Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht



Vergelijkbare documenten
Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

Tweede Kamer der Staten-Generaal

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis

Leidraad voor het nakijken van de toets

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verkorte inhoudsopgave

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EVRM

U wordt verdacht. Inhoud

Menukaart (super)snelrecht Oktober 2009

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

HET WERK VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

De enkelvoudige kamer: de politierechter

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Kale kikker of toch kale kip?

2

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Aanhouding en inverzekeringstelling

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Voorstel van wet. Artikel 1

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

Inhoudsopgave. N.B. Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

AANWIJZING TOEZEGGINGEN AAN GETUIGEN IN STRAFZAKEN

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

Oriëntatiepunten straftoemeting jeugd Amsterdam

Aanwijzing taakstraffen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

Een paar nachtjes in de cel

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Koningin. 1. Bestuurlijke strafbeschikking

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gemeentelijke handhaving en strafrecht

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994)

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Aanwijzing bestrijding voetbalvandalisme en voetbalgerelateerd geweld

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Conceptwetsvoorstel rechtsbijstand en politieverhoor

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk Criminaliteit en Rechtsstaat

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

==================================================================== Artikel 1

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Transcriptie:

Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht Barbara Scheffelaar Klots Universiteit van Tilburg 12 juni 2012

Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht Afstudeerscriptie Rechtswetenschappen Auteur: Studentnr: Opleiding: Beoordelaar: Datum: Barbara Scheffelaar Klots S190024 Universiteit van Tilburg Rechtswetenschappen, accent Strafrecht Mevr. Mr. L.H.A.M. Kemperman 12 juni 2012, Tilburg

Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen, als onderdeel van mijn masterjaar van de opleiding Strafrechtswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. Ik stuitte op een wetsvoorstel van de Minister van Veiligheid en Justitie waarin werd betoogd de gronden voor voorlopige hechtenis uit te breiden met het oog op het verbeteren van de veiligheid van de maatschappij, met name het creëren van rechtszekerheid voor de slachtoffers van gewelddadig gedrag. Onder andere vanwege de diverse invalshoeken vond ik dit een interessant onderwerp voor mijn afstudeerscriptie. De gehele periode van afstuderen, te weten het doen van onderzoek en het schrijven van de scriptie, heb ik als erg leerzaam ervaren. Dat heeft voornamelijk te maken met de mogelijkheid tot verdieping in specifieke onderwerpen rondom het strafrecht, zoals het snelrecht en de fundamentele rechten van een verdachte en de (strafrechtelijke) bescherming van slachtoffers. Ik wil mevrouw mr. Kemperman hartelijk bedanken voor haar expertise, begeleiding, kritisch advies en voor de fijne samenwerking. Hierdoor heb ik mijn onderzoek goed uit kunnen voeren en is het eindresultaat van een gewenste kwaliteit. Ook ben ik mijn ouders enorm dankbaar dat zij mij gedurende mijn gehele studietijd altijd hebben gesteund no matter what en ik waardeer het dat zij er vertrouwen in hadden dat ik deze studie met succes zou afronden. Barbara Scheffelaar Klots

Samenvatting Achtergrond De Minister van Justitie en Veiligheid heeft een wetsvoorstel ingediend omtrent de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis in het kader van het snelrecht. Het wetsvoorstel houdt in dat verdachten van openlijke geweldpleging, brandstichting, mishandeling, bedreiging en vernieling, begaan tijdens evenementen, bij winkels, horeca- of andere uitgaansgelegenheden, of tegen personen met een publieke taak, in voorlopige hechtenis kunnen worden geplaatst tot aan de snelrechtzitting. Dat betekent dat de verdachte maximaal 17 dagen en 15 uur in voorlopige hechtenis gehouden kan worden. Nu is opsluiting slechts mogelijk in het kader van het supersnelrecht, namelijk voor de duur van drie dagen inverzekeringstelling. Doel In dit onderzoek is onderzocht welke consequenties genoemd wetsvoorstel heeft op de toepassing van het snelrecht en hoe dat zich verhoudt tot het waarborgen van de fundamentele rechten van de verdachte en die van het slachtoffer. Conclusies & aanbevelingen Het wetsvoorstel heeft tot doel een verdachte in het kader van het snelrecht in voorlopige hechtenis te kunnen plaatsen ter handhaving van de rust en veiligheid in de samenleving. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de voorgestelde wet een positieve bijdrage zal leveren aan de stroomlijning van de snelrechtprocedure alsook aan het waarborgen van de veiligheid in de samenleving en aan het vertrouwen van de burger in de Nederlandse rechtstaat. Echter, er dient wel ernstig rekening te worden gehouden met de grondrechten van de verdachte. Dat betekent dat er onder andere gelet moet worden op het anticipatiegebod. De Minister dient nader te onderbouwen in welke mate hij met zijn wetsvoorstel rekening heeft gehouden met de strafoplegging in de praktijk. Aan de hand van drie voorbeelden (jaarwisselinggerelateerde strafbare feiten, het weekendje weg, de LOVS-richtlijn en Bos/Polaris) is namelijk geconcludeerd dat de straf die de rechter kan of zal opleggen, in veel gevallen niet opweegt tegen de voorgestelde duur van de vrijheidsberoving van maximaal 17 dagen en 15 uur. Uitgaande van deze voorbeelden is dan het risico behoorlijk groot dat in het kader van het wetsvoorstel een verdachte langer van zijn vrijheid beroofd wordt dan de straf die de rechter mogelijk oplegt. Er wordt geadviseerd dat het wetsvoorstel wordt aangevuld met nader onderzoek met betrekking tot de termijn die zowel de verdachte, de raadsman alsook hulpinstanties nodig hebben om zich op een relatief eenvoudige strafzaak voor te bereiden. Er dient daarbij niet alleen te worden gekeken naar de bepalingen in de wet, maar vooral naar wat in de rechtspraktijk wenselijk is. De Minister schiet in het wetsvoorstel ook tekort in het bespreken van de (juridische) mogelijkheden die het slachtoffer heeft om zijn schade kenbaar te maken in een snelrechtprocedure; en dat terwijl de Minister juist met zijn wetsvoorstel tot doel heeft de belangen van het slachtoffer en de samenleving te beschermen. Tevens is het in het kader van een consequente strafrechtspleging belangrijk dat bepaalde begrippen nader in het wetsvoorstel worden uitgewerkt dan wel dat duidelijk vermeld staat welke richtlijn hieraan ten grondslag ligt. Dat geldt voor wat verstaan wordt onder winkels, horeca of andere uitgaansgelegenheden, en wie behoren tot personen met een publieke taak. Tot slot moet uiteindelijk in elke strafzaak, bij elke verdachte, bij elk delict een afweging worden gemaakt welk belang zwaarder weegt; dat van de verdachte of van het slachtoffer? Dat van de verdachte of van de maatschappij?

Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting 1 INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Doel van het onderzoek 1 1.3 Relevantie 2 1.4 Onderzoeksopzet 2 2 VRIJHEIDSBENEMENDE DWANGMIDDELEN EN HET SNELRECHT 4 2.1 Inleiding 4 2.2 Dwangmiddelen 4 2.2.1 Vrijheidsbenemende dwangmiddelen 5 2.2.2 Voorlopige hechtenis nader beschouwd 6 2.3 Het snelrecht in Nederland 7 2.3.1 Varianten snelrecht 7 2.3.2 Toepassingsbereik snelrecht 8 2.4 Conclusie 10 3 VOORSTEL UITBREIDING GRONDEN VOOR VOORLOPIGE HECHTENIS 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Het wetsvoorstel 11 3.2.1 Uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis 11 3.2.2 Doel aanpassing gronden voor voorlopige hechtenis 13 3.2.3 Grondrechten 13 3.3 Conclusie 14 4 HUIDIG WETTELIJK STELSEL VERSUS WETSVOORSTEL 15 4.1 Inleiding 15 4.2 Huidig stelsel voorlopige hechtenis versus wetsvoorstel 15 4.2.1 Feiten voor voorlopige hechtenis 16 4.2.2 Ernstige bezwaren 16 4.2.3 Vluchtgevaar 17 4.2.4 Gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid 17 4.2.5 Anticipatiegebod 19 4.3 Toepassing snelrecht en de straftoemeting 20 4.3.1 Voorbeeld 1: Oud & Nieuw 20 4.3.2 Voorbeeld 2: Weekendje weg 22 4.3.3 Voorbeeld 3: LOVS oriëntatiepunten straftoemeting en BOS/Polaris 24 4.4 Conclusie 27

5 RECHTEN VAN DE VERDACHTE VERSUS HET SLACHTOFFER 29 5.1 Inleiding 29 5.2 Recht op een eerlijk proces 29 5.2.1 Grondrechten 29 5.2.2 Onschuldpresumptie 30 5.2.3 Europees Hof van de Rechten van de Mens 31 5.3 Het slachtoffer in het strafproces 33 5.3.1 Spreekrecht 34 5.4 Conclusie 35 6 KRITIEKPUNTEN WETSVOORSTEL 37 6.1 Inleiding 37 6.2 Positieve punten wetsvoorstel 37 6.3 Advies van de Raad voor de rechtspraak 38 6.4 Advies van de Adviescommissie Strafrecht 40 6.5 Conclusie 42 7 CONCLUSIES & AANBEVELINGEN 43 7.1 Inleiding 43 7.2 Noodzaak uitbreiding gronden voorlopige hechtenis 43 7.3 Anticiperen op de strafmaat 44 7.4 Rechten van de verdachte 46 7.5 Rechten van het slachtoffer 48 7.6 Definities 49 7.7 Tot slot 50 LITERATUURLIJST 51 BIJLAGEN I Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis inclusief MvT II Krantenartikelen betreffende hoofdstuk 4.3.1

HOOFDSTUK 1 - Inleiding 1.1 Aanleiding De overheid krijgt steeds meer te maken met uitgaansgeweld en geweld tegen personen met een publieke taak, zoals de politie. Het gaat daarbij voornamelijk om bedreigingen, vernielingen en mishandelingen. Deze misdrijven leveren niet alleen een groot gevaar op voor personen en belemmeren het functioneren van openbare diensten, maar leiden ook tot ernstige verstoringen van de openbare orde. Het is daarom van belang dat verdachten van deze misdrijven snel worden vervolgd en berecht. Op dit moment maakt het zogenaamde snelrecht van artikel 375 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het mogelijk om een verdachte vrij direct na aanhouding middels een verkorte dagvaarding voor de politierechter te dagen. Echter, het komt voor dat een verdachte van zo n strafbaar feit weer op vrije voeten komt nog voordat de zitting heeft plaatsgevonden. Dit levert veel onbegrip op in de samenleving, in het bijzonder bij de slachtoffers. In dit kader heeft de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna de Minister ) op 20 mei 2011 een wetsvoorstel ingediend tot het wijzigen van art. 67a van het Wetboek van Strafvordering. Dit wetsvoorstel is op dit moment aanhangig bij de Raad van State. Het betreft een voorstel tot het uitbreiden van de gronden voor voorlopige hechtenis ten behoeve van het snelrecht. Concreet houdt dit in dat verdachten van openlijke geweldpleging, brandstichting, mishandeling, bedreiging en vernieling, begaan tijdens evenementen, bij winkels, horeca- of andere uitgaansgelegenheden, of tegen personen met een publieke taak, in voorlopige hechtenis geplaatst kunnen worden tot aan de snelrechtzitting. Dat betekent dat de verdachte maximaal 17 dagen en 15 uur in voorlopige hechtenis gehouden kan worden. 1 Het wetsvoorstel omtrent de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis, hierna te noemen het wetsvoorstel, roept echter wel een aantal vragen op. Waarom is de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis nodig? Voldoet de huidige regeling van artikel 67a Sv dan niet? Strookt het wetsvoorstel wel met Europese en Internationale regelgeving? En hoe zit het met het waarborgen van fundamentele rechten, zoals het recht op een eerlijk proces? Welke rol speelt het slachtoffer hierin? Dat is een aantal voorbeelden van vragen die in dit onderzoek naar voren zullen komen. 1.2 Doel van het onderzoek Snelrecht heeft onder andere tot doel om zaken die een grote maatschappelijke impact hebben, meteen aan te pakken. Daarvoor is dus een snelle reactie van politie en justitie nodig (ook wel het lik-op-stuk beleid genoemd). Op dit moment komt de verdachte vaak al op vrije voeten voordat de zaak op zitting is gebracht; de verdachte wordt aangehouden en verhoord en wordt dan met een dagvaarding naar huis gestuurd. Dit brengt een grote maatschappelijke onvrede met zich mee. Met dit nieuwe wetsvoorstel wil de Minister dan ook bereiken dat de verdachte na aanhouding pas weer vrij komt op het moment dat er een rechterlijk oordeel is gegeven (en in geval van strafoplegging nadat de dader zijn hele straf heeft uitgezeten). De onderzoeksvraag luidt: Welke consequenties heeft het nieuwe wetsvoorstel omtrent de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis op de toepassing van het snelrecht en hoe verhoudt zich dat tot het waarborgen van de fundamentele rechten van de verdachte en die van het slachtoffer? 1 Bijlage I - Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 2011, MvT p.1. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 1 van 67

