INHOUDSOPGAVE. Lindenhaeghe, februari 2012 ii Inhoudsopgave. s3082-015



Vergelijkbare documenten
E.F.A. (EerlijkFinancieelAdvies)

Vormen van levensverzekering. Een overzicht

Vormen van levensverzekering

Kerncijfers Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Lees hier meer over de afschaffing van de AOW Partnertoeslag

2. De directeur-grootaandeelhouder (DGA) en pijler 1

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

Algemene informatie oudedagvoorzieningen

Oudedagsvoorzieningen

Inleiding 61 Recht 62 Huwelijksrecht 65 Echtscheiding 72 Erfrecht 76 Schenkingen 92 Erfbelasting 99 Samenvatting 103

Ken je lijfrente. Lijfrente oud regime

Uw lijfrente komt vrij

DE LIJFRENTEWIJZER. INHOUD Klik op het onderwerp voor meer informatie. UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het nieuw regime

ASR Kerncijfers 2013

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012

Vrijkomend lijfrentekapitaal. Keuzemogelijkheden en belastingregels

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar.

Uw lijfrente komt vrij. Pensioen

Direct ingaande lijfrente

Uw lijfrente komt vrij. Lijfrente

Uw lijfrente komt vrij

Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven

Uw lijfrente komt vrij

Direct ingaande garantielijfrente

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime

Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven.

Bijlage. ING Direct Ingaande Lijfrente

DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN?

Startbrief. 1. Algemeen. Waardeoverdracht. Informatie die u geeft. Wanneer bent u deelnemer in de Basisregeling?

NIBE-SVV, januari Oefenexamen Fiscale aspecten en kapitaalverzekering

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Oefenvragen Leven dag 3

1. Wat krijgt u in onze pensioenregeling? 2. Wat krijgt u niet in onze pensioenregeling? 3. Hoe bouwt u pensioen op?

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014

Algemene informatie. Vermogensopbouw VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Schijventarief 2015

Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Belastinginformatie voor het jaar Onderwerpen

UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT!

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime

Overlijdensrisicoverzekering

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Hoe is uw Pensioen geregeld?

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Wat is pensioen? Pensioen is inkomen voor als u later stopt met werken. Pensioen is ook inkomen voor uw nabestaanden als u overlijdt.

Veelgestelde vragen en antwoorden

Oefenvragen Leven dag 1

Nabestaandenvoorzieningen

CAPGEMINI PENSIOENFONDS. Wat krijgt u in onze pensioenregeling? Hoe is uw pensioen geregeld?

Hoe is uw pensioen geregeld?

Uw lijfrente komt tot uitkering. verzekering bedrijfsrisico hypotheek pensioen

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2017

Wat krijgt u in deze pensioenregeling?

Inleiding - Gebruiksaanwijzing van dit boek...1. Hoofdstuk 1 - Wat voor type ondernemer bent u?... 7

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Bijlage WFt Opleidingen

1 Cijferoverzicht...1

Opleiding: Estate Planning Specialist

VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Wat krijg je in onze pensioenregeling?

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Pensioenverzekeringen

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Hypothecair Krediet Wft Levensverzekeringen

AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN

B. BEZITTINGEN Heeft u een eigen woning: ja/nee Beschikt u over spaargelden: ja/nee Globale omvang: Welk rendement rekent u hierover: %

Aanvraag gerichte lijfrenteverzekering of Kapitaalverzekering in beleggingen

Hoe is uw pensioen geregeld?

geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve

Pensioen Meer informatie over uw pensioenregeling. Pensioenfonds Avebe

Productwijzer Kapitaalverzekering

Let op: Er is een apart Pensioen voor de basispensioenregeling over het salaris tot EUR

Fiscale cijfers 2008

Het Goede Voorbeeld Hoe is uw pensioen geregeld?

INVENTARISATIEFORMULIER VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN KLANTPROFIEL - SEGMENT: GOUDEN HANDDRUK

Informatie over veranderde werkwijze door veranderde wetgeving..

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting

Wat krijgt u in onze netto pensioenregeling?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

DNB en AFM zijn op grond van de Europese pensioenrichtlijn (2003/31/EG) verplicht om te dit overzicht te publiceren.

De FATUM. Flexibele Levensverzekeringen en Pensioen- /Spaarplannen

Pensioenreglement Bewust Pensioen

Uw inkomen voor nu of later. Lijfrente opbouwen en uitkeren

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

VEELGESTELDE VRAGEN. Algemeen

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening

Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente

Klantprofiel. Naam klant : Voorletters : Voornaam : Titel : Postcode : Woonplaats : Geboortedatum : Geboorteplaats. Naam partner : Voorletters :

Vrijkomende lijfrente

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Transcriptie:

OPLEIDING WFt Leven

OPLEIDING WFt LEVEN

Lindenhaeghe, februari 2012 ii Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE 1 LEVENSVERZEKERINGEN; ALGEMEEN EN VORMEN 1 1.1 Definitie van de levensverzekering 1 1.1.1 Overeenkomst van verzekering 2 1.1.2 Geldelijke uitkering of een uitkering in natura 2 1.1.3 In verband met leven of dood 2 1.1.4 Een ongevallenverzekering is geen levensverzekering 2 1.1.5 Kans op voordeel 2 1.2 De bij een verzekering betrokken partijen 4 1.2.1 De levensverzekeraar 4 1.2.2 De verzekeringnemer 4 1.2.3 De premieverschuldigde 4 1.2.4 De verzekerde 5 1.2.5 De begunstigde 5 1.3 Redenen om een levensverzekering te sluiten 5 1.4 Indeling levensverzekeringen 6 1.5 Uitkeringen bij leven 7 1.5.1 Kapitaalverzekering bij leven 8 1.5.2 Lijfrenteverzekering 9 1.6 Uitkeringen bij overlijden 19 1.6.1 Levenslange kapitaalverzekering bij overlijden 19 1.6.2 Tijdelijke kapitaalverzekering bij overlijden 21 1.6.3 Risicotermijnverzekering 22 1.6.4 Erfrenteverzekering 26 1.7 Uitkeringen bij leven en overlijden 28 1.7.1 Gemengde verzekering 28 1.7.2 Kapitaalverzekering op vaste termijn 29 1.7.3 Verzekering bij leven met restitutie 30 1.7.4 Ideaalverzekering 31 1.8 Zelftoets 34 1.9 Antwoorden 35 1.9.1 Zelftoets 35 1.9.2 Opgaven 36 2 INHOUD VAN DE LEVENSVERZEKERINGSOVEREENKOMST 39 2.1 Het afsluiten van een levensverzekering 40 2.1.1 Offerte 40 2.1.2 Aanvraagformulier en eventuele medische waarborgen 40 2.1.3 Onderzoek naar de gezondheid 44 2.1.4 De levensverzekeringsovereenkomst komt tot stand 47 2.1.5 De afkoelingsperiode 47 2.1.6 De polis 48 2.2 De rechten van de verzekeringnemer 49 2.2.1 Aanwijzing of wijziging van de begunstiging 49 2.2.2 Afkoop 51

2.2.3 Premievrijmaking; niet meer betalen van de premie 52 2.2.4 Belening 55 2.2.5 Conversie van een levensverzekering 57 2.2.6 Verzwijging; mededelingsplicht van de verzekeringnemer 59 2.3 Uitsluitingsclausules 61 2.3.1 Overlijden ten gevolge van zelfdoding 61 2.3.2 Atoomkernreacties en/of radioactiviteit 61 2.3.3 Overlijden ten gevolge van een misdrijf 62 2.3.4 Oorlogsdekking voor militairen 62 2.4 Aanvullende dekkingen 63 2.4.1 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 63 2.4.2 Arbeidsongeschiktheidsrente 64 2.4.3 Ongevallenverzekering 64 2.5 Clausules 64 2.5.1 Verpandingsclausule 64 2.5.2 Lijfrenteclausule 65 2.5.3 Pensioenclausule 65 2.5.4 Optieclausule 65 2.5.5 Indexclausule 65 2.5.6 Kapitaalverzekering eigen woning (KEW) 65 2.5.7 Verzorgersclausule 66 2.5.8 Discontoclausule 66 2.5.9 Verbindingsclausule 66 2.5.10 En bloc -clausule 66 2.6 Expiraties 67 2.6.1 Uitkeringen bij leven 67 2.6.2 Uitkeringen bij overlijden 68 2.6.3 Een zoektocht naar de begunstigden voor uitkeringen bij leven en bij overlijden 69 2.7 Zelftoets 70 2.8 Antwoorden 71 2.8.1 Zelftoets 71 2.8.2 Opgaven 73 3 BEREKENINGSMETHODIEK BIJ LEVENSVERZEKERINGEN 75 3.1 Grondslagen van een levensverzekering 76 3.1.1 Kosten 76 3.1.2 Risico 76 3.1.3 Interest 81 3.2 Traditionele levensverzekeringen 83 3.2.1 Rekenrente 84 3.2.2 Risicopremie over gehele looptijd gelijk 85 3.2.3 Kosten van tevoren bekend 86 3.3 Unit-linked-verzekeringen 86 3.4 Universal-life-verzekeringen 87 3.4.1 Daadwerkelijk gemaakte rendement 87 3.4.2 Daadwerkelijk gemaakte kosten 88 Lindenhaeghe, februari 2012 iii Inhoudsopgave

3.4.3 Risicopremie 88 3.5 Traditioneel en universal life 92 3.6 Premie- of koopsom berekening 93 3.6.1 Offertesoftware 93 3.6.2 Tarievenboeken 93 3.6.3 Gevraagde offertes 95 3.7 Zelftoets 96 3.8 Antwoorden 97 3.8.1 Zelftoets 97 3.8.2 Opgaven 98 4 ADVISERING EN ZORGPLICHT 99 4.1 Informatieverstrekking 100 4.1.1 Informatiefases 100 4.2 Woekerpolissen 103 4.2.1 Hoe ziet de woekerpolisaffaire eruit? 104 4.2.2 Welke vormen van woekerpolissen zijn er? 106 4.2.3 Wat zijn de kenmerken van een woekerpolis? 106 4.2.4 Wat te doen met een woekerpolis? 108 4.2.5 Modellen commissie-de Ruiter 108 4.3 De financiële bijsluiter 111 4.3.1 Wanneer is een financiële bijsluiter verplicht? 111 4.3.2 Wat is het doel van de financiële bijsluiter? 112 4.3.3 Hoe ziet de financiële bijsluiter eruit? 112 4.3.4 Voor welke producten geldt een andere inhoudelijke bijsluiter? 115 4.4 Provisieregels en beloningstransparantie 116 4.4.1 Passende provisieregels 117 4.4.2 Nominale beloningstransparantie 118 4.4.3 Dienstverleningsdocument 118 4.4.4 Provisiebalans 121 4.4.5 Aanbieders en kostentransparantie 123 4.5 Het klantprofiel 125 4.5.1 De persoonsgegevens 125 4.5.2 De inkomens- (en uitgaven)positie van de klant 126 4.5.3 De vermogenspositie van de klant 127 4.5.4 Kennis en ervaring van de klant 128 4.5.5 Wensen van de klant 128 4.5.6 Vastlegging en reproduceerbaarheid 128 4.6 Het aanvraagformulier 129 4.6.1 Volledig en juist ingevuld aanvraagformulier 129 4.6.2 Het aanvraagformulier geldt mede als vastlegging van het advies 130 4.7 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) 130 4.7.1 Wijzigingen door toepassing Wwft 130 4.7.2 Vaststelling identiteit 131 4.7.3 Ongebruikelijke transacties 133 4.8 Zelftoets 135 Lindenhaeghe, februari 2012 iv Inhoudsopgave

