RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA

Vergelijkbare documenten
LEIDRAAD KENNISGEVING

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

LEIDRAAD KENNISGEVING

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

PROCEDURE OVR_P10 HET GEBRUIK VAN AFWIJKENDE EN BIJZONDERE (AANVULLENDE) RICHTLIJNEN IN DE OVR-PROCEDURE

Netwerkdag Omgevingsveiligheid. Omgevingsveiligheid in Vlaanderen. Griet Goossens. RIVM 2 oktober 2017

VLAREM EN VEILIGHEID. Studiedag AMV 10 oktober Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen

PROCEDURE OVR_P02. versie Beschrijving wijziging Datum. 1.0 Initiële (interne) werkversie 01/03/ Aangepaste versie 27/10/2008

1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE VAN DEZE AANVRAAG.

Omgevingsvergunning. Hoe wordt de MER/VR-procedure geïntegreerd? DEPARTEMENT RUIMTE VLAANDEREN DEPARTEMENT LEEFMILIEU, NATUUR & ENERGIE

RICHTLIJN GEODATA. Richtlijn over het aanleveren van geografische informatie in het kader van de veiligheidsrapportage Versie 5.

MODULE 5. RISICOANALYSE

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

PROCEDURE OVR_P01 DE VOORBEREIDENDE VERGADERING

Ruimtelijke Veiligheidsrapportage

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

CODE RISICOCRITERIA EEN CODE VAN GOEDE PRAKTIJKEN INZAKE RISICOCRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S VAN SEVESO-INRICHTINGEN. Versie 1.

Ruimtelijke Veiligheid

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december

Provincieraadsbesluit

MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING

Provincieraadsbesluit

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU)

RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN OVER HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE IN HET KADER VAN DE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE. Versie 4.

Seveso III. Inhoud. Seveso III & externe veiligheid Lina Grooten Dienst Veiligheidsrapportering

Overzicht bepalingen inhoud Veiligheidsrapport in het Brzo 2015, Seveso III en de Rrzo Maart 2016

HANDLEIDING EXTERNE VEILIGHEID IN MER

Provincieraadsbesluit

LEIDRAAD SWA- VEILIGHEIDSRAPPORT

Doel van het formulier

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

1) H.ESSERS 2) Milieuvergunningsaanvraag 3) Veiligheidsnota

Belgisch Staatsblad dd

MODULE 22. POPULATIEMATRIX

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Eurostadium Brussels

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 april 2008

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Briefadvies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 5 januari 2010

Verbintenis tot beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering en nazorg

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. 1 het DABM: het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen. Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 juni 2008

MODULE 12. OPEN OPSLAGPLAATSEN

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

MER in de omgevingsvergunning

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13

Verzoek tot bijstelling of vraag tot afwijking van de milieuvoorwaarden die gelden voor een ingedeelde inrichting of activiteit

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

HANDBOEK WINDTURBINES

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

van 11 december 2007

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

MODULE 4. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 19 januari 2015

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN IN 2321 HOOGSTRATEN (MEER), SLUISKENSWEG 10.

van 23 februari 2010

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 17 maart 2009

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

MLVER/ /PAG/sdv

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Hervergunning en verandering van een attractiepark

De omgevingsvergunning

nr. 709 van MARTINE TAELMAN datum: 13 september 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstenchequeondernemingen - Opleidingsfonds

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 januari 2009

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en gedeeltelijke retrofit van het windturbinepark Kristalpark in Lommel

ADVIES. 10 maart 2014

Brzo 2015 en Rrzo. Edwin Voogd, InfoMil Linda van Berkel, InfoMil

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

De Omgevingsvergunning

MLAV1/ /MV/lydr.

