Tarief bij inhouding

Vergelijkbare documenten
HRo - Loonbelasting -- Deel 4

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2012

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2012

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loon administratie 2011

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie Uitgave januari

Inhoud. 1 Inleiding 4

1. Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)

Inhoud. 1 Inleiding 2

januari 2019 de redactie uitgever & redactieadres Wolters Kluwer Postbus GA Deventer

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2015

De belastingplichtige krijgt dan een positieve/negatieve aanslag IB opgelegd.

Wet uniformering loonbegrip

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2017

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Wet Uniformering Loonbegrip Per 1 januari 2013

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2014

SALARISSTROOK WGI Iedere maand ontvangen werknemers van Werkgeversinstituut (WGI) een salarisbetaling en een salarisstrook.

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 20 april Rapportnummer: 2011/120

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Herleidingsregels Loonbelasting/ premie volksverzekeringen 2015

Loonheffingen. Loonheffing. Afdrachtverminderingen. Besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB 2011/664M, Staatscourant 7 juli 2011, nr.

Herleidingsregels Loonbelasting/ premie volksverzekeringen 2016

1 Belastingjaar 2016

Overzicht tarieven box 1. Belastingjaar 2017

Uitleg Salarisstrook!

Wet uniformering loonbegrip

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

TOELICHTING OP DE FOM-SALARISSTROOK

Belastingdienst. Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2019

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Heffingskortingen 2016

Uitwerking examentraining BKL Loonheffingen 2018/2019

Wijzigingen in de loonheffingskorting 2019 voor niet-inwoners van Nederland

Regeling zorgverzekering

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2016

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2018

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Als u 65 jaar of ouder bent

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2017

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Uitleg salarisstrook. HR Services. Challenge the future

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Groene dagtabel Loonbelasting en premie volksverzekeringen 2010

Loonheffingen Nationaal. Datum: januari/februari 2013

SRA-Praktijkhandreiking

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

9 november Mr. Gerrie de Hoop

Uitwerking examentraining BKL Loonheffingen 2016/2017

Groene maandtabel Loonbelasting en premie volksverzekeringen 2010

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Belastingplan Vs

Voorlopige wijziging bedragen WWB, IOAW en IOAZ per 1 januari 2012

Prinsjesdag 2017: wijzigingen voor de loonheffingen en de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Syllabus. IB en het cafetariasysteem - uitwerkingen

Witte maand tabel loonbelasting/premie volksverzekeringen 2015

Uitleg salarisstrook b+p Belastingadviseurs, versie

Wijziging bedragen WWB, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 juli 2006

Op je loonstrook staan veel termen en afkortingen. Hier vind je een overzicht van de meest voorkomende begrippen met daarbij waar nodig een uitleg.

Wat zijn loonheffingen?

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Groene dagtabel Loonbelasting/ premie volksverzekeringen 2011 (Uitgave januari) Belastingdienst

Witte dag tabel loonbelasting/premie volksverzekeringen 2014

Loonheffingen. In deze mededeling vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Witte maand tabel loonbelasting/premie volksverzekeringen 2015

Tabellen Inkomstenbelasting St. Maarten 2013

Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Witte maandtabel. Loonbelasting en premie volksverzekeringen

Witte maand tabel loonbelasting/premie volksverzekeringen 2014

1. Inkomstenbelasting/premie

Uitleg van de salarisspecificatie koloms salarisspecificatie Raet HR Easy en Payroll Direct

Loonheffingen. Loonheffing. Afdrachtverminderingen

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

Wijziging bedragen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 juli 2011

Op het bovenstaande geldt een aantal uitzonderingen. Niet verzekerd zijn de volgende categorieën ingezetenen:

Belastingdienst. Nieuwsbrief Loonheffingen 2016

Uitleg van de salarisspecificatie Liggende matrix salarisspecificatie Raet HR Easy en Payroll Direct

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N. Nr. DB2011/447M 's-gravenhage, 30 december 2011 Staatscourant 30 december 2011, nr.

Belastingdienst. Loonberekening Voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) en loontijdvakkensystematiek

Loonbelastingtabellen Sint Maarten 2017

Deel 1. Deel 2. Deel 3

Loonbelastingtabellen Sint Maarten 2015

Loonbelastingtabellen Sint Maarten 2018

Groene maandtabel loonbelasting/ premie volksverzekeringen Voor de inhouding op de Anw- en de AOW-uitkering (Uitgave januari) Belastingdienst

Compensatieregelingen Nederland met België en Nederland met Duitsland

Rekenregels en handleiding loonheffingen over bijstands - uitkeringen 2011

Gelet op de artikelen 49 en 50 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen;

Transcriptie:

Tarief LB 10-1 Hoofdstuk 9 Tarief bij inhouding 9.1 Algemeen 9.2 Tarief 9.3 Heffingskortingen 9.4 Loonbelasting- en premietabellen 9.5 De berekening van het tabelloon 9.6 De berekening van het nettoloon 9.7 Brutering 9.1 Algemeen In dit hoofdstuk komt het en de structuur van de loonbelasting aan de orde zoals die van de werknemer wordt geheven door middel van inhouding. De loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dat is geregeld in art. 9:2, lid 1, onderdeel a IB. De tarieven voor de in te houden loonbelasting zijn nagenoeg gelijk aan die voor de inkomstenbelasting. Het is opgebouwd uit 4 schijven. In iedere volgende schijf geldt een hoger percentage. Dit wordt ook wel een progressief genoemd. Dit (progressieve) is, ter vergemakkelijking van de heffing, verwerkt in zogenaamde loonbelastingtabellen die per loontijdvak door de Minister zijn gepubliceerd. In deze loonbelastingtabellen zijn ook de belangrijkste heffingskortingen voor de loonbelasting verwerkt. De over een loontijdvak verschuldigde loonbelasting wordt berekend over het genoten tabelloon in het betreffende loontijdvak. De verschuldigde belasting kan direct uit de loonbelastingtabel worden afgelezen.

