1. Meer dan twee derden van de faillissementen worden genoteerd in de eerste drie levensjaren van de onderneming.



Vergelijkbare documenten
Vaststellingen. Financieel Plan Entrepreneurship Startersseminaries Nut van het financieel plan

De tabel verantwoordt het kapitaal van de op te richten vennootschap. Daartoe dient:

BROUWERIJ LIEFMANS NV Juridische status : Faillissement. Juridische vorm : NV. Wontergemstraat, DENTERGEM

onderneming : Algemene informatie Naam onderneming Ondernemingsvorm (maak een keuze uit de lijst) Minimum geplaatst kapitaal 18.

JAARREKENING IN EURO

Nr LIJST VAN DE BESTUURDERS, ZAAKVOERDERS EN COMMISSARISSEN (vervolg van de vorige bladzijde)

JAARREKENING. Toel / / / / ,67 Aandelen /8

JAARREKENING IN EURO (2 decimalen)

EUR NAT. Datum neerlegging Nr. Blz. E. D. VOL 1.1

LRM BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

Lijninvest BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

JAARREKENING IN EURO

Participatiemaatschappij Vlaanderen

JAARREKENING IN EURO

HARTELIJK WELKOM. 18 mei Startersdag Unizo. BAERT Alfred

BALANS NA WINSTVERDELING

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

jaarlijkse groei 15% 12% 10% 10% jaarlijkse groei 20% 15% 12% 12% jaarlijkse groei 20% 15% Percentage van de omzet 45% 45% 45% 45% 45%

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

40 1 NAT. Datum neerlegging Nr. Blz. E. D. VOL 1

8. ONZE FINANCIËLE MIDDELEN

JAARREKENING IN EURO

De nieuwe W.C.O. regels

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

Bedrijfsrevisor. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

BALANS EN RESULTATENREKENING (VOLLEDIG SCHEMA)

VOLSTORTING VAN AANDELEN BIJ OPRICH- TING BESLOTEN VENNOOTSCHAP NAAR NE- DERLANDS RECHT

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

EENMANSZAAK OF VENNOOTSCHAP?

BALANS NA WINSTVERDELING

Artikel Criteria toegepast door het Licentiedepartement voor het opstellen van haar verslag gericht aan de Licentiecommissie

Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober 14 tegen 10%

JAARREKENING IN EURO

BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA VASTE ACTIVA... 20/ , ,71 VLOTTENDE ACTIVA... 29/ ,

JAARREKENING IN EURO

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies 2015/9 Boekhoudkundige verwerking van geactiveerde intercalaire interesten. Advies van 9 december

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

JAARREKENING IN EURO (2 decimalen)

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan.

ADVIES (1) 2015/02 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE

JAARREKENING IN EURO

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

infonota Ondernemingsvormen De eenmanszaak De vennootschap

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

HANDBOEK BOEKHOUDEN DEEL 3 GRONDIGE STUDIE VAN DE JAARREKENING

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

Interne jaarrekening - Uitgebreid verslag (Vennootschap)

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

EUR JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Klynveld Peat Marwick Goerdeler

Help, ik ben bestuurder

DISTRIGAZ SA/NV Juridische status : Actief. Juridische vorm : SA/NV RUE DE L'INDUSTRIE BRUXELLES

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september

JAARREKENING IN EURO

E TE XCO HAL FJA AR R E SU LTATE N 2016

JAARREKENING 2012 ROM-D HOLDING NV

JAARREKENING IN EURO

CBN adviseert over de boekhoudkundige verwerking van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen

JAARREKENING IN EURO (2 decimalen)

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

Vennootschapsvormen en de daaraan gekoppelde keuzes, en risico s. Bruno De Vuyst. VUB Starterseminarie 18 oktober 2007 NV:

Minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

ACTIVA. VOL-vzw 2.1 BALANS NA WINSTVERDELING VASTE ACTIVA 20/ , ,87

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016

Inhoud. INLEIDING... v. 1. WETTELIJKE CONTEXT Europa België... 1

Bridgeboetiek vzw. Balans en Jaarrekening. Seizoen

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS

JAARREKENING IN EURO

JAARSTUKKEN 2017 ROM-D HOLDING NV

Boekhouding. boekhouding 1

Opgesteld te Halle op 7 september De Raad van bestuur, Bijlage: Staat van activa en passiva per 31/07/2009. Piet Colruyt), bestuurder

Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR)

EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR

Deel 2: Financiële jaarrekening

JAARREKENING IN EURO

Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders

2. Wat is het fiscale voordeel?

Hervorming van het vennootschapsrecht Algemene bepalingen & Overzicht vennootschapsvormen

Transcriptie:

Het Financieel Plan Entrepreneurship Startersseminaries Van idee tot ondernemingsplan 22 november 2005 Bronnen: Wetboek Vennootschappen Pacioli Financial Law Institute Deel 1. : Doel en wettelijke grondslag. 1. Bestaansreden en doel van het financieel plan De verplichtingen om een financieel plan op te maken binnen vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid van de oprichters, werd door de Wet van 4 augustus 1978 ingevoerd. Naast het feit dat de aansprakelijkheid van de oprichters in het gedrang komt, indien deze de nieuw opgerichte vennootschap niet van voldoende geldmiddelen voorzien, wil de wetgever in de eerste plaats derden beschermen tegenover de oprichters van de vennootschap. Op basis van een geschreven document zullen de oprichters zich beter kunnen beschermen, zodat een beoordeling van de feiten achteraf minder arbitrair zal zijn. De oprichters zullen zich ook kunnen verdedigen (zie b.v. Brussel 8 april 1986 R.P.S. 1986 p. 165). In dit opzicht is de opstelling van een zo realistisch mogelijk financieel plan zeker een bescherming ten opzichte van iedereen: een besproken, geschreven en becijferd document geeft immers een beter inzicht van de toekomstige evoluties van de op te richten onderneming. Om hun goede bedoelingen te laten blijken kunnen de oprichters eventueel bepaalde vergelijkende studies of rentabiliteitsberekeningen laten uitvoeren. Een vonnis van de Rechtbank van Koophandel van Brussel van 8 april 1986 luidt als volgt: "Een financieel plan mag niet oppervlakkig zijn. Het vormt een actieprogramma dat de financiële middelen aanduidt die de overlevingskansen van de vennootschap tijdens de twee jaar na haar oprichting waarborgen. Het financieel plan kan worden aangevuld met gedetailleerde rendementstudies die eraan voorafgegaan zijn." Vaststellingen : 1. Meer dan twee derden van de faillissementen worden genoteerd in de eerste drie levensjaren van de onderneming. 2. Vooral de oprichters, die op geen verleden kunnen bogen, hechten veel belang aan een financieel plan. Dit is wel minder het geval indien b.v. een jarenlange bestaande eenpersoonsonderneming omgezet wordt in een vennootschap.