1.3 Relevantie Wetenschappelijke relevantie Met dit onderzoek wordt onder andere getracht het wetsvoorstel omtrent de uitbreiding van de gronden van voorlopige hechtenis te toetsen aan de fundamentele beginselen van de rechtstaat. Een uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis betekent dus dat de overheid meer bevoegdheden heeft om een verdachte langer vast te zetten gedurende het vooronderzoek. Omdat het hier gaat om een langere opsluiting dan thans in het supersnelrecht mogelijk is, moet de regeling wel in overeenstemming zijn met de universele rechtsbeginselen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het recht op een eerlijk proces van artikel 6 EVRM. Daarnaast moet de nieuwe regeling ook daadwerkelijk in positieve zin bijdragen aan een snelle berechting van de verdachte. Het is dus belangrijk dat de Nederlandse overheid met deze nieuwe regeling geen rechten van de verdachte schendt. En tegelijkertijd dient de overheid ook in te staan voor de vrijheid en veiligheid van haar burgers, en dus ook voor de slachtoffers. Uiteindelijk zal dit wetenschappelijk onderzoek een bijdrage leveren aan het antwoord op de vraag of de Nederlandse wetgeving met betrekking tot het snelrecht, met name het stelsel van de voorlopige hechtenis, aangepast moet worden en wat daarvan de voor- en nadelen zijn. Maatschappelijke relevantie Zoals gezien beoogt de Minister met zijn wetsvoorstel het mogelijk te maken dat een verdachte in voorlopige hechtenis kan blijven tot aan de zitting bij de snelrechter; dit betekent een maximale opsluiting van 17 dagen voordat de snelrechter zich over de zaak heeft gebogen. Op deze manier wordt de verdachte direct geconfronteerd met zijn onacceptabele gedrag jegens bijvoorbeeld de politie of andere slachtoffers. Door de verdachte meteen op te sluiten (in plaats van thuis de aanvang van de snelrechtzitting af te wachten) wordt hij meteen beperkt in zijn maatschappelijke betrokkenheid (ten aanzien van school, werk, familie, vrienden). Daarmee wordt er direct een duidelijk signaal afgegeven naar de maatschappij dat dergelijk gedrag onaanvaardbaar is. Indien de verdachte na verhoor weer wordt vrijgelaten in afwachting van de zitting, heeft de verdachte in principe op dat moment dezelfde rechten en vrijheden als het slachtoffer; en dat terwijl de verdachte, in tegenstelling tot het slachtoffer, naar alle waarschijnlijkheid een strafbaar feit heeft gepleegd. Indien er door politie en justitie direct actie wordt ondernomen om de dader meteen te straffen is het voornamelijk voor het slachtoffer makkelijker om de gebeurtenis te verwerken: het slachtoffer krijgt zo het gevoel van veiligheid en gerechtigheid zoals de overheid dat dient te garanderen. 1.4 Onderzoeksopzet Om antwoord te kunnen geven op de eerder genoemde onderzoeksvraag, zal ten eerste het stelsel van de dwangmiddelen, in het bijzonder de voorlopige hechtenis worden bekeken. Ook wordt beschreven wat het snelrecht precies is, welke vormen van snelrecht we kennen en wanneer snelrecht kan worden toegepast. Dit komt aan bod in hoofdstuk 2. Omdat aan dit onderzoek het wetsvoorstel van de Minister ten grondslag ligt, zal in hoofdstuk 3 het wetsvoorstel uitgebreid besproken worden. Dat wil zeggen dat er dan wordt beschreven welk doel de Minister voor ogen heeft en op welke wijze hij daar met zijn wetsvoorstel invulling aan geeft. Daarna zal in hoofdstuk 4 de vraag worden gesteld of de regeling van de voorlopige hechtenis op dit moment voldoende waarborgen biedt om zo n lik-op-stuk beleid te voeren (als bedoeld in het wetvoorstel) en daarmee wordt dus direct een vergelijking gemaakt tussen de huidige regeling van voorlopige hechtenis en de regeling als in het wetsvoorstel bedoeld. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 2 van 67

Daarbij zullen er enkele praktijkgerichte voorbeelden worden aangehaald om de huidige situatie omtrent de toepassing van de voorlopige hechtenis en het snelrecht beter in beeld te kunnen brengen. Uiteindelijk is het natuurlijk van groot belang dat de fundamentele rechten en vrijheden van de verdachte voldoende gewaarborgd blijven. In hoofdstuk 5 zal worden getoetst of het wetsvoorstel de rechten van de verdachte voldoende blijft garanderen én ook in welke mate het slachtoffer gebaat is bij een dergelijke nieuwe regeling. In hoofdstuk 6 zullen er enkele kritiekpunten aangehaald worden van de Raad voor de rechtspraak en de Adviescommissie Strafrecht. Er wordt gekeken wat hun visie is op het wetsvoorstel en ook welke aanpassingen zij wenselijk achten. Tot slot zal in hoofdstuk 7 een conclusie volgen betreffende de pro s en contra s van het wetsvoorstel. Dan wordt de vraag gesteld of de aanpassing van de wet zoals bedoeld in het wetsvoorstel, wel of niet noodzakelijk is, en zo ja, of de aanpassing alle fundamentele rechten kan waarborgen. Tevens worden er aanbevelingen gedaan. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 3 van 67

