omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV

Vergelijkbare documenten
omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Ons Kenmerk ODH Zaaknummer

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Ons Kenmerk ODH Zaaknummer

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Uw Kenmerk Afdeling Toetsing & Vergunningverlening Miiieu

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Ons Kenmerk ODH Zaaknummer

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Ons Kenmerk ODH Zaaknummer

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Uw Kenmerk Afdeling Toetsing & Vergunningverlening Milieu

omgevingsdienst HAAGLANDEN ONTHEFFING PMV Ons Kenmerk ODH-2Q Zaaknummer

Documentenlijst Besluit (P) (GG)

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Documentenlijst Besluit (P) (GG)

omgevingsdienst HAAGLANDEN

De aanvraag wordt afgehandeld met toepassing van de titel 4.1 procedure van de Algemene wet bestuursrecht.

De aanvraag wordt afgehandeld met toepassing van de titel 4.1 procedure van de Algemene wet bestuursrecht.

De aanvraag wordt afgehandeld met toepassing van de titel 4.1 procedure van de Algemene wet bestuursrecht.

WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT BESLUIT Ambtshalve wijziging vergunning (artikel 2.31 lid 2b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

BESCHIKKING. Milieuneutrale omgevingsvergunning

Algemene voorschriften boringen en boorputten in grondwaterbeschermingsgebieden en

Zaaknummer Maastricht 5 februari 2015

omgevingsdienst HAAGLANDEN

op een diepte van meer dan 1,50 m min maaiveld in de bodem in kwetsbaar kwelgebied in de Haarlemmermeerpolder.

WATERVERGUNNING D /

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

omgevingsdienst HAAGLANDEN

WATERVERGUNNING D /

Onderwerp van de aanvraag Op 10 april 2008 ontvingen wij een evaluatierapport met het verzoek om hiermee in te stemmen.

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1. Aanhef. 2. Aanvraag

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning van 23 november 2015, nr. RWS-2015/49114 voor:

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT TOT HET VERLENEN VAN EEN ONTHEFFING VAN DE OMGEVINGSVERORDENING GELDERLAND VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

De vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018

Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet van:

IE lil! Uil

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid PAP E tra zaaknummer Dossler Ons kenmerk BehnndeM door / CHK de heer P.M. Stortenbck(.ṡr N

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

D *D * Besluit op aangevraagde omgevingsvergunning (gedeeltelijk verleend)

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1. Aanhef. 2. Aanvraag

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

WATERVERGUNNING. Voor het lozen van afvalwater van Land Development Aviation Valley Maastricht N.V. op een zuiveringtechnisch werk

BESCHIKKING. Milieuneutrale Omgevingsvergunning

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

voor het onttrekken van grondwater op de locatie Eerste Helmersstraat 130 in Amsterdam.

Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet. Zaaknummer RWSZ

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

WATERVERGUNNING (RAAM)

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en MiÏieu

omgevingsdienst HAAGLANDEN

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING. Datum 18 juli Zaaknummer 29007

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie:

ONTHEFFING PMV Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E infoi@odh.nl I www.odh.nl Datum 1 \ APR. Uw Brief 16 maart 2017 Ons Kenmerk ODH-2017-00038630 Afdeling Toetsing & Vergunningverlening Milieu Contactpersoon D. Kruize Bljlage(n) Uw Kenmerk Zaaknummer 00482096 Team T&V Bodem, Grondwater & Telefoonnummer 06-1188 1311 Ontgronding Onderwerp Op 16 maart 2017 heeft RPS advies- en ingenieursbureau BV (hierna: RPS) namens N.V. Eneco Beheer een verzoek ingediend om wijziging op de ontheffing voor het uitvoeren van een gestuurde boring om een 50 kv kabel te kunnen aanleggen, die op 20 mei 2016 is verleend (kenmerk: ODH-2016-00026454) voor het uitvoeren van een gestuurde boring ter plaatse van het Noordpark te Zwijndrecht, op de percelen kadastraal bekend gemeente Zwijndrecht, sectie A, nummers 3391, 5880, 6072 en 6854. De wijziging betreft het uitvoeren van een 2^ gestuurde boring, die nodig is omdat de eerste gestuurde boring niet gelukt is. We hebben het verzoek ingeboekt als verzoek om ontheffing op grond van de bepalingen 2.2.1, eerste lid, onder f, van bijlage 10, onderdeel B van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (hierna: PMV). Besluit Wij besluiten de gevraagde ontheffing te verlenen en daaraan de voorschriften 1 t/m 25 te verbinden. Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. Hoofd Toet ing & Vergunningverlening Milieu van de Om gevingsdienst Haaglanden