3. In feite worden de oprichters door deze wettelijke verplichting beschermd. De rechter bepaalt inderdaad een "verhouding", waarvoor deze oprichters verantwoordelijk gesteld worden. Bovendien wordt aan de beschuldigde partij een middel aan de hand gedaan om zich te verweren. 4. Stellen dat het financieel plan geen invloed heeft, kan niet statistisch worden vertaald. De eerstelijns consulenten zullen beamen dat het een onbekende is hoeveel "oprichters" nooit een vennootschap hebben opgericht omdat zij de eisen omzet, kosten, kapitaal, niet haalbaar achtten. Practici zullen met veel lof spreken over deze verplichting. 2. Wettelijke grondslag De artikels 29ter van de Vennootschapswetgeving met betrekking op de naamloze vennootschappen en 120ter met betrekking op de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid hebben het financieel plan in het leven geroepen. Deze wetten van 4 augustus 1978 maakten deel uit van een reeks wetten met betrekking tot de commerciële vennootschappen in het kader van de economische hervorming. Ze verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 augustus 1978. De wet van 20 juli 1991 vulde dit aan voor de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. De verplichting tot het opstellen van een financieel plan werd herschikt met de overgang van de Vennootschappenwet naar het Wetboek Vennootschappen in 1999 als volgt. Vennootschappenwet (oud) NV art. 29ter 440 NV art. 35, 6 456, 4 CVA art. 107 657 BVBA art. 120bis 215 Wetboek vennootschappen (nieuw) BVBA art. 123, 7 213 225 229, 5 CVBA art. 147septies 391 CVBA art. 147ter 405, 5 Een financieel plan kan vanzelfsprekend ook nuttig zijn zonder noodzakelijk te zijn opgelegd door een wettelijk voorschrift, en dit bij elke beslissing om een onderneming op te richten die daarom niet noodzakelijk de vorm van een vennootschap aanneemt; vóór de oprichting van een vennootschap waarvan de vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn; bij de kapitaalsverhoging;

wanneer de onderneming een beslissing neemt over een uitbreidingsinvestering met of zonder banklening; bij de splitsing tot fusie van ondernemingen; bij financiële moeilijkheden die aanleiding geven tot de voortzettingsbeslissing. 3. Praktische organisatie 3.1. Wanneer is het financieel plan vereist? De opstelling van een financieel plan is wettelijk verplicht bij de oprichting van een NV, BVBA of CVBA. Deze verplichting bestaat niet bij de oprichting van vennootschappen waar de aansprakelijkheid van de oprichters onbeperkt is (VOF, GCV, CVOHA). Voor het ontbreken of het onvolledig zijn van het financieel plan voorziet de wetgever voor dit feit alleen geen onmiddellijke sanctie. Bij een aansprakelijkheidsvordering zullen de oprichters bijgevolg in deze hypothese verstoken blijven van een belangrijk bewijsstuk, opgemaakt in tempore non suspecto. Tijdens de parlementaire voorbereiding is er nooit sprake geweest van een mogelijke verplichting tot het opstellen van een financieel plan bij een kapitaalverhoging. Men heeft derhalve de aanwezigheid van het financieel plan willen beperken tot de oprichting van de vennootschap. Dit kan echter wel van belang zijn indien de vennootschap binnen de eerste drie jaren na oprichting overgaat tot een kapitaalverhoging. Het is wellicht niet onverstandig het oorspronkelijk plan aan te passen naar aanleiding van een kapitaalverhoging en de gevolgen te ontleden. Gaat het om een kapitaalverhoging die na drie jaar wordt gerealiseerd, dan heeft het ontbreken van een financieel plan weinig belang, vermits de voorlegging ervan niet meer kan worden geëist. 3.2. Wie stelt het financieel plan op? Principieel wordt het financieel plan door de oprichters van de vennootschap opgesteld. Bij de oprichting van een BVBA worden al diegenen die bij de oprichtingsakte voor de notaris verschijnen, niettegenstaande elk strijdig beding als oprichters beschouwd. Bij de oprichting van een NV zijn de oprichters in principe diegenen die voor de notaris verschijnen bij het verlijden van de akte van oprichting. Indien de oprichtingsakte echter één of meer aandeelhouders aanwijst die samen minstens 1/3 van het maatschappelijk kapitaal bezitten, worden de overige verschijnenden voor eenvoudige inschrijvers gehouden. Deze laatsten kunnen slechts voor eenvoudige inschrijvers gehouden worden voor zover zij op de aandelen enkel in speciën inschrijven en geen enkel bijzonder voordeel genieten. Eenvoudige inschrijvers kunnen niet aansprakelijk gesteld worden zoals de oprichters. Wanneer men

daarentegen als eenvoudige inschrijver tevens medeeigenaar is van een goed, in natura ingebracht door een oprichter, verliest men de hoedanigheid van eenvoudig inschrijver. Wegens de techniciteit van de materie doen de oprichters er goed aan een vakman terzake aan te spreken. Gezien deze problematiek tot niemands prerogatieven of monopolies behoort, is amateurisme hier niet uitgesloten. Met deze mogelijkheid houden zowel de oprichters als de notaris best rekening. Het lijkt evident dat het plan technisch opgesteld wordt door een lid van één van de vandaag erkende Instituten: BIBF (Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten), IBR (Instituut van de Bedrijfsrevisoren) of IAB (Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten), op basis van de gegevens die de oprichters verstrekken. 3.3. Inhoud van het financieel plan? Dit plan bestaat idealiter uit een gedetailleerde resultatenrekening, het te voeren financieel beleid, een voorlopig geraamde balans, en dit over twee of drie jaren. Het financieel plan is gebaseerd op verscheidene gegevens zoals de vooropgestelde doelstellingen, het organigram van de onderneming, de kenmerken van de markt en de bestaande concurrentie, de voor en nadelen van de gekozen producten en diensten alsook de te verwachten personeelsbehoeften. Alhoewel de inhoud van het financieel plan niet bij wet is vastgelegd, aanvaarden de rechtbanken geen summier financieel plan met willekeurige cijfers. Hierover bestaat reeds jurisprudentie. De Rechtbank van Koophandel te Brussel stelde: "Het financieel plan is een budgettair plan opgesteld op basis van een actieprogramma van de oprichters. Het moet de financiële middelen aanwijzen die de oprichters hebben voorzien om de levensvatbaarheid van de vennootschap te waarborgen gedurende de twee eerste jaren van haar bestaan. De Rechtbank te Luik was van oordeel dat "het financieel plan zodanig moet worden opgesteld, dat kan worden nagegaan wat de voorgenomen activiteit is van de vennootschap bij de oprichting, en op welk wijze ze gedurende de eerstvolgende twee jaar zal worden gefinancierd. Ten dien einde dient het plan bij voorkeur te vermelden: 1. een beschrijving van de voorgenomen activiteit; 2. een schatting van het zakencijfer dat kan verwacht worden; 3. een berekening van de te verwachten rendabiliteit; 4. de wijze van financiering (kapitaal, leningen, andere inkomsten). Tot de financieringsbehoeften kunnen ook de voorgenomen voorschotten door de vennoten worden gerekend. Dit zijn eveneens wijzen van financiering van de activiteit." De rechtbank te Gent stelde dat "het financieel plan de weergave is van de financiële middelen waarover de vennootschap zal beschikken voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste twee jaar. Het financieel plan is daarentegen geen budgettaire norm voor deze bedrijvigheid. Wanneer de bedrijvigheid van de vennootschap, door het gevoerde bestuur, hoger blijkt te liggen dan wat werd voorzien in het financieel plan, zijn de oprichters niet aansprakelijk voor het uit de hand lopen van de aanvankelijke prognoses. De oprichters hebben geen resultaatverbintenis tot naleving van het financieel plan."

