Toespraak van Peter Moors op de lunchconferentie van de Vereniging voor Internationale Relaties



Vergelijkbare documenten
Sustainable development goals

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

3. Meer dan de helft van de 57 miljoen niet-schoolgaande kinderen leeft in Afrika bezuiden de Sahara. Juist Bron:

Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN

HELMOND MONDIAAL. Het organiseren van samenwerking met andere wereldburgers. in de periode 2014 tot en met 2018

MDG. Eerst en tweede graad. Te lezen zinnen (in willekeurige volgorde!)

1. GEEN ARMOEDE 2. GEEN HONGER. Armoede uitroeien, in al zijn vormen en overal. Honger beëindigen, betere voeding en duurzame landbouw promoten

Naam : Klas : Datum :

The DAC Journal: Development Co-operation Report - Efforts and Policies of the Members of the Development Assistance Committee Volume 6 Issue 1

aan: TK-woordvoerders Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Antwoord van de politieke partijen op het manifest van UNICEF België: verkiezingen 2014

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) en internationale klimaatfinanciering in 2018.

EU-ontwikkelingsbeleid Onze wereld, onze toekomst, onze waarden

MINDER ARMOEDE MILLENNIUMDOEL 1. Beantwoord de volgende vragen en gebruik daarbij de kaart MINDER ARMOEDE.

PROTOS onderschrijft volop de Millenniumdoelstellingen!

Millennium Development Goal 8: Developing a Global Partnership for Development

Zuid-Azie zag in deze periode zijn scholingsgraad in het basisonderwijs stijgen van 78 naar 93%. Bron:

Dinsdag 22 maart 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking

Armoede en ongelijkheid in de wereld. Inleiding tot een eenvoudig én complex onderwerp Francine Mestrum, 27 maart 2016

Met Saved by the bell werken wij enkel met de vierde doelstelling: Kwaliteitsonderwijs.

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Ontwikkelingssamenwerking

Goeiemiddag in Gent, stad in volle groene verandering!

10997/19 DAU/cg 1 RELEX.1.B

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Subsidiereglement Ontwikkelingssamenwerking

Beursdagboek 12 September 2013.

Ontwikkelingssamenwerking hv123

betreffende onderwijs in ontwikkelingssamenwerking

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie

Het kleine boerenspel

F Lees bron 1 en beantwoord daarna opdracht 1.

AANGENOMEN TEKSTEN. Follow-up en stand van zaken van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling

"De financiële sector is het probleem,

Unicef. Bram van t Hoff De Flambouw Groep 8 17 Januari 2012

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid

betreffende de voortgangsbewaking van de post-2015 ontwikkelingsagenda

2 jaar SDGs: waar liggen de grootste uitdagingen voor België?

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 februari 2017 (OR. en)

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument B6-0038/2006 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6-0345/2005

Openingstekst VN-Resolutie: 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling. Resolutie goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 25 september 2015

De Drievoudige Bottom Line, een noodzakelijke economische innovatie

Van ODA naar Internationale Samenwerking

Ontwikkelingssamenwerking Palestijnse gebieden

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009

Vergrijzing, verkleuring en individualisering. Voor wie verstandig handelt!

Het gesproken woord geldt

Sommige doelen zijn universeel en van alle tijden

Opdracht Anders bestrijding tegen HIV/AIDS

Samenvatting Economie H8

Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid. Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Werkloosheid in de Europese Unie

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

een wereld apart Vanuit aardrijkskundige (= geografische) invalshoek

Raadsvoorstel Inleiding: Feitelijke informatie: Afweging:

MVO 3.0 Zorgen voor economische groei in Afrika én in de EU

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze

9266/17 ver/gys/sv 1 DG C 1

Uit huis gaan van jongeren

Discussie Thema 1: Veranderende migratiestromen

Arm en Rijk. Hoofdstuk 2: Arm en rijk in de Verenigde Staten

Dossier regionale luchthavens. 0. Aanleiding:

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

Verschuiving van lasten op arbeid naar btw is beste scenario

Het is met veel emotie dat ik u welkom heet in de Belgische Senaat.

Studiedienst PVDA Studie over de transfers van lonen naar winsten onder de regering-michel.

een goed jaar voor jou, voor mij en voor de hele buurt.

