1. Wat wordt onder palpatie verstaan? A) Het bekijken van de huid door een loupe. B) Het bepalen van de huidspanning door middel van voelen. C) Het stellen van vragen aan de cliënt. 2. Hoe noemen we een licht glanzende huid met kleine zichtbare poriën? A) Droog. B) Gecombineerd. C) Normaal. 3. Waarvoor is een vertraagde genezing en littekenvorming kenmerkend? A) Voor een pustula. B) Voor een ulcus. C) Voor een urtica. 4. Welke verschijnselen zijn kenmerkend voor een plaatselijke ontsteking van de huid? A) Pigmentatie en zwelling. B) Roodheid en ontvelling. C) Warmte en zwelling. 5. Wat is een voorbeeld van pathogene micro-organismen? A) Commensalen. B) Gastheercellen. C) Parasieten. 6. Hoe noemt men de gifstoffen die afgescheiden worden door ziekteverwekkende bacteriën? A) Antitoxinen. B) Pustula. C) Toxinen. 7. Hoe wordt een open comedo ook wel genoemd? A) Een black head. B) Een talgcyste. C) Een white head. 8. Waar bevindt zich de haard van de ontsteking bij acne vulgaris? A) In de talgklier. B) In een open comedo. C) In het haarzakje. 9. Wat is kenmerkend voor ichthyosis? A) Een abnormale verhoorning. B) Een overvloedige talgafscheiding. C) Een sterke pigmentatie. Capabel Examens 2011 Pagina 1
10. Welke huidaandoening heeft een inwendige oorzaak? A) Epheliden. B) Furunkels. C) Tinea pedis. 11. Welke huidaandoening kenmerkt zich door de vorming van vlekken in de huid? A) Angulus infectiosus. B) Ichthyosis. C) Naevi pigmentosi senilis. 12. Welke erythemen hebben een fysische oorzaak? A) Erythema caloricum en erythema solaris. B) Erythema pudoris en erythema caloricum. C) Erythema solaris en erythema pudoris. 13. Welke bewering ten aanzien van hypertrichosis is juist? A) Hypertrichosis behoort altijd tot de verworven afwijkingen. B) Hypertrichosis is uitsluitend plaatsgebonden. C) Hypertrichosis kan ontstaan als bijwerking van bepaalde medicijnen. 14. Welke behandelingen hebben de voorkeur bij een atrofische huid? A) Hydraterende behandelingen. B) Kalmerende behandelingen. C) Stimulerende behandelingen. 15. Welke huidafwijking gaat gepaard met heftige jeuk? A) Folliculitis. B) Hidradenitis. C) Scabiës. 16. Welke huidaandoening is kenmerkend voor Berlock dermatitis? A) Hyperhidrosis. B) Hyperkeratose. C) Hyperpigmentatie. 17. Wat is kenmerkend voor een tweedegraads verbranding? A) Een bulla. B) Een ulcus. C) Een urtica. 18. Wat zijn fibromen? A) Bindweefselgezwellen. B) Epitheelgezwellen. C) Pigmentgezwellen. Capabel Examens 2011 Pagina 2
19. Welke huidafwijking mag niet door een schoonheidsspecialist behandeld worden? A) Fibroom. B) Teleangiëctasieën. C) Xanthelasma. 20. Welke aandoening berust op een storing in de onderhuid? A) Een carcinoom. B) Een melanoom. C) Panniculose. 21. Bij welke behandeling moet je bij cliënten met diabetes mellitus extra voorzichtig te werk gaan? A) Klassieke massage. B) Milia verwijderen. C) Wimpers verven. 22. Waar verloopt de incisielijn bij een correctie van een kromme neus? A) Aan de binnenkant van de neus. B) Aan de onderkant van de neus. C) Aan de zijkant, onder de neusvleugels. 23. Hoe kan een dikke onderkin door een plastisch chirurg worden gecorrigeerd? A) Door dermabrasie. B) Door een face-lift. C) Door liposuctie. 24. Wat is de herkomst van lanoline? A) Dierlijk. B) Mineraal. C) Plantaardig. 25. Welke producten bevatten vaak azuleen? A) After-sun producten. B) Crèmes voor een rimpelige huid. C) Lotions met een desinfecterende werking. 26. Wat gebruik je om de hoornlaag te verdunnen bij de behandeling van acne vulgaris? A) Allantoïne en benzoylperoxide. B) Benzoylperoxide en salicylzuur. C) Salicylzuur en magnesiumperoxide. Capabel Examens 2011 Pagina 3