HOOFDSTUK 2 - Vrijheidsbenemende dwangmiddelen en het snelrecht 2.1 Inleiding Zoals in het vorige hoofdstuk duidelijk is geworden beoogt de Minister van Justitie met het wetsvoorstel onder andere de kwaliteit en kwantiteit van het snelrecht te bevorderen door een uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis. Artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering staat hierdoor dus behoorlijk onder druk. Om een goed wetenschappelijk onderzoek naar dit wetsvoorstel te kunnen doen, is het allereerst belangrijk om in ogenschouw te nemen hoe het stelsel van de vrijheidsbenemende dwangmiddelen op dit moment in elkaar steekt. In het bijzonder komen daarbij de voorwaarden voor voorlopige hechtenis aan bod, zoals deze nu in het strafprocesrecht gesteld zijn. In aansluiting daarop wordt er beschreven wat het snelrecht precies inhoudt en hoe het snelrecht in de hedendaagse praktijk wordt toegepast. Uiteindelijk zal dus in dit hoofdstuk antwoord worden gegeven op de volgende deelvraag: Wat zijn de mogelijkheden met betrekking tot het ten uitvoer leggen van vrijheidsbenemende dwangmiddelen, in het bijzonder de voorlopige hechtenis, en in welk verband staan die tot het snelrecht? 2.2 Dwangmiddelen In hoofdstuk 1 van de Grondwet is een aantal fundamentele rechten voor de burger vastgelegd: denk bijvoorbeeld aan het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op gelijke behandeling. Soms is het gewenst om, ter wille van een (straf)rechtelijk onderzoek, inbreuk op een recht of een vrijheid van een burger te maken. In het Wetboek van Strafvordering zijn er zogenaamde dwangmiddelen opgenomen om een inbreuk op de rechten of vrijheden van burgers te legitimeren. Een dwangmiddel dat bijvoorbeeld een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een verdachte is een doorzoeking van een woning ter inbeslagneming van goederen, art. 97 Sv. Een inbreuk op de vrijheid van de verdachte kan worden gelegitimeerd met een vrijheidsbeperkend dwangmiddel (zoals onderzoek aan lichaam of kleding art. 56 Sv) en/of een vrijheidsbenemend dwangmiddel (zoals inverzekeringstelling art. 57 Sv). De wijze waarop een dwangmiddel door Justitie ten uitvoer wordt gelegd, dient altijd te voldoen aan het proportionaliteitsbeginsel; de inzet van het dwangmiddel en de zwaarte waarmee het wordt toegepast moeten altijd zorgvuldig worden afgewogen tegen de mate van inbreuk op de grondrechten van de burger. Dwangmiddelen mogen alleen worden toegepast in het kader van de waarheidsvinding. Aangezien in dit onderzoek alleen de vrijheidsbenemende dwangmiddelen relevant zijn, zullen de vrijheidsbenemende dwangmiddelen hierna kort worden toegelicht. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 4 van 67

2.2.1 Vrijheidsbenemende dwangmiddelen In elk van de wettelijke bepalingen van de dwangmiddelen staat aangegeven wanneer het dwangmiddel mag worden toegepast, wie daartoe bevoegd is en hoe lang de vrijheidsbeneming mag duren. Bij alle vrijheidsbenemende dwangmiddelen moet het gaan om een verdachte in de zin van art. 27 lid 1 Sv. In de meeste gevallen volgt het ene dwangmiddel het andere dwangmiddel op; van kort verhoor op het politiebureau tot en met gevangenhouding tot aanvang van de terechtzitting. Volgens het Wetboek van Strafrecht kunnen de volgende dwangmiddelen worden toegepast: Aanhouden, art. 53, 54 Sv Een verdachte kan worden aangehouden bij of buiten heterdaad. Voor de aanhouding van een verdachte kan het soms nodig zijn een plaats te betreden of zelfs te doorzoeken (art. 55, 55a Sv). Het doel van de aanhouding is het overbrengen van de verdachte naar een plaats van verhoor, namelijk naar een politiebureau alwaar de verdachte wordt verhoord. De (hulp)officier van justitie beoordeelt de aanhouding (op rechtmatigheid en wenselijkheid) en beslist over wat er met de verdachte na verhoor gaat gebeuren. 2 Ophouden voor onderzoek, art. 61, 62 Sv Bij het ophouden voor onderzoek zijn er meer legitieme onderzoeksdoelen dan slechts het verhoren van de verdachte. Denk bijvoorbeeld aan getuigenconfrontatie. Het ophouden voor onderzoek volgt dus op de aanhouding, met als doel het doen van het eerste onderzoek. Ophouden voor onderzoek mag hooguit zes uren duren en kan verlengd worden met zes uren (art. 61 lid 2 Sv). Na het ophouden voor onderzoek kan de verdachte óf in vrijheid worden gesteld, óf in verzekering worden gesteld. Inverzekeringstelling, art. 57 t/m 62 Sv Inverzekeringstelling is het derde dwangmiddel waarbij de verdachte van zijn vrijheid kan worden beroofd. Inverzekeringstelling wordt gevorderd in het belang van het onderzoek, dat wil zeggen dat er bij inverzekeringstelling meer ruimte is voor het verhoren van de verdachte, tot het opsporen van medeverdachten, enz. Inverzekeringstelling kan slechts worden bevolen voor strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 58 lid 1 jo 67 Sv). Inverzekeringstelling duurt maximaal drie dagen, waarbij verlenging met maximaal drie dagen mogelijk is en het vindt plaats op het politiebureau of in een huis van bewaring. De officier van justitie kan vervolgens een bevel tot bewaring vorderen bij de rechter-commissaris, of hij kan, indien het belang van het onderzoek is weggevallen, de verdachte in vrijheid stellen. Voorlopige hechtenis, art. 63 t/m 87 Sv Voorlopige hechtenis is volgens art. 133 Sv een bevel tot in bewaring stelling, gevangenhouding en/of gevangenneming. De verdachte kan maximaal 14 dagen in bewaring zitten, daarna bepaalt de rechter-commissaris (op vordering van de officier van justitie) over vrijlating of gevangenhouding. Gevangenhouding kan alleen in navolging op de bewaring en duurt maximaal 90 dagen (beslissing kan plaatsvinden in drie termijnen van elk 30 dagen, maar ook ineens 90 dagen). De voorlopige hechtenis mag dus totaal maximaal 104 dagen duren; dan moet de terechtzitting aanvangen of de verdachte moet in vrijheid worden gesteld. Gevangenneming kan indien de verdachte op vrije voeten is en terecht staat, maar ook ná aanvang van het onderzoek ter terechtzitting en kan worden gebruikt als reparatievoorziening 3. Alle vrijheidsbenemende dwangmiddelen bij elkaar genomen, mag dus de totale vrijheidsbeneming vóór aanvang van de terechtzitting maximaal 110 dagen en 15 uren duren. 2 Corstens 2011, p. 371. 3 Zie de gevallen die voor reparatievoorziening in aanmerking komen art. 66a lid 1 Sv. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 5 van 67