Lindenhaeghe, februari 2012 v Inhoudsopgave 4.9 Antwoorden 136 4.9.1 Zelftoets 136 4.9.2 Opgaven 138 5 WET INKOMSTENBELASTING 2001 139 5.1 Boxenstelsel 139 5.2 Overzicht heffingsgrondslag en verschuldigde inkomstenbelasting heffingsgrondslag 141 5.3 Individuele belastingheffing 142 5.4 Fiscaal partnerschap 142 5.5 Box 1: werk en woning 144 5.5.1 Belastbaar loon 144 5.5.2 Belastbare winst uit onderneming 146 5.5.3 Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden 146 5.5.4 Belastbare inkomsten uit periodieke uitkeringen en verstrekkingen 147 5.5.5 Belastbare inkomsten uit eigen woning 147 5.5.6 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 149 5.5.7 Tarief 149 5.6 Box 2: aanmerkelijk belang 151 5.7 Box 3: sparen en beleggen 151 5.7.1 Rendementsgrondslag 152 5.7.2 Heffingvrij vermogen 152 5.7.3 Fictief rendement 152 5.7.4 Bezittingen 153 5.7.5 Schulden 153 5.7.6 Waardering 154 5.8 Persoonsgebonden aftrek 154 5.9 Heffingskorting 155 5.9.1 Algemene heffingskorting 156 5.9.2 Arbeidskorting 157 5.9.3 Inkomensafhankelijke combinatiekorting 157 5.9.4 Alleenstaande-ouderkorting 158 5.9.5 Levensloopverlofkorting 159 5.9.6 Ouderschapsverlofkorting 159 5.9.7 Doorwerkbonus 159 5.9.8 Ouderenkorting 160 5.9.9 Alleenstaande ouderenkorting 160 5.9.10 Maatschappelijke beleggingen en durfkapitaal 160 5.10 Voorlopige teruggave 161 5.11 Zelftoets 162 5.12 Antwoorden 163 5.12.1 Zelftoets 163 5.12.2 Opgaven 165 6 PERSONEN- EN FAMILIERECHT 167 6.1 Inleiding 167 6.2 Ongehuwd samenwonen 168

6.2.1 Het einde van de samenleving 169 6.3 Huwelijk 170 6.3.1 Tijdens het huwelijk 170 6.3.2 Het einde van het huwelijk 171 6.4 Huwelijksvermogensrecht 172 6.4.1 Inleiding 172 6.4.2 Gemeenschap van goederen 172 6.5 Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen 175 6.5.1 Echtscheiding 176 6.5.2 Geen einde van de algehele gemeenschap van goederen: beperking van deze gemeenschap 176 6.5.3 Besturen 176 6.5.4 Aanpassen huwelijksgoederenregime 176 6.5.5 Beleggingsleer met inleggarantie 177 6.5.6 Beleggingsleer in plaats van nominaliteitsleer 177 6.5.7 Aandachtspunten adviseur 177 6.6 Huwelijkse voorwaarden 178 6.6.1 De totstandkoming van huwelijkse voorwaarden 178 6.6.2 De uitsluiting van iedere gemeenschap 179 6.6.3 Het verrekenbeding 180 6.7 Zelftoets 182 6.8 Antwoorden 183 6.8.1 Zelftoets 183 6.8.2 Opgaven 184 7 ERFRECHT EN SUCCESSIEWET 185 7.1 Begrippen 185 7.2 Wettelijk erfrecht 185 7.2.1 Bloedverwantschap 186 7.2.2 Aanverwantschap 186 7.3 De wettelijke verdeling 187 7.3.1 De geldvordering van de kinderen 187 7.3.2 De omvang van de vordering 188 7.3.3 Vormen van acceptatie van een nalatenschap 189 7.3.4 Schulden van de nalatenschap 189 7.4 Groepen erfgenamen 190 7.4.1 Groep 1 190 7.4.2 Groep 2 192 7.4.3 Groep 3 en 4 192 7.4.4 Wilsrechten 193 7.4.5 Legitieme portie 194 7.5 Het testament 195 7.5.1 Testamentvormen 196 7.6 Successiewet 198 7.6.1 Tarief 199 7.6.2 Vrijstellingen 199 Lindenhaeghe, februari 2012 vi Inhoudsopgave

Lindenhaeghe, februari 2012 vii Inhoudsopgave 7.6.3 Partnerbegrip 203 7.6.4 Levensverzekeringen 204 7.6.5 Pensioenimputatie 211 7.6.6 Aangifte 212 7.7 Zelftoets 213 7.8 Antwoorden 214 7.8.1 Zelftoets 214 7.8.2 Opgaven 216 8 SOCIALE ZEKERHEID EN VOORZIENINGEN 217 8.1 Sociale regelgeving 217 8.1.1 Premieheffing 218 8.1.2 Uitvoering 218 8.2 Algemene Ouderdomswet (AOW) 219 8.2.1 De groep verzekerden 220 8.2.2 De hoogte van de uitkering 222 8.2.3 Het AOW-gat 224 8.2.4 Vergrijzing in Nederland 224 8.3 Algemene nabestaandenwet (Anw) 227 8.3.1 Toekenning van de uitkering 227 8.3.2 Hoogte van de Anw-uitkering 228 8.3.3 Beëindiging van de uitkering 230 8.3.4 Vertrek naar het buitenland 230 8.3.5 Het Anw-hiaat 231 8.3.6 Overgangsrecht 231 8.4 Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) 231 8.5 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) 232 8.5.1 Wanneer is er recht op een WIA-uitkering 232 8.5.2 Vaststellen mate van arbeidsongeschiktheid 233 8.5.3 De hoogte van de WIA-uitkering 234 8.5.4 Aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 243 8.5.5 Overlijdensuitkering 244 8.6 Werkloosheidswet 244 8.6.1 Wanneer recht op WW-uitkering? 244 8.6.2 De duur en hoogte van de WW-uitkering 247 8.6.3 Herleving van de uitkering 250 8.6.4 Voortzetting pensioenopbouw tijdens WW 250 8.7 Zelftoets 252 8.8 Antwoorden 253 8.8.1 Zelftoets 253 8.8.2 Opgaven 254 9 WERKNEMERSPENSIOEN 255 9.1 Wat is een werknemerspensioen? 256 9.1.1 Soorten pensioen 256 9.1.2 Pensioenuitvoerders 257 9.1.3 Pensioen en belastingheffing 259