27. Wat is een werking van citroen? A) Adstringerend. B) Kalmerend. C) Ontstekingswerend. 28. Welke stoffen hebben invloed op de huidcapillairen. A) Bergamotte en kastanje. B) Hamamelis en citroen. C) Kastanje en hamamelis. 29. Wat is één van de werkingen van menthol? A) Antiseptisch. B) Hydraterend. C) Verwekend. 30. Welke stof is vochtregulerend? A) Algen-extracten. B) Aluin. C) Azuleen. 31. Welke werkstoffen behoren tot de biostimulantia? A) Aloë vera extracten. B) Fytohormonen. C) Liposomen. 32. Welke werkstoffen worden voor een vette huid geadviseerd? A) Werkstoffen die rijk zijn aan fytohormonen. B) Werkstoffen die rijk zijn aan jodium. C) Werkstoffen die rijk zijn aan zwavel. 33. Wat is een kenmerk van een pasta? A) Het bevat minerale vetten. B) Het bevat vaste stoffen. C) Het bevat werkstoffen. 34. Welke bewering is juist? A) Stikstof behoort tot de elementen en is daarom niet te ontleden. B) Stikstof behoort tot de elementen en is daarom te ontleden in verschillende atomen. C) Stikstof behoort tot de verbindingen en is daarom niet te ontleden. 35. Welke elementen behoren tot de niet-metalen? A) Calcium en kalium. B) Jodium en chloor. C) Natrium en zwavel. Capabel Examens 2011 Pagina 4
36. Wat kun je zeggen over kooldioxide? A) Het is een bestanddeel van de uitgeademde lucht. B) Het is een organische verbinding. C) Het is giftig bij inademing. 37. Welke ionen komen vrij voor in alle basen? A) H+ ionen. B) OH- ionen. C) Zuurstof-ionen. 38. Wat betekent hygroscopisch? A) Vochtaantrekkend. B) Vochtafstotend. C) Vochtopnemend. 39. Wat is in het algemeen de grondvorm van een bodymilk? A) Een o/w emulsie. B) Een suspensie. C) Een w/o emulsie. 40. Wat is de belangrijkste werking van een deodorant? A) Bacteriedodend en parfumerend. B) Desinfecterend en uitdrogend. C) Zweetafscheidingremmend en samentrekkend. Capabel Examens 2011 Pagina 5
Answer Key K:\Itembank\Examiner\SV-bank\SchVerz.xam "Anal2-110111" Exam ID: 1117 K:\Itembank\Examiner\SV-bank\SchVerz\1V000000.TKY The answer key lists the item number, then item difficulty, then the correct answer. For multiple-choice items, this is followed by the points required for mastery, and, if there is more than one correct response, a list of points for each alternative. Other item types show the answer. The item identifier is listed below the item number. The Total Points is the number of possible points in the test. The Number of points required for mastery is the points required to pass the exam. Number Difficulty Answer 1: 0.93 B (12.8.4.1.1.1.3) 2: 0.50 C (13.1.2.1.1.1.2) 3: 0.50 B (13.2.14.1.1.1.1) 4: 0.94 C (13.3.1.1.1.1.3) 5: 0.50 C (13.6.2.1.1.1.3) 6: 0.50 C (13.6.8.2.1.1.2) 7: 0.50 A (14.1.3.2.1.1.3) 8: 0.86 A (14.1.4.1.1.1.1) 9: 0.50 A (14.3.2.6.1.1.1) 10: 0.56 A (14.4.1.1.1.1.1) 11: 0.86 C (14.4.1.3.1.1.1) 12: 0.50 A (14.5.1.1.1.1.2) 13: 0.76 C (14.5.13.1.1.1.2) 14: 0.52 C (14.6.1.1.1.1.1) Capabel Examens 2011 Pagina 1
Answer Key Number Difficulty Answer 15: 0.50 C (14.7.4.1.1.1.4) 16: 0.50 C (14.8.1.1.1.1.2) 17: 0.85 A (14.9.1.3.1.1.1) 18: 0.50 A (14.10.1.3.1.1.6) 19: 0.71 C (14.10.1.3.4.1.3) 20: 0.50 C (14.11.1.1.1.1.1) 21: 0.50 B (14.12.1.1.1.1.1) 22: 0.50 A (15.1.1.1.1.1.2) 23: 0.89 C (15.4.3.1.1.1.1) 24: 0.00 A (16.2.2.1.1.1.3) 25: 0.65 A (17.1.7.1.1.1.2) 26: 0.50 B (17.1.8.1.1.1.1) 27: 0.50 A (17.1.15.1.1.1.2) 28: 0.67 C (17.1.24.1.1.1.2) 29: 0.50 A (17.1.35.1.1.1.1) 30: 0.50 A (17.2.1.1.1.1.3) 31: 0.56 A (17.2.2.1.1.1.2) Capabel Examens 2011 Pagina 2
Answer Key Number Difficulty Answer 32: 0.50 C (17.2.8.1.1.1.3) 33: 0.85 B (18.1.2.2.1.1.2) 34: 0.50 A (19.2.4.2.4.1.1) 35: 0.88 B (19.2.4.2.8.1.1) 36: 0.50 A (19.2.5.1.5.1.1) 37: 0.23 B (19.4.2.1.1.1.1) 38: 0.50 A (19.5.4.4.1.1.1) 39: 0.63 A (20.1.7.1.1.1.1) 40: 0.77 A (20.1.8.1.1.1.2) Total points = 40 Percentage required for mastery = 65% (26 points) Capabel Examens 2011 Pagina 3