3.4. Wie bewaart het financieel plan? Het financieel plan maakt geen deel uit van de oprichtingsakte, en moet als dusdanig niet gepubliceerd worden. Het wordt gewoon door de notaris bewaard. De wetgever heeft dit zo gedaan om de beginnende ondernemer te beschermen tegen de concurrentie. De notaris moet in geval van faillissement van de nieuwe onderneming binnen de drie jaar het plan moet voorleggen op vraag van de rechtercommissaris of de procureur des Konings. De meeste notarissen maken in de akte van oprichting melding van de overhandiging door de oprichters van het financieel plan. Soms wordt vóór de oprichtingsakte zelfs een afzonderlijke akte opgesteld. Het lijkt aangewezen dat de notaris de oprichters ook attent maakt op hun eventuele aansprakelijkheid bij faillissement binnen de drie jaar na oprichting in geval van kennelijk ontoereikend kapitaal, voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. De akte bepaalt de datum van het financieel plan maar toch verkiezen sommigen het financieel plan te laten registreren op hetzelfde ogenblik als de oprichtingsakte. Het integraal openbaar maken van het financieel plan lijkt daarentegen in te druisen tegen de discretieplicht. Het financieel plan wordt wel frequent opgevraagd door of voor de financiële instelling, indien de betrokken vennootschap krediet aanvraagt. Dit lijkt evident aangezien een financieel plan en een "business plan" dikwijls overeenstemmen. Het lijkt ons eveneens wenselijk dat een getekend exemplaar van dit plan in het permanent dossier wordt geklasseerd van de adviseurs (boekhouder, accountant, advocaat,...). Bij inbreng of quasiinbreng is het een document dat zeker thuishoort in het dossier van de bedrijfsrevisor. Inzake bewaarplicht is het volgende onderscheid te maken: de door de oprichter getekende basisgegevens ter opstelling van het financieel plan: zijn te bewaren door de consulent en de oprichters, die zorgden voor de redactie van het financieel plan; het financieel plan is te bewaren door de notaris. De consulent doet er goed aan de definitieve versie van beide documenten te laten tekenen door de oprichters en te bewaren in zijn dossier. Minimaal bestaat dit financieel plan uit in de toekomst geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen met betrekking tot de eerste twee jaren. Een ander aspect betreft de positie van de fiscus. Heeft de fiscus het recht een kopie van het financieel plan op te vragen, met als doel er gegevens uit te halen om over te gaan tot een wijziging van de inkomstenaangifte van de vennootschap? De fiscus heeft theoretisch de mogelijkheid om elk bescheid of elke inlichting te vragen die hem moet toelaten de bedrijvigheid van een vennootschap te beoordelen. Maar, aangezien het financieel plan slechts vooruitzichten bevat, ziet de Minister van Financiën moeilijk in hoe daaruit achteraf een voldoende vermoeden kan worden afgeleid wat het bedrag van de

inkomsten van de vennootschap betreft (P.V. 14 juli 1987, Parl. Vr. en Antw., Senaat, 1986 87, p. 2558). Het lijkt verstandig en te getuigen van respect voor voorzichtigheid om de eerste drie jaren in het verslag van de bestuurder/zaakvoerder en van de algemene vergadering, de vergelijking van de realiteit met het budget nl. het bij de oprichting opgesteld plan te maken. Het is leerrijk om de oorzaken van de verschillen op te zoeken. Het getuigt ook van interesse voor de belangen van de vennootschap indien het in een KMO niet meer verplicht doch uiterst nuttig verslag van de raad van bestuur en/of van de algemene vergadering melding maakt van de oorzaak van noemenswaardige verschillen. Deel 2. : Verantwoordelijkheid voor het opstellen van het financieel plan en aansprakelijkheid. 1. De oprichters van de vennootschap 1.1. De verantwoordelijkheid van de oprichters komt in het gedrang indien: 1. Het faillissement wordt uitgesproken binnen de drie jaar na de oprichting; en 2. Indien het maatschappelijk kapitaal kennelijk ontoereikend is voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. De noties "ontoereikend kapitaal" en "normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid" zijn normen waarover de rechtbank een oordeel moet vellen! Het komt toe aan de rechter om de verhouding te bepalen binnen dewelke de oprichters aansprakelijk kunnen gesteld worden in geval van faillissement. Het criterium dat hij hierbij dient te hanteren is dit van een normaal vooruitziende en plichtsbewuste oprichter. De rechter dient bij zijn beoordeling rekening te houden met hetgeen de oprichters op dat ogenblik wisten of behoorden te weten en met hun redelijke verwachtingen. Vervolgens dient de rechter het bedrag van het kapitaal te beoordelen in functie van de werkelijk voorgenomen bedrijvigheid. Ter verduidelijking volgende uitspraken: "Wanneer de ramingen van de verschillende posten in het financieel plan m.b.t. de inkomsten en de uitgaven irrealistisch en onnauwkeurig zijn, schept dit wel een vermoeden dat het startkapitaal ontoereikend was" (Kh. Charleroi, 7 februari 1990). "Indien blijkt dat in het financieel plan de raming van de kosten onderschat werd en de raming van de omzet overschat, zodat het startkapitaal evenals de andere financieringsbronnen manifest ontoereikend waren voor de geplande bedrijfsvoering gedurende twee jaar, dan kunnen de oprichters aansprakelijk gesteld worden" (Bergen, 13 september 1990, Kh. Brussel, 14 maart 1989).

"Het financieel plan is de weergave van de financiële middelen waarover de vennootschap zal beschikken voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste 2 jaar. Het financieel plan is daarentegen geen financiële norm voor deze bedrijvigheid. Wanneer de bedrijvigheid van de vennootschap, door het gevoerde bestuur, hoger blijkt te liggen dan wat werd voorzien in het financieel plan, zijn de oprichters niet aansprakelijk voor het uit de hand lopen van de aanvankelijke prognose. De oprichters hebben geen resultaatsverbintenis tot naleving van het financieel plan" (Gent, 5 oktober 1994). "Het kapitaal bedoeld bij artikel 123, 7 Vennootschappenwet omvat het statutair kapitaal, maar ook de andere beschikbare middelen. Het door de wetgever opgelegde financieel plan moet blijk geven van het kapitaal van de vennootschap. Om het begrip "kennelijk ontoereikend kapitaal" te beoordelen, moet de rechter zich terugplaatsen op het tijdstip waarop de vennootschap werd opgericht en het criterium hanteren van een normaal voorzichtige en gewetensvolle oprichter. De oprichters zijn hoofdelijk aansprakelijk. De rechter beschikt over een beoordelingsbevoegdheid met betrekking tot de verhouding waarin hij hen het passief ten laste legt. Hij kan meer bepaald rekening houden met de voorschotten die zij zouden hebben toegestaan aan de vennootschap. De rechter kan het respectieve aandeel van de oprichters in de schuld bepalen met inachtneming van de rol die zij ieder hebben gespeeld" (Luik, 5 mei 1995). 1.2. De rechter zal, in geval van faillissement de mate van verantwoordelijkheid van elke oprichter bepalen, los van zijn inbreng in het kapitaal. Dit blijkt onder meer uit het arrest van het Hof van Beroep te Bergen van 13 september 1989: de gegevens en berekeningen van het financieel plan blijken geïmproviseerd. De rechter beschikt over een appreciatiebevoegdheid wat het aandeel van de oprichters in het passief betreft. Het aandeel van de ene oprichter werd vastgesteld op de helft, terwijl dat van de twee andere oprichters op 1/4 werd vastgesteld. Dit is een afwijking van de algemene regel dat wanneer meerdere schuldenaars samen voor een zelfde schuld gehouden zijn, ieders aandeel in de schuld in beginsel gelijk is, tenzij een ongelijke verdeling voortvloeit uit de wet of uit een overeenkomst. 1.3. Iedere vermelding, die de oprichter van zijn verantwoordelijkheid ontziet, is nietig. 1.4. De oprichters zijn hoofdelijk aansprakelijk. De rechter kan zelfs per oprichter een andere verhouding bepalen. 1.5. De periode van drie jaar is te rekenen van dag tot dag. 1.6. Enkel een kennelijke onderkapitalisatie wordt getroffen. 1.7. De grootte van het kapitaal is niet het enige criterium bij de uiteindelijke marginale toetsing. Ook de waarborgen spelen een rol. Het financieel plan is veeleer de rechtvaardiging van de financiële structuur van de toekomstige vennootschap. 1.8. De problematiek betreft vooral KMOondernemingen. De termijn van twee jaar is immers voor grote ondernemingen te kort. 1.9. Stellen dat het faillissement niet veroorzaakt werd door onderkapitalisatie maar wel door het faillissement van één klant is niet relevant.