Eindexamen vwo aardrijkskunde 2013-I

Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is.

Aanvraagformulier voor stedelijke subsidiëring van activiteiten van Turnhoutse scholen met betrekking tot mondiale vorming

Informatie 17 december 2015

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus

Spreekbeurtinformatie Millenniumdoelen

het financieren van ontwikkeling. Eind 2015 is natuurlijk ook het Klimaat Akkoord van Parijs tot stand gekomen.

Antwoord van de politieke partijen op het manifest van UNICEF België: verkiezingen 2014

De groei voorbij. Jaap van Duijn september 2007

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 mei

Wereldwijde uitstoot CO2 dit jaar

Is de Nederlandse economie klaar voor de volgende generatie? Jaap van Duijn Grip op je Vermogen 5 oktober 2018

België en de Verenigde Naties

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Toespraak Freya Saeys, actualiteitsdebat VP

DE UITDAGINGEN VOOR EEN MODERN ONTWIKKELINGSBELEID IN DE 21 STE EEUW PETER MOORS, DIRECTEUR GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE HULP

Via de griffier stuur ik u deze brief met bijgesloten een initiatiefvoorstel om van Uitgeest een Millennium Gemeente te maken.

Armoedebarometers, 10 jaar armoedig beleid

Nederlanders over de nieuwe internationale agenda voor armoedebestrijding

Voor meer informatie over Faitrade Hoorn volgt hieronder een korte beschrijving over wat Faitrade-gemeente-Hoorn is en wil bereiken.

De honden en katten van de Belgen

Bij de voorstelling van het Jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat

LEEUWENDEEL VLAAMSE EXPORT NAAR EU-LIDSTATEN

ASN Bank Issuepaper. Staatsobligaties

Factcheck: 5 beweringen van Donald Trump over het klimaatakkoord...

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 januari 2009 (20.01) (OR. en) 5365/09 DEVGE 9 RELEX 36 ACP 14 AGRI 16 ALIM 1 PROBA 2 FAO 1

Transcriptie:

Toespraak van Peter Moors op de lunchconferentie van de Vereniging voor Internationale Relaties Datum: 18 oktober 2013 Bron : http://diplomatie.belgium.be/nl/newsroom/nieuws/perscommuniques/os/2013/10/ni_181013_ toespraak_peter_moors.jsp De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG) en de post-2015 agenda: welke lessen trekken we hieruit voor het toekomstige ontwikkelingsbeleid? Peter Moors, Directeur-generaal ontwikkelingssamenwerking Lunchconferentie Vereniging voor Internationale Relaties Brussel, Universitaire Stichting, 18 oktober 2013 Mijnheer de Voorzitter van de Vereniging voor Internationale Relaties, Beste Johan, Dames en Heren, Ik ben u erkentelijk voor deze uitnodiging om u toe te spreken over de uitdagingen voor het Belgische en internationale ontwikkelingsbeleid. Dat beleid bevindt zich inderdaad op een kruispunt. Het zal zich moeten aanpassen. Indien het dat niet doet, dan dreigt het weg te deemsteren en irrelevant te worden. Ik wil het vandaag met u hebben over drie zaken: een korte analyse van wat de Millennium Development Goals, de MDGs, ons hebben gebracht, vervolgens een vooruitblik op de post- 2015 agenda en, tot slot, een persoonlijke mening over hoe het toekomstige ontwikkelingsbeleid van een middelklein land maar een middelgrote donor als België eruit zou kunnen zien. Maar vooraleer daarmee te beginnen, wil ik u enkele cijfers geven over de internationale en de Belgische ontwikkelingsinspanning. Zo weinig mogelijk, maar toch enkele ordes van grootte, zodat we weten waar we het over hebben. Sinds twee jaar zien we een significante knik in de zogenaamde scaling up. Met scaling up bedoelen we de verhoging van de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking. Die budgettaire ontwikkelingsinspanning wordt gemeten aan de hand van het begrip 'ODA', 1