Lindenhaeghe, februari 2012 viii Inhoudsopgave 9.2 Invoering van de Pensioenwet (PW) 260 9.2.1 Verandering Nederlandse samenleving 260 9.2.2 Toename aantal gepensioneerden 260 9.2.3 Hogere communicatie-eisen 260 9.3 De pensioenovereenkomst 261 9.3.1 Uitvoeringsovereenkomst 261 9.3.2 Pensioenovereenkomst 261 9.3.3 Het pensioenreglement 263 9.3.4 Startbrief 263 9.3.5 Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) 264 9.4 Pensioenregister 269 9.4.1 Inloggen via www.mijnpensioenoverzicht.nl 269 9.4.2 Informatie in een samenvatting 269 9.5 100%-norm 271 9.5.1 Variabele pensioenuitkeringen 271 9.5.2 Aanpassing van het OP aan de loon- en prijzenontwikkeling 272 9.5.3 Uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en vice versa 273 9.6 Toetreding 274 9.6.1 De toetredingsleeftijd 274 9.6.2 Wachttijd of drempelperiode 275 9.7 Gelijke behandeling 275 9.7.1 Gelijke behandeling mannen/vrouwen 275 9.7.2 Gelijke behandeling tijdelijke en vaste werknemers 276 9.7.3 Gelijke behandeling op grond van leeftijd 277 9.7.4 Gelijke behandeling soorten partners 278 9.8 Afkoop kleine pensioenaanspraken 278 9.9 Waardeoverdracht 279 9.9.1 Bij wisseling van werkgever 279 9.9.2 In verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd 281 9.9.3 Collectief op verzoek van de werkgever 281 9.10 Overige bepalingen uit de Pensioenwet 282 9.10.1 Uitruil partnerpensioen voor ouderdomspensioen 282 9.10.2 Verplichte voortzetting partnerpensioen 283 9.10.3 Meeverzekerde stijgingen 283 9.10.4 Verjaringstermijn 284 9.10.5 Onderbrengingsplicht 284 9.11 Zorgplicht 284 9.11.1 Informatievoorziening 285 9.11.2 Betalingsachterstanden 285 9.11.3 Toeslagen 285 9.11.4 Zorgplicht volgens de Wet op het financieel toezicht 288 9.12 Pensioenleidraden 291 9.12.1 Wanneer geldt de leidraad? 291 9.12.2 Wat is een goed adviestraject? 292 9.13 Zelftoets 293 9.14 Antwoorden 294

Lindenhaeghe, februari 2012 ix Inhoudsopgave 9.14.1 Zelftoets 294 9.14.2 Opgaven 295 10 PENSIOENBEREKENINGEN EN -SYSTEMEN 297 10.1 Bepaling van de hoogte van het pensioen 297 10.1.1 Pensioengevend salaris 298 10.1.2 AOW-franchise 299 10.1.3 Dienstjaren 300 10.1.4 Opbouwpercentage 301 10.1.5 Soort pensioenovereenkomst 302 10.1.6 Hoogte andere pensioensoorten dan het ouderdomspensioen 313 10.1.7 Bijspaarregeling 315 10.2 Verzekeringtechnische opbouw van het pensioen 316 10.2.1 Verzekeringtechnische opbouw van het ouderdomspensioen 316 10.2.2 Verzekeringtechnische opbouw van het nabestaandenpensioen 319 10.3 Pensioen en ontslag 322 10.3.1 Waardebepaling van het pensioen bij ontslag 323 10.3.2 Pensioenbreuk door ontslag 324 10.3.3 Waardeoverdracht 325 10.4 Pensioen en echtscheiding 326 10.4.1 Bijzonder nabestaandenpensioen 326 10.4.2 Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) 328 10.5 Pensioen en emigratie 329 10.6 Excessieve beloningen 330 10.6.1 Wanneer is er sprake van een pseudo-eindheffing? 330 10.6.2 Hoe hoog is de pseudo-eindheffing? 330 10.7 Zelftoets 331 10.8 Antwoorden 332 10.8.1 Zelftoets 332 10.8.2 Opgaven 333 11 DE DGA EN DE OUDE DAG 335 11.1 Pensioen in eigen beheer versus verzekeren 335 11.2 Liquiditeit 336 11.3 Opbouwmogelijkheden 337 11.3.1 Opbouw over loon in natura 337 11.3.2 Beleggen tijdens de opbouw 337 11.3.3 Eigen bijdrage 337 11.3.4 Doelkapitaal en pensioendotatie 338 11.3.5 AOW-franchise 339 11.4 Het afdekken van risico s 339 11.4.1 Overlijdensrisico 340 11.4.2 Langlevenrisico 340 11.4.3 Arbeidsongeschiktheidsrisico 341 11.4.4 Faillissement 341 11.5 Kosten 341 11.6 Belastingclaimverzekering 342