2.2.2 Voorlopige hechtenis nader beschouwd Zoals gezien maakt de voorlopige hechtenis ten opzichte van aanhouden, ophouden voor onderzoek en inverzekeringstelling, een grote inbreuk op het recht van vrijheid van de verdachte. De verdachte wordt door voorlopige hechtenis immers nog langer van zijn vrijheid beroofd, en dat terwijl zijn schuld nog door de rechter moet worden vastgesteld. Daarom moeten de gronden voor de inbreuk op zijn recht op vrijheid goed in de wet worden gelegitimeerd. Hieronder worden de voorwaarden voor voorlopige hechtenis zoals die zijn neergelegd in artikel 67 en 67a Sv nader toegelicht. Voorlopige hechtenis kan worden bevolen indien er is voldaan aan de vereisten genoemd in art. 67 en 67a Sv: 1. Delictafhankelijk; bepaalde strafbare feiten. Artikel 67 lid 1 en lid 2 Sv geeft aan voor welke misdrijven voorlopige hechtenis toegelaten is. 2. Daderafhankelijk; ernstige bezwaren tegen de verdachte, art. 67 lid 3 Sv. Ernstige bezwaren tegen de verdachte wil zeggen dat er meer moet zijn dan een redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 27 Sv; het moet waarschijnlijk zijn dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd. 4 Ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn volgens het vierde lid van art. 67 Sv niet vereist in geval van verdenking van een terroristisch misdrijf. 3. Bepaalde gronden voor toepassing van voorlopige hechtenis. Art. 67a lid 1 Sv noemt: Vluchtgevaar. Dat wil zeggen dat uit bepaalde gedragingen of omstandigheden van de verdachte valt af te leiden dat de verdachte zich aan berechting of executie gaat onttrekken. Maatschappelijke veiligheid. Artikel 67a lid 2 Sv geeft een limitatieve opsomming van vier situaties waarin sprake is van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid: I. indien er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt; II. indien er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan; III. indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop de verdachte wegens een van deze misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van die misdrijven zal begaan; IV. indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. 4. Anticipatiegebod. Art. 67a lid 3 Sv bepaalt dat bij de beoordeling of de verdachte in voorlopige hechtenis geplaatst kan worden, er geanticipeerd moet worden op hetgeen de zittingsrechter straks zal doen. Er moet ernstig rekening worden gehouden met de kans dat de rechter uiteindelijk een vrijheidsbenemende maatregel zal opleggen die de duur van de voorlopige hechtenis al dan niet overstijgt. 4 Cleiren & Verpalen e.a. 2011, toelichting art. 67 punt 4 Sv. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 6 van 67

Indien er dus geen grond voor voorlopige hechtenis is, moet de verdachte al vrij snel na de aanhouding of inverzekeringstelling, in vrijheid worden gesteld; de verdachte wacht thuis op de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. In sommige gevallen kan er, bijvoorbeeld gezien de omvang van de strafzaak, geruime tijd zitten tussen het plegen van het feit en de veroordeling van de verdachte. Dit geeft niet alleen veel onrust voor het slachtoffer, maar ook weet de verdachte een geruime tijd niet wat hem te wachten staat. Dat is een van de redenen waarom het snelrecht is ingevoerd. 5 Het snelrecht zorgt er voor dat een verdachte van een relatief eenvoudige strafzaak zo snel mogelijk na aanhouding al berecht wordt. In de navolgende paragraaf zal het snelrecht uitgebreid worden besproken. 2.3 Het snelrecht in Nederland Met het oog op verdere vereenvoudiging en praktische stroomlijning van dagvaardings- en oproepingsprocedures, is in 1996 in het Wetboek van Strafvordering de snelrechtprocedure ingevoerd. De bedoeling van de overheid lag erin om de kans op werkelijke executie van strafvonnissen toe te laten nemen. Bovendien zou het een veiliger gevoel voor de betrokkenen met zich meebrengen als de verdachte binnen een korte tijd na het plegen van het delict wordt berecht. 6 Hierna wordt beschreven wat het snelrecht precies is, welke procedure er wordt toegepast en welke delicten voor het snelrecht in aanmerking komen. 2.3.1 Varianten snelrecht Snelrecht 7 kan worden toegepast op minderjarige en meerderjarige verdachten van bijvoorbeeld rijden onder invloed, winkeldiefstal, mishandeling of bedreiging. Het is een methode om deze verdachten snel en efficiënt te straffen. Na verhoor op het politiebureau wordt direct met het Openbaar Ministerie overlegd op welke manier de verdachte verantwoording aan justitie dient af te leggen. De mogelijkheden zijn bijvoorbeeld het aanbieden van een transactie 8, een strafbeschikking 9 of het uitreiken van een dagvaarding ter verschijning voor de rechter. In dit laatste geval is de politierechter de bevoegde rechter die in een snelrechtprocedure beslist of de verdachte schuldig is en welke straf dan passend is (hierover meer in paragraaf 2.3.2). Bij een politierechterzitting geldt een dagvaardingstermijn van ten minste drie dagen, art. 370 lid 1 Sv. Hoewel de term snelrecht niet direct terug te vinden is in het wetboek, wordt het in de dagelijkse praktijk wel zo genoemd. Een andere benaming is ook wel het lik-op-stuk beleid. In dit onderzoek zal deze term dan ook zo algemeen worden bedoeld; berechting binnen korte tijd na het plegen van een strafbaar feit. Het snelrecht wordt dus vrij algemeen gebruikt, hoewel daarin wel enkele gradaties zijn aan te brengen. Zo is er een aantal varianten mogelijk waarbij de termijnen van het uitreiken van de dagvaarding en de aanvang van de terechtzitting verschillen. Hierna zijn ze kort weergegeven. 5 Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 2011, p. 5. 6 Hele alinea: Kamerstukken 1995/96, 24 510, nr. 4. 7 Definitie snelrecht : www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rechtspraak-in-nederland/vraag-en-antwoord/wat-is-snelrecht-enwat-is-supersnelrecht.html. 8 Ook wel schikkingsvoorstel genoemd. Betekent dat de verdachte een geldboete of taakstraf opgelegd krijgt door bijvoorbeeld een officier van justitie, zonder tussenkomst van een rechter. 9 Een strafbeschikking is een buitengerechtelijke afdoening van een strafzaak door de officier van justitie, art. 257a Sv. In het kader van de Wet OM-afdoening legt de officier van justitie een straf op aan de verdachte. Dit kan een leerstraf of werkstraf zijn maar ook een transactie of eventueel een bevel tot het vergoeden van de schade of ontzegging van de rijbevoegdheid. Is de verdachte het niet eens met de beslissing, dan kan hij verzet aantekenen bij de rechter. Corstens 2011, p. 858. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 7 van 67