Seveso Samenwerkingsakkoord 16 februari 2016

van 23 februari 2010

Transcriptie:

RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA Richtlijn over het gebruik van een veiligheidsnota bij vergunningsaanvragen van hogedrempelinrichtingen Versie 4.0-01/04/2019 www.omgevingvlaanderen.be

INLEIDING Bij het indienen van een omgevingsvergunningsaanvraag voor de verandering van een hogedrempelinrichting 1 voorziet de regelgeving in een afwijking op de (reguliere) procedure omgevingsveiligheidsrapport 2. Deze afwijking houdt in dat de administratie (in casu het Team Externe Veiligheid), geval per geval, en na ontvangst van een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer, kan beslissen dat er voor de verandering aan de vergunde inrichting geen bijwerking nodig is van een reeds voor deze inrichting goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport (basisrapport). Zoals bepaald in het [DABM] bevat dit gemotiveerd verzoek minstens de volgende gegevens: 1) een beschrijving en verduidelijking van de vergunde inrichting, alsook de veranderingen die in het kader van de vergunningsaanvraag worden aangevraagd; 2) een verantwoording van het verzoek en alle relevante gegevens ter staving ervan; 3) een veiligheidsnota waarin ten minste wordt aangetoond dat: de geplande verandering van de hogedrempelinrichting geen bijkomend aanzienlijk risico van zware ongevallen voor de mens en voor het leefmilieu meebrengt ten opzichte van de bestaande toestand (en een nieuw omgevingsveiligheidsrapport daarover redelijkerwijs geen nieuwe of extra gegevens kan bevatten); wat de geplande veranderingen betreft, de nodige veiligheidsmaatregelen getroffen werden of getroffen kunnen worden, om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen van mogelijk zware ongevallen voor de mens of voor het leefmilieu op voldoend geachte wijze te beperken (en een nieuw omgevingsveiligheidsrapport daarover redelijkerwijs geen nieuwe of extra gegevens kan bevatten). Voor de opmaak van de veiligheidsnota moet de initiatiefnemer een beroep doen op een erkend deskundige. Het [DABM] bepaalt dat de het de procedure en de inhoud van het gemotiveerd verzoek opneemt in het Richtlijnenboek voor Veiligheidsrapportages. In voorliggende richtlijn geeft de Team Externe Veiligheid aan hoe hij omgaat met de bepalingen geen bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens en geen bijkomend aanzienlijk risico voor het leefmilieu, en hoe moet omgegaan worden met de aan de verandering van de inrichting gekoppelde veiligheidsmaatregelen. 1 Binnen het geschetste kader gaat het (uiteraard) om een omgevingsvergunningsaanvraag voor een verandering die betrekking heeft op installaties met Seveso-gevaarlijke stoffen. 2 [DABM], artikel 4.5.1, 3 tot en met 6. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina iii

Aanvullend bij voorliggende richtlijn beschrijft procedure OVR_P12 uit het Richtlijnenboek voor Veiligheidsrapportages de wijze waarop het gemotiveerd verzoek (incl. de veiligheidsnota) wordt opgesteld, ingediend en beoordeeld. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina iv

INHOUD Inleiding iii Inhoud v Module 1. Terminologie en referenties 1 Module 2. Toepassingsgebied 2 Module 3. Het gebruik van een veiligheidsnota 3 3.1 Aspect mensrisico in een veiligheidsnota 3 3.2 Aspect milieurisico in een veiligheidsnota 5 3.3 Aspect Veiligheidsbeheersysteem en intern noodplan in een veiligheidsnota 6 Module 4. Versiebeheer 7 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina v

MODULE 1. TERMINOLOGIE EN REFERENTIES Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, worden in deze richtlijn de begrippen en termen gebruikt zoals ze gedefinieerd zijn in [DABM], titel IV, en/of [SWA]. [DABM] [SWA] Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, en zijn wijzigingen. Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Aanvullend worden in deze richtlijn specifiek ook volgende begrippen en termen gebruikt. Basisrapport Bestaande installatie Nieuwe installatie Referentietoestand Verandering Het meest recente goedgekeurde omgevingsveiligheidsrapport van de hogedrempelinrichting. Een installatie waarvan het externe mensrisico en het milieurisico onderzocht werd in het basisrapport (inclusief de sinds dit basisrapport opgestelde en door het Team Externe Veiligheid beoordeelde veiligheidsnota s en addenda). Een installatie waarvan het externe mensrisico en het milieurisico niet onderzocht werd in het basisrapport (inclusief de sinds dit basisrapport opgestelde en door het Team Externe Veiligheid beoordeelde veiligheidsnota s en addenda). De toestand zoals beschreven in het basisrapport (inclusief de sinds dit basisrapport opgestelde en door het Team Externe Veiligheid beoordeelde veiligheidsnota s en addenda). Wijziging van een bestaande installatie of uitbreiding met of toevoeging van een nieuwe installatie; Wijziging van processen en procedés waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn; Wijziging in de exploitatie van installaties met gevaarlijke stoffen. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 1