11.7 Zelftoets 344 11.8 Antwoorden 345 11.8.1 Zelftoets 345 11.8.2 Opgaven 346 12 LIJFRENTEN 347 12.1 Wat is een lijfrente? 348 12.1.1 Vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen 348 12.1.2 Uitkering ontvangen uiterlijk tot overlijden 349 12.1.3 Niet afkopen, vervreemden, prijsgeven of tot voorwerp van zekerheid dienen 351 12.2 Opbouw- en uitkeringsfase 351 12.3 Huidige fiscale behandeling van lijfrenten 351 12.4 Benaming lijfrenteverzekeringen 352 12.4.1 Zuivere lijfrente 353 12.4.2 Gerichte lijfrente 353 12.4.3 Kapitaalverzekering met lijfrenteclausule 354 12.5 Lijfrenteverzekering en bancaire lijfrente 355 12.5.1 Lijfrentevormen 356 12.5.2 Overlijden tijdens de opbouwfase 357 12.5.3 Overlijden tijdens de uitkeringsfase 357 12.5.4 Wijze van berekenen van het rendement 359 12.6 Toegestane lijfrentevormen 359 12.6.1 Oudedagslijfrente 360 12.6.2 Tijdelijke oudedagslijfrente 362 12.6.3 Nabestaandenlijfrente 363 12.6.4 Lijfrente voor meerderjarig invalide kind 366 12.6.5 Arbeidsongeschiktheidsrente 367 12.6.6 Combinaties van lijfrentevormen: uitgestelde lijfrente op twee levens 367 12.6.7 Shoppen met lijfrentekapitaal 367 12.7 De aftrekbaarheid van de inleg 368 12.7.1 De jaarruimte 369 12.7.2 De reserverings- of inhaalruimte 373 12.8 Inhoudingsverplichtingen 374 12.9 Moment van aftrek 375 12.10 Splitsingsproblematiek 375 12.10.1 Saldomethode 375 12.10.2 Ontstaan van splitsingsproblematiek 376 12.10.3 Beperkte saldomethode vanaf 2010 377 12.10.4 Overgangsregeling: onbeperkte saldomethode 377 12.11 Niet-reguliere uitvoering 378 12.11.1 De sancties 378 12.11.2 Afkoop, vervreemding of dienen tot voorwerp van zekerheid 379 12.11.3 Emigratie en lijfrente 380 12.11.4 Omzetting lijfrente in andere vorm 380 12.12 Lijfrente, nalatenschap en erfbelasting 380 12.12.1 De nalatenschap 380 Lindenhaeghe, februari 2012 x Inhoudsopgave

12.12.2 Heffing van erfbelasting 380 12.13 Lijfrenten en schenkbelasting 381 12.13.1 Waardebepalingen polissen 381 12.13.2 Schenken van termijn tot termijn 382 12.14 Gouden handdruk 383 12.14.1 Direct gebruiken 384 12.14.2 Stamrecht aankopen bij een verzekeraar of een bank 384 12.14.3 Het opzetten van een BV 386 12.14.4 Combinatie 387 12.15 Echtscheiding en lijfrenten 387 12.15.1 Lijfrenten onder het overgangsregime 388 12.15.2 Lijfrenten onder het huidige fiscale regime 388 12.15.3 Lijfrente als vermogensbestanddeel in box 3 388 12.15.4 Goudenhanddrukstamrechten 389 12.16 Switchen tussen bancaire lijfrente en lijfrenteverzekering 389 12.17 Verschillen bancaire lijfrente en lijfrenteverzekering 389 12.18 Zelftoets 391 12.19 Antwoorden 392 12.19.1 Zelftoets 392 12.19.2 Opgaven 395 13 KAPITAALVERZEKERINGEN EN BANKSPAREN 397 13.1 Kapitaalverzekering eigen woning 397 13.1.1 Algemene vereisten 398 13.1.2 In de polis op te nemen voorwaarden 398 13.1.3 Fictieve uitkering 399 13.1.4 De omvang van het voordeel 401 13.1.5 De vrijstelling bij de berekening van het voordeel uit de KEW 402 13.1.6 Berekening rente-element bij toepassing vrijstelling 404 13.1.7 Omzetting van kapitaalverzekeringen eigen woning 404 13.1.8 KEW en verhuizing 405 13.1.9 KEW en echtscheiding 407 13.1.10 Het premiedepot 408 13.2 Op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekeringen 409 13.2.1 Overgang van box 3 naar box 1 410 13.2.2 Imputatieregeling 411 13.3 Banksparen 412 13.3.1 Waarom invoering van banksparen 412 13.3.2 Wat is banksparen voor de eigen woning? 412 13.3.3 Voorwaarden SEW en BEW 414 13.3.4 Fictieve uitkering 419 13.3.5 Uitruil en inbreng SEW/BEW en KEW 420 13.3.6 Inbreng van een gewone spaarrekening of gewoon beleggingrecht 421 13.3.7 SEW/BEW en erfbelasting 421 13.3.8 Spaarhypotheek 422 13.3.9 Verschillen en overeenkomsten tussen KEW en SEW/BEW 422 Lindenhaeghe, februari 2012 xi Inhoudsopgave