Vlugrecht 10 Dit is een snelle manier om een dagvaarding aan de verdachte uit te reiken; wanneer een zaak door de politierechter beoordeeld kan worden, dan kan bij de aanhouding van de verdachte op het politiebureau meteen een (verkorte) dagvaarding worden uitgereikt (art. 370a Sv). In dit geval wordt ook wel gesproken van de AU praktijk (Aanhouden en Uitreiken). 11 Supersnelrecht Bij de variant van het supersnelrecht vangt de terechtzitting aan tijdens de termijn van inverzekeringstelling, dus binnen drie dagen na aanhouding. Vervolgens kan de officier van justitie meteen de gevangenneming vorderen, en na berechting wordt de opgelegde (vrijheids)straf aansluitend uitgezeten. 12 Turbosnelrecht, art. 375 lid 1 Sv 13 Turbosnelrecht wil zeggen dat bij aanhouding bij heterdaad de verdachte op de dag van aanhouding de dagvaarding uitgereikt krijgt, en hij zal zich meteen dezelfde dag nog moeten verantwoorden tegenover de politierechter. Dat betekent dus dat de verdachte op dezelfde dag als het plegen van het strafbare feit, berecht kan worden. 2.3.2 Toepassingsbereik snelrecht Een strafzaak die via een snelrechtprocedure kan worden afgewikkeld, kenmerkt zich door de volgende vier modaliteiten: 14 Randvoorwaarden: 1. Tijd. Het onderscheidende kenmerk van het toepassen van snelrecht is de korte tijd tussen het plegen van het delict en de berechting. Daarvoor is het belangrijk dat de politie in staat is binnen een korte tijd het opsporingsonderzoek af te sluiten, en de rechter en de raadsman en verdachte moeten voldoende tijd hebben zich voor te bereiden op de zitting. Indien de verdachte niet voldoende tijd heeft zich op zijn zaak voor te bereiden, dan kan hij om uitstel of schorsing van het onderzoek ter terechtzitting verzoeken, art. 372 Sv. De politierechter moet dit verzoek toetsen aan het recht op een eerlijk proces zoals dat is neergelegd in onder andere art. 6 EVRM en art. 14 lid 3 sub b IVBPR. Hierover meer in hoofdstuk 5. 2. Eenvoud 15. Zoals hiervoor gezien heeft de politie relatief weinig tijd om bij de tenuitvoerlegging van het snelrecht het opsporingsonderzoek af te ronden. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat het moet gaan om relatief eenvoudige strafzaken, waarbij er vaak weinig tot geen ruimte is voor grootschalige getuigenverhoren of het opstellen van voorlichtingsrapportages. Bij dit zogenaamde eenvoud-criterium is door de wetgever niet verder geconcretiseerd aan welke maatstaven het dient te voldoen. In de wetsgeschiedenis wordt er bij het eenvoud-criterium gesproken over geen bewijsproblemen, geen andere complexe juridische factoren en de stafmaat volgens duidelijke richtlijn. 16 In de praktijk blijkt het eenvoud-criterium niet echt een grote rol te spelen; het hangt met name af van de bevoegdheid van de politierechter en dus van de ernst van de zaak. 17 Dus concreet kan het gaan om een bekennende verdachte, of, in geval van een ontkennende verdachte, moet er voldoende steunbewijs zijn. 10 Corstens 2011, p. 850. 11 Wet van 15 januari 1998, Stb. 1998, 35. 12 Zie Corstens 2011, p. 851. 13 Corstens 2011, p. 850, 851. 14 Corstens 2011, hoofdstuk 18.2. 15 Cleiren & Verpalen e.a. 2011, toelichting art. 369 lid 3 Sv. 16 Kamerstukken I 2001/02, 28 215, nr. 310a, p. 11. 17 Cleiren & Verpalen e.a. 2011, toelichting art. 369 lid 3 Sv. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 8 van 67

3. Politierechter. Het genoemde eenvoud-criterium hangt samen met de bevoegde instantie die in het snelrecht mag beslissen, namelijk de politierechter. De politierechter is zoals art. 368 Sv omschrijft bevoegd te beslissen over een zaak die eenvoudig van aard is, in het bijzonder ook ten aanzien van het bewijs en de toepassing van de wet. De politierechter is bevoegd een gevangenisstraf van maximaal één jaar op te leggen. Indien de politierechter vindt dat de zaak toch té omvangrijk is of er een hogere gevangenisstraf van één jaar wenselijk is, dan kan de politierechter de zaak alsnog doorverwijzen naar de meervoudige kamer (art. 369 lid 2 Sv). 4. Dwangmiddel. Aan de verdachte dient zo snel mogelijk de dagvaarding te worden uitgereikt. Het efficiëntst is dit te doen tijdens de aanhouding, inverzekeringstelling of tijdens de voorlopige hechtenis. Er kan volstaan worden met een verkorte dagvaarding; deze kan worden aangevuld voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, aldus art. 370a Sv. Naast de randvoorwaarden is het lik-op-stuk beleid ook van toepassing op bepaalde soorten delicten, verschillende situaties en op diverse doelgroepen. De volgende strafbare feiten en de volgende situaties komen voor het snelrecht in aanmerking 18 : Type delicten voor snelrecht - Openlijke geweldpleging, art. 141 Sr. - Brandstichting, 157 Sr. - Bedreiging, art. 285 Sr. - (Zware) mishandeling, art. 300 t/m 303 Sr. - Vernieling, art. 350 Sr. - Geweld tegen personen met een publieke functie. - Geweld bij evenementen en demonstraties. Bijvoorbeeld tijdens de jaarwisseling of bij voetbalwedstrijden. Het OM kan specifieke strafmodaliteiten hanteren, zoals een stadionverbod 19. - Gebiedsgebonden geweld, bijv. aanpak van probleemwijken of gebieden met veel overlast door handel in drugs. Een strafmodaliteit kan bijvoorbeeld een hangverbod of straatverbod zijn. - Doelgroepgebonden. Veelplegers, uitgaansgeweld (zoals een weekendje weg 20 ). 18 Menukaart (super)snelrecht 2009. 19 Zie bijvoorbeeld de Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en geweld 2010. 20 Het weekendje weg is in enkele grote gemeenten ingevoerd voor de aanpak van uitgaansgeweld. Een verdachte die op vrijdag- of zaterdagavond een geweldsdelict pleegt, wordt aangehouden en kan tot maandag vastgehouden worden (indien in het belang van het onderzoek). Hierover meer in hoofdstuk 4.3.2. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 9 van 67