Tarief LB 10-2 9.2 Tarief Het voor de loonbelasting is een jaar. Dit blijkt uit art. 20, lid 1 LB. Hetzelfde geldt voor de heffingskortingen. De over een loontijdvak van een jaar verschuldigde belasting is het bedrag van de over het kalenderjaar berekende belasting, verminderd met het bedrag van de heffingskorting voor de loonbelasting. Op grond van art. 20, lid 2 LB kan het bedrag van de heffingskorting daarbij nooit hoger zijn dan het bedrag van de verschuldigde loonbelasting. Het bedrag van de loonbelasting wordt bepaald aan de hand van de in art. 20a LB opgenomen tabel Bij een belastbaar loon van meer dan maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat I II III IV 19.982 8,90% 19.982 33.791 1.778 13,15% 33.791 67.072 3.593 40,80% 67.072 17.171 52,00% De in het eerste lid vermelde bedragen worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen die krachtens artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in artikel 2.10 van die wet vermelde bedragen. Deze hiervoor opgenomen tabel geldt overigens alleen voor in Nederland wonende werknemers en buitenlandse werknemers met een binnenlands inkomen en die op 1 januari 1946 of daarna zijn geboren. Voor de werknemers die vóór 1 januari 1946 zijn geboren geldt een andere tabel die in art 20b LB is opgenomen. In de hiervoor genoemde tabel is nog geen rekening gehouden met de eventueel verschuldigde premies voor de algemene ouderdomsverzekering (AOW), de nabestaandenverzekering (ANW) en de wet langdurige zorg (WLZ). Deze verzekeringen vormen samen de

Tarief LB 10-3 premie volksverzekeringen. Indien de werknemer verzekerd is voor de hiervoor genoemde verzekeringen wordt, op grond van art. 21, onderdeel b LB, het belasting van de eerste twee schijven verhoogd met het percentage voor deze verzekeringen dat wordt genoemd in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Voor de gezamenlijke heffing van de verschuldigde loonbelasting en de hiervoor genoemde premies bedragen de gecombineerde heffingspercentages in de eerste en tweede schijf dan respectievelijk 36,55% en 40,80%. Werknemers van de AOW gerechtigde leeftijd en ouder betalen minder premies. De gecombineerde heffingspercentages (loonheffing) in de eerste en tweede schijf bedragen in dat geval dan respectievelijk 18,65 % en 22,90%. Inflatiecorrectie Voor de inkomstenbelasting worden de bedragen van het schijven en de heffingskortingen jaarlijks bijgesteld door vermenigvuldiging met een tabelcorrectiefactor, die berekend wordt aan de hand van de prijsontwikkeling van de gezinsconsumptie. Deze inflatieaanpassing in de inkomstenbelasting werkt op grond van art. 20a, lid 2 LB automatisch door in de loonbelasting, waardoor het voor beide belastingen gelijk blijft. 9.3 Heffingskortingen De loonbelasting is een persoonlijke belasting. Dat betekent dat er bij de heffing in zekere mate rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Dat gebeurt in de loonbelasting door een korting te geven op de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen, de zogenaamde heffingskorting. Een heffingskorting is een vast bedrag waarmee de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen worden verminderd nadat die zijn berekend/vastgesteld over het genoten tabelloon.

Tarief LB 10-4 In de loonbelasting wordt rekening gehouden met zes van de vele heffingskortingen die in de inkomstenbelasting bestaan. Dit zijn de heffingskortingen waarvan de inhoudingsplichtige gemakkelijk kan vaststellen of de werknemer daarvoor in aanmerking komt. In het onderdeel inkomstenbelasting van de Handleiding Belastingrecht komen de heffingskortingen ook uitgebreid aan de orde. De heffingskortingen in de loonbelasting De heffingskortingen voor de loonbelasting zijn de volgende: 1. de algemene heffingskorting; 2. de arbeidskorting; 3. de werkbonus 4. de jonggehandicaptenkorting; 5. de ouderenkorting; 6. de alleenstaande ouderenkorting; Deze zes heffingskortingen vormen samen de standaardloonheffingskorting. Op grond van art. 21a LB bestaat de standaardloonheffingskorting uit een belastingdeel en een premiedeel, die naar rato verdeeld zijn tussen de berekende loonbelasting en de premie volksverze-keringen. Elke werknemer die aan de voorwaarden voldoet, heeft recht op de loonheffingskorting. De werknemer moet de inhoudingsplichtige schriftelijk verzoeken de loonheffingskorting toe te passen, Werknemers van de AOW gerechtigde leeftijd en ouder die geen AOW-premie meer verschuldigd zijn, krijgen hierdoor een lagere heffingskorting dan werknemers die jonger zijn. De heffingskorting in de loonbelasting kan op grond van art. 23 lid 1 LB slechts in één dienstbetrekking dan wel tegenover één inhoudingsplichtige geldend worden gemaakt. Wanneer de werknemer tegelijkertijd meer dan één dienstbetrekking vervult, zal hij schriftelijk zijn keuze aan de inhoudingsplichtige kenbaar moeten.

