Gedeputeerde Staten Contact C. Roeleveld Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Provinciale Staten Datum Zie verzenddatum linksonder PZH-2016-564053838 Uw kenmerk Bijlagen 1 Onderwerp Afwegingskader besteding eventueel aanbestedingsvoordeel RijnlandRoute Geachte Statenleden, Inleiding Zoals uw Staten bekend is, zijn zowel het Provinciaal Inpassingsplan als de twee van belang zijnde Tracébesluiten met betrekking tot de RijnlandRoute onherroepelijk geworden. Inmiddels bevindt het project RijnlandRoute zich met betrekking tot het eerste contract het tracégedeelte A4, N434 en A44 - in de fase van aanbesteding. De projectorganisatie is intensief in gesprek met een drietal consortia van bouwbedrijven. Gunning is voorzien rond de jaarwisseling. Een groot aantal gronden is verworven en voor de overige benodigde gronden loopt de onteigeningsprocedure. Via de reguliere voortgangsrapportage worden uw Staten op de hoogte gehouden van de voortgang van het project. Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Reeds gehonoreerde bovenwettelijke Inpassingswensen Tijdens de fase van het ontwerp van Provinciaal Inpassingsplan is destijds door uw Staten een groot aantal extra wensen van bestuurlijke partners gehonoreerd en als optimalisaties binnen de scope van het project gebracht. Tram 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto s is beperkt. In de fase van besluitvorming over het Provinciaal Inpassingsplan is destijds ook nog een aantal suggesties gedaan voor mogelijke aanvullende infrastructurele wensen bij het ontwerp van de RijnlandRoute, waaronder beweegbare bruggen, de aanpak van het hoogteverschil in de verdiepte ligging (de bobbel ), Hofvlietweg door knoop Hofvliet, fietspad door knoop Leiden West, geluidsabsorberende wanden in de verdiepte ligging, horizontale geluidsschermen bij de Stevenshof en verlenging van de tunnel (zie ook bijlage 1). In de brief van Gedeputeerde Staten, d.d. 2 december 2014, kenmerk PZH-2014-497187451, is aan uw Staten het volgende aangegeven met betrekking tot deze mogelijk aanvullende maatregelen:
1) Wij zijn van mening dat de route zoals opgenomen in het Inpassingsplan en het Tracébesluit goed is ingepast in de omgeving. Aanvullende maatregelen zijn bij significante aanbestedingsvoordelen wellicht gewenst, maar zeker niet noodzakelijk. 2) Als na gunning blijkt dat er sprake is van een substantieel aanbestedingsvoordeel zullen wij u een voorstel doen voor de aanwending van deze middelen. Bij het uitwerken van dit voorstel zullen wij de effectiviteit van de maatregel en de bereidheid van de gemeenten om mee te betalen meewegen. Als de kosten van deze maatregelen niet in verhouding staan tot de effecten, zullen wij dit kenbaar maken, zodat u ook kunt beslissen om de aanbestedingsvoordelen elders in te zetten. Aanbestedingsvoordeel Zoals in voornoemde brief van 2 december 2014 is uiteengezet, is het nog geenszins zeker dat er sprake zal zijn van een aanbestedingsmeevaller. De RijnlandRoute kent een bedrijfseconomische raming, die nagenoeg sluit op het beschikbare budget. Het honoreren van aanvullende wensen zou betekend hebben dat het Provinciaal Inpassingsplan zou zijn vastgesteld zonder deugdelijke financiële paragraaf. Daarnaast is met uw Staten gewisseld dat slechts dan een gesprek over eventuele besteding van een eventuele aanbestedingsmeevaller zinvol is, indien een dergelijk meevaller te kwalificeren is als substantieel. Wij houden gezien het risicoprofiel van het contract A44/N434/A4 rekening met aanvullend meerwerk van ca. 30%. Door stevig scopemanagement (vanaf begin kiezen voor een volledige bevriezing van de scope, en wijzigingen dus niet of nauwelijks toestaan, tenzij strikt noodzakelijk) is dit percentage waarschijnlijk nog iets te beperken. Een dergelijke percentage kan worden afgeleid uit de ervaring van Rijkswaterstaat met projecten met een vergelijkbaar risicoprofiel, financiële omvang en