2.4 Conclusie Zoals gezien mag er alleen een inbreuk worden gemaakt op de vrijheid van een burger als dit is gelegitimeerd in de wet. In het Wetboek van Strafvordering zijn zogenaamde vrijheidsbeperkende en vrijheidsbenemende dwangmiddelen opgenomen. Van alle vrijheidsbenemende dwangmiddelen (aanhouden, ophouden voor onderzoek, inverzekeringstelling, voorlopige hechtenis) is de voorlopige hechtenis in dit onderzoek het belangrijkst omdat de Minister heeft voorgesteld de gronden voor voorlopige hechtenis uit te breiden. De feiten waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is zijn genoemd in art. 67 Sv en de gronden voor voorlopige hechtenis zijn geconcretiseerd in art. 67a Sv. Dat komt er in het kort op neer dat voorlopige hechtenis kan worden bevolen bij bepaalde delicten, bij bepaalde gedragingen van de verdachte, bij vluchtgevaar of bij het in gevaar zijn van de maatschappelijke veiligheid en er moet rekening worden gehouden met het zogenaamde anticipatiegebod. In het kader van dit onderzoek is ook het snelrecht onder de loep genomen. Het snelrecht wil zeggen dat strafrechtelijke zaken binnen een betrekkelijk korte termijn worden afgewikkeld. Het snelrecht wordt ook wel het lik-op-stuk beleid genoemd en kent de variaties vlugrecht, supersnelrecht en turbosnelrecht. Een snelrechtprocedure kan echter niet in elke strafzaak worden toegepast, er zijn wel enkele randvoorwaarden. Zo moet de politie in staat zijn binnen een korte tijd het opsporingsonderzoek af te ronden, en moeten de rechter, de raadsman en de verdachte voldoende tijd hebben zich voor te bereiden op de zitting. Daarnaast moet het gaan om relatief eenvoudige strafzaken, waarbij er weinig tot geen ruimte is voor grootschalige politieonderzoeken. De politierechter is bevoegd over de strafzaak te beslissen en mag maximaal een gevangenisstraf van één jaar opleggen. Ten slotte dient de dagvaarding zo snel mogelijk aan de verdachte te worden uitgereikt; dit gaat het efficiëntst wanneer de verdachte in hechtenis zit. Het snelrecht kan dus worden toegepast bij eenvoudige strafzaken zoals brandstichting of een (eenvoudige) mishandeling, maar snelrecht kan ook worden toegepast bij bijvoorbeeld strafbare gedragingen gepleegd tijdens evenementen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan geweld bij een voetbalwedstrijd of bij uitgaansgelegenheden. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 10 van 67

HOOFDSTUK 3 - Voorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 3.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden hoe het snelrecht en het stelsel van de voorlopige hechtenis op dit moment in Nederland geregeld zijn. Met die kennis kan dan ook een overstap worden gemaakt naar het wetsvoorstel omtrent de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis. In dit hoofdstuk zal dit wetsvoorstel uitvoerig besproken worden. Daarmee wordt nagestreefd uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de vraag: Wat houdt het wetsvoorstel omtrent uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis precies in en welk doel beoogt de Minister hiermee te bereiken? 3.2 Het wetsvoorstel 3.2.1 Uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis Hieronder is artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering overgenomen waarin het vetgedrukte artikellid de aanpassing weergeeft zoals de Minister die beoogt met zijn voorstel tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis. Daarna volgt een toelichting hierop. 1) Een op artikel 67 gegrond bevel kan slechts worden gegeven: a. indien uit bepaalde gedragingen van de verdachte, of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van ernstig gevaar voor vlucht; b. indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert. 2) Een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid kan voor de toepassing van het vorige lid slechts in aanmerking worden genomen: 1. indien er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt; 2. indien er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan: waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan; 3. indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop de verdachte wegens een van deze misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en voorts er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van die misdrijven zal begaan; 4. indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 141, 157, 285, 300 tot en met 303 of 350 van het Wetboek van Strafrecht, begaan tijdens evenementen, bij winkels, horeca- of andere uitgaansgelegenheden, of tegen personen met een publieke taak met het oog op berechting daarvan, uiterlijk binnen een termijn van 17 dagen en 15 uren na aanhouding van de verdachte. 5. indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. 3) Een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege, wanneer ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel. 4) Onder onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het tweede lid, onder 3, wordt mede verstaan een onherroepelijke veroordeling door een strafrechter in een andere lidstaat van de Europese Unie wegens soortgelijke feiten. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 11 van 67

Toelichting: Verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 141, 157, 285, 300 tot en met 303 of 350 van het Wetboek van Strafrecht Dat zijn dus de volgende strafbare feiten: Openlijke geweldpleging tegen personen of goederen; Opzettelijke brandstichting waarbij gemeen gevaar voor goederen ofwel gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten is; Bedreiging met geweld met enig misdrijf tegen personen of goederen waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat; Eenvoudige mishandeling 21, al dan niet met zwaar lichamelijk letsel of de dood ten gevolge hebbend; Eenvoudige mishandeling met voorbedachten rade, al dan niet met zwaar lichamelijk letsel of de dood ten gevolge hebbend; Opzettelijke zware mishandeling, al dan niet met zwaar lichamelijk letsel of de dood ten gevolge hebbend; Zware mishandeling met voorbedachten rade al dan niet met zwaar lichamelijk letsel of de dood ten gevolge hebbend; Opzettelijke en wederrechtelijke vernieling van een goed van een ander of het doden, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van een dier van een ander. begaan tijdens evenementen, bij winkels, horeca- of andere uitgaansgelegenheden Genoemde misdrijven worden vaak gepleegd tijdens het uitgaan of bij evenementen zoals de jaarwisseling of voetbalwedstrijden. Het geweld kan een bijdrage leveren aan en/of grootschalige ordeverstoringen veroorzaken waardoor de situatie onhandelbaar wordt voor bijvoorbeeld de politie. Dit brengt maatschappelijke onrust en onveiligheid met zich mee. 22 of tegen personen met een publieke taak De Minister geeft in zijn wetsvoorstel aan dat met personen met een publieke taak worden bedoeld: politieagenten, ambulancepersoneel, brandweerlieden, functionarissen in het openbaar vervoer (buschauffeurs of treinconducteurs), onderwijzend personeel en winkelpersoneel. Juist deze personen hebben een hulp- of dienstverlenende taak in het kader van het algemeen belang waardoor zij zich niet of moeilijk kunnen onttrekken aan een mogelijk gevaarlijke situatie. 23 De genoemde misdrijven belemmeren dus het functioneren van de openbare diensten en worden daarom zelfs door rechters vaker hoger bestraft. 24 met het oog op berechting daarvan, uiterlijk binnen een termijn van 17 dagen en 15 uren na aanhouding van de verdachte. De verdachte wordt na een termijn van drie dagen inverzekeringstelling, voor maximaal 14 dagen in voorlopige hechtenis geplaatst mits voldaan is aan de voorwaarden van art. 67 en 67a Sv. Aan het eind van de bewaring dient de snelrechtzitting te hebben plaatsgevonden, maar eerdere berechting mag natuurlijk altijd. Dat betekent dus dat de verdachte maximaal 17 dagen in hechtenis zit tot aan het onderzoek ter terechtzitting. De termijn van 17 dagen biedt volgens de Minister niet alleen voldoende tijd om het opsporingsonderzoek correct af te ronden, maar geeft ook meer ruimte (meer dan de inverzekeringstellingtermijn in het kader van het supersnelrecht) aan andere personen en instanties om zich op de zitting voor te bereiden. 21 Definitie mishandeling : Opzettelijk pijn of letsel veroorzaken bij een ander. 22 Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 2011, MvT p. 2, 3. 23 Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 2011, MvT p. 5. 24 Lodewijks & Laxminarayan e.a. 2010, hoofdstuk 3. Kamerstukken II 2010/2011, 28 684, nr. 293. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 12 van 67

Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat de reclassering hulp biedt door middel van een (vroeghulp)rapportage. Bovendien hebben de verdachte en zijn raadsman volgens de Minister zo voldoende tijd om zich op de zaak voor te bereiden. Wat wellicht nog wel het belangrijkste in deze is, is dat ook het slachtoffer derhalve ruim de tijd heeft zich in het snelrechtproces te voegen en de door hem geleden schade aan te tonen. De termijn van 17 dagen is volgens de Minister ook conform de grondrechten, maar hierover meer in paragraaf 3.2.3 en 5.2. 3.2.2 Doel aanpassing gronden voor voorlopige hechtenis Zoals gezien in paragraaf 2.2.2 is er een aantal strenge voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een gegrond bevel voor voorlopige hechtenis te krijgen. Daaruit kan eenvoudig de conclusie worden getrokken dat er een grote kans is dat de relatief eenvoudige strafzaken waarop het snelrecht wordt toegepast, niet voldoen aan de voorwaarden van art. 67 en 67a Sv. Dat betekent dat een verdachte van bijvoorbeeld mishandeling of bedreiging al weer snel na de aanhouding in vrijheid wordt gesteld en thuis de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting afwacht. In het huidige stelsel is het slechts mogelijk om een verdachte van een delict als genoemd in het wetsvoorstel, in verzekering te stellen (zie toetsing hiervan in hoofdstuk 4.2). De inverzekeringstellingtermijn is volgens art. 58 lid 2 Sv drie dagen en kan verlengd worden met maximaal drie dagen. Dit betekent dat een verdachte dus alleen in het kader van het supersnelrecht maximaal 6 dagen opgesloten kan worden voordat de rechter over de zaak beslist. Volgens de Minister is deze termijn vaak tekort voor een goede voorbereiding op het strafproces; het supersnelrecht is naar zijn oordeel alleen mogelijk in geval van lichtere misdrijven die eenvoudiger zijn en waarvoor geen vrijheidsstraf is aangeduid. 25 Bovendien heeft de Minister geconcludeerd dat de huidige voorwaarden voor voorlopige hechtenis in het Wetboek van Strafvordering het vaak niet mogelijk maken om in het kader van het snelrecht een verdachte van bijvoorbeeld een eenvoudige mishandeling achter slot en grendel te zetten. Dit zorgt volgens de Minister voor gevoelens van onrechtvaardigheid en onveiligheid, met name bij het slachtoffer aangezien de verdachte van een strafbaar feit op vrije voeten is terwijl hij zijn straf nog niet heeft uitgezeten. Met de wetswijziging wil de Minister bewerkstelligen dat óók verdachten die volgens het snelrecht berecht worden, in voorlopige hechtenis kunnen blijven tot aan de terechtzitting. Het voorstel past binnen het lik-op-stuk beleid van de overheid waarmee naar de samenleving een signaal wordt afgeven dat dit gedrag niet wordt getolereerd en direct actie daartegen wordt genomen. 26 3.2.3 Grondrechten Wanneer een verdachte van zijn vrijheid wordt beroofd, dan dient dat gelegitimeerd te zijn in zowel nationale als internationale wetten; er wordt namelijk een inbreuk gemaakt op zijn recht op vrijheid zoals dat is neergelegd in art. 15 Grondwet. Het belangrijkste is daarbij dat het recht op een eerlijk proces wordt gewaarborgd. De Minister stelt dat zijn wetsvoorstel volledig voldoet aan de nationale en internationale normen. Dit zal worden getoetst in hoofdstuk 5.2. 25 Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 2011, MvT p. 2. 26 Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis 2011, MvT p. 2, 3. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 13 van 67

3.3 Conclusie In het voorgaande is beschreven wat het voorstel met betrekking tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis inhoudt. Het doel van het wetsvoorstel is het snelrecht zo efficiënt mogelijk toe kunnen passen. Ook is gebleken dat, zoals de wettelijke omschrijving al impliceert, de strafbare feiten genoemd in het wetsvoorstel allemaal misdrijven zijn die erop gericht zijn een ander schade of leed toe te brengen. Deze misdrijven kunnen de maatschappelijke rechtsorde verstoren en het gevoel van veiligheid verminderen. Met dit wetsvoorstel wil de Minister deze verdachten opsluiten tot aan de aanvang van de terechtzitting bij de snelrechter. Volgens de Minister is dat nu slechts mogelijk in het kader van het supersnelrecht waarbij de verdachte maximaal 6 dagen in verzekering kan worden gesteld. Echter de mogelijkheid om een verdachte langer (dan de inverzekeringstellingtermijn) vast te zetten zoals in het kader van voorlopige hechtenis, is thans niet mogelijk. In het volgende hoofdstuk wordt geanalyseerd of de Minister daarin gelijk heeft. Barbara Scheffelaar Klots Pagina 14 van 67