De algemene heffingskorting Tarief LB 10-5 Deze korting bedraagt op grond van art. 22 LB maximaal 2.242 per jaar. Vanaf 1 januari 2014 is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk gemaakt 1. Dat betekent dat voor 2017 vanaf een inkomen van 19.982 de algemene heffingskorting lager wordt naarmate het belastbare loon stijgt. De algemene heffingskorting kan afnemen tot nihil,-. De algemene heffingskorting en de afbouw daarvan zijn verwerkt in de tijdvaktabellen en de rekenregels. Iedere werknemer heeft recht op deze algemene heffingskorting. In de loonbelastingtabellen is in de kolom met loonheffingskorting met deze korting rekening gehouden. In de maandtabel is dat dan bijvoorbeeld een (maximale) vermindering van het belastingbedrag van 1/12 x 2.253= 187,75. Voor werknemers ouder dan de AOW gerechtigde leeftijd wordt de heffingskorting naar rato verminderd in verband met het niet verschuldigd zijn van de premie AOW (zie hiervoor bij het onderdeel heffingskortingen in de loonbelasting). De arbeidskorting Deze korting bedraagt op grond van art. 22a LB een percentage van het loon uit tegenwoordige arbeid. Onder tegenwoordige arbeid wordt hier verstaan: de arbeid verricht in (tegenwoordige) dienstbetrekkingen en wat daarmee gelijkgesteld wordt. Als loon uit tegenwoordige arbeid wordt aangemerkt: 1. loon wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid met uitzondering van: WAO/WIA-uitkeringen Waz-uitkeringen (behalve uitkeringen in verband met bevalling) Wet Wajong-uitkeringen uitkeringen op grond van buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die naar aard en strekking overeenkomen met de WAO/WIA, Waz of Wet Wajong 1 Zie de MvT Belastingplan 2014, Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 3Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 3

Tarief LB 10-6 2. uitkeringen voor de financiering van loopbaanonderbreking (Wet arbeid en zorg) en uw eventuele aanvullingen hierop 3. loon waarvoor de inhoudingsplichtige een betalingsverplichting heeft aan de werknemer die tijdelijk inactief is door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de inhoudingsplichtige komt voor een tijdvak van maximaal 104 weken. Daarna is dit loon uit dus loon uit vroegere dienstbetrekking. 4. loon genoten als garantieloon in de zin van art 7: 628a BW; het betreft hier loon voor oproepkrachten zonder werkgarantie bij een oproep voor minder dan 3 uur. De arbeidskorting wordt berekend over het loon uit tegenwoordige arbeid en bedraagt: 1,772%, voor zover het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking 9.309 of lager is 28,317%, voor zover het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking hoger is dan 9.309 echter maximaal 3.223 Afbouw arbeidskorting met 3,6% van het loon boven 32.444. De afbouw is 3.223 als het loon meer is dan 121.972. Voor werknemers ouder dan de AOW leeftijd wordt de heffingskorting naar rato verminderd in verband met het niet verschuldigd zijn van de premie AOW. De werkbonus. De werkbonus is onderdeel van de loonheffingskorting. Hiertoe is art 22a bis LB in de wet opgenomen. Voor toepassing van de werkbonus in de loonbelasting gelden als voorwaarden: De werknemer geniet loon uit tegenwoordige dienstbetrekking Hij is bij het begin van het kalenderjaar tenminste 63 jaar, maar nog geen 64 jaar oud. Ook deze heffingskorting is inkomensafhankelijk. De werkbonus is verwerkt in de witte tijdvaktabellen en de rekenregels. De werkbonus bedraagt: a. 58,100% van het loon uit tegenwoordige arbeid voor zover dat meer bedraagt dan 17.327, met een maximum van 1.119, ver-

Tarief LB 10-7 minderd, doch niet verder dan tot nihil, met: b. 10,567% van het loon uit tegenwoordige arbeid voor zover dat meer bedraagt dan 23.104. De werkbonus is vanaf 1 januari 2015 gefaseerd afgeschaft voor nieuwe gevallen en komt per 2018 helemaal te vervallen. De jonggehandicaptenkorting Iedereen die een Wajong-uitkering ontvangt, heeft recht op de jonggehandicaptenkorting. Deze korting bedraagt op grond van art. 22aa LB 722 op jaarbasis. Deze korting is niet in de loonbelastingtabellen verwerkt. Deze korting mag ook toegepast worden als de werknemer wel recht heeft op een Wajong-uitkering, maar deze niet ontvangt omdat hij nog andere inkomsten heeft. Deze werknemer krijgt hierover een brief van het UWV die hij vervolgens aan de werkgever kan overhandigen. De werkgever kan op basis van deze brief de betreffende korting toepassen. De ouderenkorting De ouderenkorting is van toepassing op de werknemer van de AOW leeftijd en ouder. De ouderenkorting kan met ingang van de eerste loonbetaling in de maand waarin de werknemer de AOW leeftijd bereikt worden toegepast. De ouderenkorting bedraagt op grond van art. 22b LB De ouderenkorting bedraagt 1.292 indien de werknemer een tijdvakloon heeft dat op jaarbasis niet meer bedraagt dan 36.057. De ouderenkorting bedraagt 71 indien de werknemer een tijdvakloon heeft dat op jaarbasis meer bedraagt dan 36.057. De inhoudingsplichtige kan aan de hand van de leeftijd die hem door de identificatie van zijn werknemer bekend is eenvoudig vaststellen of de werknemer hiervoor in aanmerking komt.