Bezwaar Bent u het niet eens met dit besluit? En bent u belanghebbende? Dan kunt u een bezwaarschrift indienen. Stuur uw bezwaarschrift uiterlijk binnen 6 weken na de dag van bekendmaking naar Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, t.a.v. het Awb secretariaat, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag. In het bezwaarschrift moet het volgende staan: de naam en het adres van de indiener; de datum en handtekening; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (maak een kopie of noem het kenmerk); de argumenten voor het bezwaar. Om uw bezwaar zo snel mogelijk af te kunnen handelen, verzoeken wij u ook uw telefoonnummer te vermelden. Bij spoedeisend belang is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank 's-gravenhage, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. In dat geval moet u griffierecht betalen. U moet wel eerst een bezwaarschrift hebben ingediend. Voor nadere informatie over de bezwaarschriftenprocedure verwijzen wij u naar de website: www.zuidholland.nl Wij verzoeken u een kopie van uw bezwaarschrift/verzoek om voorlopige voorziening op te sturen naar de Omgevingsdienst Haaglanden, afdeling Toetsing & Vergunningverlening Milieu, Postbus 14060, 2501 GB Den Haag of per e-mail (vergunningen@odh.nl).

VOORSCHRIFTEN Algemeen 1. De gestuurde boring mag uitsluitend worden uitgevoerd in de periode dat Oasen geen grondwater onttrekt in dit waterwingebied. 2. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de aanvraag. 3. De houder van de ontheffing dient degenen die in zijn opdracht handelingen en/of activiteiten verrichten, op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van het milieubeschermingsgebied voor grondwater (zone waterwingebied) en van de in de ontheffing opgenomen voorschriften. 4. De houder van de ontheffing moet doen en nalaten wat redelijkerwijs kan worden gevergd om verontreiniging van grond en grondwater te voorkomen of te beperken. 5. De ontheffing geldt voor degene aan wie zij is verleend en voor zijn rechtsopvolgers, conform het bepaalde in artikel 7.5, lid 1, van de PMV. 6. Ten minste 14 dagen voor de aanvang van de werkzaamheden geeft de houder van de ontheffing daarvan kennis aan het bevoegd gezag voor toezicht en handhaving: Het hoofd van de afdeling Toezicht en Handhaving van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, Postbus 550, 3300 AN Dordrecht, algemeen@ozhz.nl. 7. Tijdens de opslag van materieel moet de bodem ter plaatse worden afgedekt met folie of adsorptiematten ter voorkoming van verontreiniging van de bodem. 8. Het binnen het milieubeschermingsgebied voor grondwater in bedrijf zijnde materieel moet zodanig zijn uitgerust en onderhouden, dat de kans op olie- en/of brandstofverontreiniging van de bodem zo gering mogelijk is. 9. Het opslaan, overslaan, bijvullen en verversen van aardolieproducten ten behoeve van het materieel moet zorgvuldig en zonder morsen, boven of op een vloeistofkerende voorziening, buiten het waterwingebied gebeuren. 10. Eventueel gemorste schadelijke stoffen moeten meteen worden verzameld in een vloeistofdlchte verpakklng en naar een hiertoe geschikte verwerkingseenheid worden gebracht. 11. Indien als gevolg van lekkage, morsen of anderszins grond en grondwater wordt verontreinigd of gevaar voor verontreiniging dreigt, stelt de ter plaatse verantwoordelijke persoon onmiddellijk het bevoegd gezag en de directeur van het drinkwaterbedrijf hiervan in kennis. 12. Het tijdens de werkzaamheden toe te passen water moet van drinkwaterkwaliteit zijn. 13. Tijdens de werkzaamheden toe te passen materieel en materiaal dat in contact komt met het grondwater, moet voor aanvang van de werkzaamheden grondig gereinlgd zijn. 14. De op of onder het maaiveld toe te passen bouwstoffen moeten voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit, met dien verstande dat geen IBC-bouwstoffen mogen worden toegepast. 15. Op het terrein mogen geen schadelijke stoffen zoals minerale olie, verf en toebehoren, epoxycoatings, bitumen en brandstoffen, worden opgeslagen.