2. Bedrijfsrevisor, accountant of boekhouder Het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR) raadt zijn leden aan "zich te beperken tot een bijstand (en niet een deelname) bij het opstellen van een financieel plan...". Het Instituut der Accountants en Belastingconsulenten (IAB) zegt dat de externe accountant de meest aangewezen persoon is, om op verzoek van de oprichters, deze taak tot een goed einde te brengen. Toch voegt het IAB er aan toe: dat het aangewezen is dat de accountant zijn risico s beperkt door de klant een nauwkeurige omschrijving van de opdracht te laten opmaken (door de klant te ondertekenen) waarin eveneens wordt benadrukt dat het plan geen garantie inhoudt voor het toekomstig succes van de onderneming en dat het plan enkel gebaseerd is op door de klant verstrekte gegevens. Hoe dan ook zijn de leefbaarheid en de risico s van een nieuwe op te starten onderneming soms zeer moeilijk te becijferen. Gelet op de aansprakelijkheid van de oprichters, zijn de specifieke kennis en ervaring van een specialist onontbeerlijk om een realistisch financieel plan op te stellen. Op basis van de gegevens verstrekt door de oprichter, worden deze technisch verwerkt in minstens twee geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen, liefst gevolgd door een appreciatie. Het opstellen van het financieel plan behoort zeker tot het activiteitendomein van erkende boekhouders van het BIBF (Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten). Dit blijkt uit artikel 20 van het reglement van plichtenleer (KB 23 december 1997, BS 29 januari 1998). Toereikend kapitaal De rechtbank van koophandel te Brussel (Kh. Brussel, 14 maart 1989, J.T., 1 juli 1989, p. 464) heeft gevonnist dat "minimumkapitaal" niet synoniem is met "toereikend kapitaal". Inhoud vonnis In 1981 werd een BVBA opgericht met een kapitaal van 250.000 BEF. Destijds was dit het vereiste minimum. De vennootschap verwerft daarna, door middel van een financiering, een handelsfonds tegen de prijs van 1.950.000 BEF. In 1982 wordt ze echter failliet verklaard. Het passief bedraagt 4.000.000 BEF. De curator dagvaardt de oprichters om hen tot de hoofdelijke aanzuivering van het passief van de vennootschap te laten veroordelen, uitgaand van artikel 123, 7 van de vennootschapswetgeving. De rechtbank onderzoekt het financieel plan van de vennootschap en stelt vast dat het niet overeenstemt met de werkelijkheid zoals de stichters die bij de oprichting kenden en dat het bovendien onregelmatigheden vertoont. Zo komt hij tot het besluit van de hoofdelijke betaling van het kapitaal van 4.000.000 BEF aan de curatele, te vermeerderen met de gerechtelijke interesten en kosten.

Raad Minimaal een drietal uitwerkingen pessimistisch, (wellicht) realistisch en optimistisch worden uitgewerkt om de toekomstige ondernemer een beter idee van de problematiek te geven. Dit is zeker een advies als de oprichter over geen concrete gegevens en ervaringen uit het verleden beschikt. Teneinde zijn verantwoordelijkheid te beperken doet de adviseur er goed aan schriftelijk zijn cliënt de opmerkingen bekend te maken. Vooral de evolutie van de beschikbare waarden is cruciaal. Dalen die b.v. na het tweede jaar dan wordt het plan best over drie, vier jaar opgemaakt en moet de cliënt hierop gewezen worden. Ter informatie: Een onderneming staat of valt niet met een welbepaald kapitaal. Vooral de cashflow en het rendement op lange termijn zijn essentieel, m.a.w. de beschikbare middelen moeten ofwel stijgen ofwel van negatief naar positief evolueren. De basisgegevens worden best verzameld aan de hand van een werkdocument zodat schematisch alle noodzakelijke gegevens per periode (maand, kwartaal, jaar) kunnen opgenomen worden : de voorgenomen activiteit; de geplande investeringen/afschrijvingen; rotatiesnelheden voorraad; aantal dagen klanten, leverancierskrediet; omzetevolutie (per BTWtarief); kostprijsberekening winstmarge; kostendetail; geplande kredieten en waarborgen. In zijn functie mag de betrokken adviseur deze gegevens niet zomaar overnemen. Een kritische beoordeling hoort bij de opdracht, vooral als het financieel plan niet wijst op een verbeterende financiële toestand. Hierbij kan informatie uit de jaarrekeningen van concurrerende ondernemingen nuttig zijn. Zoals reeds gesteld, wordt het financieel plan jaarlijks best getoetst aan de realiteit. Het verdient aanbeveling de wettelijke reserve onmiddellijk te volstorten van zodra dit mogelijk is. Het is des te meer aan te bevelen het plan uit te werken over meer dan twee jaar naarmate de oprichters over onvoldoende gegevens beschikken of de bekomen gegevens van de eerste twee jaar geen duidelijke evolutie weergeven. De praktijk leert dat een financieel plan beperkt tot twee jaar zoals het W.Venn. het voorschrijft veelal niet volstaat. De evolutie van de beschikbare middelen is immers cruciaal. Hierbij is het eerste jaar niet relevant, gezien zich in dit jaar enkel abnormale en eenmalige feiten voordoen : overname, storting kapitaal, lening, Pas in het tweede jaar ziet men in hoeverre de vennootschap er in zal slagen om "op haar eigen benen verder te leven" terwijl er ook in dit tweede jaar eenmalige en abnormale gebeurtenissen plaatsvinden: volstorting kapitaal, investeringen, In dit geval is ten vroegste het derde jaar relevant doch de uitbreiding tot het derde jaar is wettelijk niet verplicht. Degelijke plannen gaan dus