De alleenstaande ouderenkorting Tarief LB 10-8 Als de werknemer recht heeft op de ouderenkorting én hij geniet een AOW-uitkering voor alleenstaanden, dan heeft de werknemer ook recht op de alleenstaande ouderenkorting. Deze korting bedraagt op grond van art. 22c LB 438 op jaarbasis. De ouderenkorting en de aanvullende ouderenkorting zijn beide in de tabellen verwerkt. Uitsluitend de Sociale verzekeringsbank die de AOW-uitkeringen betaalt, kan op schriftelijk verzoek van de werknemer de alleenstaande-ouderenkorting toepassen. Daarvoor bestaat een speciale groene tabel. De levensloopverlofkorting (overgangsrecht levensloop) De werknemer aan wie levenslooploon als bedoeld in art. 19g LB wordt uitbetaald, heeft op grond van art. 22ca LB recht op levensloopkorting van 210 voor elk kalenderjaar waarin hij gespaard heeft in het kader van een levensloopregeling. Deze korting kan echter niet hoger zijn dan het opgebouwde levenslooploon. De korting wordt overigens op grond van art. 22ca, lid 2 LB (vervallen) verminderd met de bedragen aan levensloopverlofkorting die de werknemer in voorafgaande loontijdvakken reeds heeft genoten. Deze korting kan door het vervallen van de levensloop niet meer worden opgebouwd, Zie hoofdstuk 7. Tijdstip bepalen heffingskorting Voor de hoogte van de heffingskorting is op grond van art. 24 LB beslissend de toestand op het tijdstip waarop de belasting moet worden ingehouden. Voor de ouderen- en aanvullende ouderenkorting is echter beslissend de toestand aan het einde van de kalendermaand waarin de belasting moet worden ingehouden.

9.4 Loonbelasting- en premietabellen Tarief LB 10-9 In paragraaf 1 van dit hoofdstuk hebben we kunnen lezen dat de loonbelasting een voorheffing is op de inkomstenbelasting en dat de tarieven voor de loonbelasting gelijk zijn aan die voor de inkomstenbelasting. In de inkomstenbelasting wordt de verschuldigde belasting en de op aanslag verschuldigde premie volksverzekeringen berekend aan de hand van het zogenaamde schijven. In het hierna opgenomen voorbeeld wordt de werking van dit schijven toegelicht. Schijven Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat I II III IV 19.982 8,90% 19.982 33.791 1.778 13,15% 33.791 67.072 3.593 40,80% 67.072 17.171 52,00% Voorbeeld Stel een in Nederland wonende werknemer jonger dan de AOW leeftijd heeft over het jaar 2017 een belastbaar bedrag van 60.000. Aan inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is hij dan verschuldigd: Het belastbare bedrag omvat schijf 1 en 2 van 33.791 tezamen en een gedeelte van schijf 3 van 60.000 -/- 33.791 = 26.209 Over de 1e schijf is verschuldigd: 8,90 % IB + 27,65% (AOW, ANW en WLZ) = 36,55 % Over de 2e schijf is verschuldigd:13,15% IB + 27,65% (AOW, ANW en WLZ) = 440,8 % Over de 3e schijf is verschuldigd: 40,8% IB, dit bedrag bestaat uit uitsluitend inkomstenbelasting.

Tarief LB 10-10 Eerste schijf Belasting en premies 19.982 * 36,55% 7.303 Tweede schijf: 33.791-/- 19.982= 13.809*40,80% 5.634 Derde schijf 60.000-/- 33.791= 26.209*40,80% 10.693 Totaal berekende belasting 23.630 De aldus berekende belasting wordt vervolgens verminderd met de van toepassing zijnde heffingskortingen. Loonbelasting- en premietabellen Zouden nu de in te houden loonbelasting en de in te houden premie volksverzekeringen op dezelfde wijze handmatig moeten worden berekend als in het hiervoor genoemde voorbeeld, dan zou dit tot bewerkelijke berekeningen leiden. Het loon wordt normaliter immers niet per jaar, maar over verschillende loontijdvakken genoten, zoals per maand of per vier weken. Daarom zijn er voor de dagelijkse praktijk door de Minister tijdvaktabellen vastgesteld. Dit is gebaseerd op art. 25, lid 2 LB. Op deze manier zijn de volgende tijdvaktabellen tot stand gekomen: - de kwartaaltabel - de maandtabel - de vierwekentabel - de weektabel - de dagtabel. In deze tijdvaktabellen is, op grond van art. 25, lid 1 LB, het jaar omgerekend (herleid) naar een dat past bij het betreffende loontijdvak. Hetzelfde geldt voor de heffingskortingen. Zoals reeds in paragraaf 1 van dit hoofdstuk is beschreven kan hierdoor de over een loontijdvak verschuldigde loonbelasting/ premie volksverzekeringen direct uit de betreffende tijdvaktabel worden afgelezen. Inhoudingsplichtigen die voor de loonadministratie gebruik maken van een geautomatiseerd systeem, kunnen, in plaats van de tijdvakta-