Lindenhaeghe, februari 2012 xii Inhoudsopgave 13.4 Uitvaartverzekering en Uitvaartbankrekening 423 13.5 Zelftoets 425 13.6 Antwoorden 426 13.6.1 Zelftoets 426 13.6.2 Opgaven 428 14 WET VPL EN VITALITEITSSPAREN 431 14.1 Vroegpensioen 432 14.1.1 Vervroegde uittreding (VUT) 432 14.1.2 Prepensioen 433 14.1.3 Tijdelijk overbruggingspensioen 435 14.1.4 Lijfrenteverzekeringen 436 14.2 Wet Vpl en ontslagvergoeding 439 14.2.1 Kwalitatieve toets 440 14.2.2 Kwantitatieve toets 440 14.2.3 VUT-strafheffing 441 14.3 Levensloopregeling 441 14.4 Wat is de levensloopregeling? 442 14.4.1 Maximale bedragen 443 14.4.2 Afschaffing en overgangsregeling levensloopregeling 444 14.4.3 Pensioen en levensloop 445 14.4.4 Dekking voor sociale zekerheid 447 14.4.5 Levensloop en spaarloonregeling 447 14.4.6 Directeur-grootaandeelhouder en zijn levensloopregeling 448 14.4.7 Overlijden 448 14.5 Vitaliteitssparen 450 14.6 Mogelijkheden vervroeging pensioen na wet VPL 450 14.6.1 Optimalisering pensioen op 65-jarige leeftijd 450 14.6.2 Variabilisering levenslang ouderdomspensioen 451 14.6.3 Levenslooptegoed gebruiken 451 14.7 Zelftoets 453 14.8 Antwoorden 454 14.8.1 Zelftoets 454 14.8.2 Opgaven 455 15 DE ZELFSTANDIG ONDERNEMER EN DE OUDE DAG 457 15.1 Fiscaal ondernemerschap 458 15.1.1 De ondernemer 458 15.1.2 De onderneming 458 15.1.3 Wie zijn ondernemers? 458 15.2 De oudedagsreserve 459 15.2.1 De bedoeling van de oudedagsreserve 459 15.2.2 Wie kan een oudedagsreserve opbouwen? 459 15.2.3 De jaarlijkse dotatie aan de oudedagsreserve 461 15.2.4 Afnemingen van de oudedagsreserve 463 15.3 De oudedagsreservelijfrente en de stakingslijfrente 464 15.3.1 De oudedagsreserve- of OR-lijfrente 464

15.3.2 De stakingslijfrente 470 15.3.3 De sancties bij het overtreden van de fiscale voorwaarden 476 15.4 Zelftoets 478 15.5 Antwoorden 479 15.5.1 Zelftoets 479 15.5.2 Opgaven 482 Lindenhaeghe, februari 2012 xiii Inhoudsopgave

1 LEVENSVERZEKERINGEN; ALGEMEEN EN VORMEN Veel Nederlanders hebben een levensverzekering. Een levensverzekering komt voor in veel varianten. Zo is een uitvaartverzekering een voorbeeld van een levensverzekering. Ook sluiten veel mensen een levensverzekering af naast hun hypothecaire geldlening. Maar, u kunt bijvoorbeeld ook denken aan een pensioen waarop een werknemer recht heeft via een werkgever. Een pensioen is ook een voorbeeld van een levensverzekering. In dit hoofdstuk gaan we ten eerste in op de definitie van een levensverzekering. Met deze definitie kunt u bepalen welke verzekeringen levensverzekeringen zijn en welke niet. Ten tweede beschrijven we de partijen die betrokken zijn bij een levensverzekeringsovereenkomst. Ten derde komt aan bod wat redenen zijn voor het afsluiten van een levensverzekering. Ten slotte beschrijven we welke vormen van levensverzekeringen er zijn. Hierbij is er in hoofdlijnen onderscheid tussen levensverzekeringen die een uitkering geven bij overlijden en levensverzekeringen die een uitkering geven bij het in leven zijn op de einddatum van de verzekering. Er zijn ook verzekeringen die in beide situaties recht geven op een uitkering. Na bestudering van dit hoofdstuk bent u in staat om: de definitie te geven van een levensverzekeringsovereenkomst; de partijen die betrokken zijn bij het afsluiten van een levensverzekeringsovereenkomst te benoemen; de meest voorkomende levensverzekeringsvormen te omschrijven; in een praktijksituatie te beargumenteren aan welke soort levensverzekering de voorkeur gegeven zou moeten worden; in een praktijksituatie te beoordelen welke soort levensverzekering aansluit bij de persoonlijke situatie van een consument; in een praktijksituatie een verzekeringsvoorstel uit te werken voor de verschillende levensverzekeringsvormen; te illustreren hoe een gegeven of een gewenste situatie in het algemeen in de levensverzekeringsovereenkomst geregeld is. 1.1 DEFINITIE VAN DE LEVENSVERZEKERING Een levensverzekering is een verzekering die verband houdt met het leven of de dood van de mens, of met de verzorging van de uitvaart van de mens. In de Wet op het financieel toezicht (Wft) is de onderstaande definitie te vinden: een overeenkomst van verzekering tot het doen van geldelijke uitkeringen of een uitkering in natura in verband met het leven of de dood van de mens, met dien verstande dat overeenkomsten van ongevallenverzekering niet als overeenkomsten van levensverzekering worden beschouwd. Lindenhaeghe, februari 2012 1 Verzekeren Leven