best verder dan twee jaar. Dat is juist dit de verantwoordelijkheid van de adviseur: zou het niet duidelijk geweest zijn dat de vennootschap op termijn niet leefbaar was indien er een financieel plan zou gemaakt zijn over drie, vier, jaar? De praktijk leert ook dat ernstige oprichters alle aandacht besteden aan de resultaten van het financieel plan. Door het bestaan van het financieel plan worden tal van optimisten eerder realist en zien tal van euforisten af van hun initiatief. Dit laatste gebeuren is niet in statistieken te verwerken aangezien de statuten van die nooit opgerichte vennootschappen nergens verschijnen. 3. De notaris De notaris heeft in de eerste plaats de rol van depothouder, aan wie gevraagd wordt een document bij te houden en eventueel voor te leggen zoals wettelijk voorzien. De plicht tot raadgeving dwingt de notaris ook de verschillende partijen op de bestaansreden en het belang van deze wettelijke verplichting te wijzen. De meeste notarissen verwijzen in hun akte terecht op die plicht. Het plan moet vóór de oprichting in het bezit zijn van de notaris. De notaris moet een oprichtingsakte weigeren als het overhandigd document niet lijkt op een financieel plan (Bericht van de Procureur Generaal van. 28 september 1978). De rol van de notaris m.b.t. het financieel plan Is de rol van de notaris beperkt tot een louter formele verificatie van het financieel plan of dient hij als juridisch raadgever de partijen te wijzen op eventuele vormelijke en/of inhoudelijke lacunes in het plan? Volgens de heersende opvatting in rechtspraak en rechtsleer beperkt de taak van de notaris m.b.t. het financieel plan zich tot een formeel onderzoek. Hij dient te verifiëren of het hem overlegde document naar de vorm kan aangezien worden als een financieel plan (Van Bruystegem, B., Oprichtersaansprakelijkheid wegens kennelijk ontoereikend kapitaal, B.R.H., 1982, 140; Smit, E., Le capital social et la responsabilité des fondateurs, DAOR, 1991,15). Dit betekent: opstelling over minstens twee jaar, in de toekomst geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen, een omschrijving van de voorgenomen activiteit... en een conclusie van de oprichters alsmede datering en handtekeningen van de oprichters op alle bladzijden. Volgens het vonnis van de rechtbank van koophandel te Charleroi (Kh. Charleroi, 7 februari 1990) is de notaris als juridisch raadgever niet verplicht partijen te wijzen op eventuele inhoudelijke leemten in het financieel plan. Rechtspraak "De notaris is niet aansprakelijk wanneer blijkt dat het financieel plan dat hem werd voorgelegd zeer summier en onnauwkeurig is. De notaris moet het hem voorgelegde financieel plan niet aan een onderzoek onderwerpen en nagaan of er geen fouten instaan" (Kh. Charleroi, 7 februari 1990).

4. Detailbespreking aansprakelijkheid wegens kennelijk ontoereikend aanvangskapitaal (a) Algemeen Het minimum maatschappelijk kapitaal wordt aangezien als de prijs die betaald moet worden om het voordeel van de beperkte aansprakelijkheid te genieten. In vele gevallen zal een vennootschap evenwel over meer middelen dienen te beschikken opdat zij haar statutair doel kan uitvoeren. De praktijk liet daarentegen blijken dat vennootschappen werden opgericht met een kapitaal dat manifest ontoereikend was voor de geplande bedrijfsuitoefening zodat met een beperkte investering grote risico s werden genomen, die niet dienden te worden gedragen als gevolg van de beperkte aansprakelijkheid. Teneinde dit te vermijden heeft de wetgever, in de crisiswet van 4 augustus 1978, de aansprakelijkheidsregeling ingevoerd, die de rechter toelaat het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap te laten dragen door haar oprichters in geval van faillissement van de vennootschap binnen de drie jaar na haar oprichting indien blijkt dat het maatschappelijk kapitaal kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Het opstellen van een financieel plan moest de oprichters bewust maken van de risico s die de geplande activiteit met zich mee zou brengen en hen beschermen tegen de willekeur van een a posterioribeoordeling. (b) Het financieel plan De vraag wanneer het kapitaal kennelijk ontoereikend is, is een feitenkwestie waarover de rechter ten gronde op onaantastbare wijze oordeelt. Bij deze beoordeling moet de rechter zich plaatsen op het moment van de oprichting. Hij dient rekening te houden met hetgeen de oprichters op het ogenblik van de oprichting wisten of redelijkerwijze behoorden te weten. Wanneer dus komt vast te staan dat het faillissement werd veroorzaakt door externe omstandigheden die niet voorzienbaar waren op het moment van de oprichting, zal dit normaal gezien leiden tot de vaststelling dat het kapitaal niet kennelijk ontoereikend was. Het financieel plan speelt hierin een belangrijke rol omdat het opgemaakt is in tempore non suspecto en het bewijs kan leveren dat de oprichters wel degelijk grondig nagedacht hebben omtrent de financiering van de vennootschap. Overeenkomstig de artikelen 215 (BVBA), 391 (CVBA) en 440 (NV) W.Venn. overhandigen de oprichters voor de oprichting van de vennootschap aan de optredende notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het maatschappelijk kapitaal verantwoorden. Noch de wet noch de voorbereidende werken bepalen welke elementen het financieel plan dient te bevatten zodat hiervoor naar de rechtspraak en rechtsleer moet worden verwezen. Zo wordt aangenomen dat het financieel plan een begroting moet bevatten van kosten en opbrengsten die opgemaakt wordt onder de vorm van geprojecteerde jaarrekeningen over ten minste twee jaar. Hierbij is het belangrijk een zo groot mogelijke volledigheid na te streven wat betreft de verschillende inkomsten en uitgaven. De voorspelling moet daarnaast, in de mate van het mogelijke, gebaseerd worden op controleerbare gegevens, zoals een gevoerd marktonderzoek. Financiële plannen die uiterst summier zijn of gebaseerd zijn op willekeurige gegevens worden door de rechtspraak streng behandeld. Hoewel een beknopt financieel plan op zich niet volstaat om de oprichters aansprakelijk te stellen, blijkt dat