Tarief LB 10-11 bellen, gebruik maken van de door de Minister opgestelde zogenaamde rekenregels voor de berekening van de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen. Witte en groene loonbelasting- en premietabellen De hiervoor genoemde tijdvaktabellen zijn beschikbaar in twee in verschillende kleuren: - witte tabellen; en - groene tabellen. Het verschil tussen de twee hiervoor genoemde tabellen bestaat uit de heffingskortingen die in iedere tabel zijn verwerkt. Zie onderstaand overzicht. Een belangrijke overeenkomst is dat in beide tabellen voor werknemers van de AOW leeftijd en ouder een aparte kolom is opgenomen. Dit omdat deze werknemers geen AOW-premie meer verschuldigd zijn. heffingskorting Witte tabel Groene tabel algemene heffingskorting X X ouderenkorting X X arbeidskorting X werkbonus X alleenstaandeouderenkorting * jonggehandicaptenkorting ** ** levensloopverlofkorting ** ** * Deze korting is verwerkt in een tabel speciaal voor de Sociale Verzekeringsbank **Deze korting berekent de inhoudingsplichtige zelf en trekt die af van het tabelbedrag Herleidingsregels In een aantal met name grensoverschrijdende situaties komt het voor dat de werknemer alleen belastingplichtig of alleen premieplichtig is. In deze situaties kunnen de witte en groene tabellen niet direct worden toegepast. In deze gevallen moet de verschuldigde heffing, nadat ze is afgelezen in de betreffende tijdvaktabel, worden omgerekend

Tarief LB 10-12 met de zogenaamde herleidingsregels. De verschuldigde heffing volgens de tijdvaktabel en ook de heffingskorting worden in deze gevallen met een formule herleid. De waarden in deze formules zijn zodanig vastgesteld dat rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie waarin de werknemer verkeert, zoals een beperkte belasting- of premieplicht. Witte tabellen Witte tabellen moeten op grond van art. 3 lid 1 Uitv.reg. loonbelasting- en premietabellen 1990 worden toegepast op loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (en wat daarmee op één lijn wordt gesteld): - loon uit tegenwoordige dienstbetrekking - (doorbetaald) loon bij arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 24 maanden Als dit loon uitsluitend bestaat uit WAO/WIA-, Wet Wajong- of Wazuitkeringen of soortgelijke buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, is de groene tabel van toepassing. - ZW- en WAZO-uitkeringen die UWV rechtstreeks aan de werknemer betaalt - loon gedurende inactiviteit van maximaal 24 maanden omdat de werknemer het afgesproken werk niet kan uitvoeren.inactiviteit van de werknemer kan bijvoorbeeld ontstaan door weersomstandigheden, onvoldoende orders, gebrek aan productiegrondstoffen, bedrijfsstoringen, brand of ziekte of overlijden van de werkgever. - loon voor oproepkrachten zonder werkgarantie als zij opgeroepen worden voor minder dan 3 uur per oproep en er geen afspraken met de werknemer zijn gemaakt over het aantal uren dat hij minimaal werkt - sociale verzekeringsuitkeringen (ZW, WAO/WIA en WAZ) die de inhoudingsplichtige namens UWV doorbetaalt aan de werknemer samen met het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en/of een eventuele aanvulling. - Hierop zijn 2 uitzonderingen: - De werknemer krijgt eerst een WW-uitkering en daarna een ZWuitkering. Voor beide uitkeringen geldt de groene tabel. - De werknemer krijgt een ZW-uitkering op grond van een vrijwillige verzekering. Voor de ZW-uitkering geldt de groene tabel. - loon dat UWV doorbetaalt, als gevolg van betalingsonmacht van de werkgever (artikel 61 WW) - levensloopverlofopnamen, als de werknemer op 31 december 2016 nog

Tarief LB 10-13 geen 61 jaar is Als de werknemer op 31 december 2016 61 jaar of ouder is geldt de groene tabel gebruiken. - uitkeringen bij overlijden, ter compensatie van aanspraken op grond van een levensloopregeling - uitkeringen voor de financiering van loopbaanonderbreking (Wet arbeid en zorg) en eventuele aanvullingen van de inhoudingsplichtige hierop Met ingang van 1 januari 2013 worden bij de Wet uniformering loonbegrip de volgende uitkeringen gelijkgesteld met loon uit tegenwoordige arbeid, zie art. 22a lid 3 LB. - loon waarvoor de inhoudingspichtige als werkgever een betalingsverplichting heeft aan een werknemer die tijdelijk inactief is, als bedoeld in artikel 628 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit geldt uitsluitend gedurende de eerste 104 weken daarna is sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking. - loon voor oproepkrachten zonder werkgarantie bij een oproep voor minder dan 3 uur. Hier is sprake van loon genoten als garantieloon als bedoeld in artikel 628a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; De werkgever moet hier tenminste drie uren betalen. - loon en Ziektewetuitkeringen die de werkgever ingevolge art. 7:629 BW bij ziekte of zwangerschap maximaal 2 jaar doorbetaalt of zolang de dienstbetrekking nog duurt - WAZO-uitkeringen tijdens verlof en aanvullingen hierop door de werkgever uitbetaald. Daarnaast zijn er nog speciale witte tabellen voor werknemers die recht hebben op vakantiebonnen. Omdat deze werknemers geen loon doorbetaald krijgen tijdens hun verlof, kunnen zij, als gebruik wordt gemaakt van de gewone witte tabellen, in onvoldoende mate gebruik maken van de standaardloonheffingskorting van art. 21c LB. Dit probleem is door de wetgever opgelost door het vaststellen van speciale witte tabellen voor werknemers met vakantiebonnen. Groene tabellen De groene tabellen moeten op grond van art. 3, lid 2 Uitv.reg. loonbelasting- en premietabellen 1990 worden toegepast op loon uit vroegere dienstbetrekking (en daarmee gelijk te stellen uitkeringen)