MODULE 2. TOEPASSINGSGEBIED Deze richtlijn is van toepassing voor het gebruik van een veiligheidsnota in het kader van een omgevingsvergunningsaanvraag voor de verandering van de installaties met Seveso-gevaarlijke stoffen van een reeds vergunde hogedrempelinrichting. Ingeval het aantal veiligheidsnota s bij het basisrapport naar het inzicht van het Team Externe Veiligheid te groot wordt, zal het team geen bijkomende veiligheidsnota s meer toestaan en een herwerking vragen van het volledige basisrapport. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 2

MODULE 3. HET GEBRUIK VAN EEN VEILIGHEIDSNOTA Zoals reeds eerder gesteld kan bij een vergunningsaanvraag voor een verandering van een reeds vergunde hogedrempelinrichting gebruik gemaakt worden van een veiligheidsnota, om aan te tonen dat de beoogde verandering geen bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens of geen bijkomend aanzienlijk risico voor het leefmilieu inhoudt in vergelijking met de toestand die beschreven is in het meest recente omgevingsveiligheidsrapport (basisrapport) van die hogedrempelinrichting, en met betrekking tot de verandering de nodige veiligheidsmaatregelen aanwezig zijn of genomen kunnen worden om zware ongevallen te voorkomen of de gevolgen van gebeurlijke zware ongevallen te beperken, zowel voor de mens als voor het leefmilieu. In de veiligheidsnota zal moeten aangetoond worden dat de resultaten van de risicoanalyse uit een al eerder goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport (het basisrapport) als representatief of conservatief kunnen beschouwd worden, enerzijds voor de huidige toestand en anderzijds voor de toestand na verandering. Hieronder verduidelijkt het Team Externe Veiligheid de aspecten geen bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens, geen bijkomend aanzienlijk risico voor het leefmilieu, en hoe moet omgegaan worden met de aan de verandering van de inrichting gekoppelde veiligheidsmaatregelen. 3.1 ASPECT MENSRISICO IN EEN VEILIGHEIDSNOTA Om te beslissen of de verandering een bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens inhoudt, worden eerst de door de verandering omvatte relevante installaties aangeduid en de eraan gekoppelde scenario s van zware ongevallen ontwikkeld. Vervolgens wordt voor deze scenario s bekeken of ze aanleiding kunnen geven tot een bijkomend aanzienlijk extern mensrisico. 3.1.1 Selectie van relevante installaties Voor de selectie van de voor het externe mensrisico relevante installaties wordt in de veiligheidsnota enkel gekeken naar de bij de verandering betrokken installaties en niet naar de gehele inrichting. Deze selectie moet consistent zijn met de wijze waarop dit in het basisrapport is gebeurd. De selectie wordt uitgevoerd zoals dat in een nieuw omgevingsveiligheidsrapport zou gebeuren, dus met respect voor de meest recente toepasselijke richtlijnen en instructies van het Team Externe Veiligheid, ook al werden in het basisrapport andere richtlijnen toegepast of instructies uitgevoerd. Een specifiek aandachtspunt wordt geformuleerd ten aanzien van het gebruik van de subselectiemethodiek om de voor het externe mensrisico relevante installaties te selecteren. Indien in het basisrapport de subselectiemethodiek werd toegepast, dan mag deze methodiek ook in de veiligheidsnota gehanteerd worden 3. De subselectie wordt uitgebreid met de bij de verandering betrokken installaties. Indien de subselectie in het basisrapport niet is uitgevoerd volgens de meest recente werkwijze, dan dient hieraan de nodige aandacht besteed te worden in de veiligheidsnota. 3 Als in het basisrapport de subselectie niet werd toegepast, dan mag hij ook niet toegepast worden in de veiligheidsnota. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 3