Official Development Aid, de officiële ontwikkelingshulp van de 25 bilaterale donoren binnen de OESO en van de multilaterale organisaties. Die ODA bereikte in 2010 een hoogtepunt, met 129 miljard dollar. Sinds 2010 daalt de globale ODA. Dat is voor het eerst sinds 1997. In 2012 bedroeg de globale ODA nog 126 miljard dollar. Het ziet er naar uit dat die daling zich de volgende jaren zal verder zetten. De meeste traditionele donoren verlagen immers hun budgetten voor ontwikkelingssamenwerking. Een meerderheid doet dat omwille van besparingsredenen. Dat is het geval voor Spanje, Nederland en België. Maar enkele landen doen het uit ideologische overtuiging. Canada, bijvoorbeeld, of Australië. In absolute cijfers zijn de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Japan de grootste bilaterale donoren. In 2012 stond ons land op de veertiende plaats in absolute cijfers. Dat is niet slecht. Maar het plaatje ziet er helemaal anders uit wanneer we rekening houden met het economische gewicht van de bilaterale donoren. Men doet dit door de ratio te berekenen tussen de ODA en het bruto nationaal inkomen, het BNI. En dan bleek in 2012 dat Luxemburg de grootste donor was omdat Luxemburg 1 procent van zijn bruto nationale inkomen aan ontwikkelingshulp besteedt. Naast Luxemburg, bestond de top vijf verder uit Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nederland. De Verenigde Staten en Japan bengelen helemaal onderaan dit lijstje. Zij besteden minder dan 0,2 procent van hun BNI aan ontwikkelingssamenwerking. In 2012 stond België op de negende plaats in relatieve termen. Daarom noemde ik ons daarnet een middelklein land maar een middelgrote donor. Laten we dan even naar die Belgische ontwikkelingsinspanning kijken. Net als de globale ODA bereikte ook de Belgische ODA een hoogtepunt, een record, in 2010, met twee miljard tweehonderd zeventig miljoen euro. Dat record werd bereikt na een heus spurt sinds 2007, toen dat bedrag een derde lager lag, met één miljard vierhonderd twintig miljoen euro. Tussen 2007 en 2010 steeg de Belgische ontwikkelingsinspanning met maar liefst zestig procent. In functie van het Belgische BNI was die stijging op vier jaar tijd al even spectaculair. In 2007 zat België aan 0,43 procent van het BNI. In 2010 was dat 0,64 procent. Maar net als met de globale ontwikkelingsinspanning, ging het ook met de Belgische ODA na 2010 bergaf. In 2012 bedroeg de Belgische ODA iets minder dan één miljard achthonderd miljoen euro. 0,47 procent van ons BNI. En die neerwaarts trend gaat verder. De begroting voor 2014, die door de Belgische regering onlangs werd opgesteld, voorziet voor mijn directie generaal een budget dat 50 miljoen lager ligt dan het budget waar wij vijf jaar geleden, in 2009, over beschikten. In absolute termen. Volgend jaar zullen wij niet boven de 0,45 procent uitkomen. Wanneer we over de ratio tussen ODA en BNI spreken, dan komen we al snel uit bij de mythische doelstelling van 0,7 procent. Die norm dateert van het begin van de jaren 1970. Slechts vijf landen hebben ooit aan die norm voldaan, namelijk de vijf landen die ik daarnet heb genoemd als de belangrijkste donoren in relatieve termen. Luxemburg, Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nederland. Maar in Nederland heeft de regering onlangs beslist 2

