HandleIding bij de Oppervlakteaangifte en steunaanvraag 2016. 2 de luik : Overzicht van wetgevingen



Vergelijkbare documenten
Infosessies nieuw GLB: Vergroening

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019

Adres van de Directie Buitendiensten INTEGRA QUALITY PARTNER. Identificatie van de aangever. (aantal) (aantal) (aantal) (aantal) Paarden < 200Kg

Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor

Impact vernieuwde GLB voor de sierteelt

Opties en voorwaarden Veldleeuwerikpakket 2017

Het nieuwe GLB Informatieavond Erosie Oudenaarde 20 januari 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

INTERREGIONALE LANDBOUWERS

Actualiteiten en Ervaringen met. Ninove 10/01/2017

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt bekend:

COMBINATIES AGROMILIEUMAATREGELEN - BEHEEROVEREENKOMSTEN BIO-HECTARESTEUN - VERGROENING

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED: PRAKTISCH OP E-LOKET /

Aanpassingen Toelichting bij de verzamelaanvraag 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vergroening ecologisch aandachtsgebied: praktisch op e-loket /

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED: PRAKTISCH OP HET E-LOKET

Teelt van vlinderbloemigen in kader van GLB en PDPOIII

Vergroening ecologisch aandachtsgebied: praktisch op e-loket / Campagne 2017

Wijzigingen Gecombineerde opgave 2018 Wat is er gewijzigd in de Gecombineerde opgave 2018? U ziet in dit overzicht de wijzigingen per onderwerp.

Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt

GLB en Vergroening. Goed boeren, goed beheren

Vergroening binnen het nieuwe GLB

SUBSIDIABILITEIT VAN LANDBOUWAREAAL /

Vergroening Infosessie VA /02/2018 Brussel Sanne Habets

eva 2015 Informatiesessie Agriflanders 15 januari 2015 Kaat De Cubber

INDIENEN EN WIJZIGEN VAN DE VERZAMELAANVRAAG

Opties en voorwaarden Algemene lijst Laatst gewijzigd 28 februari 2019

Agrobiodiversiteit in Vlaanderen Hoe ondersteunt, stimuleert en verplicht de overheid hierin?

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED /

Wijzigingen Gecombineerde opgave 2019 Wat is er gewijzigd in de Gecombineerde opgave 2019? U ziet in dit overzicht de wijzigingen per onderwerp.

Effecten van het nieuwe GLB. Vlas en Hennep.NL. Erik Beumer Beumer Agro Service

DIRECTE STEUN ALGEMEEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 15, 19, 27 en 28 van de Landbouwwet;

HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS. Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen

SUBSIDIABILITEIT VAN LANDBOUWAREAAL /

Infosessie historisch permanent grasland en ecologisch kwetsbaar blijvend grasland - Toelichting

VERGROENING - BLIJVEND GRASLAND EN ECOLOGISCH KWETSBAAR BLIJVEND GRASLAND Campagne 2019

Subsidiabiliteit van landbouwareaal /

Vergroening binnen het nieuwe GLB Infosessie Consulenten 26 februari 2015

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Effectrapportage hervorming GLB vanaf 2015

Subsidiabiliteit van landbouwareaal Campagne 2017

Randvoorwaarden Erosie. Martien Swerts Dienst land en Bodembescherming Departement LNE

1 Wat houdt de vanggewasregeling in?... 2

Subsidiabiliteit van landbouwareaal

SUBSIDIABILITEIT VAN LANDBOUWAREAAL

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 maart 2011;

DEROGATIEVOORWAARDEN 2015

Hoofdlijnen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid

BETALINGSRECHTEN UIT DE VLAAMSE RESERVE

Handleiding Gecombineerde opgave

Introductie Optimus advies door middel van Melkveewet en GLB 2015

VERGROENING BINNEN HET NIEUWE GLB; ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Blijvend grasland datum /

AANPLANTSUBSIDIE VOOR BOSLANDBOUWSYSTEMEN

EXTRA INFO OVER TEELTCODES

VOORWAARDEN AANVRAAG DEROGATIE 2019

Het nieuwe GLB Landbouwcomice Brugge 16 maart 2015 Marian Van den Bossche

In deze rubriek vindt u per aanvraagde premie een prognose van het bedrag waarop u recht heeft.

Nieuwe GLB in relatie tot de Toeslagrechten. Jan Moggré ZLTO advies

Vergroening 2017: gevolgen voor beheerovereenkomsten SNL en ANLb

Directe steun LV. Versie: 09/01/2015. Vergroening Blijvend grasland

Wijzigingen randvoorwaarden 2015

Opties en voorwaarden Algemene lijst 2015

DEROGATIEVOORWAARDEN 2016

Hoofdlijnen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Betalingsrechten, reserve, jonge landbouwers

Vergroeningseisen. Agenda. Aan vergroeningseisen voldoen voor uitbetaling Basispremie Vergroeningspremie

Extra nieuwsbrief bij Gecombineerde opgave 2006

Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten

Juridische Analyse Bos- en Bomenaanplant op landbouwgrond. Klimaatenvelop Bijeenkomsten 1 en 8 november 2018 Gijs van Heemstra

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Subsidie voor boslandbouwsystemen

Randvoorwaarden erosie. Jan Vermang, Martien Swerts Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 13 maart 2013 (14.03) (OR. en) 7183/13 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2011/0280 (COD)

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van :

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE

1 Wat houdt de vanggewasregeling in?... 2

Vragen en opmerkingen erosieklassen 2017

Vergroening: gevolgen voor uw beheerovereenkomst PSAN en SNL

Begeleidende nota minimale MTR-advisering

Hoofdlijnen en nationale keuzes GLB

Beheerovereenkomsten PDPOIII: Onder voorbehoud van goedkeuring PDPOIII door EU

Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018

Veelgemaakte fouten /

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

HET NIEUWE GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID (GLB)

Beheerovereenkomsten PDPOIII: Onder voorbehoud van goedkeuring PDPOIII door EU

Politiek akkoord over de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

SUBSIDIABILITEIT VAN LANDBOUWAREAAL /

Openbare consultatie door de Europese Commissie over vergroenen van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB)

Het nieuwe GLB - Vergroening: wat zijn passende keuzes voor uw melkveebedrijf?

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de premiesubsidie voor een brede weersverzekering in de landbouwsector

Transcriptie:

HandleIding bij de Oppervlakteaangifte en steunaanvraag 2016 2 de luik : Overzicht van wetgevingen

Inhoud Inleiding 3 1. Algemene reglementeringen in verband met de uitbetaling van steun 5 1.1. Het betaalorgaan van Wallonië (OPW) 5 1.2. aanvaardbare oppervlakte landbouwgrond aan de GLB steun 5 1.3. definitie van oppervlakte landbouwgrond 5 1.4. elementen die systematisch niet in aanmerking komen binnen het landbouwareaal 5 1.5. naargelang het geval al dan niet in aanmerking komende elementen 6 1.6. blijvende graslanden met prorata (A.M van 23/04/2015) 6 1.7. NA TE LEVEN VEREISTEN 6 1.8. focus OP DE AANPLANTING VAN BODEMBEDEKKINGEN 6 1.9. grasland 8 2. Steun van de 1ste pijler 9 2.1. de basisbetalingsrechten 9 2.1.1. Toekenningsvoorwaarden 9 2.1.2. Aantal rechten en hun waarde per stuk 9 2.1.3. Gebruik van de basisbetalingsrechten 9 2.1.4. Overdracht van de basisbetalingsrechten 10 2.2. De groene betaling 10 2.2.1. Het behoud van de bestaande permanente weilanden 10 2.2.2. De teeltdiversificatie 11 2.2.3. De invoering van ecologische aandachtsgebieden (EA) 11 2.2.4. Het bedrijfsregister (of veldboekje ) in het kader van de vergroening 15 2.3. De herverdelende betaling 16 2.4. de betaling voor jonge landbouwers 17 2.5. Regime van gekoppelde steun 17 2.5.1. De hervorming van 2015 en de dierlijke sector 17 2.5.2. Wie heeft recht op gekoppelde steun? 17 2.5.3. Welke dieren komen in aanmerking? 18 2.5.4. De bodem- en plafondwaardes van de steun 18 2.5.5. Dieren uitsluiten bij de eindberekening van de steungelden 19 2.5.6. De evolutie van de referentieaantallen in functie van de aantal subsidiabele dieren 20 2.5.7. Overname van een bestaand bedrijf Steun aan jonge landbouwers, hoofdzakelijk referenties 20 2.5.8. Bouwen van een nieuwe stal 20 3. Steun van de 2e pijler 21 3.1. betalingen voor gebieden met natuurlijke handicaps (VOORHEEN CVBG) 22 3.1.1. Context 22 3.1.2. Bedrag van de premies 23 3.1.3. Voorwaarden 23 3.2. Natura 2000 aanvragen 23 3.2.1. Context 23 3.2.2. Natura 2000-stelsels 24 3.2.3. Bedragen van de vergoedingen 24 3.2.4. Na te leven voorwaarden 24 3.2.5. Algemene preventieve maatregelen 25 3.3. steunregelingen voor de milieuvriendelijke landbouw 27 3.3.1. Bedragen van de steun 27 3.3.2. Belangrijkste wijzigingen 27 3.3.3. Te respecteren voorwaarden 28 3.4. de agromilieu- en klimaatmaatregelen (MAEC) 29 3.4.1. Beschrijving van de milieuvriendelijke methoden 29 3.4.2. Beschrijving van de basismethodes 30 3.4.3. Overzicht van de voornaamste wijzigingen 34 3.4.4. Beschrijving van de verbintenissen 35 3.4.5. Te respecteren voorwaarden 36 3.4.6. Cumulatie en compatibiliteit 37 4. Hennep 39