Bij de selectie van de voor het externe mensrisico relevante installaties mag rekening gehouden worden met volgende bijzondere gevallen. Bijzonder geval 1: Productwissel in bestaande installatie Wanneer in een bestaande installatie een productwissel doorgevoerd wordt, waarbij een gevaarlijk product vervangen wordt door een ander gevaarlijk product wat resulteert in kleinere effectafstanden, dan zal het Team Externe Veiligheid oordelen dat die installatie geen bijkomend aanzienlijk (extern) risico voor de mens met zich meebrengt. Randvoorwaarde hierbij is dat het om productwissels gaat waarbij eenzelfde soort van effecten met elkaar vergeleken wordt. Bijzonder geval 2: Reductie van de hoeveelheid gevaarlijke stof in een bestaande installatie Wanneer in een bestaande installatie de hoeveelheid van de gevaarlijke stof wordt verminderd, dan mag er redelijkerwijze van uitgegaan worden dat de effectafstanden niet groter zullen worden. Het Team Externe Veiligheid oordeelt in dit geval dat die installatie geen bijkomend aanzienlijk (extern) risico voor de mens met zich meebrengt. Het stilleggen of buitendienststellen van een installatie valt hier ook onder. Bijzonder geval 3: De verandering zit impliciet al in het risicobeeld in het basisrapport Indien kan aangetoond worden dat de verandering van een installatie risicorekentechnisch al vervat zit in de risicoberekening zoals uitgevoerd in het basisrapport, en bijgevolg door de verandering van die installatie het risicobeeld van de inrichting niet verandert, dan zal het Team Externe Veiligheid oordelen dat die verandering geen bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens met zich meebrengt. 3.1.2 Scenario-ontwikkeling en effectenanalyse Op alle geselecteerde installaties worden de scenario s van zware ongevallen ontwikkeld volgens de meest recente toepasselijke richtlijnen en instructies, net zoals dat in een (nieuw) omgevingsveiligheidsrapport zou gebeuren. Vervolgens worden voor alle scenario s de effecten geanalyseerd. De effectenanalyse moet worden uitgevoerd volgens de meest recente toepasselijke richtlijnen en instructies, ook al werden in het basisrapport andere richtlijnen toegepast of instructies uitgevoerd. Een effectenanalyse hoeft niet noodzakelijkerwijze berekeningen in te houden. Soms kunnen kwalitatieve argumenten volstaan om het punt te staven, bv. op basis van vergelijkingen. 3.1.3 Analyse van bijkomend aanzienlijk risico Het Team Externe Veiligheid oordeelt dat er aan de verandering van de hogedrempelinrichting geen bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens gekoppeld is, indien met een effectenanalyse aangetoond wordt dat voor geen enkel van de ontwikkelde scenario s van zware ongevallen de 1%-letaliteitsafstand tot in een gebied met een belangrijke of belangrijk geachte populatie reikt. Wordt in elk geval en zonder meer beschouwd als een gebied met belangrijke of belangrijk geachte populatie: een gebied met woonfunctie; een kwetsbare locatie; een door het publiek bezocht gebouw of gebied (incl. recreatiegebied); 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 4