om de 0,7 procent club te verlaten. Het Nederlandse ODA zakt volgend jaar onder 0,6 procent. In de G0,7 wordt Nederland vervangen door het Verenigd Koninkrijk dat dit jaar de norm van 0,7 procent zal bereiken. De Europese lidstaten, dus ook België, hebben er zich toe verbonden om in 2015, over twee jaar dus, 0,7 procent van hun BNI aan ontwikkelingssamenwerking te spenderen. Het is evenwel uitgesloten dat België die verbintenis kan nakomen. Dat zou betekenen dat het budget ontwikkelingssamenwerking in 2015 met negenhonderdvijftig miljoen euro zou stijgen. Op één jaar tijd. Dat is politiek en budgettair gezien uitgesloten. Je kunt je veel vragen stellen over die 0,7 procentnorm en over de relevantie daarvan. Maar wat er ook van zij, in 2012 bedroeg de globale ODA 0,29 procent van het globale bruto nationaal inkomen. We zijn dus heel ver verwijderd van de 0,7 procent norm. Een laatste cijfer, maar een bijzonder veelzeggend cijfer, over het aandeel van ODA in de financiële stromen naar het Zuiden. In 1970, drieënveertig jaren geleden, was het aandeel van ODA in de totale geldstroom naar het Zuiden zeventig procent. Alle financiële fluxen naar de ontwikkelingslanden samen bestonden voor zeventig procent uit ontwikkelingshulp. In 2010 was dat nog amper dertien procent. Tegen 2015 zal het minder dan tien procent zijn. Andere geldstromen zijn veel belangrijker geworden. Directe investeringen in die landen bijvoorbeeld, zes maal groter in omvang dan de officiële ontwikkelingshulp. Remittances, dit wil zeggen geld dat door uitgeweken migranten worden gestort aan het thuisfront. Ondertussen drie maal omvangrijker dan de officiële ontwikkelingshulp. U zult me niet horen zeggen dat dit een kwalijke ontwikkeling is, integendeel. Het is wel degelijk de bedoeling dat onze business overbodig wordt, en wel zo vlug mogelijk. Maar we moeten ons wel enkele pertinente vragen durven stellen. Is er in die omstandigheden nog nood aan ODA, aan officiële ontwikkelingssamenwerking? Mijn antwoord op die vraag is een overtuigd ja. En, vervolgens, wat moeten we doen om die ontwikkelingsinspanning relevant te houden? Ik kom op deze vraag terug op het einde van mijn uiteenzetting. Dames en Heren, Nu we de context hebben geschetst, wil ik wat zeggen over de acht MDGs, de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling. Die acht doelstellingen werden goedgekeurd in 2000, niet, zoals al te vaak wordt beweerd, op de Millennium Summit van de Verenigde Naties die in september van dat jaar plaats vond, maar enkele weken later, toen het er op aan kwam om om de Millennium Verklaring die op die top van staats- en regeringsleiders was aanvaard, te operationaliseren. Een kleine groep ontwikkelingsexperten hebben toen deze acht doelstellingen uitgewerkt. Waarschijnlijk is het nuttig om die nog eens op een rijtje te zetten. Wat zijn die fameuze acht doelstellingen nu ook alweer? 3

Het gaat om acht ontwikkelingsdoelstellingen die tegen 2015 bereikt dienen te worden: de halvering van de extreme armoede en van het aantal mensen die geen toegang hebben tot drinkbaar water, volledig basisonderwijs voor alle jongens én meisjes, grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen, het terugdringen van kinder- en kraambedsterfte, de strijd tegen AIDS, malaria en andere besmettelijke ziektes, een duurzaam milieubeleid en een globaal partnerschap voor ontwikkeling. Ban Ki-Moon, Secretaris Generaal van de Verenigde Naties, is van mening dat de MDGs het meest succesvolle initiatief ooit zijn in de strijd tegen extreme armoede. Hij heeft gelijk. Waarom? Omdat deze acht MDGs een enorme dynamiek op gang hebben gebracht. De MDGs zijn de motor geweest achter de sterke nadruk op de strijd tegen de armoede van het afgelopen decennium. Zij hebben de ambitie om de globale armoede te halveren tegen 2015 bovenaan de internationale agenda geplaatst. We hebben gezien dat de G8 en later de G20 regelmatig de armoedebestrijding op hun agenda's hebben geplaatst. En dat is dank zij de MDGs. De MDGs zijn inderdaad een sterk merk. De brand recognition is enorm toegenomen sinds 2000. Het gaat immers om duidelijke, concrete, cijfermatige doelstellingen die makkelijk uit te leggen en te begrijpen zijn. Voor elke doelstelling werden concrete indicatoren gekozen die het toelaten om heel precies vooruitgang of achteruitgang te meten en op te volgen. Deze erg tastbare MDGs hebben een mobiliserend effect gehad en een grote invloed op het ontwikkelingsbeleid. De MDGs waren zeker de motor achter de belangrijke scaling up van het globale en van het Belgische ontwikkelingsbudget. De Belgische hulp is traditioneel sterk gericht op sociale sectoren zoals gezondheid en onderwijs. De MDGs hebben die oriëntatie nog versterkt. En dat heeft tot resultaten geleid. De afgelopen vijftien jaar is het aantal landen dat tot de categorie low income countries, volgens de definitie van de Wereldbank, behoort, gedaald van 63 naar 36. 63-36. Quasi een halvering. Is het MDG-verhaal dan alleen maar positief? Neen. Er bleken ook enkele nadelen aan vast te zitten. De MDGs zijn te sterk gefocust op de sociale sectoren. Ze zijn onevenwichtig met maar liefst drie gezondheidsdoelstellingen op een totaal van acht. En precies omwille van hun meetbaarheid en oplosbaarheid hebben ze een soort competitie op gang gebracht waarbij landen proberen zo goed mogelijk te scoren op die acht terreinen, soms ten koste van andere beleidsdomeinen, en waarbij donoren hun budgetten al te sterk op het bereiken van deze doelstellingen zijn gaan richten. Aldus hebben de MDGs de ontwikkelingsagenda beperkt. De focus op sociale ontwikkeling heeft ervoor gezorgd dat de economische en milieudoelstellingen veel minder aan bod kwamen. Jobs, groei, klimaat. Het aandeel van de privésector in de ontwikkeling van een land. Dat soort dingen. En, misschien wel het meest belangrijke element van kritiek. De MDGs werken met gemiddelden en tonen dus niet de grote ongelijkheden die er vaak bestaat binnen landen. Die ongelijkheidsdimensie is meer en 4

