Streekeigen onderhoudswijzer



Vergelijkbare documenten
GEMEENTE OLDEBROEK gemeentelijk monument; raadsbesluit 24 juni 2003

Opname en opmeting bestaande schuur t.b.v. functiewijziging

Erven in Hof van Twente Aandacht voor streekeigen kenmerken

Rubriek Kwalificatie* Toelichting objectnummer 0419

OPNAMERAPPORT objectnummer INSPECTIERAPPORT 2016 Objectnummer Voormalig Raadhuis (kosterij)

GEMEENTE OLDEBROEK gemeentelijke monumentenlijst, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 november 2000

Verl. A. Hanhnweg 10. Adviesnummer 373 Adres Verl. A. Hanhnweg 10. Naam monument - Oorspronkelijke functie Woonhuis Datum plaatsing

Monumentbeschrijving. Kerkstraat 77 Westerbeek. Drs. Elke de Rooij

Bouwhistorische verkenning / waardestelling. Voormalig bakhuis/ schuur erve Kaamps

Bijlage 6 B e g r i p p e n l i j s t

Typering van het monument: Gave twintigste-eeuwse hallenhuisboerderij met aanbouwen onder een zadeldak met wolfseinden.

INSPECTIERAPPORT 2014 objectnummer 0068 v.m. Stadhuis Heerenwal XW Sloten

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

: langhuisboerderij met aangebouwd bakhuisje en omliggend groen erf

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Datum bezoek: september 2015 Datum rapport: 7 oktober 2015 Naam rapporteur: Marielle Vrijkotte. Overzicht cultuurhistorische waarden Spanjaardsdijk 52

Lijst van 62 cultuur historisch waardevolle gebouwen in Vessem (vlgs bestemmingsplan kom Vessem 8/10/08) Flinkert 5/7 Dorpswoning

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Nederasselt. Eindsestraat 1 (MIP lijst 1396; NED6)

Typering van het monument: Vrijstaand negentiende-eeuws woonpand van twee bouwlagen met karakteristiek dakoverstek.

Lookwatering 1, 2635 CJ Den Hoorn

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Margarethastraat 33

mierlo.ons digitale dorp.nl

INRICHTINGSPLAN VOSSEBOERWEG 12

BOERENERVEN. Bouw, beheer en onderhoud Lennert Vrij

Rozenvendreef 1, Roosendaal

Nieuwlandsedijk 7 Woning van bescheiden formaat onder zadeldak, ca Traditioneel-ambachtelijke bouwtrant. IJsselsteen. Verkeert, op de voordeur

REDENGEVENDE BESCHRIJVING BOERDERIJCOMPLEX. bouwjaar : Voorhuis: 1926, achterhuis: omstreeks 1900 architect : -

: Turlings, Roermond; het ontwerp van de tuin is van J. Cuypers

Actualisatie lijst karakteristieke objecten. 4.5 Linden. Croonen Adviseurs

Kwaliteit van oude en nieuwe bijgebouwen op erven in Overijssel. Een verkenning van typen bijgebouwen, ontwikkelingen en mogelijkheden

Typering van het monument: Voormalige boerderij met woongedeelte in een traditionele, negentiende-eeuwse bouwstijl.

Typering van het monument: Woonhuis uit 1896 dat deel uitmaakt van de historische bebouwingsstructuur van de dorpskern Hunsel.

erg bijzonder is. Om U een idee te geven volgt hieronder een tekening. Tek. 4 14

LEZEN. Terpentijd

Sjef Kickken. Kickken Bouwtechnisch Advies

Complexnummer:

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

GEMEENTE OLDEBROEK gemeentelijke monumentenlijst, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 november 2000

Typering van het monument: Karakteristiek woonhuis voorzien van een pleisterlaag op L-vormige plattegrond daterende uit circa 1910.

Kwakefa/eg 17, Maasland

INSPECTIERAPPORT 2015 Objectnummer 2781 Mausoleum Achter Ljouwerterdyk GC Akkrum

Opdrachtomschrijving: dakrenovatie oude woning, bestaande uit meerdere klussen.

Complexnummer:

Voormalige gemeente Jacobswoude

Krullenlaan 3. Oorspronkelijke functie : Dienstwoning en schuur. Datum foto :

Zwolle, 20 december 2017 Kenmerk: / MVD Betreft: Advies erf Bevrijdingsweg 2. Projectnummer: Inlichtingen bij: mevrouw drs. M.

Plantagebaan , Wouwse Plantage. Bouwjaar: vierde kwart 19e eeuw

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

BESCHRIJVING VAN DE BOERDERIJEN EN BIJGEBOUWEN T.B.V. DE INSTANDHOUDING OF SLOOP VAN DE BIJGEBOUWEN EN ERFVERBETERING.

co z Bouwhistorisch onderzoek

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Deelgebied 4, Vorchten. 1. Beschrijving bestaande situatie

Complexnummer:

min.7.5m min. 3m Legenda ontsluiting oprijlaan van het erf gezamenlijk erf en individuele kavels boerderij schuurwoning gezamelijke schuur

Quickscan Gemeente Drimmelen maart - april 2013

LANGGEVELBOERDERIJ. Beeld en massa: traditionele architectuur met duidelijke referentie aan langgevelboerderij

Wederopbouwboerderijen in Hoogland -West

Creëer Bufferruimtes. Praktische tips voor een energiezuinig en comfortabel monument

Gaagweg 13, 2636 AK Schipluiden

Emilelaan, Jonker 3. Adviesnummer 323 Adres Emilelaan, Jonker 3. Oorspronkelijke functie Boerderij Datum plaatsing monumentenlijst

Complexnummer:

2. Karakteristieke panden

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Woningbouwlocatie De Klingelenberg, Tuil. Beeldkwaliteitplan T-boerderij

Gevels: Het pand is opgetrokken in bruine baksteen, gemetseld in kruisverband en platvol gevoegd. De gevels hebben een gepleisterde plint.

Redengevende oms chrijving boerderij

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Inhoudsopgave. Wat houdt het project Streekeigen Huis en Erf in? Draagt u bij aan het streekeigen karakter?

Toplocatie Tolberg. Ruim m² aan mogelijkheden

Lindeboomsweg 1. Adviesnummer 371 Adres Lindeboomsweg 1. Naam monument - Oorspronkelijke functie Boerderij Datum plaatsing monumentenlijst

GEMEENTE SLUIS. Voorontwerpbestemmingsplan. Nieuwstraat 79 Sluis. Bijlagenboek

RESTAURATIE en VERBOUWING VESTESTRAAT 146, LEIDEN

WELSTANDSBELEID VOOR GEBIED VAN DE MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID (vaststelling raadsvergadering d.d. 25 januari 2011)

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel :

De Nieuwenberg 15, Roosendaal

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Beemderhoekweg 1

straat en nummer : Stuurmanspad 2 Objectgegevens straat en nummer : Stuurmanspad 2 postcode en plaats : 1506 EP Zaandam bouwdatum : 1894

Trappen. De trap naar de 1 e en 2 e verdieping is in goede staat.

Monumenten en beschermde gezichten Vergunningvrije werkzaamheden. Informatieblad

4.2 BEELDKWALITEIT. Inleiding. Deze beeldkwaliteitsparagraaf dient als leidraad voor het bereiken van een gewenste

Bestemmingsplan Usseler Es

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Bennebroekerlaan 10. Bouwjaar : Circa 1890 Architect : : Neorenaissance-trant met invloed van de Chaletstijl Oorspronkelijke functie : Woonhuis

Kuyperschool Ridderkerk Bouwkundige opname 15 augustus Bouwkundige opname. Voormalige Kuyperschool te Ridderkerk

Notitie Ontwerp Notitie Beeldkwaliteitsparagraaf Gasteren Bosakkers 3 e fase

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Dorpstraat 16

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Waardestellend cultuurhistorisch onderzoek

Complexnummer:

Complexnummer:

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Kerkstraat 2. Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 1534 Coördinaten : x: y:

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

z Bouwhistorisch onderzoek Boerderij aan de Graafdijkwest 10/11 te Molenaarsgraaf

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne

beeldkwaliteitsplan locatie ons belang Staphorst 21 september 2012

Redengevende beschrijving

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Transcriptie:

Streekeigen onderhoudswijzer

Streekeigen onderhoudswijzer

Inhoudsopgave 1. Streekeigen erven 1.1 Verschillen bepalen het karakter 1.2 Onder druk 1.3 Impuls voor herstel 1.4 Behoud door onderhoud 4 2. Kenmerken van een erf 2.1 Erven en landschap horen bij elkaar 2.2 Voor en achter: structuur op het erf 2.3 Iedere regio zijn eigen type boerderij 2.4 Nut en noodzaak 2.5 Zelfvoorzienend 6 3. Wat is streekeigenheid? 3.1 Uniek voor een streek 3.2 Herkenning 3.3 Oorzaken van streekeigenheid 3.4 Overijssel in 10 streken 14 4. Streekeigen kenmerken per regio 16 5. Onderhoudstips voor streekeigen bebouwing 5.1 hoofdgebouw 5.2 bijgebouwen 36 6. Onderhoudstips voor streekeigen beplanting 84 7. Onderhoudstips voor verharding, hekwerk, waterput 110 Bijlagen 3

1. Streekeigen erven 1.1 Verschillen bepalen het karakter In de groene tuin van Nederland (provincie Overijssel) liggen veel boerenerven. Het lijkt alsof ze er altijd al hebben gelegen. Voor velen hebben ze iets nostalgisch, iets eigens. Erven stralen ook trots, hard werken en vernieuwing uit. Per regio of streek zien de boerenerven er anders uit. Juist die regionale verschillen bepalen het streekeigen karakter. 1.2 Onder druk De verschillen tussen de streken onderling zijn in de loop van de 20e eeuw steeds kleiner geworden. Ruilverkaveling, mechanisatie, kunstmest en de opkomst van nieuwe materialen zoals prikkeldraad en beton leverden veel grondwinst en tijdwinst op. En natuurlijk werd hiermee bespaard op onderhoud. Jammergenoeg werd het landschap er hiermee niet aantrekkelijker op. Dat werd eentoniger en verschraalde, er trad een verarming van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden op. 1.3 Impuls voor herstel Het is in 2013 bijna vier jaar geleden dat bijna alle gemeenten van Overijssel een project Streekeigen huis en erf startte. Eigenaren van boerenerven werden gestimuleerd om hun boerderij, bijgebouwen en beplanting streekeigen op te knappen. Deelnemers kregen advies en een bijdrage in de uitvoeringskosten. Uiteindelijk werden een kleine 2000 erven geadviseerd en bijna zoveel opgeknapt. Gevels, luiken en daken van boerderijen werden hersteld, evenals kippenhokken, bakhuisjes, aardappelkelders en hooibergen. Ook werden hoogstamfruitgaarden aangelegd, hagen, knotlindes, kastanjes en notenbomen aangeplant.

1.4 Behoud door onderhoud Maar met alleen aanleggen en herstellen bent u er niet. Onderhoud van dit alles is nodig om het streekeigen karakter van erven, te kunnen behouden, ook in de toekomst. Daarom is deze streekeigen onderhoudswijzer uitgebracht. Hiermee wordt de kennis vanuit het gebied overgedragen aan u als erfeigenaar. Op deze manier ziet u hoe u zelf aan de slag kunt gaan en door goed onderhoud op den duur zelfs flink geld kunt besparen. 5

2. Kenmerken van een erf Voor we ingaan op specifieke streekeigen kenmerken lichten we eerst wat algemene principes van het boerenerf toe. Het zijn basisprincipes die helpen om het erf te begrijpen. Hoe ligt een erf in het landschap, welke boerderijtypen zijn er, hoe is het erf opgebouwd en ingericht? 2.1 Erven en landschap horen bij elkaar Erven horen bij het landschap. Boeren werken voor een groot deel in het landschap om hen heen. Waar en hoe een erf ligt en hoe het eruit ziet, wordt bepaald door de bodem en het type landschap. Voor Overijssel geldt: Ligging in het landschap: op de zandgronden liggen de erven aan de rand van de essen en kampen (eenmans-es), ze liggen bij elkaar in clusters en zwermen; op de veengronden liggen de erven in linten; in de heideontginningsgebieden liggen de erven verspreid langs rechte wegen Type bedrijf: op zandgronden komen van oudsher voornamelijk gemengde erf aan de rand van een kamp veel bijgebouwen bedrijven voor. Gemengde bedrijven hebben meestal veel bijgebouwen. In later ontgonnen veen- en heidegebieden zijn de meeste boerenbedrijven melkveebedrijven. De akkerbouwbedrijven vind je op de als laatste ontgonnen heideontginningsgebieden. Uiterlijk van het erf: op de oude zandgronden gaan erf en landschap in elkaar over, er is geen duidelijke scheiding. De beplanting op het erf gaat langzaam over in de beplanting in het omringende landschap. In de jongere veen- en heidegebieden is er vaak wel een scheiding tussen het erf en het landschap door (wind) singels. Op hoge en droge gebieden komen eiken en beuken voor, terwijl in nattere gebieden vaak wilgen, elzen en populieren staan. geleidelijke overgang naar het landschap

2.2 Voor en achter: structuur op het erf Waar staat alles op het erf? Of anders gezegd: Hoe ziet de erfstructuur en ordening van alles op het erf eruit? De eerste ordening is die van voor en achter. Voor staat voor wonen en achter staat voor werken. Deze indeling is in de boerderij terug te vinden in de grootte van de ramen (voor grote ramen, achter kleine), de plaats van de schoorsteen of het soort dakbedekking (voor pannen en achter riet). Maar voorzijde van de boerderij ook op het erf zelf is de denkbeeldige lijn tussen voor (werkterrein van de vrouw) en achter (werkterrein van de man) terug te vinden. Achter staan de stallen en schuren, voor ligt de tuin, met fruitgaard, moestuin en bleekveld. Voor staan ook het bakhuis en de waterput. Voor Overijssel geldt: Op de oude zandgronden is achter naar het land gericht, zodat soms de achterzijde van het erf aan de weg ligt. Soms loopt de doorgaande weg over het erf heen. In de voormalige jongere veen- en heidegronden liggen de erven met de voorzijde naar de weg. achterzijde van de boerderij

ordening van elementen: voor en achter 8

9

gebouwen in een losse strooiing Voor Overijssel geldt: In heel Overijssel komt het hallehuistype het meeste voor. Bij dit type zit het woonen werkgedeelte onder één dak. De oudste vorm is het Twentse lös hoes, een open ruimte bewoond door mens en dier. In de jongere landschappen in het noorden van Overijssel en langs de grens met Drenthe komen ook andere typen voor: Groningse boerderijen, kop-rompboerderijen en dwarsdeelboerderijen. Dit komt doordat veel boeren uit Friesland, Drenthe en Groningen hier naartoe gingen toen er land ontgonnen moest worden. Ze gingebouwen staan parallel aan en haaks op elkaar Op de oude zandgronden liggen de gebouwen op het erf in een schijnbaar losse strooiing. In jonge landschappen staan de gebouwen haaks of parallel ten opzichte van elkaar (en de weg). 2.3 Iedere regio zijn eigen type boerderij Globaal worden de Nederlandse boerderijen tegenwoordig in twee hoofdgroepen verdeeld: de noordelijke huisgroep en de hallehuisgroep. De noordelijke huisgroep heeft een dekbalkgebint en de hallehuisgroep een ankerbalkgebint of varianten daarvan. Onder de noordelijke huisgroep vallen de meeste boerderijen die in Friesland, Groningen, de Waddeneilanden en Noord-Holland te vinden zijn. Typen die hier genoemd kunnen worden zijn het (inmiddels verdwenen) woonstalhuis, de kop-romp boerderij, kop-halsrompboerderij, de stjelp of stolp en het Oldambster (Groninger) type. De hallehuisgroep is een bonte verzameling van typen zoals het lös hoes, het T-huis/dwarshuis, het krukhuis, de langgevelboerderij en de vooral in Limburg voorkomende binnenhofboerderij. 10