oprichters hierdoor sneller wordt verweten zich onvoorzichtig en onzorgvuldig te hebben gedragen bij de schatting van het noodzakelijke kapitaal. Het plan moet aantonen dat de vennootschap geen liquiditeitsproblemen zal kennen binnen de eerste twee jaar van zijn bestaan, die zullen leiden tot een staking van betaling. De beoordeling van het kennelijk ontoereikend karakter gebeurt immers in vergelijking met de faillissementsvoorwaarden. Het financieel plan heeft dus in eerste instantie een bedrijfseconomisch karakter. De opstelling van het financieel plan behoort tot de verantwoordelijkheid van de oprichters. De afwezigheid van het financieel plan wordt niet afzonderlijk gesanctioneerd. De bewaring van het financieel plan gebeurt door de notaris. Hij zal het enkel openbaarmaken wanneer hij daartoe wordt verzocht door de rechtercommissaris of de Procureur des Konings. In principe vervult de instrumenterende notaris ter zake van het financieel plan een louter formele rol: de notaris moet het financieel plan in ontvangst nemen en onder de minuten bewaren. Bepaalde rechtspraak oordeelt evenwel dat de notaris zijn aansprakelijkheid op het spel zet wanneer hij een ontoereikend financieel plan in ontvangst neemt. Deze visie is betwistbaar. Hooguit kan van de notaris worden verwacht de aandacht van de oprichters te vestigen op het belang en de gevolgen van het financieel plan. Hij dient hierbij, op grond van zijn inlichtingsplicht, de partijen enkel te wijzen op de draagwijdte van de mogelijke aansprakelijkheid die op de oprichters weegt. Hij mag echter niet weigeren om het financieel plan in ontvangst te nemen en de oprichting te verlijden wanneer de oprichters voet bij stuk houden. De notaris doet er in dat geval goed aan de oprichters een verklaring te laten tekenen dat ze volledig en juist werden ingelicht over de (aansprakelijkheids)risico s. De oprichters hebben gezien hun aansprakelijkheid er evenwel alle belang bij zich te laten bijstaan door specialisten (bijv. bedrijfsrevisor). De bedrijfsrevisor zet zijn aansprakelijkheid niet op het spel wanneer hij enkel helpt bij de opstelling van een financieel plan. Het financieel plan is evenwel niet het enige element waarmee de rechter rekening zal houden. Immers, de artikelen 229, 405 en 456 W.Venn. houden geen verwijzing in naar de bepalingen in verband met het financieel plan, zodat de rechter alle relevante elementen in aanmerking kan nemen. Zo werd de aansprakelijkheid van de oprichter afgewezen, niettegenstaande het summiere financieel plan, omdat een studie omtrent het te verwachten rendement werd verricht voorafgaand aan de opstelling van het financieel plan. (c). De aansprakelijkheidsvoorwaarden De toepassing van deze aansprakelijkheidsgrond is afhankelijk van een aantal voorwaarden, die hierna worden besproken. (A) (1) Faillissement van de vennootschap Het faillissement van de vennootschap moet uitgesproken zijn binnen de drie jaar na de oprichting. Als datum van oprichting wordt de datum van de neerlegging van het uittreksel van de oprichtingsakte aangemerkt aangezien pas dan de vennootschap rechtspersoonlijkheid verwerft. De wettekst laat er geen twijfel over bestaan dat enkel de datum van het faillissementsvonnis en niet de datum van staking van betaling van belang is.

(B) (2) Kennelijk ontoereikend maatschappelijk kapitaal Daarnaast moet het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend geweest zijn voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Bij de CVBA wordt enkel het vaste gedeelte van het kapitaal als maatstaf genomen. De term maatschappelijk kapitaal is misleidend. Er moet immers niet alleen rekening worden gehouden met het statutair kapitaal maar tevens met alle financiële middelen waarover de vennootschap redelijkerwijs mag verwachten te beschikken, zoals subsidies, bedrijfseconomisch verantwoorde leningen en voorschotten van de vennoten. Zoals hierboven reeds benadrukt, moet de rechter zich bij de beoordeling van de aansprakelijkheid plaatsen op het ogenblik van de oprichting. Het beschikbare kapitaal dat het criterium vormt, wordt dus gekristalliseerd op het moment van de oprichting. Dit heeft tot gevolg dat een ondergekapitaliseerde vennootschap die zich bewust is van haar problematische situatie haar toestand niet kan regulariseren bij wege van kapitaalverhoging. Indien daarentegen een kapitaalverhoging voorzien was in het financieel plan, zal deze in rekening mogen worden gebracht van de beoordeling van de toereikendheid van het aanvangskapitaal. Het kapitaal moet kennelijk ontoereikend geweest zijn. De rechter kan de door de oprichters genomen beslissing enkel marginaal toetsen. Wanneer de rechter tot de conclusie komt dat de overeenstemming tussen de oprichters omtrent de grootte van het maatschappelijk kapitaal ligt tussen de grenzen waarbinnen redelijke en zorgvuldige personen van menig kunnen verschillen, zal hij de oprichters niet aansprakelijk kunnen stellen. Het volstaat niet dat de oprichters zich bewust hadden moeten zijn van het groot risico dat zij namen door de voorgenomen bedrijvigheid te starten met een beperkt kapitaal. Het feit dat het financieel plan de eerste twee jaar enkel verliezen voorziet is op zichzelf niet voldoende. Slechts indien bij de oprichting van de vennootschap duidelijk is dat met de ter beschikking gestelde middelen onmogelijk de voorgenomen activiteit kan worden gerealiseerd, kunnen de oprichters aansprakelijk worden gesteld. De beoordeling van de kennelijke ontoereikendheid van het kapitaal is in essentie een feitenkwestie. Toch kunnen enkele elementen aangehaald worden die hebben geleid tot de aansprakelijkheid van de oprichters. Zo zullen de oprichters aansprakelijk zijn wanneer het kapitaal reeds werd opgeslorpt door de oprichtingskosten, wanneer de gemaakte ramingen niet werden onderbouwd door een deskundig advies en wanneer het financieel plan uiterst beknopt is of blijkt geeft van een verregaande onredelijkheid. Stelt het financieel plan een lening voorop en wordt deze niet verkregen, dan moet nagegaan worden of de oprichters deze lening redelijkerwijze konden verwachten gezien hun eigen kredietwaardigheid en het financieel draagvlak van de vennootschap. (C) (3) Ontoereikendheid voor de normale uitoefening van de voorgenomen activiteit Het kapitaal moet ontoereikend zijn voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. De intentie van de oprichters om een bepaalde activiteit te voeren, wordt beoordeeld op het moment van de oprichting. De vraag is nu hoe de voorgenomen bedrijvigheid wordt bepaald. Het handelsregister, met zijn vooraf bepaalde categorieën, vormt geen goede basis. Ook het statutair doel vormt alleszins een nuttig vertrekpunt maar kan op zichzelf niet volstaan. Als gevolg van de in de praktijk wijdverbreide techniek van het zo ruim mogelijk omschrijven van het statutair doel, zou dit vrijwel steeds