Tarief LB 10-14 te weten: - uitkeringen op grond van de AOW, Anw, IOAW, IOAZ, WAO/WIA, Waz, Wet Wajong, WW en soortgelijke buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekeringen - ZW-uitkeringen en WW-uitkeringen als de werknemer eerst een WWuitkering krijgt en daarna een ZW-uitkering - ZW-uitkeringen op grond van een vrijwillige verzekering - pensioenen, daarmee gelijk te stellen uitkeringen uit pensioenfondsen en afkoopsommen en schadeloosstellingen die daarvoor in de plaats komen - loon op grond van arbeidsongeschiktheid vanaf het 3e jaar na het begin van de arbeidsongeschiktheid - studie-uitkeringen aan een kind van een werknemer die is overleden tijdens zijn dienstbetrekking - lijfrente-uitkeringen die als loon uit vroegere dienstbetrekking zijn aangemerkt in art 11 UBLB - levensloopverlofopnamen, als de werknemer op 31 december 2016 61 jaar of ouder is (en dus is geboren in 1955 of daarvoor) - Als de werknemer op 31 december 2016 nog geen 61 jaar is (en dus is geboren in 1956 of later), moet u de witte tabel gebruiken. - een afkoopsom bij ontslag, ter compensatie van de aanspraken op grond van een levensloopregeling - het levenslooptegoed als de levensloopregeling niet meer aan de voorwaarden voldoet - uitkeringen op grond van de Toeslagenwet die niet samenlopen met uitkeringen op grond van de ZW - uitkeringen van de Stichting 1940-1945, de Stichting Friesland 1940-1945 en de Stichting Sneek 1940-1945 - uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 - onverplichte uitkeringen, bijvoorbeeld uitkeringen die een studerend kind van een van de werknemers ontvangt van de inhoudingsplichtige van die werknemer. Net als bij de witte tabellen geldt voor de groene tabellen dat voor werknemers met vakantiebonnen er afzonderlijke tabellen beschikbaar zijn. Tijdvaktabellen De hiervoor besproken tabellen zijn ingericht voor verschillende loontijdvakken. Er zijn, samengevat, witte en groene tabellen voor kwartaalloon, maandloon, vierwekenloon, weekloon en dagloon. Wordt het loon echter uitbetaald over een ander loontijdvak dan

Tarief LB 10-15 waarvoor een tabel beschikbaar is, dan moet herleiding plaatsvinden. Bij deze herleiding wordt een week op 5 dagen en een tijdvak korter dan een dag op een dag gesteld. Voorbeelden Een werknemer geniet het volgende loon. 1. Over 3 uur. De verschuldigde heffing kan zonder herleiding uit de dagtabel worden afgelezen. 2. Over 3 opeenvolgende dagen. De verschuldigde heffing wordt als volgt uit de dagtabel berekend. Het in 3 dagen verdiende loon van bijvoorbeeld 270 wordt gedeeld door 3. Het dagloon bedraagt dan 90. De hierover volgens de dagtabel verschuldigde verschuldigde heffing wordt vermenigvuldigd met 3 om tot het in te houden bedrag te komen. 3. Over 10 opeenvolgende kalenderdagen. Ook hier kan de verschuldigde heffing het gemakkelijkst met behulp van de dagtabel worden berekend. Het over 10 dagen verdiende loon van bijvoorbeeld 800 wordt dan gedeeld door 8 omdat het tijdvak een volle week (= 5 dagen) en 3 dagen omvat. Het dagloon bedraagt dan 100. De hiervoor volgens de dagtabel verschuldigde heffing wordt vervolgens vermenigvuldigd met 8 om tot het in te houden bedrag te komen. 4. Per uur, over 5 opeenvolgende dagen. Per dag is 4 uur gewerkt. De verschuldigde heffing moet in beginsel worden bepaald door vijf keer de dagtabel toe te passen. In dit geval leidt toepassing van de weektabel op het totaalbedrag echter tot dezelfde uitkomst. 5 Per uur, over 5 opeenvolgende dagen. Per dag is een wisselend aantal uren gewerkt. De verschuldigde heffing moet worden bepaald, door vijf keer de dagtabel toe te passen. Doordat gedurende een wisselend aantal uren per dag is gewerkt, kan toepassing van de weektabel tot een andere uitkomst leiden. Naar aanleiding van het hiervoor genoemde wordt nog opgemerkt dat voor een tijdvak dat korter is dan een week, nooit meer dagen in aanmerking mogen worden genomen dan bij een volle week. Zo moet een aaneensluitend tijdvak van 6 of 7 dagen worden gesteld op het maximale aantal (werk)dagen per week, namelijk op maximaal 5 dagen.