1.1.1 Overeenkomst van verzekering Een verzekering is een kansovereenkomst. Dit wil zeggen dat het niet zeker is of de verzekering tot uitkering komt. De verzekering komt alleen tot uitkering als het verzekerde voorval zich voordoet. Een voorbeeld van een verzekerd voorval dat verzekerd kan zijn, is: overlijden voor 1 januari 2013. Gebeurt dit onzeker voorval niet, dan keert de verzekering niet uit. Degene die heeft betaald voor een dergelijke verzekering krijgt hiervoor dus niets terug. 1.1.2 Geldelijke uitkering of een uitkering in natura Een geldelijke uitkering is een uitkering in geld. Zo kan bijvoorbeeld iemand op 65-jarige leeftijd een uitkering van 100.000 krijgen uit een levensverzekering. Maar, er kan ook sprake zijn van een uitkering in natura. U moet hierbij denken aan een verzekering waarbij de verzekeraar de uitvaart regelt. 1.1.3 In verband met leven of dood Van tevoren spreken de verzekeraar en de verzekerde af wanneer er een uitkering volgt. Dit kan bij het in leven zijn van degene die verzekerd is op een bepaalde datum. Maar, er kan ook een uitkering volgen als degene die verzekerd is, overlijdt. Er zijn ook levensverzekeringen die een uitkering geven in beide situaties, dus zowel bij overlijden als bij het in leven zijn op een bepaalde datum. De uitkering is een van tevoren afgesproken bedrag. Dit is het verzekerd kapitaal. Dit kapitaal komt altijd volledig tot uitkering of helemaal niet. Er kan geen sprake zijn van een gedeeltelijke schade, zoals bij schadeverzekeringen. Een verzekering die altijd het gehele verzekerde bedrag uitkeert als het onzeker voorval zich voordoet is een sommenverzekering. Het is dus niet van belang of er wel of geen schade is. Een levensverzekering is dus een sommenverzekering. 1.1.4 Een ongevallenverzekering is geen levensverzekering Een ongevallenverzekering is een verzekering die een uitkering geeft als de verzekerde een ongeval krijgt. Er kan een uitkering worden verkregen bij een ziekenhuisopname, blijvende invaliditeit en overlijden. Volgens de Nederlandse wetgeving is een ongevallenverzekering geen levensverzekering. 1.1.5 Kans op voordeel Door de ruime definitie van het begrip levensverzekering vielen ook allerlei spaarcontracten onder deze definitie. Om dit te voorkomen, is afgesproken dat van een levensverzekering slechts sprake is als er vanuit de verzekeringnemer bezien een kans op voordeel bestaat. Dit noemen we ook wel het gerede-kans-criterium. Deze kans op voordeel moet gedurende ten minste de eerste helft van de looptijd Lindenhaeghe, februari 2012 2 Verzekeren Leven

plus een dag van de verzekering bestaan. De bonus moet ten minste 10% bedragen. Dit houdt in dat als er naast een kapitaaluitkering bij in leven zijn, een overlijdensuitkering zal worden verstrekt bij eerder overlijden, de verzekeraar gedurende ten minste de helft van de looptijd plus een dag 10% meer of 10% minder uitkeert dan de tot dan toe opgerente premies (premies inclusief rendement). Keert de verzekeraar bij overlijden 10% meer uit, dan zal de uitkering bij leven lager zijn dan wanneer de verzekeringnemer zijn geld aan een gewone spaarrekening zou hebben besteed. Is de uitkering bij overlijden 90% (dus 10% minder) dan moet de uitkering bij leven hoger zijn dan in een vergelijkbare situatie op een spaar- of beleggingsrecht, met eenzelfde rendement. Overigens hanteren veel verzekeraars de minimaal 110% - of maximaal 90% -dekking bij eerder overlijden gedurende de hele looptijd. Voorbeeld Noëlle van der Wind vraagt een offerte op bij verzekeraar X. Zij wil elke maand een bedrag van 150 inleggen. De ingelegde bedragen belegt de verzekeraar voor haar in obligaties. Met de waarde van de verzekering kan zij vervolgens op 60-jarige leeftijd een deel van haar hypothecaire geldlening aflossen. Daarnaast wil Noëlle dat haar vriend de waarde van de verzekering ontvangt op het moment van haar overlijden. Ze ontvangt enige dagen later een offerte via de mail. Hierin staat vermeld dat de verzekeraar bij overlijden van Noëlle vóór haar 60-jarige leeftijd 110% van de waarde van de verzekering uitkeert. Noëlle vindt dit vreemd, ze had immers gevraagd om een offerte waarin de waarde van de verzekering bij haar overlijden voor haar vriend zou zijn. Dus gewoon 100% van de waarde van de verzekering. Na een telefoontje met verzekeraar X is het haar helemaal duidelijk. Binnen een verzekering moet altijd een kans op voordeel bestaan. Binnen de aangeboden offerte is de kans op voordeel verwerkt in de uitkering bij overlijden voor haar 60-jarige leeftijd. Haar vriend ontvangt dan immers meer dan de waarde van de verzekering. Ze geeft bij de verzekeraar aan dat zij ook een offerte wil ontvangen waarin haar vriend 90% van de waarde van de verzekering ontvangt, als zij vóór haar 60-jarige leeftijd overlijdt. De uitkering bij in leven zijn op 60-jarige leeftijd zal dan hoger zijn dan in de eerste offerte. OPGAVE 1 Wat is een onderdeel van de wettelijke definitie van een levensverzekeringsovereenkomst? a. De uitkering kan zowel in geld als in natura worden verkregen. b. De uitkering wordt uitsluitend bij overlijden ontvangen. c. Onder de definitie valt ook een ongevallenverzekering. Lindenhaeghe, februari 2012 3 Verzekeren Leven

1.2 DE BIJ EEN VERZEKERING BETROKKEN PARTIJEN Bij de totstandkoming van een levensverzekering spelen verschillende partijen een rol. Elke partij heeft zijn eigen rechten en plichten. De partijen die een rol spelen bij de levensverzekering zijn: de verzekeraar; de verzekeringnemer; de premieverschuldigde; de verzekerde(n); de begunstigde(n). 1.2.1 De levensverzekeraar Een verzekeringsmaatschappij of verzekeraar is een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt. Doorgaans wordt een verzekeraar gedefinieerd als: een financiële onderneming die zich tegen betaling van een zeker bedrag, ten opzichte van een andere partij, verbindt tot het doen van één of meer uitkeringen als een bepaalde onzekerheid zich voordoet. 1.2.2 De verzekeringnemer Een levensverzekering is een overeenkomst tussen twee partijen: een verzekeringnemer en een verzekeraar. De overige partijen kunnen dezelfde persoon zijn als de verzekeringnemer, maar dit hoeft niet zo te zijn. De verzekeringnemer is dus een belangrijke persoon in de overeenkomst, omdat hij de contractant is met de verzekeraar. Iedere overeenkomst van levensverzekering heeft een of twee verzekeringnemers. De verzekernemer kan in beginsel alle polisrechten uitoefenen. In de polisvoorwaarden is altijd de definitie van de verzekeringnemer omschreven. De verzekeringnemer kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. Voorbeeld Jabee BV, een fabrikant van muziekinstrumenten, sluit een pensioenverzekering af voor haar personeel bij verzekeraar X. Jabee BV is de verzekeringnemer voor deze verzekering. De overeenkomst van de pensioenverzekering is dus afgesloten tussen Jabee BV en verzekeraar X. Zij zijn de contactanten van de overeenkomst. In dit voorbeeld is de verzekeringnemer dus een rechtspersoon. 1.2.3 De premieverschuldigde Lindenhaeghe, februari 2012 4 Verzekeren Leven De premieverschuldigde is degene die er verantwoordelijk voor is periodiek een bedrag aan de verzekeraar te betalen. Dit is in veel gevallen dezelfde persoon als de verzekeringnemer. In plaats van een periodieke betaling kan er ook een eenmalige betaling zijn op een levensverzekering. Er is dan sprake van een koopsom en dus van een koopsomverschuldigde.