zoals gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage, en nader toegelicht in de Leidraad Aandachtsgebieden". In alle andere gevallen, zoals wanneer de 1%-letaliteitsafstand wel over een gebied met belangrijk (geachte) populatie komt of wanneer de bestemming van het gebied hierboven niet is opgesomd bij de gebieden die sowieso als gebied met belangrijk (geachte) populatie worden bestempeld, wordt een geval-per-geval benadering toegepast en wordt het bijkomende risico al dan niet als aanzienlijk beschouwd 4. Bemerk dat in een veiligheidsnota wel effecten, maar geen risico s worden berekend. Er wordt bijgevolg geen (aangepast) risicobeeld aan een veiligheidsnota toegevoegd. Dit neemt niet weg dat in de motivering aangaande geen bijkomend aanzienlijk extern risico voor de mens toch (kwalitatieve) risicogebaseerde of frequentiegebaseerde argumenten kunnen aangedragen worden of afwegingen kunnen gemaakt worden, in het bijzonder in die gevallen waarbij de 1%-letaliteitszone tot over de terreingrens of tot in gebieden met belangrijk geachte populaties reikt. In de veiligheidsnota zal ook moeten aangetoond worden dat: 5 1) het berekende risicobeeld uit het basisrapport nog representatief/conservatief is, rekening houdend met de huidige exploitatie en de meest recente toepasselijke richtlijnen en instructies aangaande de risicoberekeningen, en rekening houdend met de eventuele wijzigingen in de omgeving van de inrichting (in het bijzonder de aanwezige populatie en externe gevarenbronnen in de omgeving van de inrichting); 2) de evaluatie van het berekende risico, in het bijzonder betreft het hier de toetsing aan de risicocriteria, zoals opgenomen in het basisrapport nog steeds voldoet, en dit in functie van: een verhoging van het groepsrisico als gevolg van een toegenomen populatie in de omgeving, waardoor het groepsrisicocriterium zou kunnen overschreden worden; een overschrijding van de risicocriteria voor het plaatsgebonden risico van 1E-6/j en 1E-7/j (zelfs zonder verandering van de inrichting kan er toch t.o.v. het basisrapport een overschrijding van een van deze criteria ontstaan als gevolg van het bestemmen van nieuwe gebieden met woonfunctie of het inplanten van nieuwe kwetsbare locaties in de omgeving van de hogedrempelinrichting 6 ). 3.2 ASPECT MILIEURISICO IN EEN VEILIGHEIDSNOTA Het Team Externe Veiligheid oordeelt dat er aan de verandering van de hogedrempelinrichting geen bijkomend aanzienlijk risico voor het leefmilieu gekoppeld is, indien in de veiligheidsnota kan aangetoond worden dat de bestaande, in het basisrapport beschreven milieuveiligheidsmaatregelen ook volstaan voor de toestand na verandering, of indien in de veiligheidsnota extra milieuveiligheidsmaatregelen worden besproken. De realisatie en de implementatie van deze veiligheidsmaatregelen wordt opgevolgd via het Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport (zie ook paragraaf 3.3). 4 De erkend deskundige voegt hiervoor een grondige motivatie toe aan zijn veiligheidsnota. 5 Indien dit niet kan aangetoond worden, wordt het gebruik van een veiligheidsnota niet toegestaan. 6 In principe moet de ruimtelijke veiligheidsrapportage dit voorkomen, doch deze procedure treedt pas in werking bij effectieve bestemmingswijzigingen. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 5

3.3 ASPECT VEILIGHEIDSBEHEERSYSTEEM EN INTERN NOODPLAN IN EEN VEILIGHEIDSNOTA In de veiligheidsnota dient aangetoond dat het in het basisrapport beschreven veiligheidsbeheersysteem en interne noodplan ook dekkend zijn voor de toestand na verandering, dan wel of er extra veiligheidsprocedures moeten worden opgesteld of extra veiligheidsmaatregelen moeten worden voorzien. In het laatste geval dient aangegeven welke aanpassingen of aanvullingen nodig zijn, en dient een engagement over de realisatie en de implementatie ervan aangegaan. Dit kan in de vergunning worden ingeschreven als een bijzondere vergunningsvoorwaarde. Met het [SWA] beschikt de overheid over het gepaste instrument om dit verder op te volgen. 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 6

MODULE 4. VERSIEBEHEER Datum Versie Beschrijving wijziging 01/03/2011 1.0 Initiële versie van de richtlijn 21/03/2012 1.1 Aangepaste versie van de richtlijn n.a.v. een wijziging aan Vlarem I, specifiek m.b.t. het invoeren van het instrument Veiligheidsnota in de procedure van een Mededeling van Kleine verandering 01/04/2013 2.0 Nieuwe versie van de richtlijn n.a.v. een wijziging van het Decreet Algemeen Milieubeleid 01/02/2017 3.0 Nieuwe versie van de richtlijn n.a.v. het invoeren van de omgevingsvergunning 01/04/2019 4.0 Nieuwe huisstijl departement Omgeving Verduidelijking 3.1.3 (voordien 4.1.3) 01/04/2019 Richtlijn Veiligheidsnota pagina 7

Vlaamse overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Team Externe Veiligheid Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel E-mail: seveso@vlaanderen.be Website: www.omgevingvlaanderen.be