leiden tot de ontoereikendheid van het kapitaal. Daarom moet worden aangenomen dat de voorgenomen bedrijvigheid voornamelijk wordt bepaald door de vermeldingen in het financieel plan. Wanneer geen financieel plan werd opgesteld of dit niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, zal de rechter zich steunen op het statutair doel samen met de feitelijk uitgeoefende bedrijvigheid. Indien de werkelijke activiteit verschilt van de voorgenomen activiteit, dan kan de rechter het financieel plan herinterpreteren naar de werkelijke activiteit. De oprichters kunnen daarentegen niet aansprakelijk worden gesteld indien de bestuurders later besluiten de vennootschap een andere activiteit te laten uitoefenen, waarvoor het aanvangskapitaal ontoereikend is. De oprichters zijn enkel aansprakelijk wanneer de vennootschap kennelijk ondergekapitaliseerd was voor de door hen voorziene bedrijvigheid. Voor de fouten van de bestuurders zijn zij niet gehouden. Dit wordt nogmaals benadrukt door de wettekst zelf, aangezien de oprichters enkel aansprakelijk worden gesteld voor de onderkapitalisatie voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid. Wanneer blijkt dat het faillissement het gevolg is van het gevoerde beleid zijn de oprichters niet aansprakelijk. Er is dan geen sprake meer van een normaal beleid. De oprichters hebben immers geen resultaatsverbintenis aangegaan dat het financieel plan zou worden nageleefd. Aan de orde is enkel of het financieel plan uitvoerbaar is, niet of dit effectief het geval is. De hierboven besproken situatie dient te worden onderscheiden van diegene waarin zowel de oprichters, door de vennootschap op te richten met een kennelijk ontoereikend actief, als de bestuurders, door het verderzetten van een reddeloos verloren onderneming, fouten hebben begaan. De aansprakelijkheid wordt dan gebeurlijk verdeeld tussen oprichters en bestuurders. In de regel zullen de oprichters worden veroordeeld tot aanzuivering van het gedeelte van het kapitaal dat noodzakelijk was om de voorgenomen bedrijvigheid te kunnen aanvangen, terwijl de bestuurders zullen instaan voor de toename van het passief die het gevolg is van het foutief verderzetten van de activiteiten. Indien aan de feitelijke bestuurders een kennelijk grove fout kan worden verweten die heeft bijgedragen tot het faillissement, zullen ook zij tot betaling van (een deel van) het passief van de failliete vennootschap kunnen worden veroordeeld. Zoniet geldt de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid. (D) (4) Geen causaal verband tussen onderkapitalisatie en faillissement Een causaal verband tussen onderkapitalisatie en faillissement moet niet worden aangetoond. De omstandigheid dat nog andere oorzaken het faillissement hebben veroorzaakt zoals het instorten van de markt, het faillissement van de voornaamste klant, heeft in beginsel geen invloed op de aansprakelijkheid van de oprichters. Zoals reeds gemeld, moet de beoordeling gebeuren rekening houdend met de gegevens en inlichtingen die de oprichters hadden of redelijkerwijze hadden moeten hebben op het moment van de oprichting. Werd het faillissement veroorzaakt door externe omstandigheden die niet te voorzien waren op het moment van de oprichting, dan zullen de oprichters vrijuit gaan. (d) Omvang van de aansprakelijkheid De oprichters zijn, in tegenstelling tot het gemeen recht, niet louter aansprakelijk voor de schade die in oorzakelijk verband staat met de onderkapitalisatie. Zij zijn gehouden, naar een verhouding die de rechter bepaalt, tot de verbintenissen van de vennootschap. De rechter moet dus in beginsel, wanneer hij de kennelijke onderkapitalisatie vaststelt, het passief ten laste leggen van de oprichters, maar beschikt wel over een matigingsbevoegdheid die hij op soevereine wijze uitoefent. In vele gevallen worden de oprichters veroordeeld tot vergoeding van het gehele passief. Andere rechters komen origineler uit de hoek en veroordelen de

oprichters tot het verschil tussen het kapitaal dat ze de vennootschap hebben toegewezen en datgene dat ervoor noodzakelijk was. Deze benadering leunt nauwer aan bij de toepassing van de normale causaliteitsleer, aangezien de toename van het passief die gebeurlijk het gevolg is van nietvoorzienbare omstandigheden tijdens het bestaan van de vennootschap of van het bestuur van de vennootschap, niet aan de oprichters worden toegerekend. Een enigszins verwante, doch bedrijfseconomisch weinig onderbouwde benadering is terug te vinden in een vonnis van de Rechtbank van Koophandel te Hasselt. De rechtbank stelde vast dat het kapitaal slecht één achtste bedroeg van het noodzakelijke kapitaal, en veroordeelde de oprichters bijgevolg tot betaling van tot zeven achtsten van de schulden van de vennootschap. Niettegenstaande de hoofdelijke gehoudenheid van de oprichters, heeft de rechter de mogelijkheid om de onderlinge gehoudenheid van de oprichters te bepalen en een ongelijke verdeling tussen de oprichters op te leggen. Dit leidt bijgevolg tot een onderscheid tussen de hoofdelijke schadeplicht van elke oprichter tegenover de eiser (obligo) en de interne verdeling van de schadeplicht tussen de oprichters onderling (contributio). Bij de verdeling van de onderlinge bijdrageplicht kan de rechter rekening houden met ieders aandeel in het maatschappelijk kapitaal en met eventuele voorschotten die aan de vennootschap werden verleend of met het misleidend en frauduleus gedrag van één van de oprichters. Deel 3. : Uitwerking van een financieel plan. 1. De financieringstabel De financieringstabel is een instrument dat in het bijzonder ontworpen werd om het evenwicht "behoeften middelen" van de onderneming te berekenen met het oog op een beleid gedurende een zekere periode. Het belang van de tabel bestaat erin dat het mogelijke incoherenties opspoort in de verkoopvooruitzichten, de kostenprognoses, de investeringsplannen en de financiële middelen waarover men zou kunnen beschikken. De tabel verantwoordt het kapitaal van de op te richten vennootschap. Daartoe dient: 1. De voorgenomen bedrijvigheid te worden beschreven, d.w.z. het activiteitenprogramma van de oprichters (business plan). Deze opsomming van activiteiten bevat gegevens over het toepassingsgebied, de concurrentie, de nodige materiële en menselijke middelen, een beschrijving van te halen doelstellingen, de regelgevingen; 2. De omzet te worden geraamd op basis van de sector waarin men actief is en een schatting te worden gemaakt van het te realiseren activiteitenvolume; 3. Een voorlopige resultatenrekening te worden opgesteld, die het rentabiliteitsvooruitzicht van de onderneming berekent. De rentabiliteit is onontbeerlijk voor de continuïteit van de onderneming en het behoud van voldoende financiële middelen; 4. Het financieel plan zegt waar zich bevinden : A. De behoeften het bedrag van de aan te schaffen uitrusting = investering in vast kapitaal;

het noodzakelijke bedrijfskapitaal = vlottend kapitaal; de geldelijke behoeften. B. De middelen interne: de eigen middelen die de oprichters ter beschikking van de vennootschap moeten stellen; externe: investeringskrediet; krediet te bekomen bij kredietinstellingen; leverancierskrediet. C. De waarborgen of borgtochten die kunnen verleend worden door de vennootschap, door de vennoten. 2. De financiële structuur De inhoud van het financieel plan is niet bij wet vastgelegd. Er dient rekening te worden gehouden met: 2.1. Permanente middelen Rekening houden met de middelen die de oprichters ter beschikking stellen van de onderneming. 2.2. De vaste activa De noodzakelijke vaste activa moeten uitvoerig beschreven worden: terreinen en gebouwen, bedrijfsmaterieel, meubilair, rollend materieel, overige vaste activa; oprichtingskosten, immateriële waarden. D.m.v. een aangepast schema, aanduiden per investering: de aanschaffingswaarde; het afschrijvingspercentage voor elke categorie; de berekening van de afschrijving; de netto af te schrijven waarde. 2.3. De omzet Voor iedere maand een verkoopprognose zonder BTW opmaken per sector en dit gedurende minstens 36 maanden op basis van een marktstudie en een aangepast onderzoek. 2.4. De voorraad De voorraad moet aangelegd worden in functie van verscheidene criteria: de normale dekking van grond en hulpstoffen; de gemiddelde fabricatiecyclus; de normale rotatie van het gereed product of de handelsgoederen in voorraad. De basisvoorraden zijn deze die van bij de start noodzakelijk en voldoende zijn en die: niet te veel kapitaal vastleggen;