Uitvoering van de boorwerkzaamheden 16. Voor het aanmaken van de boorspoeling mag slechts klei worden toegepast. Het toepassen van andersoortige organische of anorganische hulpstoffen is niet toegestaan, uitgezonderd natriumhydroxide voor het reguleren van de zuurgraad. De toe te passen klei moet voorzien zijn van het KIWA-certificaat, dit moet op het werk aanwezig zijn. 17. Het tijdens en na de boring gebruikte spoelwater moet worden opgevangen in een daartoe geschikte vloeistofdlchte opvangvoorzienlng en worden afgevoerd naar een erkende verwerker. 18. Bij de werkzaamheden vrijkomende grond moet worden verzameld en worden afgevoerd naar een erkende verwerker. 19. Het boorgat moet ter plaatse van de slecht doorlatende bodemlagen worden opgevuld met een hiervoor geschikt kleiproduct, bijvoorbeeld bentonlet, zodat de doorboorde bodemlagen weer slecht doorlatend worden. Deze materialen moeten KIWA-gecertificeerd zijn. De certificaten moeten op het werk aanwezig zijn. - De wijze van aanbrengen van het opvulmateriaal moet twee weken voordat met de werkzaamheden wordt aangevangen aan het bevoegd gezag worden bekend gemaakt. - Het aanbrengen van het opvulmateriaal moet geschieden in aanwezigheid van het bevoegd gezag of een daartoe door hem aangewezen ambtenaar. 20. Indien de boring mislukt en nieuwe boring moet worden uitgevoerd, moet het bevoegd gezag hierover direct worden ingelicht. 21. Indien de boring mislukt moet het oude boorgat ter plaatse van de slecht doorlatende bodemlagen worden opgevuld met een hiervoor geschikt kleiproduct, bijvoorbeeld bentonlet, zodat de doorboorde bodemlagen weer slecht doorlatend worden. Deze materialen moeten KIWA-gecertificeerd zijn. De certificaten moeten op het werk aanwezig zijn. - De wijze van aanbrengen van het opvulmateriaal moet twee weken voordat met de werkzaamheden wordt aangevangen aan het bevoegd gezag worden bekend gemaakt. - Het aanbrengen van het opvulmateriaal moet geschieden in aanwezigheid van het bevoegd gezag of een daartoe door hem aangewezen ambtenaar. 22. Het rioolwater van een bouwkeet moet worden afgevoerd via een vioeistofdicht te maken en te onderhouden stelsel van buisleidingen naar het openbare vuilwaterriool. 23. Indien een aansluiting op het riool niet mogelijk is, moet de afvoer van het rioolwater van de bouwkeet als volgt geschieden: - De afvoer van de toiletten vindt plaats via een stelsel van buisleidingen, waarin een vloeistofdlchte septic tank is opgenomen of met gebruikmaking van een mobiel toilet dat regelmatig wordt geleegd. - Het effluent mag niet in de bodem worden geloosd. - De afvoer van de toiletten, de afvoer van het keukenafvalwater en de afvoer van het overige afvalwater geschiedt via een stelsel van buisleidingen dat vioeistofdicht wordt gemaakt en onderhouden. - De septic tank en bezinkput worden zo vaak als voor een goede werking ervan nodig is, geleegd waarbij de specie wordt afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of een ontvangput van het openbare vuilwaterriool. De bewijsstukken van lediging en afvoer moeten worden bewaard.

