1 5 KNOV-Visie Voeding van de pasgeborene Utrecht 015 6 1
7 8 9 10 11 1 1 1 15 16 17 18 19 0 1 5 6 7 8 9 0 1 5 6 7 8 9 0 CLIËNTE De cliënte en haar partner maken een geïnformeerde keuze over de voeding van hun kind. De cliënte en haar partner krijgen voldoende tijd voor prenatale voorlichting en counseling, zodat uitgebreid kan worden ingegaan op vragen, twijfels, angsten en onzekerheden. De cliënte en haar partner ontvangen informatie over de gezondheidseffecten van keuzes die zij maken. De cliënte en haar partner krijgen ter ondersteuning van mondelinge informatie ook upto-date schriftelijke informatie. De cliënte en haar partner krijgen eenduidige voorlichting en begeleiding van alle betrokken zorgverleners bij het voeden van hun kind, zolang zij daaraan behoefte hebben. Dit betreft alle zorgverleners waarmee de cliënte vanaf haar zwangerschap tot het einde van haar borstvoedingsperiode in aanraking komt, zoals o verloskundigen, zowel eerstelijns als klinisch verloskundigen; o kraamverzorgenden; o verpleegkundigen, waaronder obstetrieverpleegkundigen, kinderverpleegkundigen en jeugdverpleegkundigen; o artsen, waaronder gynaecologen, kinderartsen, jeugdartsen en huisartsen. o lactatiekundigen IBCLC De cliënte krijgt voorlichting die is gebaseerd op de multidisciplinaire richtlijn borstvoeding. De cliënte profiteert van een goede communicatie en overdracht tussen zorgverleners. De cliënte en haar partner beschouwen de verloskundige als de vanzelfsprekende medische professional die hen voorlichting, counseling en begeleiding biedt bij de voeding van hun (nog niet geboren) kind. De cliënte en haar partner krijgen voorlichting, counseling en begeleiding van een verloskundige vanaf de zwangerschap tot in elk geval de eerste zes weken na de geboorte. De cliënte en haar partner krijgen van hun verloskundige een overzicht met mogelijkheden voor laagdrempelige borstvoedingsondersteuning in de buurt. De cliënte en haar partner kunnen rekenen op adequate verwijzing naar een andere zorgverlener wanneer zij een zorgvraag hebben die buiten de expertise van de verloskundige valt.
1 5 6 7 8 9 50 51 5 5 5 55 56 57 58 59 60 61 6 6 6 65 66 67 68 VERLOSKUNDIGE De verloskundige respecteert de keuzes van de cliënte en haar partner. De verloskundige stelt de cliënte en haar partner centraal en ondersteunt hen bij het nemen van een geïnformeerde beslissing over de voeding van hun kind. De verloskundige ziet het geven van voorlichting, counseling en begeleiding bij de voeding van de pasgeborene als haar volwaardige basistaak tot in elk geval zes weken post partum. Zij handelt op basis van actuele, wetenschappelijk onderbouwde inzichten. De verloskundige gebruikt de multidisciplinaire richtlijn borstvoeding als basis voor haar handelen. De verloskundige ondersteunt borstvoedende cliënten tot in elk geval zes weken post partum, omdat het borstvoedingsproces in deze periode nog erg kwetsbaar is. 1 De verloskundige beschouwt borstvoeding geven als de fysiologische norm. Zij is zich bewust van de gezondheidseffecten van het niet geven van borstvoeding, voor zowel moeder als kind. Zij onderkent dat het voeden aan de borst voor moeder en kind meer betekent dan de overdracht van melk: het bindt hen op een unieke manier. De verloskundige beschouwt moeder en kind als eenheid en bevordert het (lichamelijk) contact tussen beiden, ongeacht de voedingskeuze. Zij informeert over de beschikbare alternatieven wanneer borstvoeding geven niet mogelijk of gewenst is. De verloskundige spreekt en handelt vanuit de gedachte dat borstvoeding geven het fysiologische vervolg is op zwangerschap en bevalling. Afwijken van dit fysiologisch proces heeft mogelijk gezondheidseffecten voor moeder en kind. De verloskundige bewaakt en bevordert daarom zoveel mogelijk de fysiologie ook wanneer het kind niet aan de borst gevoed wordt, waarbij zij onder meer aandacht besteedt aan het belang van (donor)moedermelk, lichamelijk contact, een respectvolle manier van (bij)voeden en beperking van het aantal personen dat de baby voedt. De verloskundige coördineert als borstvoedingsambassadeur binnen de zorgketen (VSV) de geïntegreerde zorg rondom de begeleiding bij voeding van de pasgeborene, in nauwe samenwerking met de lactatiekundige(n) IBCLC in de regio. De verloskundige agendeert binnen haar verloskundig samenwerkingsverband (VSV) de voeding van de pasgeborene als volwaardig onderdeel van integrale zorg voor moeder en kind. Zij initieert gezamenlijk overleg en deskundigheidsbevordering, met aandacht voor de verschillende werkomgevingen van de betrokken zorgverleners. De verloskundige houdt haar kennis en praktische vaardigheden over voeding van de pasgeborene op peil en stelt zich hierbij toetsbaar op. 1 TNO-peiling melkvoeding, Leiden, maart 015. Health effects of breastfeeding: an update: a systematic literature review, RIVM, Utrecht, april 015.
69 70 71 7 7 7 75 76 De verloskundige volgt regelmatig nascholingen en methodisch intercollegiaal overleg over dit onderwerp en maakt dit aantoonbaar voor collega s en cliënten. De verloskundige conformeert zich aan de KNOV-gedragscode Vervangingsmiddelen voor moedermelk en handelt hiernaar. De verloskundige weert actief reclame voor kunstmatige zuigelingenvoeding, flessen en spenen binnen de praktijk of het ziekenhuis. Bij het organiseren van nascholingen gaat de verloskundige zorgvuldig om met sponsoring, waarbij zij afwegingen maakt met de Weegpunten voor het omgaan met sponsoring van de Landelijke Borstvoedingsraad (LBR). Gedragscode Vervangingsmiddelen voor moedermelk, KNOV, Utrecht, juni 01. Brochure Weegpunten voor het omgaan met sponsoring, Landelijke Borstvoedingsraad, zj, te downloaden via http://webshop.voedingscentrum.nl/weegpunten-sponsoring.html.
77 78 79 80 81 8 8 8 85 86 87 88 89 KNOV De KNOV zorgt ervoor dat voeding van de pasgeborene op haar eigen en op de maatschappelijke en politieke agenda zichtbaar is en blijft. De KNOV neemt actief deel aan de Landelijke Borstvoedingsraad (LBR) en het Platform Borstvoeding. De KNOV sluit zich aan bij de verklaringen over voeding van de pasgeborene van zowel de ICM als de WHO en UNICEF. De KNOV neemt kennis van verklaringen over dit onderwerp en vormt zich een standpunt over de implicaties voor verloskundigen in Nederland. De KNOV draagt haar visie over voeding van de pasgeborene en de gedragscode Vervangingsmiddelen voor moedermelk actief uit. Zowel onder eigen leden als in multidisciplinaire overlegstructuren is duidelijk dat de visie en gedragscode onderdeel zijn van de eigenheid van de KNOV. 5