voor de productie geen risico inhouden van gebrek aan voorraad; toelaten dat de leveringstermijnen aan cliënten kunnen gerespecteerd worden. De voorraden hangen af van verschillende factoren: de leveringstermijnen van de leveranciers; de mogelijkheid tot regelmatige levering of niet; de duur van de fabricatiecyclus; de gemiddelde rotatie van de goederen in voorraad; het verkoopbeleid: verkoop op voorraad of op bestelling. Al deze factoren (dekkingen, cycli en rotatie) moeten worden uitgedrukt in tijd (maanden of dagen) teneinde het bedrag van de verschillende posten van de basisvoorraad te kunnen berekenen. Aangezien de dekkingen van grondstoffen verbonden zijn met de internationale economische conjunctuur, kan er vanzelfsprekend geen enkele steeds geldige coëfficiënt, verband of ratio vastgelegd worden. Elke situatie dient te worden geanalyseerd naargelang van de periode waarin ze zich voordoet, want wijzigingen binnen eenzelfde onderneming kunnen zeer belangrijk zijn in de tijd, zelfs op relatief korte termijn. Voorraadelementen Bedrag maandelijkse behoeften Rotatie in maanden/ in dagen Bedrag van de basisvoorraad Handelsgoederen X maanden/dagen Z Grondstoffen X maanden/dagen Z Hulpstoffen X maanden/dagen Z Goederen X maanden/dagen Z In productie X maanden/dagen Z TOTAAL TOTAAL 2.5. Het leverancierskrediet De voorwaarde van het leverancierskrediet is veranderlijk naargelang van de bedrijvigheid en de betrekkingen tussen de personen. De termijn van het bekomen krediet zal een zekere weerslag hebben op de financiële behoeften en de kasgeldbehoeften. De omvang van het leverancierskrediet, of de passiva op korte termijn kan worden bepaald in functie van de vastgestelde behoeften in handelsgoederen, grondstoffen, hulpstoffen en de voorziene gefactureerde kosten (uitgaven). 2.6. Betalingswijze van de cliënten Over het algemeen worden de facturen naar de cliënten verstuurd op het ogenblik van het verzenden van de handelsgoederen. Wanneer eindigt de interne cyclus (opslaan) en begint de cyclus cliëntenkrediet? De facturen kunnen worden voldaan: contant, op de overeengekomen vervaldag;

met cheques, overschrijvingen; met geaccepteerde en verdisconteerbare wissels; volgens een afbetalingssysteem met voorschotten; d.m.v. financiering door een kredietinstelling. Deze zeer verschillende betalingswijzen hebben een belangrijke invloed op de financiële structuur en de kasgeldstructuur van de onderneming in oprichting. 3. Opstelling Het opstellen van een financieel plan vereist: een ontwerp van resultatenrekening; een technische balans; een financieel plan. 3.1. De resultatenrekening Aan de hand hiervan kan het rentabiliteitsvooruitzicht van de vennootschap worden onderzocht. De verschillende posten van het resultaat worden geconcretiseerd. Op die manier krijgen we een beeld van de mogelijkheden voor autofinanciering. REK JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3 A Omzet Verkopen 70 Beginvoorraad 0.. Aankopen van de periode 60... Eindvoorraad ()... B Kostprijs van de verkopen... C Bruto winstmarge... Af te trekken bedrijfskosten:. Personeelskosten 62. Diensten en diverse goederen 61.Afschrijvingen waardevermindering 63. Voorzieningen voor risico s en kosten 63. Taksen en belastingen 64 D Totaal bedrijfskosten... E Toe te voegen : bedrijfsopbrengsten 74 F Bedrijfsresultaat G Af te trekken: financiële kosten 65... Toe te voegen : financiële opbrengsten 75 H Bruto resultaat I Af te trekken: belastingkosten 67... J Te bestemmen resultaat A B C

Project resultaatverwerking Resultaat van het boekjaar Overdracht vorige boekjaren Wettelijke reserve Onbeschikbare reserve Beschikbare reserve Vergoeding van het kapitaal Vergoeding van vennoten Andere vergoedingen Einde 1e jaar Einde 2e jaar Einde 3e jaar A B C 3.2. De technische balans De technische balans vat de basisvoorwaarden kort samen en toont het verschil van het kasgeld aan. 3.2.1. De vaste activa Het bedrag van de investeringsbehoeften wordt berekend op basis van het plan, de behoeften, de prijslijsten en offertes van leveranciers gewaardeerd tegen aankoopprijs. 3.2.2. Basisvoorraad De voorraad wordt vastgelegd rekening houdend enerzijds met de hoeveelheden die moeten aangekocht worden om het verkoopbudget te realiseren en anderzijds met de bevoorradingsen veiligheidscoëfficiënt. Voorbeeld in BEF! (niet EUR): Geraamde maandelijkse verkopen 1 500 000 excl. BTW Aankoopbehoeften (winstmarge = 50% op AP) = (1.500.000 * 100) = 1.000.000 BEF 150 Bevoorradingstermijn = 15 dagen + veiligheid 1 week. = Totaal 22,5 dagen Coëfficiënt = 22,50 = 75% 30 Basisvoorraad = 1.000.000 * 75% = 750.000 BEF. 3.2.3. Vorderingen cliënten Het door de cliënten verschuldigde bedrag houdt rekening met de toegestane betalingstermijn voor facturen. Voorbeeld: Geraamde verkopen per maand 1.500.000 BEF excl. BTW; d.i. een bedrag (BTW 21 % inbegrepen) van 1.815.000 BEF.

De oprichters winnen inlichtingen in en achten het waarschijnlijk dat 25% van de verkopen contant zullen betaald worden en 75% na 30 dagen, op het einde van de maand, hetzij een kredietgemiddelde van 45 dagen. Bedrag van het te financieren krediet = Verkopen op krediet: 1.815.000 * 75 % = 1.361.250 * 45/30 = 2.041.875 BEF 3.2.4. Krediet bekomen (of te bekomen) van de leveranciers Het aan de leveranciers verschuldigde bedrag houdt rekening met de toegestane betalingstermijnen voor facturen. Voorbeeld De oprichters winnen inlichtingen in en achten het waarschijnlijk dat 20 % van de leveranciers onmiddellijke betaling van de facturen eisen en dat 80 % van de leveranciers een uitstel van 30 dagen na factuurdatum toestaan. Geraamde aankopen: 1.000.000 * 121 % = 1.210.000 BEF. Bedrag waarvoor een krediet op 30 dagen wordt toegestaan = 1.210.000 * 80% = 968.000 BEF. 3.2.5. Eigen middelen De oprichters zijn van plan de vennootschap op te richten met een minimum kapitaal van 750.000 BEF. 3.2.6. Bedrijfskapitaal Kasgeld De opstartkosten voor notaris, waarborg Belgacom, elektriciteit, huurwaarborgen en eerste diverse uitgaven vereisen een kasvoorraad van 200.000 BEF. Technische balans Activa Bij oprichting Voorbeeld Vaste activa (aanschaffingswaarde) Basisvoorraad Vordering cliënten Kasgeld onmiddellijke behoefte 900.000 750.000 2.401.875 200.000 Passiva Voorgestelde eigen middelen Leverancierskrediet Financiering (rollend materieel) Overschot aan kasgeld Tekort aan kasgeld A Totaal activa 3.891.875 750 000 968 000 450 000 B Totaal passiva 2 168 000 B > A A > B 1.723.875