Tabellen voor bijzondere beloningen Tarief LB 10-16 Het systeem van de tijdvaktabel werkt uitstekend zolang er naast het reguliere tijdvakloon geen ander loon wordt genoten. Aangezien iedere werknemer jaarlijks recht heeft op minimaal 8% vakantiegeld, bestaat een reële kans dat in het systeem van de tijdvaktabel er te veel loonbelasting/premie volksverzekeringen wordt geheven. In de tijdvaktabel is immers het progressieve van de loonbelasting verwerkt. Als door de werknemer, naast het reguliere tijdvakloon, een substantiële eenmalige beloning in de vorm van bijvoorbeeld het vakantiegeld wordt genoten, wordt, als de tijdvaktabel wordt toegepast, al snel de grens tussen de verschillende schijven in het schijven overschreden. Wanneer daarentegen het vakantiegeld zou worden toegevoegd aan het over het gehele jaar genoten loon, blijkt dat in veel gevallen de grens tussen de verschillende schijven in het schijven op jaarbasis niet of nauwelijks wordt overschreden. Om het hiervoor geschetste probleem m.b.t. de overschrijding van de schijven in de tijdvaktabel op te lossen, zijn de tabellen voor bijzondere beloningen ingevoerd. Het (bijzondere) dat hierbij wordt gehanteerd is het dat de werknemer op jaarbasis verschuldigd zou zijn over (de top van) het door hem genoten loon. De wettelijke basis van de tabellen voor bijzondere beloningen vinden we in art. 26, lid 1 LB. Bijzondere beloningen zijn beloningen die éénmalig zijn, bijvoorbeeld jubileumuitkeringen, of die slechts éénmaal per jaar worden betaald, bijvoorbeeld vakantiegeld of een dertiende maand. Ook voor bijzondere beloningen zijn er witte en groene tabellen. De toepassing van de tabellen bijzondere beloningen is verplicht.. Op overwerkloon mag op grond van art. 26, lid 2 LB de tabel voor bijzondere beloningen worden toegepast. Onder overwerk wordt op grond van art. 26, lid 5 LB verstaan de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur.

Jaarloon bij tabellen voor bijzondere beloningen Tarief LB 10-17 Het toe te passen inhoudingspercentage is afhankelijk van het jaarloon. Wat in dit verband onder jaarloon wordt verstaan blijkt uit art. 26, lid 3 LB. Het jaarloon is het over het gehele voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige ontvangen (tabel-)loon. Indien de werknemer niet of slechts gedeeltelijk in het voorafgaande kalenderjaar in dienst was, moet het jaarloon door middel van een bepaalde formule worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in art. 26, lid 3 onderdeel b of c LB. Als jaarloon geldt voor de toepassing van dit artikel: a. ingeval de werknemer over het gehele voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten: het in dat jaar genoten loon; b. ingeval de werknemer over een gedeelte van het voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten: het tot een jaarloon herleide bedrag van het in dat jaar genoten loon; c. in andere gevallen: het in het kalenderjaar te genieten loon, indien over het gehele jaar van de inhoudingsplichtige loon zou worden genoten. Met ingang van 1 januari 2006 is ter vergemakkelijking van de heffing art. 26, lid 5 LB ingevoerd. Dit artikel verwijst naar art. 6.4 Uitv. reg. LB 2011. en is van toepassing op grote werkgevers/concerns die door de inspecteur op grond van art. 27e LB als een samenhangende groep van inhoudingsplichtigen wordt beschouwd. Bij een wisseling van werkgever binnen een samenhangende groep van inhoudingsplichtigen wordt met de invoering art. 26, lid 5 LB voorkomen dat het jaarloon voor de tabel voor bijzondere beloningen in dergelijke gevallen opnieuw moet worden vastgesteld. Als jaarloon kan, door het lid 5 van art. 26 LB, het gezamenlijke jaarloon in het voorafgaande jaar binnen de samenhangende groep worden genomen. De tabellen voor bijzondere beloningen zijn, zoals reeds eerder in deze paragraaf is opgemerkt, bindend. Er zijn situaties waarin

Tarief LB 10-18 onverkorte toepassing van deze tabellen er toe leidt dat meer belasting en premies worden ingehouden dan uiteindelijk over dat jaar aan inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is verschuldigd. Om dit probleem op te lossen kan de inhoudingsplichtige gemachtigd worden een lager percentage toe te passen dan de tabel voor bijzondere beloningen vermeldt, mits de werknemer dit aan de inspecteur schriftelijk verzoekt. De werknemer moet dan door middel van een berekening aantonen dat de vermoedelijk verschuldigde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen bij onverkorte toepassing van de tabel bijzondere beloningen met ten minste 10%, en ten minste 227 wordt overtroffen. Zie onderdeel 3.. van het Besluit 15 juli 2016 nr. BLKB 2016/764M 3. toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen. De inhouding van loonheffing over bepaalde beloningen vindt plaats met toepassing van een tabel voor bijzondere beloningen (zie artikel 26 van de Wet LB).De toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen kan tot een hoger heffingspercentage leiden dan het percentage dat past bij het loon over het lopende jaar in de volgende twee gevallen. Het loon bestaat geheel dan wel voor een belangrijk deel uit bestanddelen die volgens de tabel voor bijzondere beloningen worden belast. Het jaarloon dat voor de toepassing van de tabel voor de bijzondere beloningen in aanmerking wordt genomen is in belangrijke mate hoger dan het jaarloon over het lopende jaar. Goedkeuring Op grond van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule) keur ik het volgende goed voor de hiervoor vermelde situaties. De werknemer kan de voor hem bevoegde inspecteur verzoeken een lager heffingspercentage vast te stellen dan de tabel voor bijzondere beloningen aanwijst. De inspecteur machtigt daarop de werkgever de onder de tabel voor bijzondere beloningen vallende loonbestanddelen te belasten naar dat lagere heffingspercentage. Voorwaarden Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden: De werknemer overlegt bij zijn verzoek een berekening. Uit de berekening blijkt dat door de te hoge heffing over de bijzondere beloningen de in te houden loonheffing de vermoedelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzeke-