Friese kop-hals-rompboerderij Groninger boerderij Noord-Hollandse stolpboerderij Limburge carré-hoeve Brabantse langgevelboerderij lös hoes hallehuisboerderij 11

gen hier werken en namen hun eigen boerderijtype mee. Kenmerken Hallehuis rechthoekige plattegrond vrijstaande eikenhouten gebintconstructie drie beuken: een middenbeuk (deel) en twee zijbeuken scheidingswand tussen woon- en werkgedeelte hoofdingang in voor- of zijgevel stookplaats tegen de scheidingswand laag aflopend zadeldak groot dakoppervlak; schoorsteen midden op de kap ontbreken van goten bij rieten daken voorgevel asymmetrisch met grote venster achtergevel symmetrisch met centraal geplaatste baanderdeuren lage zijgevels met mestdeuren en varianten stalramen van een hallehuis 12

2.4 Nut en noodzaak Eenvoud is het woord dat bij de erven van vroeger past. Gebouwen en inrichting waren vooral functioneel. Er was nauwelijks geld, zeker niet voor luxe. Lange tijd was er weinig comfort. Functie en bedrijfsvoering bepaalden hoe het erf eruit zag. een functionele inrichting 2.5 Zelfvoorzienend Boerengezinnen zorgden helemaal voor hun eigen eten en waren zelfvoorzienend. Men maakte, verwerkte en consumeerde vrijwel alles zelf. Eigen fruitgaard, moestuin, kruidentuin en notenbomen leverden fruit (appels, peren, kersen, pruimen), groente, aardappelen, kruiden en noten. Het vee leverde vlees en melk waarmee kaas en boter werden gemaakt. En wat scharrelende kippen leverden eieren. Op enkele erven stond zelfs vroeger een bijenschuur voor honing. Om voedsel langer te bewaren werd er gewekt, gedroogd, gezouten en gezoet. fruitgaard moestuinen 13

3. Streekeigenheid: wat is dat eigenlijk? boerenerf in de IJsseldelta boerenerf in Noord-oost Overijssel 3.1 Uniek voor een streek Als je door het landschap rijdt, fietst of wandelt, zie je dat boerderijen er niet overal hetzelfde uitzien. Een Twentse boerderij oogt anders dan een Sallandse hoeve. En een boerenerf in de IJsseldelta ziet er weer anders uit dan een boerenerf in het Vechtdal. Kenmerken van boerenerven die echt uniek zijn voor een bepaalde streek, noemen we streekeigen kenmerken. Dat streekgebondene kan in verschillende elementen zitten, bijvoorbeeld in de ligging in het landschap, het type boerderij, materiaal- en kleurgebruik, typen bijgebouwen en de erfinrichting. 3.2 Herkenning Streekeigen kenmerken bepalen het karakter van het landelijk gebied. Ze bepalen mede de identiteit van een regio en de diversiteit van het landschap. Aan die streekgebonden kenmerken kun je een regio herkennen. Denk aan de typische rode pannendaken van boerderijen in Twente, of de felle groene en blauwe kleuren op boerderijen in Staphorst/Rouveen. Als je de boerderijen ziet, weet je meteen waar je bent. Om het onderlinge verschil tussen de streken te behouden, is het behoud van de streekeigen kenmerken van belang. Sallandse hoeve Twentse boerderij boerenerf in Noord-West Overijssel

3.3 Oorzaken van streekeigenheid Maar hoe kan het nou eigenlijk dat de boerderijen in Twente een rood pannendak hebben en de boerderijen in Salland een rieten dak? Of dat de erven in de IJsselstreek Engelse stijltuinen hebben en in de IJsseldelta siertuinen ontbreken? De oorzaken van het ontstaan van streekeigen kenmerken zijn: type bodem en landschap, het soort agrarisch bedrijf, lokale, plaatselijke materialen en ambachten, economische bloei en ja, ook mode! 3.4 Overijssel in 10 streken 1 NOORDWEST OVERIJSSEL (KOP VAN OVERIJSSEL) 2 STAPHORST/ROUVEEN 3 REESTDAL 4 IJSSELDELTA 5 VECHTDAL 6 NOORDOOST OVERIJSSEL 7 IJSSELSTREEK 8 SALLAND 9 VRIEZENVEEN 10 TWENTE 15

4. Streekeigen kenmerken per regio? Elke streek of regio in Overijssel heeft specifieke kenmerken. We noemen ze hieronder. Alleen de meest unieke streekeigen kenmerken worden hier genoemd. Aan deze kenmerken is de regio het meest herkenbaar. Dit wil niet zeggen dat andere kenmerken niet behouden hoeven te worden. Ook bijvoorbeeld een bakhuisje of een fruitgaard ook als deze in veel regio s voorkomen, zijn waardevol. Mede door sloop en kap worden deze elementen steeds zeldzamer. 1 NOORDWEST OVERIJSSEL (KOP VAN OVERIJSSEL) botenhuis boerderij met kamelenrug vervenershuisjes 16

baanderdeuren in de zijgevel koprompboerderijen grote boerderijen langs de voormalige kust houten bruggetjes over de grachten erven liggen veelal aan het water 17

2 STAPHORST/ROUVEEN sierhekjes bezikhuisjes baanderdeuren in de zijgevel 18

groene en blauwe kleuren melkbussenrek achter elkaar geplaatste boerderijen, toegankelijk via smalle paden elzensingels op de perceelsscheidingen asymmetrische voortuin levensboom 19

3 REESTDAL eikengaard boerderijen met krimp 20

aangebouwde schuren veldkeien nieuwe, rijk versierde voorhuizen met symmetrische voorgevels schilddak aan de achterzijde van de boerderij de rivier de Reest Engelse stijltuinen met rode beuken uilenbord 21

4 IJSSELDELTA boerderijen liggen op terpen......of langs de dijk meerdere hooibergen op één erf zwarte, houten schuurtjes knotwilgen, populieren en essen siertuinen ontbreken strakke windsingels in Mastenbroekerpolder 22

dwarshuisboerderijen en krukhuisboerderijen hooiberg met hooiluik lage rieten kap met flauwe dakhelling bruggetjes over de weteringen 23

5 VECHTDAL zwarte, houten bijgebouwtjes 24

schaapskooien boerderijen met rechte kopgevels in het oosten van het Vechtdal rieten daken vlechtwerk van stro 25

6 NOORDOOST-OVERIJSSEL Groningse boerderijen boerderijnamen op de voorgevel 26

andere boerderijtypen open landschap De erven zijn rechtlijnig opgebouwd 27

7 IJSSELSTREEK grote, chique voorhuizen Engelse stijltuinen 28

dwarshuisboerderijen misbaksels uit de steenfabrieken als erfverharding 29

8 SALLAND hooibergen 30

boerderijen met wolfseinden steltenbergen knotbomen bij de voorgevel 31

9 VRIEZENVEEN houten topgevels geen of weinig bijgebouwen 32

jongere boerderijen met symetrische voorgevels met bovenramen kleine voortuinen met hekjes of hagen 33

10 TWENTE weg over het erf onderschoer geveltekens bovenkamer houten topgevel vakwerk stiepelteken waterput met haal dwarsritschuur onderschoer 34

meerkapsboerderijen eikengaard veel kleine bijgebouwen veldkeien 'knik' in het dak aardappelkelder Bentheimer zandsteen rode pannendaken met witte windveren 35

5. Onderhoudstips voor streekeigen gebouwen De boerderij vormt de spil op het erf. De agrarische bedrijfsvoering van boerenerven komt tot uitdrukking in de boerderij en de bijgebouwen. In het voorste deel werd gewoond en het achterste deel vormde het bedrijf. Samen met de bijgebouwen vormen ze vaak karakteristieke clusters van gebouwen. Regulier onderhoud aan de gebouwen is belangrijk voor het voorbestaan van het erf. Het aanpakken van achterstallig onderhoud is tijdrovend en duur; verwaarlozing en instortingsgevaar liggen op de loer. Wanneer het onderhoud goed wordt bijgehouden en onderdelen met regelmaat worden behandeld of vervangen, voorkomt u achterstallig onderhoud. Door het reguliere onderhoud bijvoorbeeld in stappen te verdelen en ieder jaar iets te doen, houd u het overzichtelijk. 5.1 Hoofdgebouw 5.1.1 Hoofdconstructie De boerderijen in Overijssel zijn voornamelijk van het type hallehuis. Hierbij zitten het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte onder één kap. Een voorloper hiervan is het lös hoes. Denk daarbij aan een open huis ; beesten en mensen leefden in één ruimte. De hoofdconstructie van een hallehuis bestaat uit een serie achter elkaar geplaatste gebinten. De gebinten worden geplaatst op veldkeien die rusten op een stevige zandlaag. Door de gebinten wordt de ruimte in drie delen ofwel beuken verdeeld. Deze bestaan uit een (midden)deel en twee zijbeuken. In de zijbeuken stond het vee. Het gebint is het geraamte van de boerderij. Het geraamte moest erg sterk zijn, omdat het dak erop rust en het houvast biedt voor de gevels. Vaak is het daarom van eikenhout gemaakt. Er zijn verschillende typen gebinten. In het zuiden van Overijssel komt het ankerbalkgebint voor (bij de hallehuisgroep) en in het noorden van de provincie het dekbalkgebint (bij de noordelijke huisgroep). Ankerbalkgebinten zijn vaak van eikenhout, terwijl dekbalkgebinten vaak uit grenen of vurenhout bestaan. ankerbalkgebinten

Hoofdgebouw dekbalkgebinten sporenkappen ankerbalkgebinten 37

aantastingen door de larves van de bonte knaagkever boktor larve van een bonte knaagkever Onderhoudstips hoofdconstructie: Verwijder nooit zomaar constructieve onderdelen in een boerderij (of schuur) zonder de neerwaartse of zijwaartse krachten voldoende op te vangen of te ondervangen. Laat wijzigingen door een constructeur berekenen. Voorkom dat constructies te zwaar worden belast; bepaal hiervoor op welke belastingen constructies oorspronkelijk zijn berekend. Laat uw plannen door een constructeur berekenen. Controleer regelmatig tijdens of na een regenbui of zich lekkages voordoen en of dakgoten niet overstromen. Stop niet alle gaten en kieren dicht. Hout heeft ventilatie nodig zodat het kan drogen. Schimmels gedijen slecht op goed geventileerde plaatsen. Controleer regelmatig of zich (nieuwe) houtaantastingen voordoen, in de vorm van schimmels of houtworm. Zaagselsporen kunnen op houtworm wijzen. Vraag in zo n geval deskundig advies bij gespecialiseerde bedrijven. De Nederlandse vereniging van plaagdier bestrijding (NVPB) kan u adviseren. Zorg ervoor dat bij herstelwerkzaamheden aangetast hout en aangetaste stenen direct worden afgevoerd uit het gebouw en de directe omgeving. Dit voorkomt dat de aantasting zich verder kan verspreiden. Zorg ervoor dat de kap en het dak goed en veilig bereikbaar zijn voor controle; laat er niet onnodig voorwerpen liggen. 38

Hoofdgebouw TWENTE Voor de ankerbalkgebinten van Twentse hallehuisboerderijen werd aanvankelijk alleen maar eikenhout gebruikt. Eikenhout was namelijk volop voorradig in de omgeving. Uit de beschikbare bomen maakten de boerderijbouwers een weloverwogen keus. Voor de stijlen en horizontale ankerbalken werden rechte stammen gezocht. Door de goede kwaliteiten van eikenhout kunnen redelijk dunne takken al een constructieve functie hebben. Nadat alle eikenhouten ankerbalkgebint onderdelen op maat waren gemaakt en de houtverbindingen waren voorbereid, werd het gebintwerk als een bouwpakket in elkaar gezet. Bij eikenhout komen aantastingen voor van de bonte knaagknever. Deze zijn te herkennen aan kleine ronde uitvliegopeningen van 3 à 4 mm. Bestrijding van deze insecten kunt u het beste door gespecialiseerde bedrijven laten uitvoeren, bijvoorbeeld de Nederlandse vereniging van plaagdierbestrijding. NOORDWEST OVERIJSSEL In Noordwest Overijssel, het noordelijkste deel van de provincie, komen koprompboerderijen voor. Deze boerderijen bestaan uit een woonhuis (kop) dat tegen het achterhuis (romp) aangebouwd is. De kop is smaller dan de romp, waardoor er aan de voorzijde van de romp ruimte is voor een baanderdeur. Koprompboerderijen hebben meestal een dekbalkgebint, dat uit vuren- of grenenhout bestaat. Ook naaldhout komt voor. Naaldhout is gevoelig voor aantastingen van de huisboktor. Deze herkent u aan ovale uitvliegopeningen van ong. 8 mm. Ook hiervoor kunt u het beste een gespecialiseerd bedrijf inschakelen. kop-rompboerderijen

Groninger boerderijen NOORDOOST OVERIJSSEL In Noordoost Overijssel, tegen Drenthe aan, komen boerderijen voor van het Groninger type. Deze boerderijen behoren tot de noordelijke huisgroep. Bij de ontginningen van het hoogveen in Noordoost Overijssel werden veel ontginners aangetrokken, die uit de provincie Drenthe en Groningen kwamen. Deze mensen namen hun eigen boerderijtypen mee omdat die inmiddels dienst hadden bewezen. Ze zijn van een groot formaat omdat ze van oorsprong zijn gebouwd voor de akkerbouw. De boerderij moest voldoende ruimte bieden om akkerbouwgewassen in op te slaan. De voorzijde is vaak symmetrisch ingedeeld en rijk versierd. Ook hiervoor geldt dat de dekbalkgebinten in deze boerderijen die uit naaldhout bestaan, gevoelig zijn voor aantastingen van de huisboktor. Een gespecialiseerd bedrijf kan u hierover adviseren. 40

Hoofdgebouw vlechtwerk houten topgevel houten raamwerk plint van Bentheimer zandsteen 5.1.2 Gevels Tegenwoordig zijn de meeste gevels van boerderijen uit bakstenen opgebouwd. Vroeger gebruikte met leem, twijgen en plaggen. In de regel geldt hoe groter de baksteen, hoe ouder de boerderij. Al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen. De bakstenen werden door de jaren heen behalve steeds kleiner ook steeds strakker. In de 19e eeuw werden nog handvormstenen toegepast. Deze stenen zijn vrij zacht, poreus en onregelmatig van vorm en structuur. De bakstenen uit de 20e eeuw zijn veel strakker. Bij oude boerderijen werden de gevels vol en zat gemetseld, zonder apart aangebracht voegwerk. Later werden de gevels platvol afgevoegd. Hoe rijker de boer was, hoe meer de gevels werden afgewerkt, bijvoorbeeld met een duurdere snijvoeg, gepleisterde plinten en speklagen. Traditioneel zijn de voorgevels van boerderijen van het hallehuistype asymmetrisch ingedeeld. Aan één zijde bevindt zich de voordeur. In het midden zijn enkele schuiframen met roedeverdeling opgenomen. Soms zit er aan de andere zijde een kelder met daarboven een opkamer. De meeste achtergevels zijn (bijna) symmetrisch ingedeeld: in het midden de baanderdeuren, daarnaast aan beide zijden een (gietijzeren) stalraam, meestal een staand model, en aan de buitenzijden vaak kleinere deuren die toegang geven tot het gedeelte achter de grup, zodat de boer via deze deuren de mest kon uitrijden. Boven de baanderdeuren kan een (hooi)luik zitten. 41

verkeerde steensoort carboleum snijvoegwerk houtrot op dekplank Zandstenen plint scheurvorming in het metselwerk en de plint potdekselwerk 42

Hoofdgebouw In de negentiende eeuw ging men steeds vaker over op het pleisteren van gevels. De reden hiervoor zal vaak esthetisch gemotiveerd zijn geweest: een pleisterlaag kon een onregelmatig gevormde muur waarin allerlei reparaties zichtbaar waren, verhullen. De toepassing van pleisterwerk past bij de toenemende verstrakking van de boerderij-architectuur die vanaf het begin van de negentiende eeuw zichtbaar wordt. Onderhoudstips gevels: Voorkom zo veel mogelijk dat er water langs de gevel loopt, bijvoorbeeld door lijsten en afdekkingen beter te detailleren. Wanneer water langdurig in de gevel kan trekken kunnen vorstschades aan metsel- en voegwerk het gevolg zijn. Onderdelen komen dan los te zitten. Voorkom dat bij daken zonder goot afvallend water van de bodem opspat tegen de onderzijde van de gevel. Vervang zo nodig de bestrating rond de boerderij door een grindbed of gras. Zorg dat uitstekende randen en lijsten worden beschermd door een afdekking in lood, zink of koper. Voorkom muurbegroeiing (klimop bijvoorbeeld). Neem voorzorgsmaatregelen tegen het inwateren van metselwerk. Houd bijvoorbeeld windveren en dekplanken in goede conditie. Verwijder kapot gevroren stenen en vervang ze door stenen die in afmeting en hardheid overeenkomen met de bestaande gevelstenen. Neem hetzelfde metselverband over. Verwijder slecht voegwerk voldoende diep en breng nieuw voegwerk en voegmortel aan met dezelfde hardheid en kleurstelling van het overige voegwerk. Neem hetzelfde type voegafwerking over, bijvoorbeeld snijvoeg, knipvoeg of platvolle voeg. Wanneer de muurankers niet goed vast zitten, bevestig deze dan met smeedijzeren spijkers aan de balkkop. Gebruik liever geen impregneermiddelen. Deze zijn slecht voor het milieu en vaak is het middel erger dan de kwaal. Door de muur waterafstotend te maken, hechten herstellingen aan het voegwerk niet meer aan het achterliggende metselwerk. Meestal werken deze middelen maar een paar jaar, daarna gaat de gevel juist meer water opnemen. Controleer pleisterwerk regelmatig op het ontstaan van kleine, netvormige krimpscheurtjes. Reinigen, zo nodig laten drogen, en zo snel mogelijk overschilderen met eenminerale muurverf is de beste remedie. Herstel losgeraakt pleisterwerk door de losse delen af te nemen en de ondergrond (het metselwerk) goed schoon te maken. Vervolgens kan een nieuwe pleisterlaag worden toegevoegd. Een goede vakman weet welke mortel hij moet gebruiken. 43

vakwerk houten raamwerk houten topgevel TWENTE In Twente hebben de boerderijen typische kenmerken als het om de gevels gaat. Denk aan de vakwerkgevels, de houten topgevels en de toepassing van Bentheimer zandsteen in bijvoorbeeld de plint. Vakwerk is een techniek die in de middeleeuwen al werd toegepast. Het dragende skelet van de gevel bestaat uit een houten raamwerk en de vierkante vakken worden opgevuld met leem en vlechtwerk en later met duurzamer metselwerk (of open gelaten voor een raam of deur). Doordat hout werkt, zijn de aansluitingen op het metselwerk gevoelig voor het binnendringen van water en vuil. Daarom is het zaak om regelmatig het vakwerk te controleren op naden. Bij houtrot in het houten skelet kan het deel dat rot is, vervangen worden door dezelfde houtsoort. De vakwerkvulling (het metselwerk) moet goed gecontroleerd worden en slecht voegwerk meteen vervangen. Slecht voegwerk kan schade opleveren aan de houten vakwerkconstructie. Op de kopgevels van Twentse boerderijen zitten vaak houten topgevels. Verticale houten planken sieren de nok. Vroeger werd hierachter hooi bewaard. De Twentse boerderijen waren groot en de zolder had voldoende ruimte voor de opslag van hooi. Het hooi moest drogen en om goed te kunnen ventileren werd er tussen de verticale houten planken wat ruimte gelaten. Tegenwoordig zijn de planken dicht tegen elkaar gelegd. De houten planken van de topgevels kunnen onbehandeld blijven. Het maakt als het ware een soort patinalaag aan waardoor het vergrijst. 44

Hoofdgebouw Als laatste is er nog de toepassing van Bentheimer zandsteen in de gevels. Dit type natuursteen is erg duurzaam. Het werd vooral gebruikt voor muurplinten en sluitstenen van deur- en vensterbogen. Bij de niendeuren loopt de zandstenen plint vaak iets door in de deuropening, in de vorm van een kwart cirkel. Men paste deze schampstenen toe om te voorkomen dat de uitstekende assen van de vroegere (hooi)wagens (het schilderwerk van) de kozijnstijlen zouden beschadigen. Bentheimer zandsteen heeft weinig tot geen onderhoud nodig. Zorg ervoor dat het voegwerk tussen de verschillende delen tijdig vervangen wordt, zodat er geen vorstschade kan ontstaan. Wanneer de koppelingen tussen de delen uit ijzeren ankers bestaan, is het belangrijk om roestvorming tegen te gaan. Dit kan door de koppelingen aan te gieten met mortel of lood of ze te vervangen door ankers van roestvrij staal. Bij beschadigingen van zandsteen kunnen nieuwe stukken zandsteen door een vakman worden ingeboet. Let er wel goed op dat u zandstenen elementen nooit met een zoutzuur, een hogedrukreiniger of een harde borstel schoonmaakt. Dit veroorzaakt onherstelbare schade. Water en een zachte borstel volstaat. NOORDOOST-OVERIJSSEL REESTDAL IJSSELSTREEK Bijzonder voor de boerderijen in deze streken zijn de voorgevels. Ze hebben meer details en zijn chiquer dan andere boerderijen in Overijssel. De rijk ogende boerderijen in het Reestdal en de IJsselstreek zijn ontstaan door economische voorspoed in de vorige eeuw. Hier woonden welgestelde boeren. Met het geld dat zij verdienden aan boter of aardappelen, werd het comfort en uiterlijk van het woonhuis aangepast. In het Reestdal werden oude woonhuizen vervangen door nieuwe. Ze zijn gebouwd volgens de stijl die toen in de mode was. De woonhuizen van de boerderijen in de IJsselstreek werden niet alleen vervangen maar ook uitgebreid. Door de uitbreiding van het woonhuis aan twee kanten, heeft de plattegrond van de boerderij de vorm van een T. Typische detailleringen van de boerderijen in deze streken zijn bijvoorbeeld de grote chique voorhuizen 45

chique voorhuizen vensters, de kleine zaadvensters op de verdieping, speklagen in het metselwerk, gepleisterde banden, brede en versierde gootlijsten, gekleurde stenen in de boogvulling boven de ramen, gepleisterde ornamenten en tegeltableaus. Wat ze allemaal gemeen hebben, is de symmetrische indeling van de voorgevel. Deze gevels vergen extra onderhoud. Het vele houtwerk moet goed in de verf worden gehouden. Voegwerk tussen tegeltableaus moet in goede conditie gehouden worden. Dus vervang het tijdig als het bijvoorbeeld los laat. Vaak komt het voor dat roestende kozijnankers het metselwerk kapot drukt, Dit is te verhelpen door het roestende kozijnanker door een vakbekwame specialist te verwijderen. 46

blauwe en groene kleuren STAPHORST/ROUVEEN Typisch voor Staphorst/Rouveen is de consequente toepassing van de felle kleuren groen en blauw in de voorgevel (en in de erfinrichting). Deze kleuren zijn toegepast op kozijnen, deuren, luiken, hekwerk en het melkrek. De kleuren hebben een betekenis: groen staat voor jong leven in de natuur, wit staat voor reinheid en blauw staat voor de onheilwerende waarde die men hier in het verleden aan toekende. Voor het onderhoud is het belangrijk om deze delen goed in de verf te houden. Om de streekkleuren zoveel mogelijk te handhaven, kunt u de gemeentelijke afdeling monumentenzorg raadplegen voor de kleurnummers. 47

boerderij met krimp REESTDAL Boerderijen in het Reestdal hebben in de zijgevel een verspringing. Meestal zit deze op de scheiding tussen en woon- en werkgedeelte. Het woonhuis is smaller dan het achterhuis. De verspringing wordt daarom ook wel krimp genoemd. 48

Hoofdgebouw 5.1.3 Vensters en gevelopeningen Ramen en deuren zijn natuurlijk in de eerste plaats functioneel. Door ramen kan het daglicht binnen komen. In het woongedeelte zijn de ramen veel groter dan in de stal omdat hier meer daglicht nodig was. Ramen en deuren zijn belangrijk voor hoe een gebouw eruit ziet. Door de eeuwen heen is dat steeds weer veranderd, zowel door nieuwe technische mogelijkheden als door modeverschijnselen. Kozijnen, vensters en deuren kunnen daarom veel zeggen over de bouwtijd van een boerderij. Vroeger waren ruiten ook werkelijk kleine ruitvormige stukjes glas. Door ze te omlijsten met lood, kon men in de 17e en 18e eeuw glasvlakken maken die opgedeeld waren in kleine ruitjes. Toen er vanaf het midden van de 19e eeuw grotere glasmaten kwamen, ontstonden T-vensters, bestaande uit twee verticale glasvlakken naast elkaar, met daarboven een liggend vlak. Om het woonhuis te beschermen tegen kou in de winter en warmte in de zomer, hebben veel boerderijen luiken. De vensters konden op deze manier simpel worden afgedekt. mestdeuren

aanbrengen van een opgeklampte deur uitstuken van een aangetaste deur uitstuken van een aangetaste deur geheng

Hoofdgebouw Onderhoudstips vensters en gevelopeningen: Voorkom dat muurbegroeiing (klimop bijvoorbeeld) over het houtwerk heen groeit. Controleer schilderwerk regelmatig op afbladderen en schraalheid. Let vooral op details zoals randen, hoeken, naden, verbindingen, kopse kanten, boven- en onderzijden van ramen en deuren. Schenk altijd speciale aandacht aan liggende onderdelen zoals dorpels. Werk beginnende scheurtjes bij. Zet ze goed in de grondverf zodat ze met de volgende schilderbeurt weer geheel mee behandeld kunnen worden. Schilderwerk aan de zuid- en westzijde heeft vaker onderhoud nodig dan schilderwerk aan de oost- en noordzijde. Schilder niet bij vochtige omstandigheden, kou of felle zon. Luiken zijn zeer onderhoudsgevoelig en vragen bijzondere aandacht. Zorg dat de bovenzijde is afgedekt met een loden afdekking en zet ze geregeld in de verf. Controleer kozijnen en luiken regelmatig op openstaande naden en houtrot. Dorpels lopen meer gevaar dan stijlen. Lichte houtrot kan worden opgevuld met een vulmiddel herstellen. Grotere beschadigingen moeten worden verwijderd en opgevuld met hetzelfde hout waar het kozijn of het luik van gemaakt is. Zorg dat hang- en sluitwerk niet gaat roesten door het ijzerwerk goed in de verf te houden en de gehengen en scharnieren in het (smeer)vet te houden. Ga niet onbedachtzaam met de kitspuit aan de gang. Afdichten van naden kan de noodzakelijke ventilatie tenietdoen. Controleer of de stopverf goed vastzit en waterdicht aansluit op de beglazing. Een vakbekwame schilder kan eventuele losse stopverfzomen vervangen. Laat schade aan glas-in-lood beoordelen door een specialist. Ontroest waar nodig ankers, tralies, duimen en andere kleine ijzeren onderdelen en behandel ze met Paratol of een epoxycoating Houd baanderdeuren goed in de verf. Voor een goede schilderbeurt de baanderdeuren een keer uitnemen zodat ook de onderkant goed in de verf blijft. De onderkant is gevoeliger voor houtrot. Wanneer er toch houtrot is ontstaan in de baanderdeuren, kan een vakkundig timmerman deze netjes uitstukken en vervangen door hout van dezelfde houtsoort en afmetingen. 51

STAPHORST/ROUVEEN NOORDWEST OVERIJSSEL Via de baanderdeuren kon groot materieel naar de deel worden gereden (bijvoorbeeld een volgeladen hooiwagen). Hoewel bij de meeste boerderijen de baanderdeuren in het midden van de achtergevel zitten, wijken de boerderijen in Staphorst/Rouveen en Noordwest-Overijssel af. De baanderdeuren zitten hier in de zijgevel. Deze boerderijen zijn namelijk van het type dwarsdeel. De deel (of meerdere delen) zit als het ware dwars in de boerderij. De deel komt niet op de achtergevel uit maar op de zijgevel. Daardoor zitten er in de zijgevel baanderdeuren in plaats van in de achtergevel. Zijbaanders vallen meestal iets naar binnen ten opzichte van de zijgevels. De zijvlakken worden met houten planken afgewerkt (potdekselwerk). Deze planken dienen regelmatig te worden behandeld met Ecoleum. Bij de zijbaanders wordt het rieten dak wat opgetild om hoogte te creëren. Daardoor is de dakhelling op de zijbaanders wat flauwer dan de dakhelling op de boerderij. Water kan moeilijker weglopen en het riet aantasten. Een rietdekker kan bij een periodieke onderhoudsbeurt het riet op de zijbaanders opstoppen. baanderdeuren in de zijgevel 52

Hoofdgebouw REESTDAL STAPHORST/ROUVEEN Zowel bij de traditionele als de nieuwere voorgevels is het gebruikelijk dat boven de voordeur, in hetzelfde kozijn, een raam wordt opgenomen. Dit bovenlicht wordt van de deur gescheiden door een dwarsregel of kalf. In het Reestdal en in Staphorst/Rouveen is in het bovenlicht vaak een levensboom is aangebracht. Oorspronkelijk waren deze decoraties van hout en opgenomen in het glas. In de negentiende eeuw werden op grote schaal gietijzeren levensbomen toegepast, die voor het glas worden geplaatst. De levensboom geldt als christelijk symbool dat het boerengezin beschermt tegen rampspoed en komt meestal voor in protestantse gebieden. Het stamt af van een oud Germaans vruchtbaarheidssymbool. De levensboom moet goed in de verf gehouden worden. Het schilderwerk daarnaast kan u periodiek onderhouden door het samen met het lappen van de ramen af te nemen. Schrale plekken in het schilder- levensboom werk moeten worden hersteld. TWENTE Bij Twentse boerderijen heeft het vakwerk lange tijd een stempel gedrukt op de indeling van de voorgevel. Aanvankelijk werden ramen aangebracht tussen de eerste en tweede regel van onderen, waardoor ze nogal laag en klein bleven. Later werden de ramen aangebracht tussen de eerste en derde regel, zodat meer licht kon binnentreden. onderschoer

Schuifvensters met smalle kruisroeden en kleine ruitjes zijn karakteristiek voor de historische Twentse boerderijen. Het gebruik van roeden was noodzakelijk om voldoende kleine glasoppervlakken aaneen te schakelen in een tijd dat men nog geen grote oppervlakken vlak glas kon maken. Daarnaast is de onderschoer in Twente karakteristiek. Dit is een baanderdeur die iets terug ligt ten opzichte van de gevel. Hierdoor ontstaat een soort stiepelteken afdak. Oorspronkelijk hadden veel Twentse boerderijen aan de achterzijde een schilddak. Om een baanderdeur te maken in de achtergevel moesten de deuren inpandig worden gemaakt om hoogte te creëren. Later zijn veel boerderijen aan de achterzijde uitgebreid waardoor de schilddaken en onderschoeren verdwenen. In het midden van de twee baanderdeuren, op de stijl ofwel stiepel, staat vaak een stiepelteken. Deze versiering heeft vaak de vorm van een zandloper. Het teken beschermt de bewoners tegen het kwaad. TWENTE SALLAND IJSSELSTREEK VECHTDAL NOORDWEST OVERIJSSEL Veel Overijsselse boerderijen hebben groene luiken. Maar pachtboerderijen die bij landgoederen horen, hebben luiken met bijzondere patronen en kleuren. Hierdoor zijn ze goed te herkennen als landgoedboerderij. De kleuren van deze luiken verwijzen naar de familie die het landgoed in eigendom heeft. Ze zijn veelal ontleend aan het familiewapen van de adellijke eigenaren. Voor het onderhoud van luiken is regelmatig schilderen van gekleurde luiken in de kleuren van het landgoed Twickel 54

Hoofdgebouw belang. Luiken zijn onderhoudsgevoelig. Voor de juiste kleuren kunt u gebruik maken van de kleurenwaaier. De 'kijkwijzer, landgoedluiken Overijssel' is verkrijgbaar bij de IJsselacadamie, www.ijsselacademie.nl. Hierin staan per landgoed in Overijssel alle specifieke kleuren en patronen. De groen geschilderde luiken verwijzen naar de vrije boeren. Deze boeren hoefden geen pacht af te staan aan een landheer, ze waren eigenaar van de boerderij en de grond. 5.1.4 Daken Traditionele boerderijen zijn voorzien van een zadeldak. Aan de voorzijde is dit meestal afgeschuind door een wolfseind. Dit biedt enkele technisch-constructieve voordelen. Zo hoeft de voorgevel minder hoog te worden opgemetseld en neemt de windgevoeligheid van het gebouw af. Een nadeel is dat wolfseinden slecht bereikbaar zijn voor onderhoud. Er zijn al gauw lange ladders of ingrijpender materiaal nodig, vooral omdat bij rieten daken vaak goten ontbreken. Boerderijen zijn vrijwel altijd gedekt met riet of pannen. Naast stro en plaggen is riet een van de oudste dakbedekkingen die we kennen. Vaak was het materiaal in de naaste omgeving beschikbaar en omdat arbeid vroeger goedkoop was, was het toen niet erg dat het maken van een rieten dak arbeidsintensief was. In kleine steden, dorpen en op het platteland is riet tot in de twintigste eeuw een voor de hand liggend bouwmateriaal gebleven, ondanks toegenomen aanleg- en verzekeringskosten. Met de opkomst van de steenfabrieken langs rivieren werden stenen en pannen gemaakt van de klei in de uiterwaarden. Ook boerderijen kregen steeds meer pannen daken. Soms alleen bij het voorhuis. Pannen waren immers duurder dan riet. herstel van rieten dakbedekkingen 55

nieuw rieten dak met knelplank goten met blad mos op het dak begroeiiing op het dak een koperen kilgoot tussen het riet en de pannen stormschade nokafwerking van dakleer nokafwerking met een rietrol nokafwerking van gebakken materiaal 56

Hoofdgebouw Onderhoudstips daken: Zorg bij rieten daken voor optimale omgevingsomstandigheden. Het dak moet het liefst volop in de zon en de wind liggen en overhangende boomtakken en bijgevolg drupwater moeten zo veel mogelijk worden voorkomen. Controleer het dak voor zover mogelijk op (beginnende) schade. Laat bijvoorbeeld gaten in het riet (door vogels of storm) zo snel mogelijk repareren en losgeraakte rietvorsten opnieuw vastzetten. Denk ook om eventuele windveren en dergelijke. Wacht niet te lang met het vernieuwen van het riet. Lekkage leidt vaak tot vervolgschade aan bijvoorbeeld de kapconstructie (schimmels en dergelijke). Vermijd een te dik pak isolatie onder het riet. Dit kan namelijk condensatievocht veroorzaken. Schenk extra aandacht aan het riet op dakkapellen. Door de flauwere dakhelling slijt het riet hier sneller. Zorg voor voldoende overdekking door riet op plaatsen vaar het riet aansluit op pannen Vervang gebroken en afgewaaide pannen zo spoedig mogelijk. Voorkom dat klimplanten over het dak of in goten gaan groeien en vermijd vogelnesten en vuil onder de pannen. Hierdoor kunnen dakbeschot, tengels en panlatten namelijk versneld inrotten. Leg weggezakte pannen zo snel mogelijk terug in de juiste positie. Controleer pannen op verpulvering en afschilferen en zorg zo nodig voor vervanging Controleer op losscheuren van nokvorsten en kepervorsten en laat zo nodig reparaties uitvoeren. Controleer waar mogelijk van binnen regelmatig op lekkage, rotting en aantasting door insecten van panlatten of dakbeschot. Gebruik aluminium of koperen nagels voor het vastzetten van dakpannen. Gebruik nokvorsten die horen bij het type dakpan. Gooi bij renovatie oude dakpannen niet zomaar in de container. Sommige oudere typen zijn zeldzaam geworden en worden veel gevraagd. Hergebruik is vaak goed mogelijk. Bij bedrijven in tweedehands bouwmaterialen zijn oude typen pannen nog vaak te krijgen. Neem wel een eigen pan mee voor de juiste maat. Klop eenmalig opgewaaid lood weer terug in de oorspronkelijke positie. Vraag bij herhaaldelijk opwaaien advies aan de loodgieter. Breng geen siliconenkit aan, maar gebruik alleen juiste bevestigingsmaterialen om lood vast te zetten. Laat u bij twijfel adviseren door een vakman. Controleer regelmatig of goten, vergaarbakken en afvoerpijpen schoon zijn. Vanwege bladval is in het najaar extra aandacht vereist. Voorkom dat door loden goten water stroomt dat organische zuren of zwavel bevat, voorkom dat door zinken goten water stroomt dat kiezelzuur, chloriden, koperoxide of carbolzuur bevat en voorkom dat door koperen goten water stroomt dat zwaveluitstoot, rioolgassen, ijzeroxide en bitumenzuur bevat. Tref onmiddellijk maatregelen als blijkt dat lekkages van goten of afvoeren 57

IJSSELSTREEK In de IJsselstreek komen veel boerderijen in de vorm van kruk- of T-huizen voor. In de voorhuizen zijn vaak een paar ruime en hoge vertrekken te vinden die dienden als pronkkamer of slaapvertrek. Hoe ouder de boerderij, hoe eenvoudiger de architectuur. Enkele zeer rijke boeren lieten aan het einde van de 19e eeuw een nieuw voorhuis bouwen met geld dat werd verdiend in de aardappelenteelt. Hierbij werden vaak de stijlkenmerken van de toenmalige villabouw toegepast. Bij T-boerderijen met pannen daken is de kilgoot (aansluiting tussen het voorhuis en de deel) onderhoudsgevoelig. De kilgoot moet goed schoongemaakt worden om verstoppingen en lekkages te voorkomen. Bij T-boerderijen met rieten daken geldt hetzelfde. De kilgoot is hier vaak van koper omdat zinken goten door het vrijkomende kiezelzuur (lekwater uit riet) eerder doorslijten. T-boerderij of dwarshuisboerderij NOORDWEST OVERIJSSEL Karakteristiek voor de boerderijen in Noordwest Overijssel, zijn de rieten kameeldaken met een opvallende bult op de grens van voorhuis en deel. De deel is hoger dan het voorhuis. Door de relatief onbelangrijke akkerbouw in dit gebied, bestond er geen behoefte aan een breed dorsdeel. Men had meer behoefte aan opslag voor hooi, dat diende als veevoer. Om ruimte te bieden aan de groeiende hooioogst werd het achterhuis in de loop van de tijd verhoogd, waardoor het kenmerkende profiel ontstond. Bij het onderhouden van het rieten kamelendak gelden dezelfde algemene tips als voor normale rieten daken. Wel is het riet op de kamelenrug gevoelig voor stormschade. Eventuele gaten die hierbij ontstaan, dienen direct weer te worden opgestopt. een 'kameeldak' 58

Hoofdgebouw windveren TWENTE De randen van daken van Twentse boerderijen zijn afgewerkt met windveren. Windveren zijn houten planken die langs de dakrand zijn aangebracht om de dakaansluiting netjes af te werken. Vaak komt er een profiel aan deze windveren voor. Op de windveren zijn over de dakpannen dekplanken aangebracht waardoor er een vrijwel waterdichte aansluiting van gevel en dakvlak ontstaat. Deze houten onderdelen van de gevel en aansluiting zijn onderhoudsgevoelig. Het houtwerk moet goed in de verf gehouden worden. Dat geldt met name voor de dekplanken die natuurlijk meer waterbelasting hebben dan de windveren. Eiken windveren en dekplanken in Twente worden ook wel onbehandeld aangebracht. Deze hebben geen onderhoud nodig. Wanneer ze vergaan zijn, moeten ze gewoon vervangen worden. 59

Op de top van het dak staan mooie houten geveltekens als beëindiging van de nok en geveltop. Deze hadden aanvankelijk een symbolische betekenis en zouden bedoeld zijn geweest om onheil en boze geesten af te weren. Daarnaast wisten mensen door de tekens bij welke religieuze groepering de bewoners van het erf hoorden. Dit gold ook voor de decoratieve tekens die werden aangebracht op de uitneembare middenstijl van de deeldeuren (de stiepel ) of in de vorm van religieus getinte teksten boven de deeldeuren. Geveltekens zijn vaak voorzien van een geschilderde toplaag. Zorg er voor dat deze tekens goed in de verf blijven staan. Kijk ze elk jaar goed na wanneer u het schilderwerk schoonmaakt. REESTDAL Aan de achterzijde van de boerderij komt op veel plaatsen de constructie met een uilenbord (oelenbord, oelebret, ûlebret) voor. Het achterste dakvlak loopt dan aan de bovenzijde niet door tot aan het uiteinde van de nok, maar sluit ongeveer anderhalve meter lager haaks aan op de constructie van het zadeldak. Hierdoor ontstaat als het ware een driehoekig stukje achtergevel. Er zijn ook boerderijen bekend waar op doorstekende uiteinden van de gebintplaten speciaal een grote houten driehoek is aangebracht om de constructie met een uilenbord mogelijk te maken. Het driehoekige vlak wordt traditioneel afgetimmerd met planken, waarin een raam, rozet of alleen een gat wordt gemaakt. Ook sierlijsten, een makelaar en decoraties kunnen deel uitmaken van het uilenbord. De Friese uilenborden zijn hier beroemd om. De vrij grote uilenborden langs de Reest zijn eenvoudiger uitgevoerd. uilenbord

Hoofdgebouw De meeste uilenborden zijn niet makkelijk bereikbaar. Daarom schiet het onderhoud er nogal eens bij in. Terwijl het houtwerk wel een reguliere schilderbeurt kan gebruiken. Laat het schilderwerk door een professionele schilder uitvoeren die het juiste materieel kan inzetten, bijvoorbeeld een hoogwerker. Eventueel kan de rietdekker bij een controle- of herstelbeurt van het riet het uilenbord schilderen. De rietdekker heeft speciale dakstoeltjes die op het rieten dak aangebracht kunnen worden. REESTDAL STAPHORST/ROUVEEN Typich voor het Reestal en Staphorst/ Rouveen is het schilddak Een schilddak of schildkap is een daktype dat wordt gevormd door twee driehoekige schilden of dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige schilden aan de lange kant van het gebouw. Mede door de lagere doorlopende dakschilden was de kap minder storm gevoelig. Ook kon de ruimte beter benut worden boven de koeien (hooi boven de hildevloer). Onderhoud is vooral van belang aan het rietdek. Door de lange lengtes en vaak hoge kappen is een goed rietdek van groot belang. Pikgaten van vogels moeten direct worden opgestopt, Nokafwerking van gebakken rietvorsten of rietrol ook periodiek laten onderhouden door de rietdekker. In Staphorst/Rouveen worden ook stroken bitumen of zink als nokafwerking gebruikt. schilddak aan de achterzijde van de boerderij

5.2 Bijgebouwen 5.2.1 Bakhuis Bij de boerderij staat soms een klein huisje. In dit huisje werd brood gebakken, de was gedaan of veevoer gekookt. Het wordt dan ook bakhuis, stookhok of stookhut genoemd. Een belangrijk kenmerk van een bakhuis is de schoorsteen. Het bakhuis is gebouwd van steen en heeft een pannen zadeldak om brandgevaar te voorkomen. De ingang zit in de kopgevel en die is meestal symmetrisch. Het bakhuisje staat dicht bij het woongedeelte van de boerderij. Zo kon de vrouw des huizes er makkelijk naar toe. Soms werd er zelfs tijdens de zomerperiode in gewoond. Deze bakhuizen, zomerkeukens en zomerhuizen, zijn over het algemeen wat groter. De zomerhuizen hebben echt een woonfunctie en hebben daarom meerdere en grotere ramen en meer detaillering. Niet bij alle erven stond een bakhuis, want niet iedereen kon dit betalen. In de meeste bakhuizen werd ook brood gebakken voor de buren. De boeren die zich geen bakhuis konden veroorloven hadden soms buiten, onder een overkapping, een kleine oven. De stenen oven was bedekt met leem en had een ijzeren deurtje. Bakhuizen komen in vrijwel alle regio s voor, met uitzondering van Vriezenveen en Staphorst/Rouveen. het bakhuisje staat op het voorerf 62

Bijgebouwen grote en kleine bakhuisjes, maar allemaal met een schoorsteen herstel van het metselwerk windveer met dekplank 63

Onderhoudstips bakhuis Controleer regelmatig de dakbedekking; houd dakvlakken vrij van mos, algengroei en bladeren. Herleg opgewaaide of weggevallen pannen. Gescheurde pannen dienen direct vervangen te worden. Vervang de strodokken tussen de pannen eens in de 30 a 50 jaar. Strodokken worden vaak toegepast op bakhuisjes met oudhollandse pannen. Ze zorgen voor een betere afdichting van het dak tegen bijvoorbeeld jachtsneeuw. Zorg dat de windveren en dekplanken goed in de verf blijven staan, deze hebben de hoogste vochtbelasting; Maak de vervuilde verflagen jaarlijks schoon en eventuele beschadigingen aan de verflaag direct bijwerken. Voegwerk op maaiveldhoogte en rond de schoorsteen verwaterd het eerste door de hogere vochtbelasting, dus daaraan is eerder onderhoud te verwachten, bij vervanging van het voegwerk op deze plekken goed letten op de samenstelling van het voegwerk zodat er geen kleurverschillen ontstaan. Dit kan een vakbekwame voeger weer op een goede manier herstellen. Herstel uitgesleten en weggevallen voegen in de schoorsteen. Dek de schoorsteen die niet meer in gebruik is af met een gietijzeren of betonnen plaat tegen inwatering. Breng de plaat aan op steunen van baksteen of roestvrij staal. TWENTE In Twente hebben de bakhuisjes vaak dezelfde kenmerken als de boerderij. Ze hebben rode pannen, witte windveren en vakwerkgevels. Zorg dat de windveren en dekplanken/waterborden goed in de verf blijven staan. En zorg dat het metsel- en voegwerk van de vakwerkvulling goed blijft. Anders nemen de vakwerkdelen meer water op, met houtrot als gevolg. bakhuisjes met vakwerk, witte windveren en een houten topgevel 64

Bijgebouwen 5.2.2 Hooiberg In hooibergen, ofwel kapbergen, werd hooi, stro en rogge opgeslagen. Het hooi wordt gebruikt als veevoer. Ze staan meestal vlakbij de deel waar de koeien staan. Hooibergen hebben een hijssysteem. Dit regelt dat het dak naar beneden en boven kan bewegen, afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen hooi. De roeden gaan dwars door het dak heen. De hoeveelheid roeden bepaalt het aantal hellingsvlakken van het dak. Er bestaan één-, twee-, drie-, vier-, vijf- en zesroedige (hooi)bergen. De éénroedige worden ook wel paraplu s genoemd. Tweeroedige hooibergen komen in Overijssel bijna niet meer voor. Nu komen er meestal één-, vier- en vijfroedige hooibergen voor, met houten roeden en een rieten dak. Sommige hooibergen hebben een zadeldak of een verhoogde tasvloer. eenroedige hooiberg tweeroedige hooiberg drieroedige hooiberg vierroedige hooiberg 65

hooiberg met een verhoogde tasvloer Bij een steltenberg is er een verhoogde tasvloer en zijn er aankappingen aan de zijkant. De tasvloer is zo hoog dat eronder ruimte is voor het opbergen van gereedschap, trekkers en kleinvee. Op veel erven hebben ooit meerdere hooibergen gestaan. In de IJsseldelta zien we nog steeds vaak twee of drie hooibergen op één erf. Sommige hebben een grijperskast met takelsysteem; een hooiluik in het dak van de berg waarmee het hooi naar boven kon worden gehesen. Hooibergen komen oorspronkelijk niet voor in Noordwest Overijssel, Staphorst/Rouveen, Vriezenveen en Twente. Wanneer er hooi werd opgeslagen, werd dit in de boerderij gedaan. Veel boerderijen in Noordwest Overijssel hebben daardoor een kamelenrug en de boerderijen in Staphorst/Rouveen zijn daardoor erg lang. De grote boerderijen in Twente hadden op zolder ruimte genoeg voor opslag van hooi. Wellicht heeft het pannendak van de Twentse boerderij ook meegespeeld in de brandveiligheid. Pas vanaf de 18 e eeuw was deze ruimte niet groot genoeg meer en werden er hooibergen gebouwd. Deze werden vooral in het westen van Twente (Rijssen, Wierden, Markelo) gebouwd. In Vriezenveen kwamen in principe geen hooibergen voor. Het hooi werd opgeslagen in een grote schuur (schöppe). Sporadisch is er een hooiberg te vinden. Deze vierroedige hooibergen hebben een dak van stro in plaats van riet. Van oorsprong was de zijkant open in verband met ventilatie (drogen van het hooi), maar tegenwoordig zijn veel hooibergen aan de zijkanten dichtgemaakt met hout of plaatwerk. 66