24. Een bouwkeet wordt uitsluitend verwarmd middels een gasgestookte of elektrische verwarming. 25. Na beeindiging van de uitvoeringswerken worden de bouwkeet en het bijbehorende rioleringsstelsel met putten zodanig geamoveerd dat het vrijgekomen terrein in de oorspronkelijke staat wordt teruggebracht. OVERWEGINGEN 1 PROCEDURELE ASPECTEN 1.1 Gegevens aanvraag Op 16 maart 2017 heeft RPS namens N.V. Eneco Beheer een verzoek ingediend om wijziging op de ontheffing voor het uitvoeren van een gestuurde boring om een 50 kv kabel te kunnen aanleggen, die op 20 mei 2016 is verleend (kenmerk: ODH-2016-00026454) voor het uitvoeren van een gestuurde boring ter plaatse van het Noordpark te Zwijndrecht, op de percelen kadastraal bekend gemeente Zwijndrecht, sectie A, nummers 3391, 5880, 6072 en 6854. Deze gestuurde boring wordt uitgevoerd ter vervanging van de huidige met olie gekoelde kabelverbinding die het einde van de technische levensduur heeft bereikt. Het verzoek om wijziging betreft het uitvoeren van een 2^ gestuurde boring, die nodig is omdat de eerste gestuurde boring niet gelukt is. We hebben het verzoek ingeboekt als verzoek om ontheffing op grond van de bepalingen 2.2.1, eerste lid, onder f, van bijlage 10, onderdeel B van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (hierna: PMV). De nieuwe boring wordt uitgevoerd zoals is aangegeven op de bij het verzoek gevoegde tekening met nummer: TP16163-R-A-101 van Visser &Smit Hanab, dd 15 maart 2017. De vorengenoemde percelen zijn gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater, in het waterwingebied van Oasen NV. 1.2 Procedure Op de procedure is op grond van bepaling 2.2.3, derde lid, van bijlage 10, onderdeel B van de PMV, titel 4.1 van de Awb van toepassing. Ingevolge artikel 7.11, tweede lid, van de PMV, geven wij uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking op de aanvraag om ontheffing. 2 TOETSINGSKADER 2.1 Motivering besluit Wetgeving en beleid Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit vastgesteld, waarin het beleid ten aanzien van de drinkwatervoorziening in Zuid-Holland is vastgelegd. Deze visie werkt door naar de provinciale besluitvorming op het terrein van milieu en water. Dit beleid vindt zijn weerslag in de PMV. Het beleid is erop gericht de waterwinning voor de drinkwaterproductie te waarborgen door de gebieden waarbinnen waterwinning plaatsvindt te beschermen. Als gevolg van artikel 1.2 van de Wet milieubeheer zijn

regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning op 1 januari 2015 door Provinciale Staten van Zuid-Holland (negende tranche PMV) vastgelegd. In de PMV zijn voor een aantal activiteiten verbodsbepalingen opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning. Onder voorwaarden kunnen Gedeputeerde Staten van een aantal verbodsbepalingen ontheffing verlenen. Met betrekking tot het grondwater wordt hiermee bereikt dat nu en in de toekomst grondwater kan worden gebruikt voor de productie van drinkwater. Overwegingen Op grond van bepaling 2.2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van bijlage 10, onderdeel B van de PMV, is het verboden in een waterwingebied de grond dieper te roeren dan 2,5 m beneden het maaiveld of anderszins werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten; onder deze werken worden in elk geval verstaan bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen. Van het genoemde verbod kan ons college ontheffing verlenen op grond van bepaling 2.2.3, eerste lid, onder a, van bijlage 10, onderdeel B van de PMV. Ontheffing van het genoemde verbod is alleen mogelijk, indien de activiteiten op zodanige wijze worden uitgevoerd dat de bescherming van de bodem en de kwaliteit van het zich daarin bevindende grondwater voldoende zijn gewaarborgd. Onderzochte tracemogelijkheden In verband met de gedeeltelijke ligging van het trace in de zone waterwingebied (vanaf het intredepunt tot aan de rivier de Noord) zijn diverse (alternatieve) boortraces onderzocht. Deze traces zijn opgenomen in het ingediende rapport '50KV VERBINDINGEN IJSSELMONDE FASE 1 DRECHTSTEDEN', dat bij de aanvraag is gevoegd. In het rapport worden de volgende 4 tracemogelijkheden beschreven en wordt afgewogen wat de beste optle is: Trace 1: gestuurde boring via het huidige trace. Voor dit trace is niet gekozen omdat zowel Rijkswaterstaat als de gemeente Dordrecht dit als een onacceptabele route zien. Een gestuurde boring is hier niet mogelijk vanwege ruimtegebrek; Rijkswaterstaat staat tegenwoordig niet toe dat een zinker op traditionele wijze wordt aangebracht in verband met de scheepvaart. De gemeente heeft bezwaar tegen de overlast van de aanleg in open ontgraving door de oude binnenstad van Dordrecht. Trace 2: gestuurde boring via Papendrecht. Dit trace ligt in de kernzone van de dijk. Dit trace is niet gekozen omdat Waterschap Rivierenland geen vergunning geeft voor het werken in de kernzone van de dijk. Trace 3: gestuurde boring van de Walburg te Zwijndrecht naar de Maasstraat in Dordrecht. Een horizontale gestuurde boring vanaf Walburg Zwijndrecht naar de Maasstraat in Dordrecht. Dit trace is als het best haalbare beoordeeld. Trace 4: gestuurde boring via het eiland Noordoevers. Een boring naar het eiland "Noordoevers" zou een lengte van minimaal 2 kilometer bedragen. Deze lengte is technisch gezien niet haalbaar.

Bij de aanvraag zijn 5 sonderingen gevoegd met de nummers DKP01, DKP02, DKP03, DKP04 en DKP08. De sonderingen zijn uitgevoerd in het kader van het 'project IJsselmonde fase 1 Haalbaarheidsstudie 50kV routes'. Volgens de sondering DKP01, ter hoogte van het intredepunt van de gestuurde boring, bestaat de ondergrond van +3,04 m NAP tot -5 m NAP voornamelijk uit klei- en veen. Van ca -5 tot - 25 m NAP bestaat de ondergrond uit zand. Tussen ca -25 en -26 m NAP ligt een zandige kleilaag, waarna tot het einde van de sondering, op ca -32 m NAP weer zand is aangetroffen. Volgens de sonderingen DKP02, DKP03 en DKP04, welke zijn geplaatst in de waterbodem ter hoogte van het trace, worden vanaf de waterbodem (respectievelijk -5,75 NAP, -5,5 m NAP en -7 m NAP) tot een diepte van circa -12 tot -13 m NAP klei- en veengronden aangetroffen. Daaronder ligt tot een diepte van -22 tot - 24,5 m NAP zand. Vervolgens bestaat de ondergrond tot einde sondering (-32 m tot -35 m NAP) weer uit klei- en veengronden. Volgens de sondering DKP08, ter hoogte van het uittredepunt van de gestuurde boring, bestaat de ondergrond van +3,46 m NAP tot -13 m NAP voornamelijk uit klei- en veengronden. Daaronder ligt een zandlaag tot het einde van de sondering tot circa -21 m NAP). De onderkant van de gestuurde boring komt in het waterwingebied op een diepte van circa -22 m NAP, in het eerste watervoerend pakket. Doordat de afstand tot de waterwinning hierbij nihil is loopt de kwaliteit van het grondwater direct risico. Tijdens en na het plaatsen van de boring kan verontreiniging van het grondwater optreden. In het overieg van 8 mei 2014 over deze gestuurde boring dat is gevoerd door Oasen, RPS en Mos Grondmechanica heeft Oasen aangegeven dat het Noordpark formeel een waterwingebied is waar Oasen op dit moment geen gebruik maakt. Omdat het wingebied momenteel nog steeds buiten gebruik is, vinden wij het verantwoord om op dit moment op deze locatie een gestuurde boring van deze omvang uit te voeren. Voorwaarde is dat de boring wordt uitgevoerd voordat Oasen op deze locatie weer water gaat winnen. Risico's De mate waarin activiteiten een risico voor bodem en grondwater vormen, hangt samen met de omvang en de duur van deze activiteiten. Niet in alle gevallen is er sprake van een wezenlijk risico. Ten behoeve van het uitvoeren van werken wordt gebruik gemaakt van tijdelijke verblijven en machines. Het voorhanden hebben van schadelijke stoffen en het afvoeren van afvalwater op de bouwplaats is een bedreiging voor de kwaliteit van bodem en grondwater. Eveneens zijn activiteiten zoals het aanleggen van riolering, het graven van een bouwput en het plaatsen van een bronbemaling van invloed. Ook het toepassen van bepaalde stoffen kan een bedreiging zijn voor de kwaliteit van bodem en grondwater. Met name in kwetsbare gebieden zoals water- en grondwaterbeschermingsgebleden dienen ophoogmaterialen zoals grond, zand en bouwmaterialen gecontroleerd te worden op kwaliteit voordat ze worden toegepast. Toe te passen materialen mogen niet uitlogen naar de bodem en het zich daarin bevindende grondwater. De kans op verontreiniging van het te winnen grondwater wordt groter naarmate de (mechanische) ingreep reikt tot de laag waaruit het grondwater gewonnen wordt. Bij een freatische winning is het risico van verontreiniging groter dan bij een winning uit een watervoerend pakket op grotere diepte die bovendien is afgedekt door een weerstandbiedende laag. Mechanische ingrepen kunnen op drie manieren de grondwaterkwaliteit aantasten:

1. Het watervoerend pakket waaruit drinkwater wordt gewonnen wordt toegankelijk gemaakt voor verontreinigende stoffen. Het risico voor aantasting van de grondwaterkwaliteit neemt toe naarmate dek- of weerstandbiedende lagen worden aangetast, de oppervlakte waarover de ingreep plaatsvindt groter is of de tijdsduur waarover de ingreep plaatsvindt groter is. 2. Het gebruik van chemische stoffen voor onder andere funderingsversterking en het waterdicht maken van bouwputbodems. 3. Het gebruik van werktuigen en bouwstoffen waardoor verontreiniging voor bodem en grondwater kan ontstaan. Beschouwingen ten aanzien van te nemen maatregelen Voor het uitvoeren van boringen wordt als boorvloeistof gewoonlijk bentonlet of een gelijkwaardig product toegepast, veelal gemengd met ter plaatse aanwezig vervuild oppervlaktewater. Dit brengt risico's mee voor de kwaliteit van het grondwater. Het te gebruiken water voor het aanmaken van de boorspoeling dient daarom van drinkwaterkwaliteit te zijn. Daarnaast zijn wij van mening dat bentonlet, door gebruik als smeermiddel, schadelijke stoffen kan opnemen, waarna het door ons als afvalstof zal worden aangemerkt. Alle voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het gebruik van schadelijke stoffen dienen daarom gericht te zijn op het voorkomen van verontreiniging van de bodem door de afvalstof op te vangen zodat deze niet met de bodem in aanraking kan komen of met de bodem kan worden vermengd. Er ontstaat risico voor de grondwaterkwaliteit wanneer de ruimte tussen de boorgatwand en de mantelbuizen niet wordt opgevuld met slecht doorlatend materiaal, of wanneer bij het mislukken van een boring het boorgat zonder afwerking of opvulling zou achterblijven. Daarom zijn aan de ontheffing voorschriften verbonden waarin is opgenomen dat de annulaire ruimte dan wel het boorgat van de mislukte boring moet worden opgevuld met een hiervoor geschikt kleiproduct, bijvoorbeeld bentonlet, zodat de doorboorde bodemlagen weer slecht doorlatend worden. Deze materialen moeten KIWA-gecertificeerd zijn. In dit geval behoeft het uitvoeren van een horizontaal gestuurde boring geen verslechtering van de huidige milieuhygienische situatie ter plaatse in te houden, mits de gewenste activiteit zodanig zal worden uitgevoerd dat alle mogelijke risico's met betrekking tot verontreiniging van de bodem zoveel mogelijk zullen worden voorkomen. Om dit te bereiken dient materieel in goede staat te verkeren en moet de vrijkomende grond en de gebruikte boorvloeistof worden opgevangen om deze af te voeren naar een hiertoe geschikte verwerkingsinrichting. Daarbij kan de gebruikte boorvloeistof eventueel tijdelijk worden opgeslagen. Om de risico's van de activiteiten zoveel mogelijk afte dekken zijn aan deze ontheffing voorschriften verbonden met betrekking tot het plaatsen van een eventueel aanwezige bouwkeet en het gebruik van machines. Om verontreinigingen naar de bodem te voorkomen dient gebruik gemaakt te worden van een bodemafdichting met folie. Daarnaast worden op grond van deze ontheffing eisen gesteld aan toe te passen materialen. Zo wordt het voorschrift opgenomen dat bouwstoffen voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit. Aan de te verlenen ontheffing zijn voorschriften verbonden die de risico's voor verontreiniging van de bodem en het grondwater, tijdens en na het uitvoeren van de werkzaamheden, zoveel mogelijk moeten reduceren. Gelet op de maatregelen die genomen worden om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen, wordt voldaan aan het 'stand still'-beginsel.

2.2 Conclusie Gelet op vorenstaande overwegingen bestaat er voor ons geen aanleiding de gevraagde ontheffing in het belang van de bescherming van het milieu te weigeren, mits wordt voldaan aan de door ons aan de ontheffing te verbinden voorschriften, die nodig zijn ter bescherming van de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Begrippen In dit besluit wordt verstaan onder: waterwingebied: het gebied van Oasen NV dat als zodanig is aangewezen in bijlage 6 van de PMV en is aangegeven op de daarvan deel uitmakende kaart 16; bodem: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bodembescherming; schadelijke stoffen: stoffen of combinaties van stoffen, in welke vorm ook, waarvan hetzij in het algemeen, hetzij in het gegeven geval kan worden verwacht dat zij - op of in de bodem gerakend - de bodem met het zich daarin bevindende grondwater verontreinigen of kunnen verontreinigen; hieronder worden in elk geval verstaan de stoffen of combinaties van stoffen, die voorkomen op een door ons vastgestelde lijst; het drinkwaterbedrijf: Oasen NV, Postbus 122, 2800 AC Gouda; het bevoegd gezag: het hoofd van de afdeling Toezicht en Handhaving van de Omgevingsdienst Zuid- Holland Zuid, Postbus 550, 3300 AN Dordrecht (algemeen@ozhz.nl); Milieutelefoon: telefoonnummer 0888 333 555, dag en nacht bereikbaar voor het melden van calamiteiten. Aandachtspunten Wij wijzen de houder van de ontheffing erop, dat door het verlenen van de onderhavige ontheffing niet wordt vooruitgelopen op enig andere door het provinciaal bestuur krachtens wet of verordening, dan wel krachtens eigendomsrecht van de provincie, met betrekking tot de onderhavige activiteit eventueel te nemen beslissing. Wij zijn bevoegd de ontheffing in te trekken indien de voorschriften, die aan de ontheffing zijn verbonden, niet worden nageleefd. Wij zijn daartoe ook bevoegd, indien de belangen, die door deze verordening worden beschermd dat nodig maken en andere maatregelen daarvoor geen opiossing bieden. Deze andere maatregelen zijn: a. het wijzigen van de voorschriften die aan de ontheffing zijn verbonden; b. het verbinden van nadere voorschriften aan deze ontheffing. Voor de realisering van de aangevraagde activiteit kunnen naast de PMV andere wettelijke regelingen van toepassing zijn.

Afschrift aan: - Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, gemeente@zwiindrecht.nl; - RWS West-Nederland Zuid, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam, wnz-informatiemanagement@rws.nl: - Dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse Delta, 2005005@.wshd.nl; - Het hoofd van de afdeling Toezicht en Handhaving van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, algemeen(a)ozhz.nl: - Oasen NV, Postbus 122, 2800 AC Gouda; - RPS Advies- en Ingenieursbureau bv, ter attentie van Jan Peter Tipker, Prins Mauritsstraat 17, 4141JC Leerdam. 10