis vermogen Ernstige ijsvorming - daalvermogen Ernstige ijsvorming - daalvermogen Lichte ijsvorming - kruisvermogen of daalvermogen +30 +20 Mist / wolken +10 0 Dauwpunt C 100% luchtvochtigheid 80% 60% -20-10 40% 0 20% +10 +20 +30 +40-10 -20 Temperatuur C Figuur 12: Carburateurijs grafiek. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid) Samenvattend De daadwerkelijke oorzaak (of oorzaken) van de motorstoring kon door de Onderzoeksraad niet eenduidig worden vastgesteld. Opmerkelijk was dat de auto brand stof uit de rechterbrand stoftank niet voldeed aan de norm voor autobrandstof, waardoor mogelijk slechte ontbranding plaatsvond in de motor. 2.3 Veiligheidsriemen De bestuurder liep door het ongeval uitsluitend lichte verwondingen op. Opmerkelijk was dat de bestuurder de schouderriemen niet droeg omdat de bewegingsvrijheid daarmee zodanig werd beperkt dat de betrokkene, die relatief klein van stuk is, de flaps dan niet kon bedienen. De onmogelijkheid om noodzakelijke bedieningsorganen van het vliegtuig te bedienen, met de schouderriemen om, zou voor zowel de bestuurder als de gezagvoerder een reden moeten zijn de vlucht geen doorgang te laten vinden. Dit des te meer omdat het doel van de vlucht was om in de toekomst reclamesleepvluchten uit te gaan voeren met het betreffende vliegtuig. Het dragen van de schouderriemen is een belangrijke schakel - 19 -

in het voorkomen of verminderen van letsel bij een ongeval. Het gebruik van de schouderriemen is extra van belang wanneer laag bij de grond manoeuvres worden uitgevoerd met extra risico, zoals het oppikken van een reclamesleep. Het niet dragen van de schouderriemen in het geval van een plotselinge en hevige impact, zoals bij het te water raken of het uitvoeren van een noodlanding, verhoogt het risico van hoofd- en borstletsel als gevolg van een hoogenergetische aanraking met het dashboard en/of de stuurorganen. Door de toevallige omstandigheden dat het vliegtuig het water raakte waardoor de voorwaartse snelheid werd gereduceerd en waarna het vliegtuig over de kop sloeg voordat het de wal raakte, bleven de gevolgen in dit geval voor de inzittenden beperkt. Het niet dragen van de schouderriemen is niet uniek. De Onderzoeksraad heeft ook in het verleden aangegeven dat het niet dragen van de schouderriemen kan leiden tot fataal letsel. In de tweede Kwartaalrapportage Luchtvaart van 2013 heeft de voorzitter van de Onderzoeksraad extra aandacht gevraagd voor het dragen van de schouderriemen. - 20 -

3 CONCLUSIES De gezagvoerder bevond zich na het overnemen van de besturing van het vliegtuig, nadat de motorstoring was opgetreden, in een moeilijke situatie waarin hij snel moest handelen. De gezagvoerder heeft, door het uitvoeren van een bocht (naar links) nadat de motor haperde, niet gehandeld volgens de basisprincipes van het reageren op een motorstoring van een eenmotorig vliegtuig na de doorstart. Hiermee heeft de gezagvoerder grote risico s genomen. Doordat het vliegtuig het water raakte waardoor de voorwaartse snelheid werd gereduceerd en waarna het vliegtuig over de kop sloeg voordat het de wal raakte, bleven de klachten in dit geval, voor de inzittenden beperkt. Door de relatief beperkte vertraging heeft het niet dragen van de schouderriemen door de bestuurder niet tot ernstig letsel geleid. Onderstaande scenario s zijn onderzocht: De afsluitdop van de rechtertank was voorzien van een niet standaard rubber ring die geheel of gedeeltelijk de beluchtingsgaten in de afsluitdop kon afsluiten waardoor de tank vacuüm kon trekken. De autobrandstof in de rechterbrand stoftank die in gebruik was tijdens de vlucht voldeed niet aan de norm voor autobrandstof waardoor mogelijke slechte ontbranding plaatsvond. Ten tijde van het ongeval waren de omstandigheden dusdanig dat ernstige ijsvorming kon optreden bij elk geselecteerd vermogensinstelling van de motor. Uit het onderzoek is niet eenduidig vast komen te staan waardoor de motor van het vliegtuig haperde na de doorstart. Opmerkelijk was dat de autobrandstof uit de rechterbrand stoftank niet voldeed aan de norm voor autobrandstof, waardoor mogelijk slechte ontbranding plaats vond in de motor. - 21 -

BIJLAGE A INZAGEVERSIE Een inzageversie van dit rapport is, conform de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid voorgelegd aan de betrokken partijen. Deze partijen is gevraagd het rapport te controleren op feitelijke onjuistheden. Het rapport is voorgelegd aan de volgende personen en organisaties: Aerolin Photo B.V. (gezagvoerder). Bestuurder van het vliegtuig. CNE Air (eigenaar). Vliegwerk Holland B.V. (onderhoudsbedrijf). De Raad heeft van alle genoemde partijen feedback ontvangen. Correcties van feitelijke onjuistheden, aanvullende details en redactioneel commentaar heeft de Raad, voor zover relevant, overgenomen. De betreffende tekstdelen zijn in het eindrapport aangepast. De reacties die niet zijn overgenomen heeft de Raad voorzien van een weerwoord. De in de tabel genoemde hoofdstuknummers verwijzen naar de nummering van het conceptrapport en komen niet altijd meer overeen met de nummering in het definitieve rapport. Deze reacties zijn opgenomen in een tabel die te vinden is op de website van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (www.onderzoeksraad.nl). - 22 -

Bezoekadres Anna van Saksenlaan 50 2593 HT Den Haag T 070 333 70 00 F 070 333 70 77 Postadres Postbus 95404 2509 CK Den Haag www.onderzoeksraad.nl