Tarief LB 10-19 ringen met 10% of meer, maar in ieder geval met ten minste 227 zal overtreffen indien een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen zou worden opgelegd. Bij de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen blijft buiten beschouwing een eventueel negatief saldo van uitsluitend voor de heffing van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in aanmerking te nemen bestanddelen van het inkomen uit werk en woning en het inkomen uit aanmerkelijk belang. Het verschil tussen de in te houden loonheffing en de vermoedelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen komt niet voort uit aftrekposten die in beginsel kunnen leiden tot een voorlopige teruggaaf. Vrijwillige inhouding van hogere bedragen In sommige gevallen is de van een werknemer ingehouden loonheffing niet in overeenstemming met de te verwachten aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Op verzoek van de werknemer mag de inhoudingsplichtige meer loonheffing inhouden, dan over het loon verschuldigd is. Hiermee wordt bereikt dat de werknemer na afloop van het jaar zo weinig mogelijk hoeft bij te betalen. 9.5 De berekening van het tabelloon In de hiervoor opgenomen hoofdstukken hebben we gezien wat allemaal tot het loon wordt gerekend en welke bedragen op het loon in mindering mogen worden gebracht. Al deze (loon-)componenten moeten uiteindelijk worden verzameld om (al dan niet) periodiek een tabelloon te kunnen berekenen. Op dit berekende tabelloon kunnen dan vervolgens de in de vorige paragraaf besproken loonbelasting- en premietabellen worden toegepast. De berekening van het tabelloon ziet er schematisch als volgt uit:

Tarief LB 10-20 Berekening van het tabelloon Brutoloon in geld Loon in natura + Belaste vergoedingen + Belaste aanspraken + Werknemersdeel pensioenpremie -/- Privé-gebruik auto van de zaak + Tabelloon loonheffing Voorbeeld berekening tabelloon Stel dat de werknemer een brutoloon heeft van 2.500 per maand. Daarnaast ontvangt hij per maand een beloning in natura van 35, een belaste onkostenvergoeding van 100 en betaalt hij 125 pensioenpremie. De werknemer heeft een auto van de zaak. De maandelijkse bijtelling hiervoor bedraagt 500. Berekening van het tabelloon Brutoloon in geld 2.500 Loon in natura 35 Belaste vergoedingen 100 Werknemersdeel pensioenpremie - 125 Privé-gebruik auto van de zaak 500 tabelloon loonheffing* 3.010 * sinds 2013 is dit door de invoering van de WUL ook het loon voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen, zie hoofdstuk 16 van deze Handleiding. 9.6 De berekening van het nettoloon Nadat het tabelloon uit de vorige paragraaf is berekend en de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen zijn vastgesteld, kan het nettoloon worden berekend. De werkwijze die hierbij wordt gehanteerd is gebaseerd op het systeem dat alle looncomponenten in geld bij elkaar worden opgeteld, onder aftrek van alle inhoudingen in geld. De berekening van het

Tarief LB 10-21 nettoloon ziet er dan schematisch als volgt uit: Berekening van het nettoloon 2013 Brutoloon in geld Belaste vergoedingen + Werknemersdeel pensioenpremie -/- Inhouding loonbelasting premie volksverzekeringen -/- Overige inhoudingen op het loon -/- Nettoloon Voorbeeld berekening nettoloon In dit voorbeeld is de berekening van het nettoloon opgenomen. Als uitgangspunt hierbij is de werknemer genomen uit het voorbeeld in de vorige paragraaf. Berekening van het nettoloon Brutoloon in geld 2.500,00 Belaste vergoedingen 100,00 Werknemersdeel pensioenpremie - 125,00 Inhouding loonbelasting premie volksverzekeringen (stel) - 908,33 Nettoloon 1.566,67 Nadat het nettoloon is berekend, wordt deze berekening ingevuld op de loonstaat van de betreffende werknemer en ontvangt de werknemer een afschrift van deze berekening in de vorm van een salarisstrook.

Tarief LB 10-22 9.7 Brutering Bruteren is het berekenen van het brutobedrag dat na aftrek van de voorgeschreven inhoudingen correspondeert met een gegeven nettoloon. Met andere woorden, het omrekenen van nettoloon naar brutoloon. Deze berekening wordt in de praktijk in diverse situaties gemaakt. Bijvoorbeeld bij de werknemer die met zijn werkgever een nettoloonovereenkomst sluit. De werkgever neemt in dat geval alle inhoudingen zoals de loonbelasting/premie volksverzekeringen, en de eventuele inkomenafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet voor zijn rekening. Het maken van dit soort berekeningen geschiedt tegenwoordig geautomatiseerd. Uitgangspunt daarbij is de aan het begin van deze paragraaf beschreven methode. Verder is het bruteren voor een aantal situaties geïntegreerd in het systeem van eindheffing. In het hoofdstuk over de eindheffing wordt deze problematiek nader uitgewerkt.