INHOUD 5. Randvoorwaarden in het Waalse Gewest 41 5.1. Principes 41 5.1.1. Algemene regeling inzake de randvoorwaarden 41 5.2. Bevoegde autoriteiten en het landbouwraadsysteem 41 5.2.1. De bevoegde controleautoriteiten 41 5.2.2. Het Landbouwadviessysteem 41 5.3. Algemene opmerkingen 42 5.4. coderingen van de randvoorwaarden 43 5.5. domeinen, verplichtingen, normen en eisen van de voorwaardelijkheid 45 Domein 1 : Milieu, klimaatverandering en goede landbouwvoorwaarden van de grond 45 Domein 2 : Volksgezondheid, diergeneeskunde en gewasbescherming 50 Domein 3 : Dierenwelzijn 55 6.4.4. Verminderingen en uitsluitingen bij nietnaleving van de voorwaarden in verband met de toekenning van steun van de 2e pijler van het GLB 61 6.4.5. Laattijdige indiening van de OA 62 6.4.6. Kunstmatige schepping van voorwaarden 62 6.4.7. Controle van het bedrijfsregister 62 7. lijst van gebruikte afkortingen 63 8. Woordenlijst 64 9. nieuwe wettelijke verduidelijkingen (BWR en MB van 17/12/2015) 66 10. aanvullende Informatie - Updates & verwijzing van Websites 67 6. Corrigerende maatrelegen 59 6.1. controles 59 6.1.1. Bevoegde controleautoriteiten 59 6.1.2. Administratieve controles en controles ter plaatse 59 6.1.3. Verplichtingen van de landbouwers 59 6.2. Bezwaar 60 6.2.1. Wat moet u doen als u niet tevreden bent met de beslissing van het betaalorgaan? 60 6.2.2. Voorwaarden voor het indienen van het bezwaar 60 6.3. Invorderingen 60 6.4. verminderingen, uitsluitingen en sancties 61 6.4.1. Verminderingen en uitsluitingen bij nietnaleving van de randvoorwaarden 61 6.4.2. Verminderingen en uitsluitingen in geval van onjuiste oppervlakteaangifte 61 6.4.3. Verminderingen en uitsluitingen in het kader van de gekoppelde steun 61 Photo van omslag : SPW - Joseph Delwart 1

Inleiding Inleiding Dit 2e deel van de handleiding bij het oppervlakteaangifteformulier en de steunaanvraag 2016 heeft als doel een korte voorstelling te geven van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de verschillende steunregelingen, van de voorwaardelijkheid in het Waalse Gewest, evenals de voornaamste bepalingen inzake controles, verminderingen en uitsluitingen, bezwaren en verificaties. In dit kader zijn onderstaande verordeningen van krac. Rechtsgrondslagen aangaande landbouwsteun in Waalse Gewest BWR en ministerieel besluit van toepassing op de 1e en 2e pijler Voorwaard Besluit van 27 augustus 2015 van de Waalse regering tot vaststelling van de regels met betrekking tot de randvoorwaarden inzake landbouw en tot opheffing van het besluit van de Waalse regering van 13 juni 2014 tot vaststelling van de vereisten en normen voor de randvoorwaarden inzake de landbouw en tot wijziging van het besluit van de Waalse regering van 12 februari 2015 tot uitvoering van het systeem van rechtstreekse betalingen ten gunste van de landbouwers. Ministerieel besluit van 27 augustus 2015 tot uitvoering van het besluit de Waalse regering van 27 augustus 2015 houdende vaststelling van de regels met betrekking tot de randvoorwaarden inzake landbouw en tot opheffing van het besluit van de Waalse regering van 13 juni 2014 houdende vaststelling van de eisen en normen voor de randvoorwaarden inzake de landbouw en houdende wijziging van het besluit van de Waalse regering van 12 februari 2015 tot uitvoering van het systeem van rechtstreekse betalingen ten gunste van de landbouwers. 1e pijler : ELGF Directbetaling Besluit van de Waalse regering van 12 februari 2015 tot uitvoering van het systeem van rechtstreekse betalingen ten gunste van de landbouwers. Ministerieel besluit van 23 april 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 12 februari 2015 tot uitvoering van het systeem van rechtstreekse betalingen ten gunste van de landbouwers. Ministerieel besluit van 23 juni 2015 betreffende de aanvragen tot toekenning of aanpassing van de basisbetalingsrechten via het gebruik van de regionale reserve ten gunste van de landbouwers. GEKOPPELDE STEUN Besluit van 7 mei 2015 van de Waalse regering tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen. Ministerieel besluit van 7 mei 2015 houdende uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen. 3

2e pijler : Elfpo MMLK Besluit van 3 september 2015 van de Waalse regering betreffende de agromilieu- en klimaatsteun. Ministerieel besluit van 3 september 2015 houdende uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 3 september 2015 betreffende agromilieu- en klimaatsteun. BIO Besluit van de Waalse regering van 3 september 2015 betreffende steunverlening aan de biologische landbouw en tot opheffing van het besluit van de Waalse regering van 3 april 2014 betreffende steunverlening aan de biologische landbouw. Ministerieel besluit van 3 september 2015 betreffende de steun voor biologische landbouw. IZCN Besluit van de Waalse regering van 24 september 2015 betreffende de toekenning van tegemoetkomingen aan gebieden met natuurlijke beperkingen. Ministerieel besluit van 24 september 2015 tot aanwijzing van de gebieden met natuurlijke beperkingen in toepassing van Artikel 3 van het besluit van de Waalse regering van 24 september 2015 betreffende de toekenning van de tegemoetkomingen voor gebieden met natuurlijke beperking. NATURA 2000 Besluit van de Waalse regering van 8 november 2012 betreffende de vergoedingen en toelagen toegekend in de Natura 2000-sites en in de sites die in aanmerking komen voor het Natura 2000-net en in de ecologische hoofdstructuur. 4

1. Algemene reglementeringen in verband met de uitbetaling van steun REGLEMENTERINGEN 1.1. het betaalorgaan van Wallonië (OPW) Volgens de BWR van 08/10/2015, voor het Waalse Gewest wordt het betaalorgaan voor de ELGF- en ELFPO-fondsen in de zin van artikel 7 van de Verordening (EU) nr. 1306/2013 van de Commissie gevormd door het Departement van Landbouw en het Departement van Steun van het Directoraat- Generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu (DGARNE). In overeenstemming met artikel D.254 van het Waalse Landbouwwetboek is de verantwoordelijke van het betaalorgaan van Wallonië de ambtenaar die de functie van algemeen inspecteur bekleedt in het Departement Europees beleid en Internationale akkoorden. 1.2. aanvaardbare oppervlakte land bouwgrond aan de GLB steun De steun voor de 1e pijler van het GLB, alsook bepaalde steun van de 2e pijler zoals de BIO, Natura 2000 en de compensatiesteun voor blijvende natuurlijke handicaps zijn voorbehouden voor landbouwarealen, i.e. bedrijfsarealen met een begroeiing van landbouwgewassen. De andere types van oppervlakten zoals braakliggende gronden, bebouwde oppervlakten, bossen, komen in het algemeen niet in aanmerking voor de betaling van dergelijke steun. Voor bepaalde steunmaatregelen van de tweede pijler (MMLK en Natura) in verband met permanent grasland kan de in aanmerking komende oppervlakte echter verschillen van de oppervlakte weerhouden voor de eerste pijler wanneer zij bepaalde niet in aanmerking komende oppervlaktes of elementen bevat. De landbouwarealen vallen uiteen in drie categorieën: Blijvende wieden en graslanden Permanente gewassen Bouwland. 1.3. definitie van oppervlakte landbouwgrond Een landbouwperceel is een doorlopend stuk grond (van minstens een are) dat is aangegeven door een landbouwer en waarop een enkele teelt verbouwd wordt, ofwel de oppervlakte waar dit specifieke gebruik wordt toegepast in het geval dat een afzonderlijke gebruiksaangifte vereist is voor een oppervlakte die deel uitmaakt van een groep teelten. Landbouwers die steun aanvragen, moeten alle bezette landbouwpercelen aangeven, ook die waarvoor ze geen steun aanvragen. 1.4. elementen die systematisch niet in aanmerking komen binnen het landbouwareaal De systematisch niet in aanmerking komende elementen en worden afgetrokken van het komende landbouwareaal als ze duidelijk aangegeven, zijn de volgende : Gebouwen en landbouwinfrastructuur van meer dan 1 are ; Wegen, buiten diegene die zijn onstaan door de verplaatsingen van de dieren, van meer dan 2 m breed, die over het landbouwareaal lopen, alsook de wegen die over een fundering beschikken ; Oppervlakten die bedekt zijn met meer dan 100 bomen/ha ; Omheinde bomengroepen of bosjes van meer dan 1 are ; 5