contractvorm. Uit onderzoek van de Erasmus Universiteit is aan de hand van een data-analyse op basis van 45 contracten een beeld geschetst van meerkosten na aanbesteding. ( Reasons for contract changes in implementing Dutch transportation infrastructure projects; An empirical exploration. Transport Policy 37 (2015 pag. 195-202) Verweij, van Meerkerk en Korthagen). Er is berekend dat de meerkosten bij Design &Construct (D&C) en Design, Build, Maintain and Finance (DBFM)- contracten gemiddeld ca. 22% bedragen, waarbij er een dempende werking werd gezien als gevolg van de DBFM-contracten met relatief weinig meerwerk. Indien in het onderzoek de DBFMcontractomvang gelijk zou zijn gesteld aan de gemiddeld contractomvang van de D&C-contracten zou dit leiden tot gemiddelde meerkosten bij D&C-contracten van 24,9 %. Het D&C-deel van DBFM-contracten is meestal een veelvoud van de gemiddelde omvang van D&C contracten, zodat 24,9 % kan worden beschouwd als een ondergrens. Uit een vervolgonderzoek van Rijkwaterstaat (concept Onderzoek naar wijzigingen op GPOcontracten (2014)) blijkt, op basis van deels dezelfde contracten, maar dan iets verder gevorderd in de tijd, dat de gemiddelde meerkosten bij 23 D&C-contracten werd becijferd op 28,9 %. Medefinanciering gemeenten Als er na gunning sprake zou zijn van een substantieel aanbestedingsvoordeel, dan zal van de zijde van Gedeputeerde Staten aan uw Staten alleen een voorstel gedaan worden voor verdere 2/5
inpassing, indien sprake is van medefinanciering door de van belang zijnde gemeenten. Dit is eerder ook met uw Staten zo gewisseld. Het zijn immers extra s, die niet noodzakelijk, maar wel gewenst zijn door gemeenten. Als uitgangspunt hanteren wij een percentage van medefinanciering door een gemeente van tenminste 50%. Overige afwegingscriteria Het eventueel wijzigen van de scope van de RijnlandRoute heeft niet alleen een financiële component maar heeft, afhankelijk van de maatregel, ook impact op de planning van het project en op het risicoprofiel. Deze aspecten zullen per mogelijke maatregel in kaart worden gebracht en aan uw Staten worden voorgelegd. Zo zullen bijvoorbeeld maatregelen die een wijziging van het Provinciaal Inpassingsplan of Tracébesluit met zich brengen, een lange doorlooptijd vragen, opnieuw kunnen leiden tot procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en in het geval van een wijziging van het Tracébesluit ook instemming vragen van de minister. De minister is tevens van belang omdat het Rijk medefinancierder is, en ook deelt in eventuele risico s. In een voorkomend geval zullen eventuele voorstellen voor verdere inpassing daarom ook met het ministerie moeten worden afgestemd. Bovendien bestaat bij verdere aanpassing kans op vertragingsschade bij de aannemer. Ook zullen er maatregelen zijn die minder impact hebben op de planning of het risicoprofiel van het project. Voorts zal per maatregel bezien moeten worden of sprake is van een wezenlijke wijziging als bedoeld in de Aanbestedingswetgeving. Procesaspecten Na de formele gunning van het contract, voorzien januari 2017, kan de besluitvorming over de besteding van een eventueel aanbestedingsvoordeel door uw Staten plaatsvinden (zie de brief aan de Staten d.d. 3 maart 2015, kenmerk PZH-2015-506056268). De projectorganisatie heeft de mogelijke extra wensen zoals deze eind 2014 bij ons bekend waren geraamd (zie bijlage 1) en zal op basis daarvan het verzoek doen aan de gemeenten om aan te geven welke inpassingswensen zij nog hebben én wat het hen financieel waard is om de extra wens gehonoreerd te krijgen. Deze lijn is ook gedeeld in de Stuurgroep RijnlandRoute van 12 mei jl. 3/5
Samenvattend Met de besluitvorming op 10 december 2014 in uw Staten is de RijnlandRoute goed en zorgvuldig ingepast. Alle bezwaren zijn door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verworpen. Desalniettemin leven er nog wensen voor extra inpassing. Uiteindelijk zijn het Provinciale Staten die daarover kunnen besluiten. Gedeputeerde Staten zullen een voorstel doen voor verdere inpassing indien: er sprake is van een bieding van het winnend consortium, die meer dan 30% lager ligt dan de raming en belanghebbende gemeenten aan de maatregel tenminste 50% bijdragen, en er geen sprake is van grote toename in het risicoprofiel van het project. Reeds vooruitlopend op de beprijzing van de mogelijke extra maatregelendoor het winnende consortium van bouwbedrijven, heeft de projectorganisatie de maatregelen geraamd. Wij zullen op basis daarvan het gesprek aangaan met de bestuurlijke partners over de door hen gewenste maatregelen en de bereidheid van partners om daaraan mee te betalen. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter, drs. J.H. de Baas drs. J. Smit 4/5
Bijlage 1 Indicatieve investeringskosten van mogelijke bestedingsdoelen bij substantieel aanbestedingsvoordeel De bedragen zijn afgeronde investeringskosten, inclusief 10% object overstijgende risico s, exclusief BTW, en exclusief vertragingskosten. Maatregel Beweegbare bruggen (Oude Rijnbrug en Torenvlietbrug) 1 Betreft netto contante waarde van investeringskosten en gekapitaliseerde beheer- en onderhoudskosten. Deze maatregel vergt een TB-wijziging. 2 Geluidsabsorberende afwerking op wanden Uitgangspunten: toepassing aan één zijde van verdiepte ligging Stevenshof, lengte 1000m, hoogte gemiddeld 5m. Betreft afwijking op vastgesteld EPvE (reliëfwand). 3 Aanpak bobbel verdiepte ligging tussen tunnel en aquaduct Uitgangspunten: de ashoogte van de verdiepte ligging wijzigt over een lengte van 640m naar circa 7,20m minus NAP. Vervangen van folie en verdiepen betonconstructies. 4 Hofvlietweg en fietspad door knooppunt Hofvliet Uitgangspunten: lengte van 360m, aanpassing van de verbindingswegen en realiseren van bakconstructies. Deze maatregel vergt een TB-wijziging. 5 Dive under A4 Zuid Realiseren van een dive under in plaats van een fly over als kruising van de verbindingsboog tussen N434 en A4 met de A4. Uitgangspunten: verdiepte bak, verhogen van de A4 met 1,5m. Deze maatregel vergt een TB-wijziging. 6 Dive under A4 Noord Zie toelichting punt 5. Deze maatregel vergt een TB-wijziging. 7 Fietspad knoop Leiden-West Uitgangspunten: lengte 507m, breedte 6m (voor fietspad + voetpad), ongelijkvloerse kruisingen met de noordelijke op-/afritten en gelijktijdige aanleg met het kunstwerk in de A44 over de Plesmanlaan. Bij toepassing van deze maatregel vervalt de mogelijkheid voor een eventuele extra rijstrook onder het viaduc A44. Inclusief ca. 900.000,- aan kosten voor verlegging kabels en leidingen. 8 Verlengen aquaduct Verlenging van het aquaduct tot maximaal ca. 40m aan weerszijde is mogelijk zonder aanpassing van het lengteprofiel. Kostenraming 47.100.000,- 482.000,- 13.070.000,- 5.500.000,- 12.125.000,- 10.650.000,- 6.960.000,- 5.796.000,- (bij verlenging met 40m aan weerszijde) 9 Horizontale geluidsschermen op verdiepte ligging Uitgangspunten: toepassing aan één zijde (zijde Stevenshof), uitkraging tot 8m. Toepassing mogelijk tussen tunnel en aquaduct (ca. 650m) en ten westen van aquaduct (ca. 150m). Schermen / constructie onder een hoek, die boven de bakrand uitsteken in verbandmet wegmeubilair. 5.920.000,- (bij 8m uitkraging) 10 Verlenging van de tunnel nader te bepalen Een tunnelverlenging van enige omvang vergt extra veiligheidsmaatregelen en een aanpassing van het tunnelveiligheidsplan, dat instemming vergt van de veiligheidsbeambte, hulpdiensten en tunnelbeheerder. Een substantiële verlenging van de boortunnel leidttot excessieve meerkosten en grote ruimtelijke impact. Gedacht moet worden aan b.v. toevoeging van een extra rijstrook in de tunnel, aanpassing van de horizontale- en verticale ligging van de tunnelbuizen en/of aanpassing van de knooppunten. Voor deze maatregel een PIP-wijziging nodig, nadat PS in opdracht van de RvS de tunnellocatie heeft begrensd. 5/5