meer een van de pijlers van het hedendaagse ontwikkelingsbeleid aan het worden. En dat is niet dankzij maar los van de MDGs gebeurd. Nu, globaal gezien, zijn de positieve elementen van het MDG-verhaal veel belangrijker dan de negatieve aspecten. Maar wat is dan het resultaat van dat alles, vijftien jaar later. Grosso modo komt het hier op neer: gevoelige verbetering, maar onvoldoende verbetering. Laten we dat even in wat meer detail gaan bekijken. Het is onmiskenbaar dat armoede en honger op significante manier werden teruggedrongen. In 1990 leefde bijna de helft van de wereldbevolking onder de grens van 1,25 dollar per dag. Dat is de algemeen aanvaarde grens van extreme armoede. In 2010 was dat minder dan een kwart. Een formidabele prestatie als je weet dat die wereldbevolking in diezelfde periode enorm is toegenomen. De algemene doelstelling om extreme armoede en honger te halveren, is dus bereikt. Maar de grootste vooruitgang is gebeurd in een klein aantal grote landen, zoals China en India. Nog altijd leven meer dan 1 miljard mensen in extreme armoede. En in Subsahariaans Afrika stijgt hun aantal. De doelstelling dat alle kinderen in 2015 basisonderwijs zouden genieten, zal niet worden gehaald. Maar toch is de vooruitgang groot. In 2000 waren er 102 miljoen kinderen die geen enkele vorm van onderwijs genoten. In 2011 waren dat er nog 57 miljoen. En opnieuw, meer dan de helft van hen leeft in Subsahariaans Afrika. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen blijft een bijzonder grote uitdaging. Universeel basisonderwijs voor meisjes bijvoorbeeld. Nochtans, en dat is mijn persoonlijke overtuiging, is onderwijs voor meisjes de belangrijkste ontwikkelingshefboom. Het zelfde patroon inzake kindersterfte. Tussen 1990 en 2011 daalde het sterftecijfer voor kinderen onder vijf jaar met 41 procent. Een zeer goed resultaat. Maar de doelstelling was een reductie met twee derde. Idem voor moedersterfte. Die daalde met 47 procent sinds 1990 maar de doelstelling was om die met drie vierde te reduceren. Idem voor wat de strijd tegen grote infectieziekten betreft. Het aantal nieuwe infecties met HIV daalde spectaculair en mensen met HIV leven nu veel langer. Maar elk jaar komen er nog steeds 2,5 miljoen seropositieven bij. De doelstellingen inzake duurzaam leefmilieu zijn absoluut niet gehaald, integendeel. De uitstoot van koolstofdioxide ligt 26 procent hoger dan in 1990. Enkele maanden geleden bereikte de concentratie van koolstofdioxide in de atmosfeer de grens van 400 deeltjes per miljoen, een grens die door velen als gevaarlijk en onomkeerbaar wordt beschouwd. De biodiversiteit gaat er sterk op achteruit. Desertificatie en verzuring van de oceanen nemen toe. Dames en Heren, 5

In 2015 bereiken de MDGs hun vervaldatum. Alhoewel ik dat eigenlijk niet geloof. De MDGs zullen nog vele jaren als indicatoren gehanteerd worden door allerhande landen, instellingen en organisaties. Maar het MDG-kader eindigt in 2015. En zoals dat gebruikelijk is, begon men enkele jaren geleden te denken aan een vervolgverhaal. De strijd tegen de armoede is immers niet beslecht. En er zijn sinds 2000 vele nieuwe uitdagingen bijgekomen. De MDGs werden ontworpen in een ander tijdperk, een tijdperk dat dateert van voor de aanslagen van 11 september 2001, voor klimaatverandering door mensen als Stern, Gore en Van Ypersele bovenaan de internationale agenda werd gekatapulteerd, voor de energie- en voedselprijzen wereldwijd begonnen te stijgen, toen Lehmann nog een uiterst succesvolle bank was, toen de term BRICs nog moest worden uitgevonden, toen Apple nog in de lappenmand lag en Samsung nog aan zijn opmars moest beginnen. Redenen genoeg dus om een vervolg te breien aan de MDGs. Een vervolg dat voortbouwt op de succesformule van de MDGs maar dat tegelijk de nieuwe uitdagingen integreert. Dat bedoelt men met de Post-2015 Sustainable Development Agenda. In duurzame ontwikkeling zitten drie pijlers: economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling, leefmilieu. De MDGs hebben zich eenzijdig op slechts één van die drie pijlers gericht. Door die sociale focus werd verzuimd om een omvattende benadering van de armoedeproblematiek uit te werken. Verschillende uitdagingen, die allemaal armoedegerelateerd zijn, kregen niet de aandacht die ze verdienden. Vrede, veiligheid en state building, bijvoorbeeld. Of klimaatverandering. Of goed bestuur. De Verenigde Naties hebben in meer dan vijftig landen in het Zuiden de bevolking geconsulteerd, met een eenvoudige vraag. Wat is de topprioriteit voor het ontwikkelingsbeleid in jullie land? 800.000 mensen werden geconsulteerd. Daarbij kwam de nood aan degelijk onderwijs stelselmatig als prioriteit nummer één naar voor, gevolgd door de nood aan goede gezondheidszorgen, degelijk bestuur en waardig werk. De post-2015 agenda zal dus breder moeten zijn dan de MDG-agenda. Het gaat niet langer om armoedebestrijding alleen maar om duurzame ontwikkeling waarin de drie dimensies (economische, sociale en milieuaspecten) geïntegreerd worden. Daarenboven zal het om een universele agenda gaan, die van toepassing zal zijn op alle landen, niet alleen de ontwikkelingslanden maar ook de industrielanden. Na 2015 zal de situatie in alle landen door de VN worden gemonitord en zullen alle landen moeten aantonen dat ze vooruitgang hebben geboekt. Ik ben niet zeker dat men dat in ons land reeds op politiek niveau volledig door heeft. Ik geef twee voorbeelden. Gisteren las ik in de krant dat in Vlaanderen één kind op tien in armoede leeft. In Wallonië zijn dat vier kinderen op tien en in Brussel zelfs één kind op vier. Indien, zoals het er naar uit ziet, de doelstelling zal worden vooropgesteld om tegen 2030 de armoede helemaal uit te bannen, dan zal dit ook gelden voor België. Via de post- 2015 verbintenissen zal ons land de verplichting op zich nemen om tegen 2030 niemand meer onder de armoedegrens te hebben. En natuurlijk zullen we hier niet de grens vanb 1,25 6

dollar per dag hanteren. Een ander voorbeeld. Gelijkheid tussen man en vrouw. Dat is niet alleen in de ontwikkelingslanden een hele uitdaging. Ook in ons eigen land worden mannen en vrouwen niet gelijk betaald voor gelijk werk. Ook in ons eigen land zijn vrouwen ondervertegenwoordigd in de parlementen en in de raden van bestuur. In het directiecomité van onze Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zitten 12 mannen en 1 vrouw. Het stemt tot nadenken. De post-2015 agenda wordt momenteel zeer intensief voorbereid via tal van processen die grotendeels naast elkaar verlopen. Bijna wekelijks verschijnen er dikke rapporten met analyses en voorstellen. Dat wordt stilaan een onontwarbaar kluwen. De grote uitdaging zal erin bestaan om einde 2014 al deze verschillende processen samen te brengen in één enkel coherent kader voor de post-2015 periode. In september van dit jaar werd, tijdens de algemene vergadering van de Verenigde Naties, een belangrijke stap gezet. Beslist werd om te streven naar één enkele set van concrete, ambitieuze en relevante doelstellingen inzake armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling die zullen gelden voor alle landen, dus Noord en Zuid. Waarom is dat zo belangrijk? Omdat de uitdagingen inzake armoedebestrijding en de uitdagingen inzake duurzame ontwikkeling zeer nauw met elkaar verbonden zijn. De Secretaris Generaal van de Verenigde Naties heeft vorig jaar een High-Level Panel opgericht, dat werd voorgezeten door de Presidenten van Indonesië en Liberia en door de Eerste Minister van Groot-Brittannië. In mei van dit jaar heeft dat panel zijn eindrapport voorgelegd. Dat rapport zou wel eens de basis kunnen vormen voor de besprekingen tijdens de volgende maanden. Het rapport bevat een duidelijke visie: "a world in 2030 which is more equal, more prosperous, more peaceful and more just; a world where development is sustainable". En het panel heeft de moed gehad om 12 universele doelstellingen voor te stellen die tegen 2030 moeten bereikt worden. Ik overloop ze even: uitbanning van de armoede, gender gelijkheid, kwaliteitsonderwijs, gezonde levens, voedselzekerheid, universele toegang tot water en sanitatie, duurzame energiebevoorrading, jobs, duurzame inkomens en equitabele groei, duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen, goed bestuur en effectieve instellingen, stabiele vrede, globaal partnerschap en lange termijn financiering. Voor deze twaalf doelstellingen worden in totaal 54 nationale indicatoren voorgesteld. België is erg opgezet met dit rapport. Het bevat het voorstel om te streven naar één enkel kader waarbij armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling als twee zijden van dezelfde munt worden voorgesteld. En het voorstel bevat de oproep om extreme armoede voor eens en altijd uit te roeien. Het is dus een heel ambitieus voorstel. Maar het rapport bevat reeds 12 doelstellingen, dat zijn er dus vier meer dan de huidige acht MDGs. De verwachting is dat het aantal doelstellingen niet meer onder deze drempel van 12 zal dalen. En de vrees bestaat dat er tijdens de besprekingen nog doelstellingen toegevoegd worden en dat we tot een echte kerstboom komen van doelstellingen. 7

Het rapport erkent dat officiële ontwikkelingshulp (ODA) nog slechts een zeer beperkte rol te spelen heeft. Toch wordt de 0,7 procent doelstelling aangehouden, wat niet erg realistisch is. Maar tegelijk erkent het rapport dat vele andere bronnen van financiering zullen moeten worden aangeboord. Onvermijdelijk bevat het rapport ook enkele minpunten. Ik noem er enkele. Het probleem van de bevolkingsexplosie wordt nauwelijks aangehaald, net zomin als het fenomeen van de urbanisering. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont nu reeds in steden, ook in Afrika, waar Kinshasa de snelst groeiende stad is. Dat stelt specifieke uitdagingen inzake ontwikkeling. De milieudimensie wordt grotendeels verengd tot de klimaatproblematiek. En er ontbreekt een pleidooi voor beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling. Een voorbeeld om het belang van die beleidscoherentie aan te tonen. Wat baat het om met onze ontwikkelingssamenwerking de groei van de privésector in het Zuiden te stimuleren, en dat doen wij, wanneer we binnen de Europese Unie onze markt afschermen voor de producten die die privésector in het Zuiden produceert? Er groeit dus langzaam maar zeker een consensus over het post-2015 kader, maar over de doelstellingen en over de indicatoren zal nog serieus gevochten worden. Het is immers op basis van die doelstellingen en indicatoren dat de landen gemonitord zullen worden. En dan is er nog het zeer moeilijke debat over de financiering van de post-2015 agenda. Er zal een overkoepelend financieel kader moeten gevonden worden voor de strijd tegen de armoede, de klimaatverandering, de biodiversiteit, etc. De ontwikkelingslanden staan bijzonder wantrouwig. Zij vrezen dat de donorlanden dit debat zullen aangrijpen om onder hun bestaande financiële engagementen uit te komen, de fameuze 0,7 procent. Van onze kant benadrukken wij dat ODA lang niet het enige middel is. Er zullen ook andere financiële middelen moeten worden aangeboord: de privésector, filantropische fondsen, FDI, remittances, alternatieve financiering zoals de tax op internationale financiële transacties, eigen fiscale inkomsten enzovoort. En we zullen de kapitaalvlucht uit het Zuiden naar witwasparadijzen, de zogenaamde illicit financial flows, toch eens echt moeten gaan aanpakken. Dames en Heren, De discussies die we zullen voeren in aanloop naar de top van september 2015, wanneer het post-2015 kader zal worden vastgelegd, zijn van essentieel belang. De volgende twee jaar wordt beslist wat wij de volgende twee decennia zullen doen. De finale vraag die zich dan stelt, is de volgende: wat is, in die context, de toekomst voor een vrij klassieke donor als België? Welnu, voor mij is het antwoord duidelijk. Wij moeten ons de volgende twee decennia concentreren op de armste en meest fragiele landen, in de eerste plaats in Afrika. Laat me uitleggen waarom ik dat denk. Er is een stroming die stelt dat we ons meer moeten toeleggen op de Middle Income Countries omdat op dit ogenblik twee derde van de allerarmsten in die landen woont. En dat 8