1.2.4 De verzekerde De verzekerde in de overeenkomst van de levensverzekering is degene op wie zijn leven de overeenkomst is gesloten. De uitkering is afhankelijk van het in leven zijn of dood zijn van de verzekerde. Het is ook mogelijk dat er twee verzekerden op één polis staan. Het is duidelijk dat de totstandkoming van de levensverzekering afhankelijk kan zijn van de gezondheid van de verzekerde. Er is immers geen verzekeraar die een verzekering wil afsluiten met een verzekerd bedrag bij overlijden op het leven van een persoon die naar verwachting binnenkort zal overlijden. 1.2.5 De begunstigde De begunstigde is degene die, in geval van verwezenlijking van het verzekerde risico, recht heeft op uitkering. De begunstigde kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. De begunstigde kan dezelfde persoon zijn als de verzekeringnemer en premieverschuldigde. Ook kan de begunstigde een andere persoon zijn dan de verzekeringnemer en premieverschuldigde. Voorbeeld Paula Hoogewerf sluit een levensverzekering af bij verzekeraar X. De verzekering moet een uitkering geven aan Fred als zij overlijdt. Fred is de man van Paula. Paula betaalt zelf de premies op deze verzekering. Het volgende geldt: de verzekeraar is verzekeraar X; de verzekeringnemer is Paula; de verzekerde is Paula; de begunstigde is Fred. 1.3 REDENEN OM EEN LEVENSVERZEKERING TE SLUITEN Net als bij iedere andere verzekeringsvorm is het doel van de levensverzekering om dekking te bieden tegen bepaalde risico s. Het gaat hier om twee risico s: het risico van lang leven; het risico van kort leven (overlijden). Het langlevenrisico houdt in dat een persoon langer leeft dan waarmee hij financieel rekening heeft gehouden. Hierdoor kan hij in financiële problemen komen, omdat zijn geld opraakt. Het kortlevenrisico is feitelijk het tegenovergestelde van het langlevenrisico. Wanneer iemand korter leeft dan verwacht, kunnen er financiële problemen ontstaan voor de nabestaanden. Lindenhaeghe, februari 2012 5 Verzekeren Leven

Afhankelijk van de verzekeringsvorm wordt een uitkering gedaan bij in leven zijn of bij overlijden op een bepaalde datum. Er zijn vier redenen om een levensverzekering af te sluiten: schuldaflossing: een verzekeringnemer sluit een levensverzekering vaak af naast een hypothecaire geldlening. De verzekeringnemer gebruikt de uitkering uit de verzekering dan om op de einddatum van de hypotheek de schuld in één keer af te lossen; de verzorging van de nabestaanden: veel mensen sluiten een levensverzekering af om na het overlijden hun nabestaanden financieel goed achter te laten. Bij overlijden ontvangen de nabestaanden dan een periodieke uitkering of een bedrag ineens. Een periodieke uitkering kan het inkomen van de overledene geheel of gedeeltelijk vervangen. Met een uitkering ineens kan een nabestaande bepaalde zaken betalen zoals de aflossing van een lening of de uitvaart. Ook kan de nabestaande de eenmalige uitkering gebruiken om enige tijd van te leven; een inkomen voor de oude dag: een levensverzekering kan zorgen voor een periodieke uitkering na het bereiken van een bepaalde leeftijd. Een voorbeeld van een dergelijke periodieke uitkering uit een levensverzekering is een pensioen. Bij het afsluiten van een pensioenverzekering is altijd een werkgever betrokken. Een persoon die geen werkgever heeft of buiten de werkgever om een periodieke uitkering wil verzekeren vanaf een bepaalde leeftijd, kan een zogenaamde lijfrenteverzekering afsluiten. Verzekeringtechnisch zijn een pensioen en een lijfrente dus gelijk. Een lijfrente sluit iemand alleen af in privé en een pensioen altijd via de werkgever. Zowel een pensioen als een lijfrente geven recht op een periodieke uitkering; sparen voor toekomstige lasten: een goed voorbeeld hiervan is de studie van kinderen. Er is dan sprake van een studieverzekering. Een studieverzekering wordt vaak vlak na de geboorte van het kind afgesloten en keert bijvoorbeeld uit op de achttiende verjaardag van het kind. 1.4 INDELING LEVENSVERZEKERINGEN We kunnen levensverzekeringen op verschillende manieren indelen. In hoofdlijnen onderscheiden we twee verschillende soorten indelingen: de wijze van uitkeren; het moment van uitkeren. Bij de wijze van uitkeren zijn de verzekeringen te verdelen in: kapitaalverzekeringen: dit zijn verzekeringen die een bedrag ineens uitkeren; renteverzekeringen: dit zijn verzekeringen die elke periode een bedrag uitkeren. Lindenhaeghe, februari 2012 6 Verzekeren Leven