HOOFDSTUK 1: ALFABET, ACCENT EN UITSPRAAK



Vergelijkbare documenten
emo III - de onvoltooide tijden actief

LES 13 EEN NIEUWE FAMILIE

LES 13 EEN NIEUWE FAMILIE deel I. de zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie

De verbuiging/uitgangen van Iuppiter.

LES 15 HET PASSIVUM VAN DELERE A. GRAMMATICA. Activum

LES 25 HET GAAT BEGINNEN. de derde conjugatie, conjugatie III

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

OVERZICHT ZELFSTANDIG NAAMWOORD

De geslachtsregels van de a-, o-, u- en e-stammen, inclusief de uitzonderingen manus en domus. Van de medeklinkerstammen de regels:

VOORWOORD. René van Royen

Samenvatting Latijn Grammatica

LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN. Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken:

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

Inhoud. Verantwoording. Waarom Latijn? Van niets tot wereldmacht.

Ik weet wat ik doe! Hand-out bij workshop Inès Koudijs

De imperativus... 2 De dativus... 2 Gebruik van de dativus... 2 De vocativus... 2 De Romeinse goden... 2 Tekst Tekst

LATIJN IS DOOD. LANG LEVE LATIJN!

LATIJN IS DOOD. LANG LEVE LATIJN!

De Edukese Taal Edukeser Språkerne. Door Lars

René van Royen LATIJN LEREN LEZEN. deel I

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

Grammaticablad Latijn

KORTE LATIJNSE SPRAAKKUNST

Thema 10. We ruilen van plek

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk Lycipedia: Beter leren CAPUT PRIMUM. De uitspraak van het Latijn

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Visuele Leerlijn Spelling

Z I N S O N T L E D I N G

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v.

Eindexamen Grieks vwo 2005-II

TAALVERZORGING KGT 2 SPORTIEF PERRON 1

Leren van woorden Herhalen en consolideren van kennis van woorden uit leerjaar 1 en 2.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

HANDLEIDING DIDASKO. Grieks / Latijn

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen

De zin onderwerp gezegde Opdracht 1.

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

BIJBELS GRIEKS LES 8

PTA Latijn Leerjaar

Latijn Grammatica Oefenstof 01 december 2009

LES 10 SUBSTANTIVUM, I-STAMMEN

BIJBELS GRIEKS LES 11

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.

blz. verwijzen naar Kosmos 1 Woorden en Grammatica, e druk

Basis Werkwoordspelling is onderdeel van de Bundel Basisprogramma's. Deze bundel bevat ook Basisspelling en Basisgrammatica.

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk Lycipedia: Beter leren CAPUT SECUNDUM TAALSTUDIE. Werkwoorden vervoegen

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Tekst 5 ., ; + overtreffende trap. ' =. Verbinden

BIJBELS GRIEKS LES 2

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Indien je de regels uit dit bestand kunt toepassen en je kent de stappen die je in het schema moet maken, dan beheers je de werkwoordspelling goed.

Wegwijs in de werkwoordspelling

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

instapkaarten taal verkennen

Samenvatting Nederlands NL Blok

BIJBELS GRIEKS HERHALING 2

Het werkwoord. In het Nederlands kennen we maar één type werkwoorden: stam + en werk-en, lop-en, wacht-en

Spelling Werkwoorden. Doelgroep Spelling Werkwoorden. Omschrijving Spelling Werkwoorden

Spelling & Formuleren. Week 2-7

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

TAALVERZORGING BK 2 SPORTIEF PERRON 2

Latijn voor zelfstudie

Denken over taal: ontleden #2.0

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Spelling. A. Kijk voor de vormen van de tegenwoordige tijd naar het volgende schema:

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie).

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Online cursus spelling en grammatica

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk Lycipedia: Beter leren CAPUT TERTIUM TAALSTUDIE

Esperanto. La ŝalmisto de Hamelin

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Samenvatting Nederlands Formuleren

TalencentrumBarneveld.nl LATIJN LES 2

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Samenvatting Frans Stencil Franse tijden

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

SYLLABVS LATIJN D R. A D R I E V A N D E R L A A N

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

Thema 4. Straatmuzikanten

Werkwoordspelling op maat

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Inhoud Jan Brams - Wendy Geerts - Eliane Lammens Wim Moreau - Philippe Moury

Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2

Transcriptie:

HOOFDSTUK 1: ALFABET, ACCENT EN UITSPRAAK alfabet en uitspraak Het Nederlands gebruikt het Latijnse alfabet en er zijn om die reden weinig verschillen. A is een A en deze letter kan lang en kort zijn. De combinatie AE wordt uitesproken als een lange E. B is een B C is een C, maar die wordt in het Latijn altijd als een K uitgesproken. Er bestaat echter ook de gewoonte om de C wanneer deze gevolgd wordt door een i of een e-klank uit te spreken als een S of als een TS zoals in het Italiaans uitgesproken cappuccino. D is D E is een E en deze letter kan kort en lang zijn. De combinatie EU wordt uitgesproken als de Nederlandse tweeklank UI. F is een F G is een G. H is een H. I is een I, maar kan ook een J zijn. Het recht is Ius in het Latijn en de I wordt uitgesproken als een J, zodat het Joes wordt. J is een J, maar komt nauwelijks voor. K is een K die maar af en toe voorkomt. Bij voorbeeld in het woord Kalendae zoals de Romeinen de eerste dag van de maand noemden. L is L Mis M N is N O is O P is P Q is Q, een letter die in het Latijn altijd gevolgd wordt door een U. de uitspraak is kw waardoor Quod klinkt als kwot. R is R 2

S is S T is T U is U. De Romeinen spraken deze letter uit als een OE. Maar er bestaat ook de gewoonte om de U in bekende Romeinse namen als een Nederlandse U uit te spreken. Iedereen spreekt Julius Caesar uit als Julius Cesar en niet als Joelioes Kaesar. V is V, maar het verschil tussen U en V was voor Romeinen klein. In opschriften of bepaalde tekstuitgaven staan soms alleen maar V s of alleen maar U s en dan moet de lezer zelf bepalen om welke van de twee het gaat. X is X Y is Y en dat is inderdaad een Griekse Y of Upsilon die de Romeinen vooral gebruikten om Griekse leenwoorden te spellen. Z is Z en ook die letter werd vooral gebruikt in Griekse leenwoorden. accent Het accent ligt bij Latijnse woorden op de tweede lettergreep van achteren. Dat is in elk geval zo bij alle woorden die uit twee lettergrepen bestaan. Het is dus Cáesar en Cáto. Bestaat het woord uit meer lettergrepen dan hangt het ervanaf. Wanneer de tweede lettergreep van achteren lang is, dan krijgt deze lettergreep ook dan het accent. Is de tweede lettergreep van achteren echter kort, dan schuift het accent één plaatsje naar voren op en komt op de derde van achteren. Een lettergreep is lang wanneer hij een lange klinker of tweeklank bevat en ook wanneer de lettergreep eindigt op een medeklnker. Het woord femina (vrouw) bestaat uit drie lettergrepen fe mi na. De i in de voorlaatste lettergreep is kort. Daardoor schuift het accent naar voren en wordt het fémina. Dat de i in femina kort is, is een kwestie van weten. Het staat in het woordenboek. Het woord puella (meisje) bestaat ook uit de drie lettergrepen pu el la. Omdat de voorlaatste lettergreep op een l en dus op een medeklinker eindigt, is deze lettergreep voor het Latijnse taalgevoel lang en valt het accent op deze één na laatste lettergreep. Het is dus puélla. Wie alleen Latijn schrijft, heeft met het accent weinig te maken. Maar wie het werk van de Romeinse dichters wil voorlezen, moet het weten. Want zij werkten niet met rijm, maar uitsluitend met het ritme van de 3

woorden en dan is het wel van belang of een lettergreep lang dan wel kort is. 4

HOOFDSTUK 2: DE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN Eerste declinatie Tot deze groep behoren de woorden die in de nominativus eindigen op een a en een genitivus hebben op ae. Voorbeeld ENKELVOUD F1 togă onderwerp nominativus F2 togae bezitter genitivus F3 togae meewerkend voorwerp dativus F4 togam lijdend voorwerp accusativus F5 togā met of door ablativus MEERVOUD F6 togae onderwerp nominativus F7 togarum bezitter genitivus F8 togis meewerkend voorwerp dativus F9 togas lijdend voorwerp accusativus F10 togis met / door ablativus De meeste woorden die tot deze declinatie behoren zijn vrouwelijk, maar een aantal als poeta, nauta en agricola zijn mannelijk. Tweede declinatie Tot deze declinatie behoren woorden die in de nominativus eindigen op us, op r of -er en um en een genitivus hebben op i. De woorden van dit type zijn de enige die een herkenbare aparte vorm hebben voor de aanspreeknaamval of vocativus. Bij alle andere woorden is de aanspreekvorm identiek aan de gewone nominativus. 5

ENKELVOUD M1 amicus onderwerp nominativus M2 amici bezitter genitivus M3 amico meewerkend voorwerp dativus M4 amicum lijdend voorwerp accusativus M5 amico met of door ablativus amicĕ o, vriend vocativus MEERVOUD M6 amici onderwerp nominativus M7 amicorum bezitter genitivus M8 amicis meewerkend voorwerp dativus M9 amicos lijdend voorwerp accusativus M10 amicis met / door ablativus Woorden die niet op us uitgaan, maar op ius hebben een afwijkende vocativus. De vocativus van bij voorbeeld filius is fili. Toen Caesar vermoord werd, zou hij volgens sommigen tegen één van zijn moordenaars gezegd hebben: Tu quoque fili? Jij ook, mijn zoon? Voorbeeld van woorden die eindigen op er met verlies van de -e. Ager, agri M betekent akker. ENKELVOUD M1 ager onderwerp nominativus M2 agri bezitter genitivus M3 agro meewerkend voorwerp dativus M4 agrum lijdend voorwerp accusativus M5 agro met of door ablativus MEERVOUD M6 agri onderwerp nominativus M7 agrorum bezitter genitivus M8 agris meewerkend voorwerp dativus M9 agros lijdend voorwerp accusativus M10 agris met / door ablativus 6

Voorbeeld van woorden die eindigen op er met behoud van de -e. Puer, pueri M betekent jongen. ENKELVOUD M1 puer onderwerp nominativus M2 pueri bezitter genitivus M3 puero meewerkend voorwerp dativus M4 puerum lijdend voorwerp accusativus M5 puero met of door ablativus MEERVOUD M6 pueri onderwerp nominativus M7 puerorum bezitter genitivus M8 pueris meewerkend voorwerp dativus M9 pueros lijdend voorwerp accusativus M10 pueris met / door ablativus Zoals puer gaan ook socer, soceri M, schoonvader, gener, generi M, schoonzoon, vesper, vesperi M, avond en liberi, liberorum M, kinderen dat alleen in het meervoud voorkomt. Het Latijnse woord voor man - vir, viri M - vormt zijn naamvallen op dezelfde manier als puer. Voorbeeld van onzijdige woorden op -um is bellum, belli N, oorlog ENKELVOUD M1 bellum onderwerp nominativus M2 belli bezitter genitivus M3 bello meewerkend voorwerp dativus M4 bellum lijdend voorwerp accusativus M5 bello met of door ablativus MEERVOUD M6 bella onderwerp nominativus M7 bellorum bezitter genitivus M8 bellis meewerkend voorwerp dativus M9 bella lijdend voorwerp accusativus M10 bellis met / door ablativus 7

Derde declinatie Tot deze declinatie behoren de woorden die in de nominativus heel verschillende uitgangen kunnen hebben, maar allemaal hebben ze een genitivus die eindigt op is. Er zijn drie groepen zelfstandige naamwoorden te onderscheiden. De eerste groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e en een genitivus meervoud op -um. Voorbeelden zijn lex, legis F, wet, consul, consulis M, consul en flumen, fluminis N, rivier. EV EV EV F1 lex M1 consul N1 flumen nominativus F2 legis M2 consulis N2 fluminis genitivus F3 legi M3 consuli N3 flumini dativus F4 legem M4 consulem N4 flumen accusativus F5 lege M5 consule N5 flumine ablativus F6 leges M6 consules N6 flumina nominativus F7 legum M7 consulum N7 fluminum genitivus F8 legibus M8 consulibus N8 fluminibus dativus F9 leges M9 consules N9 flumina accusativus F10 legibus M10 consulibus N10 fluminibus ablativus De tweede groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -i, een accusativus op -im, een genitivus meervoud op -ium en onzijdig meervoud op -ia. EV EV EV F1 turris M1 Tiberis N1 mare nominativus F2 turris M2 Tiberis N2 maris genitivus F3 turri M3 Tiberi N3 mari dativus F4 turrim M4 Tiberim N4 mare accusativus F5 turri M5 Tiberi N5 mari ablativus F6 turres N6 maria nominativus F7 turrium N7 marium genitivus F8 turribus N8 maribus dativus F9 turres N9 maria accusativus F10 turribus N10 maribus ablativus 8

Turiis, turris F betekent toren en de woroden sitis, sitis F, dorst, febris, F koorts, securis, securis F bijl, puppis, puppis F, achtersteven en vis F, geweld of kracht waarvan de genitivus niet bestaat. Zoals mare, maris N, zee, gaat ook animal, animalis N dier. De derde groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e en een genitivus meervoud op -ium. EV EV EV F1 urbs M1 civis N1 os nominativus F2 urbis M2 civis N2 ossis genitivus F3 urbi M3 civi N3 ossi dativus F4 urbem M4 civem N4 os accusativus F5 urbe M5 cive N5 osse ablativus F6 urbes M6 cives N6 ossa nominativus F7 urbium M7 civium N7 ossium genitivus F8 urbibus M8 civibus N8 ossibus dativus F9 urbes M9 cives N9 ossa accusativus F10 urbibus M10 civibus N10 ossibus ablativus Urbs, urbis F betekent stad, civis, civis M betekent burger en os, ossisn betekent bot. Veel woorden die eindigen op een stam met meer dan één medeklinker horen bij deze derde groep. Een woord als civis met genitivus civis is een zogenaamd parisyllabum een woord met in de genitivus evenveel lettergrepen als in de nominativus. De meeste van deze zogenaamde parisyllaba op -es en -is maken hun naamvallen op de manier van de derde groep. Bijzondere zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie. M1 Iuppiter Jupiter nominativus M2 Iovis genitivus M3 Iovi dativus M4 Iove accusativus M5 Iove ablativus 9

EV EV F1 bos M1 bos rund M en F F2 bovis M2 bovis genitivus F3 bovi M3 bovi dativus F4 bovem M4 bovem accusativus F5 bove M5 bove ablativus MV MV F6 boves M6 boves nominativus F7 boum M7 boum genitivus F8 bobus M8 bobus dativus F9 boves M9 boves accusativus F10 bobus M10 bobus ablativus EV F1 vis kracht nominativus F2 genitivus F3 dativus F4 vim accusativus F5 vi ablativus MV F6 vires krachten nominativus F7 virium genitivus F8 viribus dativus F9 vires accusativus F10 viribus ablativus Regels voor het woordgeslacht Voor alle zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie geldt dat het woordgeslacht apart geleerd moet woren. Maar woorden die een mannelijk wezen aanduiden, zoals consul, zijn altijd mannelijk. Verder zijn de woorden die in de nominativus eindigen op os, -or en er meestal mannelijk. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen. Woorden die een vrouwelijk wezen aanduiden zijn in elk geval vrouwelijk. Verder zijn woorden die in de nominativus uitgaan op as, -aus, -o, 10

-x en een s als daar een medeklinker aan voorafgaat dikwijls vrouwelijk. Onzijdig zijn meestal woorden die in de nominativus eindigen op l, -e, -c, -n, -a, -t, -ar, -ur, - us. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen. Vierde declinatie Er bestaat een groep woorden die in alle naamvallen de letter -u- heeft staan. Zij vormen samen de zogenaamde vierde declinatie. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er - ūs achter de Latijnse nominatvus staat, dus: fructus, - ūs F, vrucht; senatus, - ūs M, senaat; genu, - ūs N, knie. EV EV EV F1 fructus M1 senatus N1 genu nominativus F2 fructūs M2 senatūs N2 genūs genitivus F3 fructui M3 senatui N3 genui dativus F4 fructum M4 senatum N4 genu accusativus F5 fructū M5 senatū N5 genū ablativus F6 fructus M6 senatus N6 genua nominativus F7 fructuum M7 senatuum N7 genuum genitivus F8 fructibus M8 senatibus N8 genibus dativus F9 fructus M9 senatus N9 genua accusativus F10 fructibus M10 senatus N10 genibus ablativus Bij deze vierde declinatie horen een paar woorden die heel vaak voorkomen. Dat zijn natuurlijk senatus maar ook exercitus. Exercitus, exercitūs M betekent leger. Ook het woord domus, domūs F, huis hoort bij de vierde declinatie. En ook dat woord komt veel voor. Alleen zijn sommige uitgangen anders dan in het voorbeeld van fructus, fructūs F, vrucht. Op de volgende bladzijde staat het hele schema van domus. 11

EV F1 domus nominativus F2 domūs genitivus F3 domui dativus F4 domum accusativus F5 domo ablativus MV F6 domus nominativus F7 domuum genitivus F8 domibus dativus F9 domus accusativus F10 domibus ablativus Vijfde declinatie Er bestaat ook nog een groep zelfstandige naamwoorden die zijn naamvallen nog weer anders vormt. Deze declinatie bestaat uit een kleine groep woorden die vaak voorkomen, zoals res, rēi F, zaak en dies, diēi M dag. EV EV F1 res M1 dies F2 rēi M2 diēi F3 rēi M3 diēi F4 rem M4 diem F5 rē M5 diē MV MV F6 res M6 dies F7 rerum M7 dierum F8 rebus M8 diebus F9 res M9 dies F10 rebus M10 diebus 12

HOOFDSTUK 3: DE BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN Bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie I en II Tot deze groep behoren de bijvoeglijke naamwoorden die in de M1 vorm uitgaan op -us of -er. De eerste groep vormt zijn naamvallen zoals het schema met het voorbeeld bonus adj. goed laat zien. EV EV EV F1 bona M1 bonus N1 bonum nominativus F2 bonae M2 boni N2 boni genitivus F3 bonae M3 bono N3 bono dativus F4 bonam M4 bonum N4 bonum accusativus F5 bona M5 bono N5 bono ablativus bone vocativus MV MV F6 bonae M6 boni N6 bona nominativus F7 bonarum M7 bonorum N7 bonorum genitivus F8 bonis M8 bonis N8 bonis dativus F9 bonas M9 bonos N9 bona accusativus F10 bonis M10 bonis N10 bonis ablativus De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de eerste en tweede conjugatie bestaat uit woorden die in de M1 vorm eindigen op -er. Daarvan behouden sommigen deze -e niet en andere wel. 13

EV EV EV F1 pulchra M1 pulcher N1 pulchrum nominativus F2 pulchrae M2 pulchri N2 pulchri genitivus F3 pulchrae M3 pulchro N3 pulchro dativus F4 pulchram M4 pulchrum N4 pulchrum accusativus F5 pulchra M5 pulchro N5 pulchro ablativus MV MV F6 pulchrae M6 pulchri N6 pulchra nominativus F7 pulchrarum M7 pulchrorum N7 pulchrorum genitivus F8 pulchris M8 pulchris N8 pulchris dativus F9 pulchras M9 pulchros N9 pulchros accusativus F10 pulchris M10 pulchris N10 pulchris ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo aangegeven: pulcher, chra, chrum mooi. Er bestaat ook nog een groep bijvoeglijke naamwoorden die de -e niet verliest, zoals liber, era, erum vrij. EV EV EV F1 libera M1 liber N1 liberum nominativus F2 liberae M2 liberi N2 liberi genitivus F3 liberae M3 libero N3 libero dativus F4 liberam M4 liberum N4 liberum accusativus F5 libera M5 libero N5 libero ablativus MV MV F6 liberae M6 liberi N6 libera nominativus F7 liberarum M7 liberorum N7 liberorum genitivus F8 liberis M8 liberis N8 liberis dativus F9 liberas M9 liberos N9 libera accusativus F10 liberis M10 liberis N10 liberis ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo aangegeven: tener, era, erum teer. 14

De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III De regelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie bestaan uit twee groepen. De eerste groep is van het type fortis adj. dapper. EV EV EV F1 fortis M1 fortis N1 forte nominativus F2 fortis M2 fortis N2 fortis genitivus F3 forti M3 forti N3 forti dativus F4 fortem M4 fortem N4 forte accusativus F5 forti M5 forti N5 forti ablativus MV MV F6 fortes M6 fortes N6 fortia nominativus F7 fortium M7 fortium N7 fortium genitivus F8 fortibus M8 fortibus N8 fortibus dativus F9 fortes M9 fortes N9 fortia accusativus F10 fortibus M10 fortibus N10 fortibus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen, staan in het woordenboek zo aangegeven: fortis, e dapper. De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie heeft een M1 vorm op -er. Voorbeeld acer, acris, acre scherp. EV EV EV F1 acris M1 acer N1 acre nominativus F2 acris M2 acris N2 acris genitivus F3 acri M3 acri N3 acri dativus F4 acrem M4 acrem N4 acre accusativus F5 acri M5 acri N5 acri ablativus MV MV F6 acres M6 acres N6 acria nominativus F7 acrium M7 acrium N7 acrium genitivus F8 acribus M8 acribus N8 acribus dativus F9 acres M9 acres N9 acria accusativus F10 acribus M10 acribus N10 acribus ablativus 15

De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen staan zo in het woordenboek: acer, acris, acre scherp. Een variant is het bijvoeglijke naamwoord celer dat snel betekent en in alle naamvallen zijn -e- behoudt. In het woordenboek staat: celer, eris, ere snel. En in de F7, M7 en de N6, N7 en N9 vormen ontbreekt de -i-. EV EV EV F1 celeris M1 celer N1 celere nominativus F2 celeris M2 celeris N2 celeris genitivus F3 celeri M3 celeri N3 celeri dativus F4 celerem M4 celerem N4 celere accusativus F5 celeri M5 celeri N5 celeri ablativus MV MV F6 celeres M6 celeres N6 celera nominativus F7 celerum M7 celerum N7 celerum genitivus F8 celeribus M8 celeribus N8 celeribus dativus F9 celeres M9 celeres N9 celera accusativus F10 celeribus M10 celeribus N10 celeribus ablativus Tot de bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie III behoort ook eenaantal dat zijn naamvallen vormt op de manier van felix, felicis gelukkig, welvarend. In het woordenboek staan deze woorden met hun genitivus erbij, zoals dives, divitis, rijk of pauper, pauperis, arm. EV EV EV F1 felix M1 felix N1 felix nominativus F2 felicis M2 felicis N2 felicis genitivus F3 felici M3 felici N3 felici dativus F4 felicem M4 felicem N4 felix accusativus F5 felici M5 felici N5 felici ablativus MV MV F6 felices M6 felices N6 felicia nominativus F7 felicium M7 felicium N7 felicium genitivus F8 felicibus M8 felicibus N8 felicibus dativus F9 felices M9 felices N9 felicia accusativus F10 felicibus M10 felicibus N10 felicibus ablativus 16

Vergrotende trap Bijvoeglijke naamwoorden kennen een vergrotende trap. Ze worden gevormd door het achtervoegsel -ior in de F1 en M1 vorm achter de stam te plaatsen. Bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II Bij de adjectiva van de eehet bonus-type dient altus als voorbeeld. Van het adjectief altus is de stam alt- daar komen -ior en de andere uitgangen achter. EV EV EV F1 altior M1 altior N1 altius nominativus F2 altioris M2 altioris N2 altioris genitivus F3 altiori M3 altiori N3 altiori dativus F4 altiorem M4 altiorem N4 altius accusativus F5 altiore M5 altiore N5 altiore ablativus F6 altiores M6 altiores N6 altiora nominativus F7 altiorum M7 altiorum N7 altiorum genitivus F8 altioribus M8 altioribus N8 altioribus dativus F9 altiores M9 altiores N9 altiora accusativus F10 altioribus M10 altioribus N10 altioribus ablativus Bij adjectiva van het type pulcher is de stam pulchr-. Daar komen de volgende uitgangen achter. EV EV EV F1 pulchrior M1 pulchrior N1 pulchrius nominativus F2 pulchrioris M2 pulchrioris N2 pulchrioris genitivus F3 pulchriori M3 pulchriori N3 pulchriori dativus F4 pulchriorem M4 pulchriorem N4 pulchrius accusativus F5 pulchriore M5 pulchriore N5 pulchriore ablativus F6 pulchriores M6 pulchriores N6 pulchriora nominativus F7 pulchriorum M7 pulchriorum N7 pulchriorum genitivus F8 pulchrioribus M8 pulchrioribus N8 pulchrioribus dativus F9 pulchriores M9 pulchriores N9 pulchriora accusativus F10 pulchrioribus M10 pulchrioribus N10 pulchrioribus ablativus 17

Bij bijvoeglijke naamwoorden van het liber-type is de stam lib-. Daar komen in de vergrotende trap de volgende uitgangen achter. EV EV EV F1 liberior M1 liberior N1 liberius nominativus F2 liberioris M2 liberioris N2 liberioris genitivus F3 liberiori M3 liberiori N3 liberiori dativus F4 liberiorem M4 liberiorem N4 liberius accusativus F5 liberiore M5 liberiore N5 liberiore ablativus F6 liberiores M6 liberiores N6 liberiora nominativus F7 liberiorum M7 liberiorum N7 liberiorum genitivus F8 liberioribus M8 liberioribus N8 liberioribus dativus F9 liberiores M9 liberiores N9 liberiora accusativus F10 liberioribus M10 liberioribus N10 liberioribus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III Bij de woorden van het fortis-type komt -ior achter de stam fort-. EV EV EV F1 fortior M1 fortior N1 fortius nominativus F2 fortioris M2 fortioris N2 fortioris genitivus F3 fortiori M3 fortiori N3 fortiori dativus F4 fortiorem M4 fortiorem N4 fortius accusativus F5 fortiore M5 fortiore N5 fortiore ablativus F6 fortiores M6 fortiores N6 fortiora nominativus F7 fortiorum M7 fortiorum N7 fortiorum genitivus F8 fortioribus M8 fortioribus N8 fortioribus dativus F9 fortiores M9 fortiores N9 fortiora accusativus F10 fortioribus M10 fortioribus N10 fortioribus ablativus Bij de woorden van het acer-type komt de uitgang -ior achter de stam acr-. 18

EV EV EV F1 acrior M1 acrior N1 acrius nominativus F2 acrioris M2 acrioris N2 acrioris genitivus F3 acriori M3 acriori N3 acriori dativus F4 acriorem M4 acriorem N4 acrius accusativus F5 acriore M5 acriore N5 acriore ablativus MV MV F6 acriores M6 acriores N6 acriora nominativus F7 acriorum M7 acriorum N7 acriorum genitivus F8 acriorbus M8 acrioribus N8 acrioribus dativus F9 acriores M9 acriores N9 acriora accusativus F10 acrioribus M10 acrioribus N10 acrioribus ablativus Voor het bijvoeglijk naamwoord celer is de stam celer-. Daar komen de uitgangen voor de comparativus dus achter. EV EV EV F1 celerior M1 celerior N1 celerius nominativus F2 celerioris M2 celerioris N2 celerioris genitivus F3 celeriori M3 celeriori N3 celeriori dativus F4 celeriorem M4 celeriorem N4 celerius accusativus F5 celeriore M5 celeriore N5 celeriore ablativus MV MV F6 celeriores M6 celeriores N6 celeriora nominativus F7 celeriorum M7 celeriorum N7 celeriorum genitivus F8 celerioribus M8 celerioribus N8 celerioribus dativus F9 celeriores M9 celeriores N9 celeriora accusativus F10 celerioribus M10 celerioribus N10 celerioribus ablativus Bij de onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie komen de uitgangen -ior etc. ook achter de stam te staan. felix, felicior: gelukkig, gelukkiger pauper, pauperior: arm, armer dives, divitior: rijk, rijker 19

De overtreffende trap De overtreffende trap of superlativus bestaat uit de uitgangen -issima etc. die achter de stam komen. Declinatie I en II De woorden van het altus-type hebben een stam alt-. Achter deze stam komen voor de superlativus hoogste de volgende uitgangen. EV EV EV F1 altissima M1 altissimus N1 altissimum nominativus F2 altissimae M2 altissimi N2 altissimi genitivus F3 altissimae M3 altissimo N3 altissimo dativus F4 altissimam M4 altissimum N4 altissimum accusativus F5 altissima M5 altissimo N5 altissimo ablativus F6 altissimae M6 altissimi N6 altissima nominativus F7 altissimarum M7 altissimorum N7 altissimorum genitivus F8 altissimis M8 altissimis N8 altissimis dativus F9 altissimas M9 altissimos N9 altissima accusativus F10 altissimis M10 altissimis N10 altissimis ablativus De woorden van het pulcher-type en het liber-type hebben allebei een andere superlativus. Daar komt -rima etc. achter de M1 vorm pulcher- en liber-. EV EV EV F1 pulcherrima M1 pulcherrimus N1 pulcherrimum nominativus F2 pulcherrimae M2 pulcherrimi N2 pulcherrimi genitivus F3 pulcherrimae M3 pulcherrimo N3 pulcherrimo dativus F4 pulcherrimam M4 pulcherrimum N4 pulcherrimum accusativus F5 pulcherrima M5 pulcherrimo N5 pulcherrimo ablativus F6 pulcherrimae M6 pulcherrimi N6 pulcherrima nominativus F7 pulcherrimarum M7 pulcherrimorum N7 pulcherrimorum genitivus F8 pulcherrimis M8 pulcherrimis N8 pulcherrimis dativus F9 pulcherrimas M9 pulcherrimos N9 pulcherrima accusativus F10 pulcherrimis M10 pulcherrimis N10 pulcherrimis ablativus 20

Declinatie III De overtreffende trap bij woorden van het fortis-type van de derde declinatie maak je door -issima etc. achter de stam te zetten. EV EV EV F1 fortissima M1 fortissimus N1 fortissimum nominativus F2 fortissimae M2 fortissimi N2 fortissimi genitivus F3 fortissimae M3 fortissimo N3 fortissimo dativus F4 fortissimam M4 fortissimum N4 fortissimum accusativus F5 fortissima M5 fortissimo N5 fortissimo ablativus F6 fortissimae M6 fortissimi N6 fortissima nominativus F7 fortissimarurum M7 fortissimorum N7 fortissimo- genitivus F8 fortissimis M8 fortissimis N8 fortissimis dativus F9 fortissimas M9 fortissimos N9 fortissima accusativus F10 fortissimis M10 fortissimis N10 fortissimis ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie die een M1 vorm op -er hebben, hebben een andere superlativus. Zij vormen hun overtreffende trap door achter de M1-vorm -rima etc. te zetten. Als voorbeeld dient acer, acris, acre, scherp. Alacer (vrolijk), celeber (snel) en celeber (talrijk) maken op dezelfde manier hun superlativus. EV EV EV F1 acerrima M1 acerrimus N1 acerrimum nominativus F2 acerrimae M2 acerrimi N2 acerrimi genitivus F3 acerrimae M3 acerrimo N3 acerrimo dativus F4 acerrimam M4 acerrimum N4 acerrimum accusativus F5 acerrima M5 acerrimo N5 acerrimo ablativus F6 acerrimae M6 acerrimi N6 acerrima nominativus F7 acerrimarum M7 acerrimorum N7 acerrimorum genitivus F8 acerrimis M8 acerrimis N8 acerrimis dativus F9 acerrimas M9 acerrimos N9 acerrima accusativus F10 acerrimis M10 acerrimis N10 acerrimis ablativus 21

Onregelmatige comparativi en superlativi declinatie I en II bonus, melior, optimus: goed, beter, best malus, peior, pessimus: slecht, slechter, slechtst magnus, maior, maximus: groot, groter, grootst parvus, minor, minimus: klein, kleiner, kleinst multus, plures, plurimus: veel, meer, meest. EV EV EV F1 M1 N1 plus nominativus F2 M2 N2 genitivus F3 M3 N3 dativus F4 M4 N4 plus accusativus F5 M5 N5 ablativus F6 plures M6 plures N6 plura nominativus F7 plurium M7 plurium N7 plurium genitivus F8 pluribus M8 pluribus N8 pluribus dativus F9 plures M9 plures N9 plura accusativus F10 pluribus M10 pluribus N10 pluribus ablativus declinatie III facilis, facilior, facillimus: gemakkelijk, gemakkelijker, gemakkelijkst difficilis, difficilior, difficillimus: moeilijk, moeilijker, moeilijkst felix, felicior, felicissimus: gelukkig, gelukkiger, gelukkigst pauper, pauperior, pauperrimus: arm, armer, armst dives, divitior, divitissimus: rijk, rijker, rijkst Het Latijn kent nog meer afwijkende comparativi en superlativi, maar die staan ook in het woordenboek. Bij de vergrotende trap gebruikt het Latijn het woordje quam om dan weer te geven. Wanneer zelfstandige naamwoorden vergeleken worden kan ook de ablativus gebruikt worden. 22

HOOFDSTUK 4: HET BIJWOORD Het bijwoord is een woord dat bij elke woordsoort iets vertelt met uitzondering van het zelfstandige naamwoord. Dat is in het Nederlands zo en in het Latijn. Sommige woorden zijn pure bijwoorden en staan als zodanig in het woordenboek. Ze zijn te herkennen aan de afkorting adv., adverbium, de Latijnse term voor bijwoord. Van bijvoeglijke naamwoorden kan een bijwoord gemaakt worden. In het Latijn gaat dat zo. van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie I en II De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II veranderen in een bijwoord als er achter de stam een -e, spreek uit als een lange ē, te plaatsen. Voorbeeld: altus adj. hoog heeft als stam alt- en met een -e erachter wordt het alte als bijwoord. Bij pulcher adj. mooi is de stam pulchr- en het bijwoord dus pulchre. Bij liber adj. vrij is de stam liber- en het bijwoord dus libere. Sommige bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie hebben een onregelmatig bijwoord. In het woordenboek staan ze bij het adjectief. Veel gebruikte afwijkende bijwoorden zijn: bonus (M1) adj. goed bene adv. multus (M1) adj. veel multum adv. citus (M1) adj. snel cito adv. subitus (M1) adj. plotseling subito adv. Bijwoord van de vergrotende trap. Van de vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een bijwoord gemaakt worden. Het Latijn heeft daar geen aparte vorm voor, gebruikt de N1 vorm ook als bijwoord. Voorbeeld: altius betekent dus ook hoger als bijwoord. Deze regel geldt ook voor de onregelmatige 23

comparativus vormen. melius (N1) adj. beter melius adv. peius (N1) adj. slechter peius adv. maius (N1) adj. groter maius adv. minus (N1) adj. kleiner, minder minus adv. plus (N1) adj. meer plus adv. Bijwoord van de overtreffende trap Van de overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een bijwoord gemaakt worden. Het Latijn doet dat door een -e te zetten achter de stam van de overtreffende vorm. Voorbeeld: altissim- is de stam van de overtreffende trap hoogst en achter deze stam komt een -e. Dus altissime is het bijwoord hoogst. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II. Pulcherrima heeft als stam pulcherrim- waarachter voor het bijwoord de -e komt zodat pulcherrime het bijwoord mooist is. Liberissima heeft als stam liberissim-. En daar komt om er een bijwoord van te maken een -e achter: liberissime, zeer vrij of het vrijst (bijwoord). Ook waar de overtreffende trap onregelmatig is, gaat het zo. optimus (M1) adj. best optime adv. pessimus (M1) adj. slechtst pessime adv. maximus (M1) adj. grootst maxime adv. minimus (M1) adj. kleinst,minst minime adv. plurimus (M1) adj. meer plus adv. van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie III Bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie veranderen in een bijwoord door de letters -iter achter de stam te plaatsen. Voorbeeld: fortis adj. sterk heeft als stam fort- en door daar -iter achter te plaatsen krijg je het bijwoord fortiter adv. sterk. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van het fortis-type. Bij de bijvoeglijke naamwoorden van het acer-type gaat het net zo. Acer 24

adj. scherp heeft als stam acr-.door daar de letters -iter achter te plaatsen krijg je het bijwoord scherp: acriter adv. Ook bijvoeglijke naamwoorden van het celer-type maken op deze manier hun bijwoorden. De stam van celer is celer- en celeriter betekent snel als bijwoord. Het onregelmatige felix adj. gelukkig heeft als stam felic- en daar komt ook voor het bijwoord -iter achter. Op die manier betekent feliciter gelukkig adv. of op gelukkige wijze. Bijwoord van de vergrotende trap Ook bij de bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III dient de N1 vorm als bijwoord van de vergrotende trap. Dit is bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden het geval. fortius (N1) adj. sterker fortius adv. acrius (N1) adj. scherper acrius adv. celerius (N1) adj. sneller celerius adv. felicius (N1) adj. gelukkiger felicius adv. Bijwoord van de overtreffende trap Van de overtreffende trap wordt een bijwoord gemaakt door achter de stam een -e te plaatsen. