Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij. Duurzame fokkerij. De rol van fokkerij in een duurzame veehouderij. Juni, 2011. Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij



Vergelijkbare documenten
DUURZAME INNOVATIES VANUIT DE NEDERLANDSE DIERVEREDELING. Erwin Koenen

Nedap Varkens Prestatie Test

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics

Minder biggensterfte in de Nederlandse zeugenhouderij

Symposium De juiste beerkeuze moderne middelen

/Ut/ HJANMII. Ministerie van Economische Zaken Landbouw & Innovatie t.a.v. Staatssecretaris Dr. H. Bleker Postbus EK DEN HAAG

Zaaien, oogsten en eten

Hogere bigvitaliteit in de Nederlandse zeugenhouderij

Grenzen aan intensivering van de Nederlandse veehouderij

Wat heeft de veehouder aan Genomics

WAAR TREK JE DE GRENS? Hoe zouden we landbouwdieren moeten behandelen?

jaarverslag maatschappelijk verantwoord ondernemen fokkerij

De toekomst zal het leren Visie Dierenbescherming op de toekomst van de pluimveehouderij

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en het groen onderwijs. Presentatie Productschap Zuivel Willem Roeterdink

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU

Maatschappelijke issues in de veehouderij. 20 november 2013 Anne-Corine Vlaardingerbroek

en ethiek normen en waarden better cows better life

Inzicht in groei van megastallen

Genetische verbetering van honden: feiten en fictie van lijnenteelt

One Health for Food 1H4F. Veilig voedsel produceren

Themadag. Fokkerij en Vitaliteit Kippenrassen

Nedap RealTime Tochtdetectie Halslabel

Klonen van dieren. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zuivelperspectief 2030: samen duurzaam en economisch gezond. Toekomstvisie van de Nederlandse Zuivel Organisatie

Nieuwe fokwaarden, hoe te lezen?

Natuurlijke geboorten bij dikbilrassen

Genetische diversiteit in de Gelderse paarden populatie

Relatie sectoren en dierenartsen Nu en in de toekomst

Domesticeren, fokken, winnen en verliezen

Inspiratie voor een bezoek aan Varkens Innovatie Centrum Sterksel

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2

Innovatieagenda Melkveehouderij

Hoe zeldzaam zijn zeldzame rassen?

Fokkerijkansen voor de geit

Producenten Organisatie Varkenshouderij

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

PPS 1Health4Food. Resultatendag 2015 WELKOM

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3

Datum 22 april 2016 Betreft Beantwoording vragen over bericht dat varkens sterven voor de slacht

Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011

Staat van het Dier. Drs. Henny van Rij

Hoe kunnen melkveehouders bewegen naar een beter dierenwelzijn?

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

Genetica staat aan de basis van uw resultaat. Roy Strikkeling. Area Sales Manager EXPECT MORE

SBIR Verduurzamen voedselproductie

Gevolgen van megabedrijven in de intensieve veehouderij voor milieu en landschap

31 Technische resultaten

Diervriendelijke keuzes door consumenten

Verduurzaming van de veehouderij: urgentie vanuit mondiaal perspectief

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015

PPS 1Health4Food. Match Making Event Voor Programma 2016 WELKOM

4.5. Biologische veehouderij als versneller van verduurzaming in de intensieve veehouderij

R&D-programma Novogen Genen voor betere eieren. Door Dhr. Thierry Burlot, R&D Manager Novogen

Duurzaam Fokken en Groen Onderwijs. Dr. Ir. Wiepk Voskamp-Harkema Lector Duurzame melkveehouderij Hogeschool Van Hall Larenstein

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Genomic revolution : betekenis voor

Werkstuk Maatschappijleer Bio-industrie

*PDOC01/232049* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Lactatie op Maat. - lactatielengte afgestemd op de individuele koe -

Voortplanting en fokkerij

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Samenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen

De impact van genomics (toepassing DNAtechnieken)

Strategische ontwikkelingen Legpluimveehouderij. Machiel Kamerbeek Sectormanagement veehouderij

Mijn achtergrond. Dierenbescherming. Inhoud presentatie. Uitgangspunten dierhouderij. Doelgroepen Dierenbescherming

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal; Directie Duurzaamheid

Werken aan duurzame landbouw en een aantrekkelijk platteland. Frits van der Schans

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing SWD(2017) 240

BEGIN VAN DE KETEN. better cows better life

Belang van diergezondheid en bioveiligheid in de intensieve varkenshouderij Prof. dr. D. Maes

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

de beste producten mede mogelijk gemaakt door agrifirm

Leeftijdbewust personeelsbeleid Ingrediënten voor een plan van aanpak

UNITING THE ORGANIC WORLD

Welzijn van vissen tijdens de productie: de case Afrikaanse meerval

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage. Datum 9 juni 2013 Betreft Ingrepen bij pluimvee

Plan van Aanpak Verlaging biggenuitval

Blij kuiken of veilig kuiken?

HENNEN OP LEEFTIJD VANUIT FOKTECHNISCH PERSPECTIEF

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf

Gezonde dieren Gezonde mensen

Pijn. achtergrond en actualiteit. Marion Kluivers

Rabobank Cijfers & Trends

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Duurzame stallen,

UDV Onderwijsdag 5 november Dierenbescherming. Frank Dales Algemeen directeur / bestuurder

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nedap Varkens Voer station. Complete oplossingen voor varkenshouderij

Routeplannen per speerpunt. Leeswijzer

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

Randvoorwaarden behoud Nederlands Landvarken Van enthousiasme naar actie!

Meerwaarde(n) Voorwaarde(n) De visie van ZLTO op de ontwikkeling van de groene sector tot 2020

VAN DER MEER. Inwerkingtreding Besluit Huisvesting. Oosterwolde, 11 augustus 2008

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 19 oktober Nummer 2730

Tabel 4 Diergebonden normen

Erfelijke ziekten bij rashonden: Hoe los ik dat probleem nou op?

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven

Duurzame kennis door publiek-private samenwerking. Annet Zweep Directie Agrokennis

Transcriptie:

Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij Duurzame fokkerij De rol van fokkerij in een duurzame veehouderij Juni, 2011 0 Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij

De Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij bestaat uit een afvaardiging uit het Fokkerijbedrijfsleven, PVE/PVV, LTO, Ministerie van EL&I, Dierenbescherming, Stichting Zeldzame Huisdierrassen, Wageningen UR 1 Deze notitie is opgesteld door Liesbeth van der Waaij, Jan ten Napel, Sipke-Joost Hiemstra, Johan van Arendonk, Animal Breeding and Genomics Centre, Wageningen UR. Concepttekst is door de Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij besproken op 19 april en op 7 juni.

Management Samenvatting De Agro&Food sector levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. De fokkerij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het uitgangsmateriaal voor de dierlijke agroproductie keten. De fokkerij van melkvee, varkens en pluimvee heeft in de afgelopen jaren bijgedragen aan een verbetering van de voerefficiëntie met 1% per jaar. Hierdoor is voor de productie van dierlijke producten steeds minder voer nodig. Voor een duurzame veehouderij zijn naast een goede voerefficiëntie ook andere elementen van belang. Deze notitie richt zich op mogelijke bijdrage van de fokkerij op verschillende terreinen van duurzaamheid. Daarvoor is de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij in Nederland als uitgangspunt genomen met de zes speerpunten: Systeeminnovaties; Welzijn en Gezondheid van Dieren; Maatschappelijke Inpassing; Energie, Milieu en Klimaat, Markt en Ondernemerschap en tot slot Verantwoord Consumeren. Hoofdstuk 2 beschrijft in algemene zin wat de rol van fokkerij in de Uitvoeringsagenda zou kunnen zijn. In hoofdstuk 3 tot 7 wordt de rol van de fokkerij van landbouwhuisdieren per speerpunt verder uitgewerkt, gevolgd door een overzicht van het lopende onderzoek voor dat speerpunt, onderzoek dat al is afgerond en/0f geïmplementeerd door de fokkerijorganisaties. Voor elk speerpunt zijn ook de belemmeringen en kennisbehoeften in kaart gebracht. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan onderwerpen die nog niet in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij zijn opgenomen. Er zijn vijf onderwerpen nader uitgewerkt die door de initiatiefgroep zijn geïdentificeerd als meest belangrijk voor de fokkerij in de komende jaren. De ambities voor deze onderwerpen zijn: 1. De fokkerij ondersteunt verduurzaming van dierlijke productieketens door genetische verbetering van het dierlijk uitgangsmateriaal nog beter af te stemmen op de productieomstandigheden en de wensen van de burger(fokdoel). 2. Het opzetten en benutten van monitoring/registratie-systemen en referentiepopulaties in de relevante veehouderijsectoren. Daarbij is het van belang dat gegevensverzameling van informatie over gezondheid en andere kenmerken bij voorkeur zowel voor monitoring, bedrijfsmanagement als voor fokkerijdoeleinden kan worden gebruikt. Hierbij is het van essentieel belang dat deze informatie verzameld wordt aan individuele dieren op een groot aantal bedrijven, welke verschillen in productieomstandigheden (fokdoel). 3. De fokkerij kan bijdragen aan verhoging van de resource-efficiency van de dierlijke sector door: de efficiëntie van de totale kringloop te betrekken bij de definitie van fokdoelkenmerken (in de vorm van LCA), een beter inzicht te ontwikkelen in de genetische variatie in efficiency van productiedieren in de context van het productiesysteem en de gehele productieketen, de ontwikkeling van nauwkeurige (genomische) fokwaarden in relatie tot resourceefficiëntie, rekening houdend met de toekomstige variatie aan productieomstandigheden, dierenwelzijn en voeraanbod. 4. De fokkerij draagt bij aan een verhoging van dierenwelzijn door selectie op productiviteit en welzijn beter op elkaar af te stemmen. Het is noodzakelijk om meer inzicht te verwerven in de onderliggende mechanismen die resulteren in ongunstige verbanden tussen kenmerken (tradeoffs). Op basis van bestaande inzichten en nieuw onderzoek kunnen effectieve hulpmiddelen worden ontwikkeld die resulteren in een gebalanceerde verbetering van efficiëntie, welzijn en aanpassingsvermogen van het dierlijk uitgangsmateriaal. 5. Een succesvolle bijdrage van de fokkerij aan verbetering van de duurzaamheid van de veehouderij vraagt om maatschappelijk draagvlak. Fokkerijorganisaties zullen samen met maatschappelijke organisaties de praktische bruikbaarheid van het door Raad voor Dierenaangelegenheden gepresenteerde afwegingsmodel toetsen, optimaliseren en implementeren. 2 Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

Inhoudsopgave Management Samenvatting... 2 1. Inleiding... 6 1.1. Aanleiding... 6 1.2. Huidige trends en ontwikkelingen... 6 1.3. Doelstelling en leeswijzer... 8 2. De bijdrage van fokkerij aan een duurzame veehouderij... 10 3. Systeeminnovaties (speerpunt 1)... 11 3.1. Bijdrage van fokkerij... 11 3.2. State-of-art en lopend onderzoek... 12 3.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 13 4. Welzijn en gezondheid van dieren (speerpunt 2)... 14 4.1. Natuurlijk gedrag en ingrepen (speerpunt 2a)... 14 4.1.1. Bijdrage van fokkerij... 14 4.1.2. State-of-art en lopend onderzoek... 10 4.1.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 11 4.2. Van dierziektebestrijding naar gezonde dieren (speerpunt 2b)... 11 4.2.1. Bijdrage van fokkerij... 11 4.2.2. State-of-art en lopend onderzoek... 12 4.2.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 14 4.3. Import en export van levende dieren en lange-afstandstransporten (speerpunt 2c)... 14 4.3.1. Bijdrage van fokkerij... 15 4.3.2. State-of-art en lopend onderzoek... 15 4.3.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 15 5. Maatschappelijke inpassing (speerpunt 3)... 16 5.1. Bijdrage van fokkerij... 16 5.2. State-of-art... 16 5.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 17 6. Energie, milieu en klimaat (speerpunt 4)... 18 6.1 Bijdrage van fokkerij... 18 6.2 State-of-art... 19 6.3 Belemmeringen en kennisbehoefte... 20 7. Markt en ondernemerschap (speerpunt 5)... 21 7.1. Bijdrage van fokkerij... 21 7.2. State-of-art... 21 7.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 21 3 8. Verantwoord consumeren (speerpunt 6)... 22 8.1. Bijdrage van fokkerij... 22 8.2. State-of-art en lopend onderzoek... 22 8.3. Belemmeringen en kennisbehoefte... 23 9. Aquacultuur... 24

9.1 Bijdrage van fokkerij... 24 9.2 State of the art en lopend onderzoek... 24 9.3 Belemmeringen en kennisbehoefte... 25 10. Aanbevelingen... 26 10.1 Integreren van fokkerij in herontwerpprocessen voor een duurzame veehouderij en het betrekken van burgers... 26 10.2 Registratiesystemen voor monitoring en fokkerij... 28 10.3 Fokkerij en resource efficiency... 30 10.4 Fokkerij en dierenwelzijn... 31 10.5 Fokkerij en maatschappelijke acceptatie: afwegingsmodel... 32 4 Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

5

Duurzame fokkerij 1. Inleiding 1.1. Aanleiding Op 19 mei 2009 ondertekenden COV, Dierenbescherming, IPO, LTO, Ministerie van EL&I, Natuur & Milieu, Nevedi, NZO en Rabobank Nederland de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Daarmee hebben zij met elkaar het initiatief genomen om vanuit een doelgerichte samenwerking en met inzet van elkaars specifieke expertise, actief bij te dragen aan de verduurzaming van de Nederlandse veehouderij. Zij zien duurzaam produceren van voedingsmiddelen als een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen. Door vernieuwing en innovatie in de dierlijke keten, willen zij doorbraken realiseren ten behoeve van een duurzame veehouderij. Zij werken de komende jaren aan de volgende zes speerpunten: 1. Systeeminnovaties: integraal duurzame stalsystemen 2. Welzijn en gezondheid van dieren: natuurlijk gedrag stimuleren en voorkomen van ingrepen; gezonde dieren, minder antibiotica gebruik 3. Maatschappelijke inpassing: interactie tussen veehouder/burger en landschappelijke inpassing 4. Energie, milieu en klimaat: werken aan gesloten voer-mestkringloop, duurzaam geproduceerde veevoergrondstoffen, energiebesparing en verminderen van uitstoot van broeikasgassen en milieuemissies. 5. Markt en ondernemerschap: kansen benutten om waarde te creëren 6. Verantwoord consumeren: stimuleren van meer keuzemogelijkheden in het aanbod van dierlijke producten voor de consument De Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij heeft als ambitie om in 2023 een integraal duurzame veehouderij te realiseren. Het samenwerkingsverband van overheid, productschappen, standsorganisaties en bedrijfsleven heeft zich in mei 2009 achter deze doelstelling geplaatst. Zes speerpunten zijn naderhand uitgewerkt in doelstellingen voor 2023, 2015 en concrete acties voor 2011. De rol van fokkerij is in de uitwerking van de speerpunten onderbelicht gebleven. Hoewel op een aantal plaatsen een richting aangegeven wordt hoe de fokkerij een bijdrage kan leveren aan een duurzame veehouderij, ontbreekt een systematische analyse. De Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij wil een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. De doelstelling van de Initiatiefgroep is het signaleren, initiëren en aandragen van de mogelijke bijdrage van fokkerij van landbouwhuisdieren (incl. aquaculturen) aan het oplossen van maatschappelijke zorgen en vraagstukken binnen de veehouderij. De Initiatiefgroep richt zich primair op diersoorten die in Nederland voor productie van voedingsmiddelen voor humane consumptie worden gehouden. Hierbij beschouwt de Initiatiefgroep vraagstukken zoveel mogelijk in een brede context over sectoren heen. De Initiatiefgroep richt zich niet op gezelschaps- en hobbydieren, tenzij het landbouwhuisdieren betreft. Met deze notitie wil de Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij de rol aangeven die de fokkerij van landbouwhuisdieren kan spelen bij het invullen van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij in Nederland. De Initiatiefgroep spreekt organisaties aan op hun verantwoordelijkheid en tracht die partijen indien nodig samen te brengen en tot actie te bewegen. De Initiatiefgroep is informeel van aard. De signalerende taak van de Initiatiefgroep dient noch voor politieke beïnvloeding noch om partijen of sectoren de wet voor te schrijven. 1.2. Huidige trends en ontwikkelingen 6 In de afgelopen decennia zijn veehouderijsystemen vrij sterk gestandaardiseerd. De verschillen tussen veehouderijbedrijven in Nederland zijn langzamerhand kleiner geworden, onder andere door de beschikbaarheid van goedkope grondstoffen voor veevoer uit alle delen van de wereld, en export van technologie en kennis over de wereld. Tegelijkertijd zijn fokprogramma s sterk geconcentreerd van Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

regionale fokprogramma s in de jaren vijftig en nationale fokprogramma s in de jaren zeventig en tachtig, tot de vaak mondiale fokprogramma s op dit moment. Houderij- en fokkerij systemen zijn in deze periode gericht op een zo efficiënt mogelijke productie, waarbij veranderingen aan dier en houderijsysteem zich simultaan hebben voltrokken. Doel van de uitvoeringsagenda is om de houderijsystemen te verduurzamen, zowel op het gebied van energiegebruik en milieubelasting als op het gebied van dierenwelzijn (gedrag en gezondheid) en volksgezondheid. Het is daarmee van belang om het houderijsysteem van nu aan het dier aan te passen, waarbij uitgangspunt is dat het dier in balans is. Een sterke interactie tussen veehouderijsysteemontwerpers en fokkerijorganisaties is daarbij essentieel. De markt zal aangeven hoe dat dier van de toekomst er uit zal zien. Door het topteam AgroFood 1 wordt onderkend dat een duurzame veehouderij van groot belang is voor het totale agrofood cluster. De dierveredeling kan daaraan een cruciale bijdrage leveren door de kwaliteit van het uitgangsmateriaal af te stemmen op de wensen van voedingsmiddelenindustrie en consumenten. Dit samenspel is van groot belang en hier liggen unieke kansen voor Nederland. Fokkerijorganisatie zijn gericht op genetische verbetering van het dierlijk uitgangsmateriaal voor de dierlijk productieketen. Voor de genetische verbetering wordt gebruik gemaakt van de genetische variatie in eigenschappen die binnen en tussen rassen aanwezig is. In de afgelopen decennia heeft de fokkerij van pluimvee, melkvee en varkens geresulteerd in een verbetering van de efficiëntie van dierlijke productie van meer dan 1% per jaar. Nederland speelt in de dierveredeling een zeer vooraanstaande rol. CRV (rundvee), Hendrix Genetics (pluimvee en varkens) en TOPIGS (varkens) behoren elk op hun terrein tot de grootsten ter wereld. Met hun gezamenlijke omzet van rond 400 miljoen Euro per jaar hebben deze drie bedrijven naar schatting 20% van de wereldmarkt voor dierveredeling in handen met marktaandelen oplopend tot 50%. Nederland heeft op het terrein van dierveredeling een wereldnaam. Het zijn niet alleen deze drie bedrijven zelf die van deze sterke positie profiteren. CRV en TOPIGS zijn coöperaties met tienduizenden leden en alle drie fokbedrijven voeren hun fok- en vermeerderingsprogramma s uit in samenwerking met grote aantallen Nederlandse boeren, die hiermee de kans hebben met hun kennis en kunde een grote toegevoegde waarde aan de veehouderij te geven. Dierveredeling is een kennisintensief proces en bedrijven in deze sector besteden rond 15% van hun omzet aan productontwikkeling en ondersteunende R&D. Het is met name door deze hoge R&D kosten dat schaalvergroting, internationalisatie en consolidatie onvermijdelijk zijn. Een leidende rol in dit internationale consolidatieproces kan echter alleen gespeeld worden door bedrijven die ondernemingslust paren aan een grote onderzoek- en innovatiekracht. Die hébben de Nederlandse fokbedrijven en die steunt voornamelijk op het succes van de Gouden Driehoek van bedrijven, onderzoek/onderwijs en overheid, die zij vormen met de Nederlandse kennissector, die onderzoek van wereldniveau en hoogopgeleide deskundigen levert. 7 De genetische verbetering van dierlijk uitgangsmateriaal is in alle gevallen gericht op een combinatie van (re)productie, gezondheid en welzijn, en levensverwachting, gegeven het gemiddelde houderijsysteem. Het meest in het oogspringend is mogelijk de efficiëntie van productie maar fokkerij is ook gericht op genetische verbetering van andere kenmerken. Op welke kenmerken de nadruk ligt is afhankelijk van het beoogde eindproduct, de markt bepaalt voor een belangrijk deel wat dat is. Binnen een fokkerijorganisatie worden meestal meerdere fokdoelen gehanteerd, resulterend in verschillende producten (lijnen/rassen). In de melkvee- en varkensfokkerij zijn wereldwijd nog diverse fokkerijorganisaties actief, maar de trend is dat dit er, door overnames, steeds minder worden. In Nederland zijn dat er in de melkveehouderij 4, waarbij 1 organisatie verreweg het grootste marktaandeel heeft in Nederland van ongeveer 80%. Nederlandse melkveehouders zijn daarnaast vrij om sperma en/of embryo s te importeren van buitenlandse organisaties. In de varkenshouderij zijn er 2 Nederlandse fokkerijorganisaties actief, waarbij 1 verreweg het grootste marktaandeel heeft in Nederland (85%). Daarnaast zijn er in Nederland een paar buitenlandse bedrijven actief, waarvan 1 wereldwijd de grootste is, maar met beperkt marktaandeel in Nederland. In de leghennenfokkerij is maar 1 bedrijf actief in Nederland, met een marktaandeel van 40%. De slachtkuikenfokkerij is momenteel in eigendom van bedrijven buiten Nederland. Bij de leghennen- en slachtkuikenfokkerij zijn er wereldwijd slechts 4 belangrijke fokkerijbedrijven per sector overgebleven. Hoewel de Nederlandse 1 Rapportage Topteam Agro&Food, Agro&Food: De Nederlandse groeidiamant, 2011, www.topsectoren.nl/agrofood

fokkerijorganisaties van melkvee, varkens, en leghennen allemaal internationaal opereren en de Nederlandse markt in veel gevallen niet de belangrijkste is, heeft de Nederlandse onderzoeksagenda grote invloed op deze organisaties. Indirect heeft de Nederlandse fokkerij-agenda daarmee wel degelijk een globale impact. Relatief kleine sectoren in Nederland zijn de schapen- en de geitenhouderij. Commercieel gehouden schapen worden vooral gehouden voor de vleesproductie. Een zeer kleine fractie schapen wordt gehouden voor de melkproductie, vooral gericht op de kaasmakerij. De omvang van de schapensector neemt langzaam af. De commercieel gehouden geiten in Nederland worden allemaal gehouden voor de melkproductie, zowel voor consumptiemelk als voor kaasproductie. De Nederlandse melkgeitenhouderij groeit gestaag (220,000 in 2001 tot 374,000 in 2009). In Nederland wordt bijna geen geitenvlees geconsumeerd en er worden geen geiten voor de vleesproductie gehouden. Een tot 2008 opkomende sector in Nederland, maar daarna sterk slinkende sector is de aquacultuur en dan in het bijzonder de viskwekerij met behulp van recirculatiesystemen. In 2011 zijn er nog maar 30 bedrijven in Nederland. Doordat goede recirculatiesystemen pas relatief recent zijn ontwikkeld is viskwekerij voor consumptievis een relatief nieuwe sector in Nederland. Een commerciële soort die hier wordt gekweekt is de Claresse (een kruising tussen 2 Afrikaanse meervalsoorten). De viskwekers kopen hun kweekvis van gespecialiseerde bedrijven die jonge visjes produceren. Hierbij wordt vaak nog geen gerichte selectie van ouderdieren toegepast. Er zijn een paar aanzetten geweest tot ontwikkeling van commerciële fokprogramma s, maar tot nu toe nog zonder blijvend succes. Daarnaast worden kweeksystemen opgezet voor soorten die nog niet of nauwelijks worden gekweekt. Reproductie van de vis is dan een eerste belangrijke stap die gezet moet worden voordat een selectieprogramma kan worden ontwikkeld. Naar verwachting zal visfokkerij voor aquacultuur in Nederland in de toekomst een belangrijkere rol gaan spelen. Wereldwijd wordt visfokkerij al veel langer op grote commerciële schaal toegepast. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de zalm. Groot verschil met de Nederlandse situatie is dat de viskwekerij in Nederland niet in open water plaatsvindt. De Nederlandse fokkerijorganisaties zijn aangesloten bij het forum van EU fokkerijorganisaties EFFAB (European Forum for Farm Animal Breeders, www.effab.org). Dit platform behartigt de belangen van de fokkerijorganisaties binnen EU. Daarnaast is EFFAB trekker van het door de EU erkende technologie platform FABRE-TP (Sustainable Farm Animal Breeding and Reproduction Technology Platform, www.fabretp.info). FABRE-TP heeft in 2007 een strategische onderzoeksagenda voor geformuleerd. Deze onderzoeksagenda wordt in 2011 geactualiseerd. Verder heeft FABRE-TP onlangs samen met andere techonologie platform op het gebied van landbouw een visie geformuleerd over de toekomst van biobased economie The European Bioeconomy in 2030 (www.becoteps.eu), gevolgd door een set aanbevelingen vanuit de diverse sectoren. 1.3. Doelstelling en leeswijzer Dit document is bedoeld om de rol aan te geven die de fokkerij van landbouwhuisdieren in de breedste zin van het woord kan spelen bij het invullen van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij in Nederland. De analyse is in eerste instantie bedoeld voor de Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij om prioriteiten aan te kunnen geven. Hoofdstuk 2 beschrijft in algemene zin wat de rol van fokkerij in de Uitvoeringsagenda zou kunnen zijn. In hoofdstuk 3 tot 7 wordt de rol van de fokkerij van landbouwhuisdieren per speerpunt verder uitgewerkt, gevolgd door een overzicht van het lopende onderzoek voor dat speerpunt, belangrijk onderzoek dat al is afgerond, en implementatie door de fokkerijorganisaties, afgesloten met een samenvatting van de belemmeringen en kennisbehoefte voor het betreffende speerpunt. In die gevallen dat een onderwerp nog niet is opgenomen in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij is dit in vet in de tekst aangegeven. Als een lopend onderzoek van toepassing is op meer speerpunten, geven we alleen de eerste keer een korte omschrijving. Daarna verwijzen we alleen naar de titel. Omdat de aquacultuur in Nederland een kleine sector is en de fokkerij in Nederland nog niet zo ver is ontwikkeld als bij landbouwhuisdieren, is ervoor gekozen om de potentiële rol van fokkerij in de aquacultuur aan in hoofdstuk 8 samen te vatten over speerpunten heen. De speerpunten zijn in een eerder document van de regiegroep al uitgewerkt in een routeplan met daarin per (combinatie van) speerpunt(en) de uitdagingen voor 2023, de ambities tot 2015, de geplande acties, wie de trekkers zijn binnen de regiegroep, en de planning tot mei 2011. In het huidige document zullen de speerpunten worden besproken in dezelfde volgorde als in het routeplan. 8 Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

Aan het eind van het document zijn 5 punten nader uitgewerkt die naar aanleiding van hoofdstukken 3 t/m 9 zijn geïdentificeerd als meest belangrijk voor de fokkerij in de komende jaren. 9

2. De bijdrage van fokkerij aan een duurzame veehouderij De invloed die de fokkerijpraktijk kan uitoefenen op een duurzame veehouderij verloopt in de eerste plaats via de kwaliteit van de gefokte dieren. Fokkerij is een ontwerpproces. Om dieren te fokken die gewenst zijn in en passen in meer duurzame vormen van houderij, is het belangrijk om het fokdoel goed te kiezen en om goed na te denken over de manier om het fokdoel te realiseren. Daarnaast is het mondiaal de ambitie voor agroproductie om uiteindelijk twee keer meer te produceren met twee keer minder input. De genetische verbetering die met fokkerij kan worden bereikt zal daar een belangrijke rol in moeten spelen. In de tweede plaats is de fokkerijpraktijk zelf ook onderdeel van de veehouderij en het streven naar verduurzaming strekt zich dus ook uit tot deze schakel. Dat betekent dat ook het fokprogramma zelf duurzaam moet zijn. De huidige maatschappelijke discussie over veehouderij wordt vooral gekenmerkt door thema s als dierenwelzijn (dieren te dicht op elkaar, te snelle groei), megastallen, besmettelijke dierziekten, overlast/stank en antibioticaresistentie. Stuk voor stuk terechte vragen waar de veehouderij en ook de fokkerij een antwoord op moeten kunnen bieden. Een en ander staat inzichtelijk verwoord in de essaybundel Over zorgvuldige veehouderij: veel instrumenten, één concert 2. Een langjarige Uitvoeringsagenda stelt de veehouderij en de fokkerij in staat om hierover in dialoog te treden en dit te vertalen in gerichte acties. De Nederlandse fokkerijorganisaties voor landbouwhuisdieren zijn aangesloten zijn bij het European Forum for Farm Animal Breeders (www.effab.org). Dit forum heeft een code of good practice (codeefabar) ontwikkeld waarin zij aangeven transparant te willen zijn naar de samenleving toe in hun praktijk en toepassing van technologieën. De code gaat in op duurzaamheid, voedselveiligheid en volksgezondheid, product kwaliteit, genetische diversiteit, efficiëntie, milieu, dierenwelzijn en diergezondheid. Verder is onlangs door de Raad voor Dierenaangelegenheden een ethisch afwegingsmodel gepresenteerd waarin verschillende belangen gestructureerd en transparant tegen elkaar afgewogen worden 3. Tot slot is eind 2010 de regelgeving voor erkenning van Nederlandse fokkerij organisaties herzien (http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=hwtfshsuopbprecbrnib). In deze herziene erkenning wordt nu ook gevraagd naar zaken die verband houden met een duurzaam gebruik van de fokpopulaties. 10 2 Over een zorgvuldige veehouderij: veel instrumenten, één orkest. 2010. Essaybundel in initiatief van de Taskforce Zorgvuldige Veehouderij van Wageningen UR. Eindredactie H. Eijsackers en M. Scholten. ISBN 978-90-8585-895-9. 3 Fokkerij & Voortplantingstechnieken, Raad voor Dierenaangelegenheden, RDA 2010_02. Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

3. Systeeminnovaties (speerpunt 1) Het speerpunt Systeeminnovaties staat voor een samenhangend pakket van vernieuwingen in de dierlijke keten. Het accent ligt hierbij op stal- en houderijsystemen. Dit gaat breder dan stalontwerp en heeft daardoor ook nauwe relaties met speerpunt 2. welzijn en gezondheid van dieren. Aansluiten bij natuurlijk gedrag van dieren is het uitgangspunt voor het dierhouderijsysteem. De Uitvoeringsagenda werkt in dit verband aan: Vanaf 2015 zijn alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam; Herontwerp / nieuwe ontwerpen van stal- en houderijsystemen gericht op forse stappen voorwaarts voor dierenwelzijn (natuurlijk gedrag), milieu (minimale emissie), diergezondheid, energieverbruik en landschappelijke inpassing. Voortgang op het totaal moet in evenwicht zijn met de voortgang op individuele aspecten; Verankering van nieuwe concepten door de praktijk. 3.1. Bijdrage van fokkerij Domesticatie is de basis van de fokkerij. Maar eigenlijk werd in de periode tussen de Tweede Wereldoorlog en de jaren 80 van de vorige eeuw de nadruk pas sterk gelegd op productiviteit. Dit was een gevolg van de trend in die tijd: specialisatie van bedrijven in de landbouw en een streven naar hoge en efficiënte voedselproductie zodat mensen geen honger meer hoefden te lijden en voedsel van goede kwaliteit beschikbaar was voor iedereen. Veehouderijsystemen en fokkerij waren erop gericht om zo efficiënt mogelijk zo veel mogelijk dierlijk product te leveren. Dit ging ten koste van dierenwelzijn, waar in die tijd minder belang aan werd gehecht. Eind jaren 80 is er een kentering in gekomen in het enkel naar verhoogde voedselproductie streven. Het welvaartsniveau was hoog genoeg geworden om het zich te kunnen veroorloven naar de kwaliteit van leven van de landbouwhuisdieren te kijken. Het fokdoel van landbouwhuisdieren is sindsdien verbreed met kenmerken gerelateerd aan gezondheid en levensduur. Het doel is niet langer maximaal maar optimaal produceren. Maar wat het omschreven fokdoel ook is (geweest), fokkerij is altijd bedoeld om die dieren te selecteren die kunnen functioneren binnen hun productieomgeving met behoud van een hoge efficiëntie. Een verandering van omgeving is daardoor gaan betekenen dat het dier niet altijd meer optimaal in die nieuwe omgeving kan functioneren, terwijl een ander dier, dat in de oude omgeving zeker niet de beste was, dat nu ineens wel blijkt te kunnen. In dat geval is er sprake van een zogenaamde genotype x milieu (GxE) interactie: bij een bepaalde omgeving hoort een bepaalde genetische aanleg en die kan voor een andere omgeving suboptimaal zijn, en andersom. Dit is een fenomeen dat een rol speelt bij herontwerp van veehouderijsystemen. Tot nog toe was het houderijsysteem waarin het dier moest kunnen presteren het uitgangspunt bij de fokkerij. Hierdoor zijn dieren op een bepaald houderijsysteem aangepast en kunnen niet eenvoudig overgezet worden in een ander systeem. Er is GxE ontstaan. Een voorbeeld hiervan is het kooisysteem bij slachtkuikenmoederdieren versus het grondsysteem bij slachtkuikens, waarbij lichaamsgewicht op dezelfde leeftijd in beide systemen niet helemaal dezelfde genetische achtergrond heeft. Met andere woorden, kunnen functioneren in het ene systeem wil niet voor alle dieren zeggen dat ze dat even goed mee kunnen in het andere systeem. Ditzelfde geldt voor melkproductie in gangbare en biologische systemen bij melkvee. En ook bij de prestaties van varkens op kernfokbedrijven en op praktijkbedrijven, in het bijzonder wanneer de kernfokbedrijven SPF (specific pathogen free) zijn. Met betrekking tot de momenteel gangbare intensieve systemen kan gesteld worden dat dieren, ondanks gerichte selectie, nog niet optimaal functioneren. Deze huisvestingssystemen liggen mogelijk ver van een omgeving waarin de dieren zich nog goed kunnen aanpassen. Dit is bijvoorbeeld te zien aan het voorkomen van stereotype gedrag, de relatief hoge uitval door pootproblemen die mede wordt veroorzaakt door de stalinrichting, en het op grote schaal preventief toepassen van antibiotica om uitbraken van infecties te voorkomen. 11 Herontwerp en nieuwe ontwerpen van houderijsystemen gericht op welzijn en gezondheid van dieren, het milieu, het energieverbruik en de landschappelijke inpassing zal leiden tot een andere leefomgeving voor de dieren in het systeem en zal andere eisen stellen aan de dieren om probleemloos te kunnen produceren in de nieuwe omgeving. De uitdaging voor de fokkerijsector is om, samen met houderij, een passend concept te ontwikkelen. De nadruk zou daarbij op samenwerking tussen houderij-ontwerp en fokkerij-ontwerp moeten liggen, waar momenteel ieder zijn eigen spoor volgt. Belangrijk om te realiseren is daarbij dat fokkerij een lange termijn bezigheid is. Het is daarom van belang dat al in een

vroeg ontwerpstadium contact is tussen de ontwerpers om te kunnen anticiperen hoe het nieuwe systeem eruit komt te zien. De hoofdlijnen daarin zijn: (1) meer aandacht voor de individuele behoefte van een dier en natuurlijk gedrag, (2) grotere bedrijfsomvang vraagt om inzet van technieken om veehouder te ondersteunen in de management van het individuele dier en (3) meer gericht op robuustheid, waaronder een grotere weerstand tegen ziekten en een langere levensduur. Fokkerijorganisaties kunnen veehouders en dierlijke productieketens stimuleren om duurzamer te werken door alle eventuele belemmeringen vanuit de fokkerij weg te nemen en mee te denken over innovatieve oplossingen, zoals alternatieve manieren van het realiseren en benutten van genetische vooruitgang in duurzame veehouderijketens, als dat nodig zou zijn voor de verduurzaming. Hoewel de kans op storingen in het veehouderijsysteem zoveel mogelijk moet worden voorkomen, is het bij systeeminnovaties bovendien van belang om de effecten van eventuele verstoringen te minimaliseren. Dit vraagt niet alleen om efficiënte dieren, maar ook om robuuste dieren. 3.2. State-of-art en lopend onderzoek Genotype x milieu interactie is een bekend fenomeen in de fokkerijpraktijk. Er is in het verleden ruimschoots onderzoek gedaan naar de meest geschikte methode om in de verschillende situaties dit type interactie te vermijden of juist te benutten. Op dit moment worden in de praktijk twee methoden toegepast om tegemoet te komen aan genotype x milieu interactie (1) zoeken van nieuwe selectiekenmerken ( robuustheid ) die informatie geven over de geschiktheid van een dier in andere systemen (2) combinatie van eigenschappen gemeten onder uiteenlopende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld in het geval van koeien melken door een melkrobot of in een melkstal. Strategieën die op dit moment ontwikkeld worden zijn (1) selectie voor een gunstige invloed van het ene dier op andere dieren in dezelfde groep (sociale interacties, zie hoofdstuk 4.1), (2) ontwikkeling van fokwaarden waarbij rekening wordt gehouden van variatie in omgeving in de tijd. Bijvoorbeeld het productieniveau op een bedrijf. In de zomer kan het productieniveau hoger zijn dan in de winter. Van twee dieren die even goed presteren in absolute zin zal het dier wat in de winter het beste presteert een hogere fokwaarde krijgen. En (3) ontwikkeling van fokwaarden voor omgaan met variabiliteit in de productieomgeving, vanuit de gedachte dat minder goed aangepaste dieren meer variatie zullen vertonen. De variatie in een groep waarin ook minder aangepaste dieren zitten is daarmee groter dan in een groep met alleen aangepaste dieren. De fokkerijsector is tot nog toe niet of nauwelijks betrokken geweest bij herontwerptrajecten. Lopend onderzoek: Low-input-breeding en biologische fokkerij. een EU project waarin onderzoek wordt gedaan naar fokkerij voor alternatieve vormen van veehouderij, zoals biologische landbouw en landschapsbeheer. Uitgezocht wordt of het mogelijk is om met aangepaste inweging van kenmerken een goed beeld te krijgen van de individuele geschiktheid van dieren uit een commercieel fokprogramma voor de biologische veehouderij of landschapsbeheer.(topigs, Hendrix Genetics, WUR) Robust Milk. Een EU project waarin wordt gekeken naar de erfelijkheid van reactie op verandering van houderijsysteem. Met andere woorden: of het adaptatievermogen van dieren aan een range van praktijkomstandigheden erfelijk is.(wur) Robuuste varkens. een project waarin de gevoeligheid van varkens voor omgevingsfactoren als temperatuur en kwaliteit van het houderijsysteem wordt geanalyseerd. Op basis hiervan kunnen afwegingen worden gemaakt of het verstandig is om één robuuste lijn te hebben die meerdere houderijsystemen bedient, of dat het beter is om meerdere specialistische lijnen te hebben.(wur, TOPIGS) Hoge gezondheid. Onderzoek naar het verband tussen hogere gezondheid en technische resultaten enerzijds en de meerwaarde van een investering in het verhogen van de gezondheidsstatus anderzijds (GD, TOPIGS) Melkgeitenhouderij: Fokwaarden voor bokken worden gebaseerd op 305-dagen producties van hun dochters. Dat terwijl veel geiten worden duur gemolken. Dit wil zeggen dat hun melkproductie lang na het jongen blijft voortduren zodat ze later worden geïnsemineerd en daarmee ook later weer jongen dan gebruikelijk is. Zodra er gebruik gemaakt kan worden van 12 Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

een database met daarin data over melkgift na de eerste 305 lactatiedagen, kan gewerkt worden aan een fokwaarde voor duurmelken. Duurmelken draagt bij aan de duurzaamheid van de geit. (WUR) Gedragsonderzoek in huisvestingssystemen bij leghennen: testen op de grond in verband met het a.s. kooi-verbod (Hendrix Genetics) Voederconversie in groepshuisvesting bij kalkoen: ontwikkelen van methoden voor het meten van voeropnamen aan kalkoenen die in groepen worden gehouden (Hendrix Genetics) Afgeronde projecten die geïmplementeerd zijn/worden gedurende afgelopen 5 jaar Aangepast voedernormen vleesvarkens en zeugen. Moderne varkens hebben ander veten eiwitaanzet patroon dan varkens van enkele tientallen jaren gelden. Opnieuw bepalen van deze patronen voor de moderne varkens heeft geleid tot aanpassing c.q. bijstelling van de voedernormen van vleesvarkens en zeugen in de praktijk (TOPIGS) Fokkerij voor biologische varkenshouderij. Voor de biologische varkenshouderij wordt door biologische varkenshouders i.s.m. fokkerij organisatie gericht fokmateriaal geselecteerd en opgefokt zodat dieren beter passen binnen een biologisch veehouderijsysteem. Dit wordt gedaan omdat niet alle varkenslijnen geschikt zijn om te produceren onder biologische omstandigheden (TOPIGS, VBV). RFID technologie in combinatie met individuele voerstations bij kalkoen (Hendrix Genetics) Fokdoel melkvee (NVI). Nieuwe wegingsfactoren ontwikkeld voor kenmerken om te komen tot een totaalindex voor stieren gericht op gewenste verandering in kenmerken (NVO, WUR) 3.3. Belemmeringen en kennisbehoefte Logisch gevolg van de voortgaande standaardisatie en intensivering van veehouderijsystemen en de afname van het aantal onafhankelijke fokkerijorganisaties zijn er voor de veehouderij minder alternatieve fokproducten beschikbaar dan enkele decennia geleden. Met de intrede van innovatieve duurzame systemen neemt de diversiteit van productieomgevingen weer toe, na decennia van vooral standaardisatie en intensivering van de veehouderij. Het is een uitdaging voor het fokkerijbedrijfsleven om bij een grotere verscheidenheid maatwerk te leveren en toch hun (mondiale) schaalvoordeel te behouden. Belangrijke vraag hierbij is in hoeverre de huidige dieren zouden kunnen functioneren in de nieuwe systemen. Met andere woorden, in hoeverre zal er sprake zijn van GxE? De fokkerijsector is momenteel niet in beeld bij de partijen die werken aan een herontwerp van manier waarop ze melkkoeien, varkens of kippen kunnen houden. Maar om gericht te kunnen selecteren op dieren die optimaal in de omgeving van de toekomst kunnen functioneren is het essentieel dat de fokkerijorganisaties om de tafel komen met de systeeminnovators, maar ook met de veehouders, om een product op maat te kunnen leveren. Thema s die aandacht verdienen in fokkerij en onderzoek: 13 Selectieomgeving. Een belangrijke vraag is in hoeverre de huidige selectieomgeving representatief is voor de productiesystemen van 2023 en daarmee in hoeverre het huidige fokdoel zal leiden tot dieren die dan optimaal kunnen functioneren. Dit is een vraag waar fokkerijinstellingen voor zichzelf een antwoord proberen te vinden, gebruik makend van meer wetenschappelijke verdieping op dit terrein. Toename in verscheidenheid van houderijsystemen. Wat is de noodzaak en wat zijn de mogelijkheden om te anticiperen op veehouderijsystemen die beter aansluiten op de behoefte van het dier en de maatschappelijke randvoorwaarden? Zijn rassen geschikt voor gebruik over productiesystemen heen?

4. Welzijn en gezondheid van dieren (speerpunt 2) Welzijn en gezondheid staan voor de kwaliteit van leven van dieren. Hierbij gaat om: Verantwoord omgaan met de im- en export van levende dieren. Het bevorderen van natuurlijk gedrag in houderijsystemen en het uitfaseren van 'ingrepen' aan het dier. Van een benadering van dierziektebestrijding naar gezonde dieren. Dieren kunnen daarbij gezond opgroeien. De houderij en fokkerij bieden hierbij ondersteuning aan de weerstand van het dier. Hierbij past selectief, beperkt en curatief diergeneesmiddelengebruik, inclusief antibiotica. Welzijn is de kwaliteit van leven zoals die door het dier zelf ervaren wordt. Dit hangt direct samen met het goed kunnen functioneren en natuurlijk gedrag kunnen vertonen van een dier in een houderijsysteem. Dit kan worden gemeten door observeren van het gedrag van dieren, het meten van fysiologische parameters en het monitoren van gezondheid. Hiervoor worden momenteel dierenwelzijnsmonitors ontwikkeld. Gezondheid van dieren is een complex begrip. De definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO 1948) luidt: gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken. Een goede afweer tegen infecties is daarbij een belangrijke parameter. Er is daarbij onderscheid te maken tussen i) ziektekiemen die al op het bedrijf (en de meeste andere bedrijven) voorkomen, oftewel bedrijfsgebonden dierziekten, en ii) ziektekiemen die onverhoopt nieuw binnenkomen op het bedrijf. Tenslotte, iii) metabole gezondheid en gevoeligheid voor stress zijn belangrijk. Afweer tegen infecties, metabole gezondheid, stress gevoeligheid, en gedrag hebben een duidelijke erfelijke component en kunnen daarom door fokkerij worden veranderd. 4.1. Natuurlijk gedrag en ingrepen (speerpunt 2a) Dit speerpunt heeft betrekking op het bevorderen van natuurlijk gedrag in het houderijsysteem. Natuurlijk gedrag is een van de vijf vrijheden zoals omschreven door Brambell. De Uitvoeringsagenda heeft tevens als uitdaging opgenomen dat er in 2023 geen ingrepen meer plaatsvinden aan het dier. Dit stelt specifieke eisen aan het houderijsysteem. 4.1.1. Bijdrage van fokkerij Snavelbehandeling bij leghennen, staart couperen bij varkens, en het onthoornen van melkkoeien zijn drie vormen van ingrepen bij dieren, die worden uitgevoerd om ze beter aan te passen aan hun houderijsysteem. Zonder die ingrepen verwonden de dieren elkaar (staartbijten, verenpikken, al dan niet expres stoten met de hoorns), soms met de dood tot gevolg. Ingrepen zoals het verwijderen van de achterste tenen en sporen bij hanen van vleeskuikenouderdieren worden gedaan om verwondingen bij de moederdieren te voorkomen. Bij hanen van ouderdieren van witte legrassen wordt de kam verwijderd omdat die anders te groot wordt en de dieren belemmert in hun gezichtsvermogen. Beerbiggen worden gecastreerd om berengeur in het vlees te voorkomen. De hier genoemde kenmerken hebben allemaal in meer of mindere mate een erfelijke component. Ingrepen zijn zeker geen oplossing, maar worden bij gebrek aan beter toegepast. Het succes van introductie van nieuwe groepshuisvestingssystemen staat of valt met de fokkerijmethode, in combinatie met verbeteringen in opfok- en houderijomgeving. Rodenburg et al (2010) 4 hebben hierover een inzichtelijke review geschreven. Tot voor kort werd er bij selectie van ouderdieren niet direct rekening gehouden met de invloed die de dieren op hun hokgenoten hebben. Hierdoor werden de individuen geselecteerd die het beste voor zichzelf konden opkomen, met een toename van agressief gedrag als gevolg. Door te selecteren op verdraagzaamheid ten opzichte van elkaar kunnen dieren worden gefokt die dit destructieve gedrag naar elkaar toe veel minder vertonen. Dit kan worden bewerkstelligd door niet alleen rekening te houden met de prestaties van het dier zelf, maar ook met hoe dat dier de prestaties van andere dieren beïnvloedt. Is het bijvoorbeeld agressief of laat het andere dieren ook bij de voerbak? Hoewel dieren al langer werden geselecteerd terwijl ze in groepen worden gehouden, werd er tot zeer kort geleden geen rekening gehouden met de invloed van 14 4 Rodenburg et al., 2010. Breeding amiable animals? Improving farm animal welfare by including social effects in breeding programmes. Animal Welfare 19:77-82 Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij concept versie inventarisatie voor bespreking op 7 juni

hokgenoten op de prestaties van een individu. Deze techniek is momenteel in ontwikkeling en wordt al bij enkele fokprogramma s in de praktijk toegepast. 4.1.2. State-of-art en lopend onderzoek De meeste fokkerijorganisaties werken actief aan het verminderen van de noodzaak van ingrepen via genetische selectie. In de leghennenhouderij is recent een grootschalig project uitgevoerd met Wageningen UR naar robuuste legkippen, dat wil zeggen fokproducten die minimale productiederving en uitval hebben bij het achterwege laten van snavelbehandeling. Momenteel loopt er een vervolgproject (zie hieronder, sociale interacties). In de varkenshouderij wordt door een aantal bedrijven gewerkt aan het verminderen van de neiging tot staartbijten. Lopende projecten: Sociale interacties. Dit is één van de speerpunten van het huidige fokkerij onderzoek binnen de Animal Breeding and Genomics Centre van WUR. Met financiering vanuit NWO (ondermeer Vidi beurs), ministerie van EL&I, en diverse fokkerijorganisaties lopen er enkele grote projecten op het gebied van sociale interacties bij leghennen (sociale interacties bij leghennen), daaraan gerelateerd de rol van opfok en huisvesting bij leghennen (opfok onder de kloek, een project uit een Veni-beurs), en vleesvarkens (sociable swine). Binnen deze projecten worden selectie experimenten uitgevoerd om de theoretisch voorspelde effectiviteit van de selectiemethode in de praktijk te testen. Aanleiding van deze projecten is het voorgenomen verbod op snavelkappen (leghennen), de problematiek rond het staartbijten bij vleesvarkens, en het voorgenomen afschaffen van castreren van biggen. (WUR, Hendrix-Genetics, TOPIGS) Beren castreren: Met het geplande afschaffen van castratie van jonge biggen worden in te toekomst geen borgen maar beren gemest. Beren zijn agressiever dan borgen, waardoor het moeilijker is om gevechten en verwondingen te voorkomen. Naast aangepaste houderijsystemen kan fokkerij een bijdrage leveren door te selecteren tegen agressie. In dit project wordt gekeken hoe dit het beste aangepakt kan worden. (WUR, TOPIGS) Keizersneden bij dikbilrassen. De twee stamboeken voor dikbilrassen werken samen in een project met ABGC aan het verminderen van de noodzaak van keizersnede bij dikbilkoeien. Tijdens dit project werd duidelijk dat niet kennis of informatie belemmerend was om voor natuurlijke geboorten te selecteren, maar (1) het beeld dat keizersnede en dikbil onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn, (2) het ontbreken van een gesprek op dit punt tussen de partijen in de sector, waardoor iedereen zei: Wij willen wel, maar de anderen willen allemaal niet. en (3) een cultuur van routinematige keizersneden en een gebrek aan ervaring met natuurlijke geboorten. Dit is een voorbeeld van een project dat een procesmatige aanpak (implementatie) combineert met technisch onderzoek. (WUR, vleesveestamboeken) Natuurlijke Luxe: erfelijkheid van inwendige bekkenhoogte bij dikbilrassen bij vleesvee. De dikbilrassen verschillen vooral van andere rassen door nauwere bekkens, waardoor natuurlijke geboortes vaak niet mogelijk zijn en kalveren via een keizersnede geboren worden. Door te selecteren op voldoende ruimte in het bekken, rekening houdend met draagtijd, geboortegewicht, formaat/vorm van het kalf en het geboorteproces, zal het aantal keizersneden sterk terug gedrongen kunnen worden. (WUR, vleesveestamboeken) Kamgrootte: kammen van hanen van vermeerderingsdieren in de legsectoren worden gedubd. Deze ingreep wordt (op termijn) verboden. Daarom is onderzocht of de fokkerij kan bijdragen aan kleinere kammen. De grootte van de kammen blijkt foktechnisch gezien echter positief gecorreleerd met de productiekenmerken. Dat betekent: hoe groter de kam, hoe beter de legprestaties (Stuurgroep Ingrepen pluimvee, Hendrix Genetics). Sporen: door het gewicht en het dominante paargedrag van hanen in de vleesvermeerderingssector verwonden de hanen met hun sporen (en achterste teen) de hennen tijdens het paren. Er vindt onderzoek plaats naar het paargedrag van de dieren. Daarnaast heeft onderzoek aangetoond dat de lengte van de sporen foktechnisch negatief is gecorreleerd met productiekenmerken. Bij ongewijzigd fokbeleid zullen de sporen kleiner worden. Echter als de fokkerij zich meer op andere kenmerken gaat toeleggen, dan zullen de sporen minder snel of niet korter worden (Stuurgroep Ingrepen Pluimvee, Hendrix Genetics). Vervolgonderzoek kan plaatsvinden gericht op verbetering van het paargedrag en vaststelling van de erfelijkheidsgraad bij langzaam groeiende rassen. Zeug speent biggen: onderzoek naar mogelijkheden om de zeug zelf de biggen te laten spenen, zonder menselijke interventie. Hierbij speelt het gedrag van de zeug een rol, alsook het verloop van haar melkproductiecurve. (Hendrix Genetics) 10

Afgeronde projecten die geïmplementeerd zijn/worden Hoornloosheid bij koeien. In dit project is gekeken naar de haalbaarheid van fokken op hoornloosheid bij melkvee. Naar aanleiding van de resultaten is CRV een fokprogramma gestart voor stieren die hoornloosheid vererven. Ze hopen het sperma van de eerste stieren in het najaar van 2011 op de markt te hebben. (WUR) Groepshuisvesting zeugen. Sinds >5 jaar hanteert het overgrote deel van de zeugenlijn kernfokbedrijven bij TOPIGS groepshuisvesting om daarmee fokmateriaal te selecteren onder de gewenst omstandigheden. (TOPIGS) Natuurlijke Luxe: Voor de voortrekkers in het project is er via de Genenbank sperma beschikbaar van gunstig verervende stieren. (WUR) Robuuste kip: een project waarin robuustheid werd onderzocht vanuit immunologie, gedrag, en fokkerij. De resultaten worden deels toegepast in het lopende fokprogramma van Hendrix- Genetics (WUR, Hendrix Genetics). Nutritionele strategieën bij kalkoen: strategieën ter preventie van hoge activiteit bij kalkoenen (aminozuur gehaltes in het voer) (Hendrix Genetics) 4.1.3. Belemmeringen en kennisbehoefte De problemen die men in de huidige praktijk probeert op te lossen met ingrepen, kunnen niet alleen met fokkerij opgelost worden. Oplossingen moeten veelal ook worden gezocht in de combinatie van institutionele en technische aspecten. In 2008 is door NWO-ALW en LNV het programma Waardering van dierenwelzijn geformuleerd 5. Dit geïntegreerde en interdisciplinaire onderzoeksprogramma moet antwoorden verschaffen op de vragen die rijzen rond het dilemma tussen efficiënte productie en dierenwelzijn. Belanghebbenden als fokkerijorganisaties, veehouders, instellingen voor diergezondheid, maatschappelijke organisaties, retailers, ethici en dier-, markt-, en consumentenwetenschappers worden daar gericht bij betrokken. De vragen bestrijken ook een breed terrein, dat zich over zowel de bètawetenschappen als de gammawetenschappen uitstrekt. Ze gaan over de ethische en biologische grenzen van het aanpassingsvermogen van dieren en de consequenties daarvan voor dierenwelzijn, en over de mogelijkheden tot verwaarding van dierenwelzijn en de relatie met maatschappelijke trends en consumentengedrag. Binnen dit programma zijn een vijftal thema s onderscheiden, te weten (1) Maatschappelijke trends in de omgang met dieren. (2) Grenzen aan productiviteit (3) Robuustheid en adaptatievermogen (4) Natuurlijk gedrag, behoeften en emoties, en (5) Keuzegedrag van consumenten en producenten. In 2008 is bij de oproep voor projecten voor de eerste tranche is een keuze gemaakt voor een beperkt aantal terreinen. Voor de resterende onderwerpen waaronder grenzen aan productiviteit (een onderwerp met een duidelijke fokkerij component) wordt in periode 2008-2011 aanvullende financiering gezocht. 4.2. Van dierziektebestrijding naar gezonde dieren (speerpunt 2b) Met dit speerpunt wordt ingezet op een veehouderij waarin dieren gezond kunnen opgroeien. Indien er nog diergeneesmiddelen (antibiotica) worden ingezet dient dit te gebeuren op een verantwoorde manier. 4.2.1. Bijdrage van fokkerij Door dieren minder gevoelig te maken voor factoren die hun gezondheid verlagen, waaronder infectieziekten, kan de inzet van dierziektebestrijding, maar ook van preventieve geneeskunde, waaronder antibiotica, verminderd worden. 11 Antibioticaresistentie van bacteriestammen veroorzaakt toenemende problemen in de humane gezondheidszorg. Aangenomen wordt dat deze antibioticaresistentie met name veroorzaakt is door het gebruik van dezelfde antibiotica in de veehouderij. Door grootschalig gebruik in de veehouderij zijn resistente bacteriestammen ontstaan. Mensen die hiermee geïnfecteerd worden kunnen steeds moeilijker behandeld worden. Een verbeterde diergezondheid door selectie van weerbaardere dieren zal 5 Waardering van dierenwelzijn: naar een maatschappelijk geaccepteerde en economisch vitale dierhouderij. Een LNV/NWO onderzoekprogramma. Programmavoorbereidingscommissie Waardering van Dierenwelzijn, Augustus 2007, www.nwo.nl/dierenwelzijn

bijdragen aan een verminderd gebruik van antibiotica. Andersom zal het sterk aan banden leggen van antibiotica gebruik in de veehouderij de noodzaak van selectie van dieren op verbeterde weerstand verhogen. Er is veel literatuur waarin aangetoond wordt dat dieren genetisch kunnen verschillen in gevoeligheid voor specifieke ziekten. Er zijn ook diverse studies die laten zien dat er genen zijn in verschillende soorten landbouwhuisdieren, die gerelateerd zijn aan specifieke ziekteweerstand. Genetische resistentie van dieren tegen specifieke ziekten is in de meeste gevallen gebaseerd op effecten van verscheidene genen. Naast resistentie tegen specifieke infecties, zijn er ook dieren die weerbaarder zijn tegen ziekte en uitval in het algemeen. Dit loopt niet altijd alleen via het immuunsysteem, maar ook via bv dikkere huid en slijmvliezen, infectie ontwijkend gedrag, etc. Een voorbeeld is weerbaarheid tegen mastitis, maar ook verminderen van biggensterfte door selectie op vitaliteit. In de uitvoeringsagenda staat de ambitie om in 2015 stappen te hebben gezet om via fokkerijlijnen robuustere dieren in te kunnen zetten. En robuust slaat in dit geval op het beter kunnen omgaan met infectiedruk, minder kwetsbaar zijn voor veranderingen in het klimaat en de omgeving en minder afhankelijk zijn van de kwaliteit van het management. Maar robuustheid gaat verder dan diergezondheid. De huidige methoden van selectie kunnen worden toegepast op weerbaarheid tegen infecties, maar ook op weerbaarheid tegen andere stressoren zoals temperatuur, metabole druk, of emotionele stress. Deze staan niet specifiek genoemd in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, maar zouden daar wel in opgenomen moeten worden. Naast infectieuze gezondheidsproblemen zijn er ook problemen die niet infectieus zijn. Hierbij kan gedacht worden aan metabole problemen of overbelasting en verwonding. Metabole problemen kunnen gerelateerd zijn aan een te snelle groei, een te hoog gewicht en het onvermogen van een dier om de hoeveelheid vaak zeer hoogwaardig voer te verteren. Dit kan gevolgen hebben voor het dier zelf. Denk daarbij aan ascites (buikwaterzucht; bij vleeskuikens), doodgroeiers (bij diverse diersoorten), lebmaagdislocatie en pensverzuring met het daaraan gerelateerde verhoogde risico op klauwproblemen (melkvee). Maar het kan ook gevolgen hebben voor de vitaliteit van nakomelingen in geval van maternale metabole problemen tijdens de dracht. Dit zal in veel gevallen gerelateerd zijn aan zwangerschapsdiabetes, maar onderzoek hiernaar is nog beperkt. De incidentie van zowel metabole problemen als problemen gerelateerd aan de omgeving zoals pootproblemen door roostervloeren, kan worden beïnvloed door gerichte selectie van ouderdieren en daarmee door fokkerij. Overbelasting: Een met gezondheid samenhangend thema is de kwetsbaarheid van dieren bij een hoog productieniveau en onvoldoende toegesneden verzorging. Jarenlange selectie op productie heeft de dieren op scherp gezet, met name wanneer ze worden gestimuleerd tot productie op topniveau, met gevolgen voor de gezondheid en levensduur van een deel van de dieren. In sommige sectoren is dit ondervangen door voerstrategieën aan te passen en de dieren (in sommige gevallen sterk) beperkt te voeren. Dit levert de nodige stress en hongergevoel voor de dieren op. In andere sectoren is juist het feit dat dieren moeite hebben met de hoeveelheid energie die opgenomen en verteerd moet worden een probleem. Beiden zijn risicofactoren voor een goede gezondheid. Van belang is dat de dieren zelfredzaam zijn, oftewel een goed adaptief vermogen hebben. Dit houdt in dat de dieren in staat zijn om te reageren op hun omstandigheden en, bijvoorbeeld, voldoende voer op te nemen om zichzelf onder die omstandigheden metabool gezond te houden, weerstand tegen infectieziekten op te bouwen, etc. Dit aspect van adaptief vermogen staat of valt met een goede aansluiting tussen fokkerijveehouderij systeem-management van de veehouder, en komt momenteel niet voor in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. 4.2.2. State-of-art en lopend onderzoek In Scandinavische landen is het bijhouden van diergezondheidsgegevens bij melkvee en varkens in de praktijk al jaren een standaard procedure, waardoor ze daar al verder zijn in het onderzoek naar de genetische achtergrond van diergezondheid. In Nederland is een dierenartsenmonitor gestart, waarin dierenartsen hun handelingen per dier registreren. Dit is op vrijwillige basis, maar steeds meer dierenartsen sluiten zich hierbij aan. Gezondheidsgegevens van goede kwaliteit en van veel dieren is essentieel bij de ontwikkeling en implementatie van fokkerij op diergezondheid. Resultaten van dit type onderzoek bieden handvaten voor selectie van dieren, maar worden ook gebruikt ter ondersteuning van het management van de dieren. In de melkveehouderij worden al fokwaarden geschat voor uiergezondheid en sinds april 2010 ook voor klauwgezondheid. 12

Om kwetsbaarheid van hoogproductieve dieren tegen te gaan levert fokkerij al een bijdrage door dieren te selecteren die beter tegen de hoge productiviteit kunnen. Hiervoor is al aandacht in de lopende fokprogramma s, maar identificatie van de dieren die een hoge aanleg voor productie en robuustheid hebben is niet eenvoudig. Er zijn al rassen beschikbaar die geselecteerd zijn op een lagere productie, bijvoorbeeld langzamer groeiende vleeskuikenrassen, die in de scharrel- en biologische houderij worden gebruikt. Het huidige selectiesysteem is gebaseerd op een aantal uitleesparameters als niet in oestrus komen, achterblijvers in de groei, uitval. De Nederlandse fokkerijorganisaties op het gebied van melkvee, leghennen, en varkens zijn allemaal gericht op een internationale markt, waar de verschillen tussen houderijsystemen groter zijn en daarmee de vraag naar dieren die in uiteenlopende systemen goed kunnen functioneren groter. Lopend onderzoek: Weerbaar vee. een project binnen het innovatienetwerk gericht op de genetische achtergrond van weerbaarheid tegen al dan niet infectieuze aandoeningen bij melkvee. (WUR, UU, Biologica, EL&I, CLM, CRV, PZ, GD) Paratuberculose bij melkvee en melkgeiten. onderzoek naar genetische achtergrond van gevoeligheid van de verticaal overdraagbare infectieziekte paratuberculose, en naar hoe die dmv fokkerij kan worden teruggedrongen (WUR, UU) Nutrigenomics. Het gebruik van genomische informatie om voeding af te stemmen op de ontwikkeling van het dier voor optimale darmgezondheid en minimaal gebruik van antibiotica. (WUR) Osteochondrose bij varkens. In dit project worden factoren geïdentificeerd die een rol spelen bij het ontstaan van osteochondrose, onderzocht in hoeverre het erfelijk is, en hoe daar in de fokkerij rekening mee gehouden kan worden. Dit project is in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde. (WUR, TOPIGS) Klauwproblemen bij koeien. Klauwproblemen zijn een veel voorkomend probleem in de Nederlandse melkveehouderij. In dit project wordt de genetische achtergrond van een aantal veel voorkomende klauwproblemen onderzocht en wordt er gekeken hoe daar in de fokkerij het beste rekening mee gehouden kan worden. (WUR, CRV, GD) Hoge gezondheid (zie systeeminnovaties). Verminderd antibioticagebruik. Sinds 2007 registratie van antibioticagebruik bij varkens op kernfokbedrijven in de vorm van dagdoseringen. M.b.v. deze data wordt een beslisboom antibioticagebruik uitgetest. Deze wordt weer ingezet op deze fokbedrijven, waarbij door het registreren van individueel gebruik van antibiotica en het hanteren van criteria voor gebruik van antibiotica gekeken wordt of daarmee het kwalitatieve en kwantitatieve gebruik van antibiotica verbeterd kan worden. (WUR, UU, TOPIGS) Verbeteren van welzijn melkvee via fokkerij. Het project heeft tot doel om (i) de registratie van relevante gezondheids- en gedragskenmerken bij melkkoeien te automatiseren zodat dergelijke kenmerken bij grote aantallen koeien kunnen worden geregistreerd, zodat vervolgens (ii) de genetische basis van dergelijke kenmerken onderzocht kan worden, om daarmee (iii) kennis te genereren waarmee fokkerij vanuit het oogpunt van welzijn verbeterd en geoptimaliseerd kan worden.(wur, PZ, EL&I, CRV) Uiereczeem bij melkvee: erfelijkheid van uiereczeem bij melkvee Uitban strategieën tegen Mycoplasma Iowae: Een mogelijke oorzaak voor chronische problemen in slachtkuikens en kalkoenen (Hendrix Genetics) Case-control studies: DNA onderzoek naar mogelijke genetische oorzaken voor bepaalde afwijkingen (Hendrix Genetics) Afgeronde projecten die geïmplementeerd zijn/worden 13 Selectie voor verbeterde bigvitaliteit. Implementatie sinds 2001, aanscherping in 2006 n.a.v. ervaringen (TOPIGS) Selectie voor verminderde uitval tussen spenen slacht bij varkens. Implementatie sinds 2009. (TOPIGS) Selectie op verbeterde levensduur zeugen. Implementatie selectie sinds 2006. (TOPIGS)

Uiergezondheid bij melkvee. Sinds 2010 worden er fokwaarden geschat voor uiergezondheid bij melkvee waarmee het mogelijk is om zowel klinische als subklinische mastitis te verlagen. (CRV) Klauwgezondheid bij melkvee. Sinds april 2010 zijn er fokwaarden beschikbaar om te selecteren tegen klauwproblemen. (CRV) Fokdoelaanpassing naar gezondheid en levensduur bij melkvee. Sinds 2000 zijn er aanpassingen doorgevoerd in het fokprogramma voor melkvee en is de nadruk op gezondheid en levensduurkomen te liggen (60% van de selectiedruk) ipv productie (40% van de selectiedruk). (CRV) Genomic selection voor gezondheid en levensduur. Sinds 2007 wordt er genomic selection toegepast in de melkveefokkerij, waarmee effectiever op gezondheid en levensduur kan worden geselecteerd. (CRV) Levensduur Fokwaarde: Fokwaarde die aangeeft hoe lang de zeug overleeft, geïmplementeerd sinds 2007. (Hendrix Genetics) E. coli resistentie: Onderzoek naar genetische achtergrond van E. Coli resistentie (SRC, Hendrix Genetics) Natural antibodies in kippen Natural antibodies lijken een rol te spelen in de aangeboren afweer tegen infecties. (Hendrix Genetics) 100 weken selectie. Selectie op levensduur en productie (Hendrix Genetics) Selectie op overleving: Zuivere lijn selectie op leefbaarheid van gekruiste legkippen (Hendrix Genetics) Ascites bij vleeskuikens. Onderzoek naar de genetische achtergrond van ascites. Ontwikkeling van een fokkerijstrategie gericht op verlaging van de incidentie en zoeken naar genen die het optreden van ascites kunnen verklaren. (WUR, Cobb Europe) 4.2.3. Belemmeringen en kennisbehoefte Het in kaart brengen van alle genen die mogelijk betrokken zijn bij afweer en weerstand tegen ziekten of metabole problemen is zeer complex en zal de komende decennia niet afgerond worden. Maar een grotere belemmering voor het verbeteren van de gezondheid door fokkerij is het gebrek aan accurate gegevens over diergezondheid. Gezondheid van landbouwhuisdieren in Nederland wordt nog niet grote schaal bijgehouden op individueel dierniveau, door het vaak ontbreken van een precieze diagnose en het ontbreken van afstammingsinformatie. Een deel van de veehouders houdt deze informatie op vrijwillige basis bij, maar de waarde van deze verzamelde informatie op een individueel bedrijf is moeilijk te beoordelen. Daarnaast is het meestal niet duidelijk of een gezond dier geïnfecteerd maar resistent is, of niet geïnfecteerd. Bewust infecteren van selectiekandidaten roept vanuit het oogpunt van dierenwelzijn ethische vragen op. Om antibiotica gebruik sterk terug te kunnen dringen is het van belang om de mogelijkheid te hebben om dieren te selecteren met een verhoogde weerstand tegen infecties. Daarnaast zal in de fokkerij naar methoden gezocht moeten worden waarbij de informatie over de werkelijke afweer tegen infecties en stress gevoeligheid bij de dieren en hun verwanten, in combinatie met informatie over de genen voor zover die bekend is, kan worden gebruikt om een inschatting te maken van de genetische waarde van het dier als ouderdier voor de volgende generatie. Groot knelpunt hierbij is dat het succes voor een groot deel afhangt van de kwaliteit van de informatie over de afweer tegen infecties van de dieren. Door interdisciplinair onderzoek kan de achtergrond van afweer en weerstand tegen ziekten, metabole problemen en kwetsbaarheid bij hoge productie beter worden begrepen en de selectie daarop worden aangepast. De relatie tussen fenotype en genotype moet verder worden onderzocht. Daarnaast moet beter onderzocht worden aan welke voorwaarden een dier moet voldoen om als robuust te worden aangemerkt. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt in fokprogramma s. 4.3. Import en export van levende dieren en langeafstandstransporten (speerpunt 2c) Dit speerpunt heeft betrekking op een verantwoorde wijze van (nationaal en internationaal) diertransport. 14