klopt. Maar laten we dat even historisch bekijken. In 1990 woonde 90 procent van de allerarmste mensen ook in de allerarmste landen. Vandaag woont 70 procent van de allerarmsten in middeninkomens landen. Maar we moeten goed begrijpen wat er gebeurd is. Die zeer arme bevolking heeft niet het vliegtuig naar een ander land genomen. Het zijn de landen zelf die zich hebben ontwikkeld en op die manier de status van middeninkomen land hebben bereikt. Landen als China, India, Indonesië of Brazilië. En terwijl ze dat deden, zijn ze erin geslaagd om honderden miljoenen inwoners uit de armoede te tillen. Toch kennen die landen nog steeds grote armoede. In India leven nog steeds 400 miljoen mensen onder de armoedegrens, in China 200 miljoen, in Indonesië 60 miljoen en in Brazilië 20 miljoen. Ik ben er evenwel van overtuigd dat deze landen tijdens de twee volgende decennia zelf in staat zullen zijn om die extreme armoede nagenoeg volledig weg te werken. De economische groei die die landen kennen en hun integratie in de wereldhandel zullen daar sterk toe bijdragen. En naarmate deze landen zich ontwikkelen en rijker worden, zal er ook een grotere interne politieke en sociale druk ontstaan om de ongelijkheid aan te pakken en de rijkdom te herverdelen. Dit is toch wat ook in Europa en Noord-Amerika is gebeurd in de 19de en de 20ste eeuw? Als we ervan uitgaan dat de middeninkomen landen uiteindelijk zelf hun armoedeprobleem kunnen aanpakken, dan blijven we met Afrika. Niet geheel Afrika, maar enkele tientallen landen in Afrika. Landen die geteisterd worden door chronische conflicten, door extreem slecht bestuur. landen die er niet in slagen, of in sommige gevallen er niet willen in slagen, om de opbrengsten uit hun natuurlijke rijkdommen aan te wenden voor de ontwikkeling van hun bevolking. Landen die enorme ongelijkheden kennen. Ik heb daarnet, toen ik een kort overzicht gaf van de MDG-resultaten, er verschillende keren op gewezen dat die resultaten het minst spectaculair zijn in Afrika. In Subsahariaans Afrika is er geen enkel land dat ook maar één doelstelling uit de MDG-agenda zal bereiken in 2015. Geen enkel. Ik ben er echt van overtuigd dat wij ons de volgende twintig jaar op die landen moeten concentreren. In die landen blijft ontwikkelingssamenwerking relevant en blijft wat wij de ODA footprint noemen, groot. Want die landen blijven in belangrijke mate afhankelijk van hulp. Maar we zullen wel moeten blijven aandringen op goed bestuur, op democratische principes, op het respecteren van de mensenrechten, al die waarden waardoor wij zo verschillen van wat bijvoorbeeld China in die landen doet. Onze opdracht de volgende twintig jaar ligt daar. Ik dank u. 9