Hagen van meer dan 10 m breed, al dan niet omheind ; Muren en sloten van meer dan 2 m ; Steenglooiingen van meer dan 1 are ; Permanente vijvers of poelen, al dan niet omheind, van meer dan één are per vijver of poel ; De waterlopen en niet-bewerkte zones langs deze waterlopen, indien de breedte van het geheel meer dan 2 m breed is ; De beboste oppervlakken en de gebieden met struikgewas zoals gebieden met struiken, houtachtige struiken en braambosjes midden in landbouwpercelen, indien hun oppervlak groter is dan 1 are ; Opslagplaatsen voor landbouwproducten van meer dan een are op installaties van hard materiaal ; Opslagplaatsen van niet-landbouwproducten waardoor de landbouwexploitatie van het betreffende oppervlak over meer dan een are niet mogelijk is, zoals de permanente opslag van landbouwmaterialen, van hout, van afvalstoffen van bouwwerkzaamheden en ontgravingen, van divers afval, van banden, van dekzeilen, enz. ; Oppervlakten waaraan graafwerk wordt verricht of waarvan het bodemreliëf gevoelig gewijzigd wordt waardoor de landbouwactiviteiten beïnvloed worden. 1.5. naargelang het geval al dan niet in aanmerking komende elementen Fruitbomen, ongeacht hun dichtheid, komen systematisch in aanmerking. De oppervlakten die zijn begroeid met meer dan 100 bomen/ha komen in aanmerking voor zover de landbouwactiviteit of, desgevallend, de voorgenomen landbouwproductie op eenzelfde wijze kan plaatsvinden als op niet-beboste percelen die zich bevinden in dezelfde zone. In situaties waar struikgewas, bomen of puinhellingen verspreid aanwezig zijn in het permanente grasland, wordt een reductiecoëfficiënt toegepast (via een evenredigheidssysteem) in functie van de niet in aanmerking komende oppervlakte. Deze percelen worden in de unieke aanvraag aangegeven met een specifieke code. (art. 42 van het BWR van 12/2/2015). 1.6. blijvende graslanden met prorata (A.M van 23/04/2015) Voor het berekenen van de maximale oppervlakte toegestane blijvend grasland waar zones met struikgewas, bomen en steenglooiingen verspreid aanwezig zijn, wordt echter op de volgende manier een verminderingscoëfficiënt toegepast : Het perceel komt volledig in aanmerking als deze elementen 0 tot 10 % van het oppervlak bedekken (gewascodes 610 of 618*) ; 70 % van het perceel komt in aanmerking als deze elementen 10 tot 50 % van het oppervlak bedekken (gewascodes 670 of 678*) ; Het perceel komt niet in aanmerking als deze elementen meer dan 50 % van het oppervlak bedekken (gewascodes 600 of 608*). 1.7. NA TE LEVEN VEREISTEN Elke landbouwer die steun ontvangt, moet voor zijn hele bedrijf de voorwaardelijkheid naleven, dat wil zeggen de goede landbouw- en milieuvoorwaarden (GLMV) evenals de reglementaire eisen inzake beheer (REIB). 1.8. focus OP DE AANPLANTING VAN BODEMBEDEKKINGEN Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van de verplichte bodembedekkingen in verband met de volgende regelgevingen : naleving van het programma voor duurzaam beheer van stikstof in de landbouw (PGDA) d.m.v. nitraatopnemende tussengewassen (CIPAN) ; invoering van EAG s (groene betaling) ; strijd tegen erosie voor percelen in R10/R15 (randvoorwaarden). * De codes 608, 618 en 678 betreffen permanente weilanden met prorata die een beheerscontract met de DNF of een vereniging voor natuurbescherming hebben. 6

Tabel FOCUS op de bodembedekking Als meerdere wetten van toepassing zijn op het perceel dienen de strengste verplichtingen nageleefd te worden Nitrawal Bij aanvoer van organisch materiaal tussen 01/07 en 15/09 Op hellend gedeelte van percelen met verhoogd erosierisico (R10-R15) Verplichting tot bedekking van 90% van het geoogste LN voor 1/9 en ingezaaid na 01/01 van het volgende jaar Voor alle teelten van peulvruchten voor 01/08 en gevolgd door een tarwe Datum van het zaaien Datum van vernietiging Tot 15/09 Vanaf 15/11 Tot 15/09 Vanaf 01/01 Tot 15/09 Vanaf 15/11 Tot 01/09 Vanaf 01/10 Bodembedekking Tussen 01/07 en 01/10 Vanaf 01/06 in geval van onderzaaiing van gras Termijn van 3 maanden tussen het zaaien en het vernietigen Vlinderbloemigen Minerale stikstof bemesting Programma s voor duurzaam stikstofbeheer overal in Wallonië Max. 50 % van het gewicht van het zaaizaad Geen bijzondere specificaties behalve het in acht nemen van max 50 % van het gewicht van het zaaigoed bij de verspreiding van organisch materiaal tussen 01/07 en 15/09 Toegestaan maar nutteloos want aanvoer van organisch materiaal Verboden in R15 Onder voorwaarden in R10 Hooiland Grasland Opmerkingen Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Programma s voor duurzaam stikstofbeheer in kwetsbaar gebied Max. 50 % van het gewicht van het zaaizaad Max. 50 % van het gewicht van het zaaizaad Toegestaan maar afgeraden (risico op potentieel uitspoelbare stikstof) Uitsluitend toegestaan op basis van bemestingsadvies EAG s overal in Wallonië Toegestaan Verboden tussen het zaaien en het vernietigen (Ook andere minerale meststof) Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Mogelijk als een raaigras of een vlinderbloemig gewas aanwezig is Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Mogelijk zonder vernietiging van de bodembedekking Verboden tijdens de periode van drie maanden Verplichting tot bodembedekking - die moet de bodem op een bepaald moment voor minstens 75 % bedekken Op ingegraven stro is de aanvoer van organische stikstof beperkt tot 80 kg per ha zonder bodembedekking Graanopslag of opslag van oliehoudende zaden is toegestaan indien ze meer dan 75 % van de oppervlakte bedekken op 1 november. De bodem moet voor minstens 75% bedekt zijn vanaf 01/11 Opslag is toegestaan Geen verplichting als een teelt tussen peulvruchten en tarwe gezaaid is Verplichting tot bodembedekking Mechanische of natuurlijke vernietiging (onkruidverdelger verboden voor de vernietiging) Pesticiden verboden In het kader van de Ecologisch waardevol Agrarische Gebieden (EAG s) dient de bodembedekking te bestaan uit minstens twee soorten uit twee verschillende lijsten van onderstaande (zie bijlage 5 in 1 luik) : Lijst van de grassen : witte haver, Braziliaanse haver, tarwe, Engels of Italiaans raaigras, rogge, triticale Lijst van de vlinderbloemigen : veldboon, lathyrus, voedererwt, klaver, voederwikke Lijst van de kruisbloemigen : mosterdzaad, bladrammenas Lijst van de andere families : vlasdodder, vlas, niger, facelia, boekweit De bedrijfsleider die EA op de bedrijf hebben moet schrijven de verschillende interventies in een bedrijfsregister (zie punt 2.2.4 hieronder) 7

1.9. grasland Permanent grasland, met code P 1 Permanent weiland en permanent grasland (hierna samen permanent grasland genoemd) is grond die besteed wordt aan de productie van gras of andere ingezaaide of natuurlijke grasachtige voedergewassen die al vijf jaar of langer geen deel uitmaken van het gewasrotatiesysteem van het bedrijf en voor meer dan 50 % uit met gras bezaaide oppervlakte bestaan. In de praktijk betekent dit dat het perceel vanaf het zesde aangiftejaar met code 61 zal worden aangegeven als permanent grasland (ofwel de historiciteitsregel van vijf opeenvolgende jaren). Voor permanent grasland waarop het evenredigheidssysteem wordt toegepast, geldt dezelfde historiciteitsregel van vijf jaar voor de codes. Respectievelijk moeten codes 610, 670 of 618 en 678 2 gebruikt worden. Opmerkingen : wanneer graslandpercelen die geen deel uitmaken van het gewasrotatiesysteem vijf opeenvolgende jaren niet worden aangegeven in het GLB, kan men : 1. hen de code 61 toekennen (of de codes van het evenredigheidssysteem), op voorwaarde dat de landbouwer kan bewijzen dat het perceel minstens vijf jaar lang grasland is geweest (kaart, foto s enz.) ; 2. hen de specifieke code 623 3 toekennen als grasland bestemd om permanent grasland te worden, opdat het perceel in aanmerking komt voor de steun van de tweede pijler, zoals de MKML of de NATURA-vergoeding 4, zonder vijf jaar te moeten wachten. Tijdelijk grasland, code 62 Met tijdelijk grasland is grasland bedoeld dat deel uitmaakt van het rotatiesysteem. Er worden dus gedurende een jaar of langer gras of andere voedergewassen op geproduceerd. (NIEUW : TELLER voor aantal jaren als tijdelijk grasland ( prairie temporaire = PT) Voortaan wordt voor dit soort perceel een informatiecode 5 toegevoegd om de geschiedenis van de aangiftejaren op te volgen. De toegepaste informatiecode zal PT1 zijn voor het eerste aangiftejaar, PT2 voor het tweede jaar, PT3 voor het derde jaar, PT4 voor het vierde jaar en PT5 voor het vijfde jaar. Vanaf het zesde jaar wordt het perceel opgenomen met code 61 en de P-code die er automatisch aan toegekend wordt 6. 1 De P-code is van belang voor de ratioberekening en voor de vergroeningsvrijstellingen. 2 Dit geldt niet voor codes 600 en 608 omdat het met gras bezaaide oppervlak < 50 % bedraagt. 3 Als het evenredigheidssysteem wordt toegepast op een grasland bestemd om permanent te worden, moet de graad van ontvankelijkheid worden aangegeven met de specifieke codes 600, 610 en 670 of 608, 618, 678 als informatiecode. 4 Als code 623 niet wordt toegepast, wordt het perceel aangegeven als 61 niet betaald voor bepaalde steunmaatregelen van de tweede pijler (MMLK en NATURA). 5 Opdat de teller jaar na jaar kan evolueren, moet het volledige perceel grasland geweest zijn in de loop van het voorgaande jaar of de voorgaande jaren. 6 Dit perceel wordt dus meegeteld voor de berekening van het aandeel permanent grasland en de betreffende regels zijn van toepassing. 8

2. Steun van de 1ste pijler 1STE PIJLER Sinds 1 januari 2015 zijn de steunmaatregelen van de eerste pijler van het GLB als volgt ingedeeld : Voorwaardelijkheid Herverdelende betaling Gekoppelde steun Betaling jonge landbouwers Groene betaling Basisbetaling 2.1. de basisbetalingsrechten 2.1.1. Toekenningsvoorwaarden De bedrijfstoeslagsrechten (BTR) zoals ze op dit ogenblijk bestaan vervallen op datum van 31 december 2014. Nieuwe rechten, basisbetalingsrechten genaamd, worden toegekend onder de hierondervermelde voorwaarden. Statutair, door toepassing van artikel 24 van verordening (EU) nr 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, om zich definitieve rechten op basistoelagen te weten toestaan, moet de landbouwer : Actief zijn op het moment van het indienen van zijn oppervlakteaangifte en steunaanvraag in 2015 ; een aanvraag hebben ingediend voor de toekenning van basisbetalingsrechten in 2015 ; in aanmerking zijn gekomen voor toekenning van directe steun in 2013 ; een landbouwbedrijf bezitten met een in aanmerking komende omvang van minimum 1 ha in 2015. De referentiegegevens (ticket 2013 en gecorrigeerd referentiebedrag 2014) werden meegedeeld in november 2014 om rekening te kunnen houden met eventuele correcties die de landbouwer kon signale- ren via het aanvraagformulier voor herziening van de referentiegegevens in 2015 en/of een eventuele toekenning van basisbetaalrechten uit de regionale reserve ook in 2015. 2.1.2. Aantal rechten en hun waarde per stuk Het aantal basisbetaalrechten die hieruit voortvloeien en die toegekend worden aan een landbouwer indien hij voldoet aan de onder punt 2.1.1 opgesomde voorwaarden komt overeen met de subsidiabele oppervlakte zoals bepaald in de oppervlakteaangifte van 2015 (d.w.z. de volledige subsidiabele oppervlakte na administratieve controle ter plaatse). De eenheidswaarde van de basisbetaalrechten daarentegen verkrijgen we door het gecorrigeerde referentiebedrag van 2014 (en na herziening of eventuele toekenning uit de regionale reserve van 2015) te delen door het aantal rechten. Daarna volgt de eerste fase van convergentie naar de gemiddelde regionale waarde van een Waals basisbetalingsrecht in 2019. 2.1.3. Gebruik van de basisbetalingsrechten Om een basisbetaling te krijgen dient men niet alleen over betalingsrechten te beschikken, maar ook het gebruik van die rechten te rechtvaardigen. Daartoe moet de landbouwer een hectare aangeven die gebruikt wordt voor een teelt waarmee enable van rechten, nauwkeuriger omschreven als een voor hulp in aanvaardbare komende hectare (zie details in het punt 1.2 hierboven) Daarnaast moet hij de volgorde van gebruik hiervan bepalen. Ofwel aanvaardt hij de volgorde die de administratie voorstelt, ofwel nummert hij ze zelf en voegt hij de bijlage voor het gebruik van de rechten bij de kennisgeving van basisbetalingsrechten voor 2016. Om het gebruik van een basisbetalingsrecht te rechtvaardigen dient men in kolom 8 van rubriek 5 van 9

het formulier een hectare van een «in aanvaardbare komende teelt» aangeven en daarbij hoofdbestemming A kiezen. De tabel van bijlage 3 van het 1e luik van de gebruikshandleiding bevat de lijst van de teelten die aangegeven kunnen worden om het gebruik van een recht te rechtvaardigen. Voor de oppervlaktes in het Waals Gewest die aangegeven zijn met het oog op de betaling van een basisbetalingsrecht dienen o.a. volgende verplichtingen nageleefd te worden : gebruikt worden door de landbouwer ; in aanvaardbare komen van 1 januari tot 31 december van het betreffende jaar ; beschikbaar zijn voor de landbouwer op 31 mei van het betreffende jaar ; hoofdzakelijk voor landbouw gebruikt worden ; een minimale oppervlakte van 0,01 ha hebben ; ten laatste op 31/05 ingezaaid zijn, met uitzondering van braakland. Let op : de basisbetalingsrechten dienen minstens een jaar op twee gebruikt te worden, zo niet gaan de rechten naar de regionale reserve op het einde van het tweede jaar waarin ze niet gebruikt zijn. 2.1.4. Overdracht van de basisbetalingsrechten Zoals de voorbije jaren kunnen de definitief toegewezen basisbetalingsrechten overgedragen worden tussen landbouwers, ten laatste op de uiterste indieningsdatum van de oppervlakteaangifte 2016, ongeacht of de overdracht met of zonder grond, tijdelijk of definitief is. De formulieren zijn te verkrijgen bij de administratie zodra de definitieve basisbetalingsrechten zijn bekendgemaakt. 2.2. De groene betaling Dit stelsel is verplicht. De landbouwers die recht hebben op een betaling op grond van de basistoelage kunnen aanspraak maken op de groene betaling indien ze de volgende drie praktijken op hun bedrijf respecteren : Het behoud van de bestaande permanente weilanden ; De teeltdiversificatie ; De invoering van ecologische aandachtsgebieden (EA) op het bouwland van hun bedrijf. Het betreft een jaarlijkse betaling per hectare die 30% uitmaakt van de rechtstreekse toelagen. Het bedrag zal variëren van landbouwer tot landbouwer aangezien het afhangt van de waarde van de basisbetalingsrechten. Ook de landbouwers die zijn vrijgesteld van de diversificatie(punt 2.2.2) en/of de invoering van ecologische aandachtsgebieden (punt 2.2.3) profiteren van deze groene betaling. De landbouwer die zijn bedrijf beheert volgens de biologische productiemethode is niet verplicht deze 3 praktijken toe te passen om deze groene betaling te krijgen. In geval er sprake is van een combinatie van biologische productie en traditionele productie op eenzelfde bedrijf, is enkel het gedeelte van het bedrijf waarop volgens de biologische productiemethode wordt gewerkt vrijgesteld van de verplichting van naleving van de 3 praktijken om aanspraak te kunnen maken op de groene betaling. De landbouwer moet dus de praktijken naleven van de groene betaling op het gedeelte van zijn bedrijf dat niet volgens de biologische landbouw wordt beheerd. Belangrijk : landbouwers die de biologische productiemethode toepassen en maatregelen voor milieuvriendelijke-en klimaat landbouw nemen op hun akkerland (MB5 - met gras bezaaide perceelranden, MB6 - milieuvriendelijke teelt, MC7 - ingericht perceel, MC8 - ingerichte strook) en die is niet vrijgesteld van de groenbetaling moeten créeren en verklaren in haar oppervlakteaangifte, EA op het akkerland dat ze gebruiken, net als bij traditionele landbouw. 2.2.1. Het behoud van de bestaande permanente weilanden In het Waals gewest, het behoud van de ratio permanente weilanden op gewestniveau te realiseren. 2.2.1.1. Berekening van de verhouding In 2015 werd, in het kader van de vergroening van het GLB, een nieuw referentieaandeel (verschillend van het voorgaande aandeel vastgesteld in het kader van de Randvoorwaarden) berekend. Dit laatste geeft de verhouding weer tussen de als blijvende graslanden aangegeven oppervlakten (in 2012 en in 2015, met uitsluiting van de zones van blijvend grasland die in 2015 worden gebruikt voor de biologische landbouw alsook de zones van blijvend grasland van 2012 die sindsdien werden omgezet) en alle in het Waalse Gewest aangegeven landbouwoppervlakten, met uitsluiting van de oppervlakten die gebruikt worden voor biologische landbouw. Bovendien moet de Administratie ieder jaar de verhouding berekenen tussen de als blijvende graslanden aangegeven oppervlakten en het volledige in het Waalse Gewest aangegeven landbouwareaal, met uitsluiting van de oppervlakten die gebruikt worden voor de biologische landbouw (jaarlijks aandeel). Na te zijn berekend wordt het jaarlijks aandeel vergeleken met het referentieaandeel. 10

Maatregelen indien de verhouding niet wordt nageleefd : Wanneer de jaarlijkse ratio blijvend grasland vermindert met meer dan 2,5 procent ten opzichte van de referentieratio is een administratieve toelating vereist vóór het blijvend grasland in akkerland omgezet mag worden. Wanneer de ratio blijvend grasland vermindert met meer dan 5 procent ten opzichte van de referentieratio mogen de landbouwers, die hiervan op de hoogte gebracht worden, blijvend grasland niet voor andere doeleinden gebruiken. Om te voorkomen dat de ratio met meer dan 5 procent daalt, zal er nieuw grasland worden aangelegd. 2.2.1.2. Kwetsbare weilanden Deze verplichting omvat tevens het verbod op conversie en bewerking van gevoelige permanente weilanden. In het Waalse Gewest worden beschouwd als kwetsbare permanente weilanden de weilanden geklasseerd in de beheerseenheden Natura 2000 van het type BH2, 3, 4, temp 1 en temp 2. Deze percelen hebben een informatieve Ps code (zie Perceel- informatie in de formular). 2.2.2. De teeltdiversificatie Wanneer de totale oppervlakte aan bouwland van een bedrijf : minder dan 10 ha : er is geen verplichting om de teeltdiversificatie te respecteren ; tussen 10 en 30 ha : de aangegeven gewassen moeten behoren tot ten minste 2 groepen van verschillende gewassen. Bovendien moet de groep van het hoofdgewas (d.w.z. de belangrijkste teeltgroep in termen van oppervlakte) maximum 75 % van het bouwland uitmaken ; meer dan 30 ha : de aangegeven gewassen moeten behoren tot ten minste drie verschillende teeltgroepen. Bovendien moet de groep van het hoofdgewas (d.w.z. de belangrijkste groep in termen van oppervlakte) maximum 75 % van het bouwland uitmaken, en het totaal van het hoofdgewas en het 2e gewas mag (qua oppervlakte maximum) 95 % van het bouwland uitmaken. De in acht te nemen periode voor de teeltdiversificatie is 31/05, wat betekent dat enkel de gewassen die op die datum aanwezig zijn meetellen voor de berekening van de diversificatie. Meerdere verschillende gewascodes kunnen één enkele teeltgroep vormen in termen van diversificatie. Om te weten wat men verstaat onder teeltgroep voor de diversificatie, gelieve bijlage 3 te raadplegen van luik 1 van de handleiding. Voorbeeld : de aardappel kan worden aangegeven onder de volgende gewascodes : codes 901, 902, 903, 904 en 905 die de verschillende types aardappel omvatten. Voor de teeltdiversificatie zullen deze verschillende codes worden verrekend als één enkel gewas van het type Soltub. In dat geval zal de landbouwer met 10 tot 30 ha akkerland een ander gewas moeten planten naast deze verschillende types van aardappel. Opm. : het onderscheid tussen winter- en lentegewas wordt gemaakt op basis van de soort die in de officiële catalogi van landbouwgewassen en groenten staat. Vrijstellingen voor diversificatie Vrijstellingen voor de gewasdiversificatie zijn voorzien voor landbouwers die zich in een van volgende vier situaties bevinden: Indien hij minder dan 10 ha akkerland aangeeft ; Indien hij meer dan 75 % akkerland heeft dat wordt gebruikt voor de teelt van grassen (bijv. perceelrand, tijdelijk weiland...) of braakligt en INDIEN het overige akkerland niet meer is dan 30 ha ; Indien hij meer dan 75 % landbouwgrond heeft dat wordt gebruikt voor permanente weilanden of de teelt van grassen en INDIEN het overige akkerland niet meer is dan 30 ha ; Indien meer dan 50 % van het akkerland het voorgaande jaar niet is aangegeven door die landbouwer en 100 % van zijn akkerland wordt gebruikt voor een ander gewas dan het voorgaande jaar. In dat geval moet de landbouwer, om deze vrijstelling te verkrijgen, het vakje aankruisen in rubriek 6.4 van het oppervlakteaangifteformulier. Voor de eerste drie situaties dient u geen aanvraag in te dienen om vrijstelling van gewasdiversificatie te genieten De verrekening van deze vrijstellingen voor de berekening van de groene betaling gebeurt automatisch. Opm. : Om vast te stellen of een perceel deel uitmaakt van het akkerland, van gronden gebruikt voor de teelt van grassen, van braakliggende gronden, van landbouwgrond of van permanent weiland, moet u bijlage 3 van luik 1 van de handleiding raadplegen die voor elke teelt vermeldt tot welke soort ze behoort. 2.2.3. De invoering van ecologische aandachtsgebieden (EA) Algemene regel Indien de totale oppervlakte van het akkerland van een bedrijf groter is dan 15 ha, moet de landbouwer erop toezien dat een oppervlakte van ten minste 5 % van het aangegeven akkerland wordt aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied (EA). 11

De EA moeten gelegen zijn op AKKERLAND, met uitzondering van de landschappelijke elementen die kunnen grenzen aan akkerland maar die ter beschikking moeten staan van de landbouwer (zie Begrip aangrenzendheid hieronder). Om zeker te zijn dat de 5 % verplichte EA wordt gehaald, wordt ten zeerste aanbevolen om EA aan te geven voor iets meer dan 5 % van het aangegeven akkerland. Het bouwland van de bedrijf in aanmerking genomen voor de berekening van de 5 % van de verplichte EA hervat niet alleen het oppervlakten van de landbouwer, maar ook de oppervlakken van landschapsmozaïek met korte rotatie, plassen, of clusters van bomen, verklaarde EA, evenals de greppel EA buurlanden naar de grondstukken van het bedrijfshoofd (omgerekend op het oppervlak). In het Waals gewest worden volgende elementen worden beschouwd als EA voor zover ze voldoen aan de kenmerken gedefinieerd in het punt Definities, kenmerken en technische routes van de EA. Aan te geven in Rubriek 5 (paper of Web) Aan te geven met een specifieke gewascode + de secundaire bestemming V : Braakliggend land : gewascodes 81, 851, 873 en 754 Hakhout met korte omlooptijd : gewascode 883 teelt van stikstofbindende gewassen : gewascodes 511,512, 521, 522, 53, 43, 72 en 73 Bufferstrook langs waterwegen en waterpartijen : gewascode 752 Strook langs een bos: gewascode 753 Winterbedekking : aan te geven in kolom 10 van rubriek 5 ; Aan te geven enkel met PAC-on-Web Poel Bomengroep of bosjes Lineaire elementen : Let op : wegens technische redenen kan de aangifte van dit soort EAG s uitsluitend via PAC-on-Web gebeuren (hagen, bomenrij, Veldrand, greppel). Heeft deze titel, een specifieke begeleiding wordt voorgesteld door de Directie Buitendienst of consultants. Plaatselijk element : Let op : wegens technische redenen kan de aangifte van dit soort EAG s uitsluitend via PAC-on-Web gebeuren (Alleenstaande boom). Heeft deze titel, een specifieke begeleiding wordt voorgesteld door de Directie Buitendienst of consultants. Conversie De verschillende oppervlakten, lengtes of aantallen aangegeven als EA worden vermenigvuldigd met coëfficiënten teneinde de oppervlakten te bepalen (in m 2 ) die in aanmerking moeten worden genomen als EA. Voorbeeld: een alleenstaande boom (plaatselijk element) wordt bijvoorbeeld geteld als 30 m² EA, een lineaire meter haag (lineair element) als 10 m² EA, een hectare met teelt van stikstofbindende gewassen (oppervlakte-element) als 0,7 ha EA De conversiematrix is als volgt : Elementen Bijzonderheid Beschrijving Ecologisch aan dachtsgebied (EA) Braakliggend terrein per 1 m² 1 m² Hakhout met korte omlooptijd per 1 m² 0,3 m² Een perceel of een topografische bijzonderheid kan niet twee keer worden meegerekend tijdens één- Opper- vlakteken- Merken (ha, are) Lineaire kenmerken (m) Plaatselijk (nb) Perceel Perceel tussen teelten Topografie (of landschappelijke elementen) Teelt van stikstofbindende gewassen per 1 m² 0,7 m² Bande tampon per 1 m² 1,5 m² Bufferstrook per 1 m² 1,5 m² Winterbedekking per 1 m² 0,3 m² Poel per 1 m² 1,5 m² Bomengroepen en bosjes per 1 m² 1,5 m² Veldrand per 1 m 9 m² Greppel per 1 m 6 m² Haag, bomenrij per 1 m 10 m² Alleenstaande boom per boom 30 m² 12

zelfde jaar om te voldoen aan de verplichting van de ecologische aandachtsgebieden. Een tabel met de verschillende EA/MMLK aangiftemogelijkheden staat in bijlage 6 van luik 1 van de handleiding. Opmerking : voor landschappelijke elementen worden de oppervlakten aan de grond niet afgetrokken van de onderliggende subsidiabele oppervlakte indien het betreffende landschappelijk element subsidiabel is voor de basisbetaling. Vrijstellingen van de verplichting van invoering van een ecologisch aandachtsgebied : Onder bepaalde voorwaarden kunnen landbouwers worden vrijgesteld van de invoering van ecologisch aandachtsgebieden, d.w.z. dat zij niet 5 % EA moeten voorzien. Indien een landbouwer in aanmerking komt voor een vrijstelling, zal deze automatisch worden berekend en toegepast door de Administratie. De landbouwer hoeft niet te vragen om een vrijstelling Een landbouwer is vrijgesteld van de verplichting van invoering van een ecologisch aandachtsgebied van 5 % indien hij zich in één van volgende situaties bevindt : Indien hij minder dan 15 ha akkerland aangeeft ; Indien meer dan 75 % van het aangegeven akkerland gebruikt wordt voor grasproductie (bijv. perceelrand, tijdelijk weiland...) of braakligt of wordt gebruikt voor peulvruchten en INDIEN het overige akkerland niet meer is dan 30 ha ; Indien hij meer dan 75 % landbouwgrond heeft dat wordt gebruikt voor permanente weilanden of de teelt van grassen en INDIEN het overige akkerland niet meer is dan 30 ha. Opm. : Om vast te stellen of een perceel deel uitmaakt van het akkerland, van gronden gebruikt voor de teelt van grassen, van braakliggende gronden, van grond voor peulvruchten, van landbouwgrond of van permanent weiland, moet u bijlage 3 van luik 1 van de handleiding raadplegen. Definities, technische kenmerken van de EA Braakliggend terrein Om te worden aangemerkt als EA, mag het braakliggend terrein vijf jaar lang geen permanent weiland geweest zijn voorafgaand aan de aangifte als EA; De betrokken percelen hebben de code NX Het braakliggend terrein mag niet worden gebruikt voor landbouwproductie. Drachtplanten als bodembedekkers zijn toegestaan. Het is niet toegestaan om eventuele spontane vegetatie op het braakliggend terrein te gebruiken om dieren te voederen, zelfs niet aan het einde van de braakliggende periode. Aanplanting tijdens 6 maanden. Hakhout met korte omlooptijd Een lijst met toegestane planten wordt vermeld in bijlage 5 van luik 1 van de handleiding ; Het is verboden om minerale meststoffen en fytosanitaire producten te gebruiken. Enkel in het eerste jaar van aanplanting zijn herbiciden toegestaan ; De maximumcyclus van de oogst is vastgesteld op 8 jaar. Teelt van stikstofbindende gewassen Volgende soorten komen in aanvaardbare als EA stikstofbindend gewas : Lupine (Lupinus spp.) Tuinboon (Vicia faba) Eiwithoudende erwten (Pisum spp.) Luzerne (Medicago sativa) Soja (Glycine maxima) Klaver (Trifolium spp) Deze gewassen moeten aanwezig zijn op de als EA aangegeven oppervlakten tijdens de vegetatieperiode. In Wallonië is bepaald dat deze vegetatieperiode ingaat ten laatste op 15 mei en stopt ten vroegste op 15 juli en 4 maanden na het zaaien. Luzerne kan meerdere jaren blijven staan ; Een mengeling van verschillende stikstofbindende planten tussen hen is toegestaan. Het gebruik van minerale meststoffen en het gebruik van zaaigoed omhuld met pesticide (uitgezonderd omhuld met in België gehomologeerde fungiciden) zijn verboden. Herbiciden zijn toegestaan tijdens de aanplanting ; Voor erwten, lupines en tuinbonen : gehomologeerde insecticiden zijn enkel toegestaan indien twee maatregelen zijn genomen met betrekking tot de toepassing van principes 2 en 3 van bijlage 3 van Richtlijn 2009/128/CE van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (methode van geïntegreerde bestrijding - alarmsysteem, interventiedrempels, ) ; Voor erwten, lupines en tuinbonen zijn in België gehomologeerde fungiciden toegestaan ; Voor luzerne is er een verbod op alle pesticiden en de verplichting een beschermde zone van ten minste 10 % van de totale oppervlakte van het perceel te handhaven die niet geoogst wordt ; Wanneer het gebruik van pesticiden is toegestaan tijdens de bloeiperiode, mag dit gebruik enkel s nacht plaatsvinden. Bufferstrook Bufferstroken bestaan uit een bedekking die zich onderscheidt van aangrenzende gewassen (bedekking met gras, oevervegetatie, bloemenmengeling ). Struiken, bomen en heesters zijn toegestaan ; Bufferstroken met een bedekking van permanent weiland mogen worden aangemerkt als EA op 13

voorwaarde dat zij zich onderscheiden van de aangrenzende landbouwgrond ; Deze stroken moeten op elk punt minstens 6 m breed zijn en maximaal 20 m lang. Verder worden zij niet beschouwd als Zones met Ecologisch Belang In de lengte moeten de randen van deze stroken parallel lopen aan een waterloop of watervlak. Ze mogen ook oevervegetatie omvatten ; Bufferstroken mogen niet worden gebruikt voor de landbouwproductie maar gebruik als weiland of maaien voor voedergewassen zijn toegestaan, indien de bufferstrook te onderscheiden is van het aangrenzende akkerland ; Groeimiddelen en fytosanitaire producten zijn verboden op deze bufferstroken, met uitzondering van plaatselijke behandelingen tegen beschermde distels (cirse commune, cirse des champs, chardon crépu) en rumex. Strook langs een bos Landbouwproductie is verboden op de strook langs een bos. Het gebruik als weiland of het maaien voor voedergewassen zijn echter toegestaan, indien deze strook te onderscheiden is van het aangrenzende akkerland ; De strook langs een bos moet op elk punt een minimale breedte hebben van 6 m en een maximale breedte van 10 m Verder worden zij niet beschouwd als Zones met Ecologisch Belang ; Groeimiddelen en fytosanitaire producten zijn er verboden met uitzondering van plaatselijke behandelingen tegen niet-beschermde distels (speerdistel, akkerdistel en kruldistel) en zuring ; In de lengte en parallel aan een bos. Opm. : worden beschouwd als bossen, de gronden die een oppervlakte van meer dan 0,3 hectare innemen met bomen met een hoogte van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van meer dan 10 %, of met bomen die deze drempels in situ kunnen bereiken, met uitzondering van gronden met een overwegend landbouw- of stedelijke bestemming. Winterbedekking EAG-winterbedekking wordt verkregen door het inzaaien van een mengeling van minstens twee soorten, uit twee van de vier lijsten in bijlage 5 van luik 1 van de gebruikshandleiding of door een onderzaaiing in een hoofdteelt. Het is niet verplicht om gecertificeerde zaad te gebruiken. Zij omvat niet de winterbedekkingen EA die in de herfst worden ingezaaid voor oogst- en weidedoeleinden ; NVT s (nitroutvasthoudende tussengewassen) kunnen aangegeven worden als EGA-winterbedekking op voorwaarde dat ze voldoen aan de teeltspecificaties (mengeling van 2 soorten, aanplanting ten laatste op 15/09, minstens 3 maanden op het land en vernietiging na 15 november). Zie hiervoor punt 1.8 Focus op de aanplanting van winterbedekking in 2 luik. De inzaaiingen gebeuren na 1 juli en vóór 1 oktober. In geval van onderzaaiing van gras in het hoofdgewas, kan de onderzaaiing gebeuren vanaf 1 juni ; De vernietiging van een bedekking is enkel toegestaan via mechanische weg of door vorst. De bedekking moet gedurende minimaal 3 maanden gehandhaafd worden ; Het gebruik van minerale meststoffen en fyto is verboden op deze gronden tussen de datum van aanplanting en de vernietiging van de bedekking ; Met pesticiden omhulde zaden zijn verboden ; Maaien tussengewassen vóór de termijn van 3 maanden verstreken is, is alleen toegestaan bij winterbedekkingen EA die aangeplant worden met een mengeling van Engels raaigras of een Italiaans raaigras en een vlinderbloemig gewas. Dit tussentijds maaien mag de bodembegroeiing niet vernietigen. Gebruik als weiland is niet toegestaan tijdens de drie maanden. Opmerking : de locatie van het perceel waarop het winterbedekkingen EA aangeplant is, kan gewijzigd worden. De landbouwer zal doorgeven aan deze wijziging vóór oprichting aanwezigheid, van de cultuur, dat is uiterlijk 1 oktober de wijziging door via het formulier 3 Wijziging van de wintergrondbedekking aan de bevoegde buitendienst (zie eerste luik). Poel Onder EA Poel, wordt verstaan een stilstaande watervlakte met een oppervlakte van 1 tot 10 are, die een vegetatiestrook van maximum tien meter breed kan omvatten, en een minimale oppervlakte van stilstaand water van vijfentwintig vierkante meter van 1 november tot 31 mei ; Kunstmatige vijvers (reservoir in beton of plastic) zijn niet toegestaan als EAG. Bomengroepen (of bosjes) Bomengroepen: groepen inheemse bomen van meer dan tien meter breed met een oppervlakte van 1 tot 30 are en waarvan de ruimte tussen de kruinen minder dan 5 meter bedraagt. Elk van de bomen heeft een omvang van veertig centimeter tot 1,5 meter hoog ; Bosje : groep houtachtige, overwegend inheemse planten (zoals struiken), die niet overeenstemmen met de definitie van de boom, een oppervlakte bedekkend van 1 tot 30 are en met een breedte van ten minste 10 meter. Veldrand De veldrand moet een breedte hebben van 1 tot 20 meter ; Deze mag niet worden gebruikt voor landbouwproductie. 14

Greppels Een greppel wordt gekenmerkt door twee tegenoverliggende hellingen die een V vormen ; Om te worden aangemerkt als EA, moet een greppel een maximale breedte hebben van 6 meter ; Kanalen met betonnen muren worden niet beschouwd als EA. Hagen en beboste stroken (bomenrijen) Een EA haag is een doorlopende strook van bomen of struiken met een minimale lengte van 10 meter en een maximale breedte van 10 meter. Lege plekken van maximaal 4 meter worden nog als haag beschouwd ; Een EAG-bomenrij bestaat uit opmerkelijke bomen waarvan de lijst op de website van de Waalse landbouw staat en/of uit inheemse bomen met een kruin van minstens 4 m diameter en een omtrek van minstens 40 cm op 1,5 m hoogte. De ruimte tussen de kruinen mag niet meer dan 5 m bedragen. Alleenstaande boom Een alleenstaande boom EA is een inheemse boom, met een kroon van ten minste 4 m en een omvang van ten minste 40 cm en 1,5 m hoogte. Begrip mandeligheid van de EA Bepaalde EA-elementen vormen de grens van de percelen waartoe ze behoren. Dit kan het geval zijn met hagen, greppel, geïsoleerde bomen. Het oppervlak van de ecologische belang van hagen en greppel worden gewaardeerd ten belope van maximaal 50 % indien deze elementen worden hervat tussen percelen van 2 verschillende landbouwers, ofwel 100 % in de overige gevallen. Voor bomen, het oppervlak van ecologisch belang zullen worden verdeeld tussen de declarers in een proportionele wijze. Begrip aangrenzendheid van de EA Om te worden aangemerkt als EA, moeten hogervermelde landschappelijke elementen, zich bevinden op de akkerlandpercelen. De landschappelijke elementen die grenzen aan akkerland kunnen echter worden aangemerkt als EA als ze tot de beschikking staan van de landbouwer die ze aangeeft. Wat verstaat men onder aangrenzende elementen? Bepaalde EA-elementen kunnen grenzen aan akkerland, d.w.z. ze kunnen zich bevinden aan de buitenrand van een perceel van de landbouwer, maar in dat geval moeten ze dat perceel raken EN tot beschikking staan van deze landbouwer. Ze kunnen in geen geval gescheiden zijn van het aangegeven akkerbouwperceel door een element dat niet in aanmerking komt voor de basisbetaling type weg, waterloop. Kunnen aangrenzend zijn : Poelen, Bomengroepen, Greppel, zoals beschreven in punt 2.2.3. 2.2.4. Het bedrijfsregister (of veldboekje ) in het kader van de vergroening Bedrijfsleider dienen aan de vereisten van de vergroening te voldoen en daarvan bewijs kunnen voorleggen. Dit gebeurt met name door het registreren van specifieke gegevens voor deze steunregeling in een bedrijfsregister. De vorm van het bedrijfsregister is vrij. De bedrijfsleider kan de documenten en systemen gebruiken die al bestaan voor het registreren van gegevens (CADCO- veldboekje, Standard Végaplan, registratie via de computer, enz.). Alle perceelsfiches samen vormen het bedrijfsregister. In overeenstemming met artikel 61 van het besluit van 12 februari 2015 zijn de bewijzen opgegeven in het bedrijfsregister, voor elk ecologisch aandachtsgebied : 1. identificatie van het perceel, o.a. nummer van de oppervlakteaanvraag 2. voor de gewasdiversificatie : a) zaaidatum b) oogstdatum c) gezaaide soort d) als de gewasdiversificatie gerechtvaardigd wordt door het gebruik van eenzelfde soort die in de winter of in de lente gezaaid wordt, de commerciële naam van de soort De bedrijfsleider dient daarnaast het bewijs van de rasechtheid van de gezaaide teelt te bewaren (factuur, certificerinsglabel, verklaring van loontriage) ; 3. voor stikstofbindende planten die gebruikt worden als ecologisch waardevolle bodembedekker: a) zaaidatum b) oogstdatum c) toepassingsdatum, commerciële naam en hoeveelheid toegediende gewasbeschermingsmiddelen ; 4. voor tussengewassen die gebruikt worden als ecologisch waardevolle bodembedekker : a) plantdatum b) vernietigingsdatum c) samenstelling van het mengsel d) oogstdatum als de bodembedekker geoogst wordt tijdens de drie maanden van verplichte beplanting 5. voor bufferstroken die gebruikt worden als ecologisch waardevolle bodembedekker : a) plantdatum b) samenstelling c) vernietigingsdatum en gebruik Het register kan opgesteld zijn per perceel of in chronologische volgorde van de toepassing van de teeltbewerkingen. Op straffe van nietigheid moeten de teeltbewerkingen ten laatste 7 dagen na hun uitvoering in het register worden opgenomen. Opmerking : voor de topografische bijzonderheden van EAG s (poelen, bomengroepen, sloten, hagen, alleenstaande bomen) moet er niets aangeduid worden in het bedrijfsregister. 15

Voorbeld van een perceelsfiches : Campagne 2... Perceel (nr. of naam) :... Oppervlakte :... ha Begroeiing :... Perceel (n ) : 3 Naam : Oppervlakte : 0,62 Bestemd voor : Hoofdteelt : Maïs ensilage - 201 Ras(sen) : Datum Type interventie* Zaaidatum : Oogstdatum : Interventie: herbiciden, fungiciden, insecticiden * Datum Handelsnaam van het product Camp * Oogst, vernietiging, gewas (met vermelding van de soort), meststoffen, bodemverbeteringsmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen (met inbegrip van dosis/ha) Wintergrondbedekking EAG : X Ja Nee Bedekking met tussenteelt : Aangegeven oppervlakte : 0,62 Samenstelling : Zaaidatum : Datum van vernietiging (of oogstdatum* voor de 3 maanden) * Interventies met fytofarmaceutische producten moeten enkel worden opgenomen voor het EAG stikstofbindende planten. 2.3. de herverdelende betaling In toepassing van verordening (EU) nr. 1307/2013 en de BWR Directbetaling, kan een landbouwer die recht heeft op een betaling uit hoofde van het stelsel van basisbetaling in aanmerking komen voor een herverdelende betaling. De landbouwers worden uitbetaald voor maximaal 30 subsidiabele hectare. De grens van 30 ha kan eventueel overschreden worden onder bepaalde voorwaarden. Deze betaling zal worden toegekend aan elke landbouwer die voldoet aan de voorwaarden en die een oppervlakteaangifte indient binnen de gestelde termijnen. Op het oppervlakteaangifteformulier moet geen enkele expliciete steunaanvraag ingevuld worden. Opmerking: in het geval van identificatie van een landbouwer samenstelling door verscheidene individuele leden gevraagd zal worden om de landbouwer om de verdeling van de rechten van de gebruiker van de bedrijf. Specifieke voorwaarden: De herverdelingsbetaling wordt toegekend aan de landbouwers, per partner. De waarde van de herverdelingsbetaling van een landbouwer wordt jaarlijks berekend door een bedrag te vermenigvuldigen met het aantal basisbetalingsrechten dat geactiveerd is door de landbouwer. 16

Het maximale aantal hectaren is van toepassing op de leden van de rechtspersonen of de groeperingen van natuurlijke of rechtspersonen die hebben bijgedragen tot de versterking van de landbouwstructuren van deze rechtspersonen of groeperingen, door middel van arbeid of kapitaal, in een periode bepaald door de minister. Het aantal hectaren dat een houder mag aangeven, wordt bepaald aan de hand van de volgende formule: A x H, waarbij: A = het aandeel van de delen of van de bijdrage van de houder in het kapitaal van de partner, uitgedrukt in percentage; H = het aantal hectaren van de partner dat mogelijk in aanmerking komt voor de herverdelingsbetaling. Het aantal hectaren dat een houder mag aangeven, is beperkt tot 30 hectaren. De houders moeten het bewijs leveren van hun respectievelijke delen. enkel leden van groeperingen van natuurlijke personen die over een effectieve controle op de onderneming beschikken gedurende een periode vastgelegd door de minister, komen in aanmerking. Enkel leden van rechtspersonen en groeperingen van rechtspersonen die deelnemen aan de winst en de financiële risico s en die effectief werken voor de rechtspersoon of de groepering, komen in aanmerking. Leden van rechtspersonen en van groeperingen van rechtspersonen leven elke verplichting na die voortvloeit uit een herziening van de Waalse wetgeving betreffende de rechten en plichten van individuele landbouwers, in het bijzonder wat betreft hun economische, sociale en fiscale statuut. De herverdelingsbetaling wordt toegekend aan de landbouwers om de familiale en ecologisch intensieve landbouw te bevorderen, in de zin van artikel D.1 van het Wetboek. Wanneer het betaalorgaan weet heeft van een montage bedoeld om de herverdelingsbetaling kunstmatig te innen, zoals de opsplitsing van een bedrijf, is de omzeilingsclausule vermeld in artikel 60 van Verordening nr. 1306/2013 en in artikel 62 van toepassing. 2.4. de betaling voor jonge landbouwers Een jaarlijkse betaling wordt toegekend aan jonge landbouwers die recht hebben op een betaling uit hoofde van het stelsel van basisbetaling en die voldoen aan volgende voorwaarden : die niet ouder zijn dan 40 jaar in de loop van het jaar waarin ze de aanvraag indienen, dat is geboren na 31/12/1975 die zich voor het eerst vestigen aan het hoofd van een landbouwbedrijf in de loop van de vijf jaar voorafgaand aan de eerste steunaanvraag van de eerste pijler van het GLB, Dat is zo spoedig mogelijk 01/01/2011 die effectieve en langdurige zeggenschap hebben over het bedrijf, en die voldoen aan de voorwaarden van vakbekwaamheid Het maximum aantal hectare dat in aanmerking komt is 90 hectare. Deze betaling zal worden toegekend aan elke landbouwer die voldoet aan de voorwaarden en die het vakje van rubriek 6.2 van het oppervlakteaangifteformulier aankruist. Voor meer informatie kunt u terecht op http://agriculture.wallonie.be/ 2.5. Regime van gekoppelde steun 2.5.1. De hervorming van 2015 en de dierlijke sector Wallonië heeft een steunregime ingevoerd voor producenten van rundvee (vleestype, gemengd type en zuiveltype) en schapen. Het gaat om steun voor het houden en het fokken van dit soort veegde steun wordt toegekend volgens de referentieaantallen van de landbouwer. Die worden bepaald op basis van het aantal dieren dat hij hield in 2013, rekening voor rundvee houdend met het aantal kalvingen en het houden van kalveren. De referentieaantallen voor elke categorie werden in april 2015 bekendgemaakt aan de landbouwers. Bij de vrouwelijke vleeskoeien komen alleen dieren tussen 18 en 84 maanden in aanmerking. Daarnaast bestaat er een maximumaantal dieren voor elke categorie Om toegang te kunnen krijgen tot deze steunmaatregelen geldt een maximaal aantal in aanmerking komende dieren in iedere categorie en een minimaal aantal dieren gehouden voor exploitatie. 2.5.2. Wie heeft recht op gekoppelde steun? Net als bij het basisbetalingsregime moeten landbouwers die recht willen hebben op gekoppelde steun : Actief zijn op het moment van de indiening van de oppervlakteaangifte en de verzamelaanvraag in 2016. een aanvraag voor gekoppelde steun in 2016 hebben ingediend door het vakje van rubriek 6.5 (voor de rundvee) en 6.7 (voor de schapen) van het oppervlakteaangifteformulier aan te kruisen. 17

2.5.3. Welke dieren komen in aanmerking? Altijd binnen de grenzen van de toegewezen referentieaantallen per categorie. De lijst met rundveerassen vindt u in bijlage 7 van luik 1 van de handleiding. Vrouwelijke exemplaren van het vleestype Om het fokken van vleesrastypen op lange termijn op de boerderij aan te tonen, dienen de vrouwelijke exemplaren bij te dragen aan een minimumaantal kalvingen, dat vastgesteld is op 50%. Bovendien moet de helft van deze kalveren ten minste 3 maanden gehouden worden ter bevordering van de productie van een vervanging bij het fokken. Hieronder worden drie aantallen berekend (a-b-c). Voor het bepalen van de referentie geldt hierbij het opgenomen aantal bij het laagste aantal tussen : a. Aantal aanwezige vrouwelijke exemplaren van vleestypen van 18 tot 84 maanden. Dit wordt dagelijks geteld tussen 1 april 2016 en 30 september 2016. De dieren worden meegeteld zodra ze de leeftijd van 18 maanden bereiken. Ze worden niet meer meegeteld zodra ze 84 maanden zijn. Het laagste aantal wordt voor die periode genomen. b. Aantal getelde kalvingen tussen 01/10/2015 en 30/09/2016, maal 2. c. Aantal geboren kalveren tussen 1 juli 2015 en 30 juni 2016 die 3 opeenvolgende maanden gehouden zijn, maal 4. De lijst met vleesrassen vindt u in bijlage 7 van luik 1 van de handleiding. Zuiveltypen De steun voor melkkoeien is steun voor kalvingen. Het aantal in aanmerking komende koeien stemt overeen met het aantal geboren kalveren. Om het fokken van zuiveltypen op lange termijn op de boerderij aan te tonen, dient een kwart van deze kalveren ten minste 3 maanden gehouden te worden ter bevordering van de productie van een vervanging bij het fokken. Bij deze hieronder berekende 3 onderdelen (a-b-c) is het opgenomen referentieaantal dus het laagste aantal tussen : a. Minimumaantal dagelijks aanwezige koeien tussen 31/03/2016 en 30/09/2016. b. Aantal getelde kalvingen tussen 01/10/2015 en 30/09/2016 c. Aantal geboren kalveren tussen 01 /07/2015 en 30/06/2016 die 3 opeenvolgende maanden gehouden zijn, maal 4. De lijst met Zuiveltypen vindt u in bijlage 7 van luik 1 van de handleiding. Gemengde typen De steun voor koeien van het gemengde type is steun voor kalvingen. Het aantal in aanmerking komende koeien stemt overeen met het aantal geboren kalveren. Om het fokken van gemengde rastypen op lange termijn op de boerderij aan te tonen, dient de helft van deze kalveren ten minste 3 maanden gehouden te worden ter bevordering van de productie van een vervanging bij het fokken. Bij deze hieronder berekende 3 onderdelen (a-b-c) is het opgenomen referentieaantal dus het laagste aantal tussen : a. Minimumaantal dagelijks aanwezige koeien tussen 31/03/2016 en 30/09/2016. b. Aantal getelde kalvingen tussen 01/10/2015 en 30/09/2016 c. Aantal geboren kalveren tussen 01 /07/2015 en 30/06/2016 die 3 opeenvolgende maanden gehouden zijn, maal 2. De lijst met Gemengdetypen vindt u in bijlage 7 van luik 1 van de handleiding. Schapen De steun voor schapen is steun voor het behoud van de kuddes. De landbouwer geeft in rubriek 6.7 van het oppervlakteaangifteformulier het aantal ooien van meer dan 6 maanden aan dat hij minstens denkt te houden tussen 01/04/2016 en 30/09/2016. De landbouwer bezorgt de Administratie een kopie van zijn kudderegister voor de periode van 15/10/2015 (laatste telling) tot 15/10/2016. Hiermee kan de Administratie de gegevens controleren en bepalen of hij voor steun in aanmerking komt. Het register dient volledig en juist ingevuld te zijn om de steun te kunnen berekenen. De verplichtingen inzake identificatie van schapen zijn ook hierop van toepassing : Jaarlijkse deelname aan de ARSIA-telling op 15 december ; Houden van een kudderegister en correcte identificatie van de schapen. 2.5.4. De bodem- en plafondwaardes van de steun Voor de verschillende categorieën wordt er rekening gehouden met een minimum- en maximumaantal dieren (plafond) voor de uitbetaling van de steungelden. Minimumaantal Plafond Vrouwelijke vleestype 10 250 Gemengde typen 10 100 Zuiveltypen 10 100 Schapen 30 400 Het plafond wordt individueel toegepast voor alle leden op voorwaarde dat ze bijgedragen hebben aan de versterking van het landbouwbedrijf. Een ver- 18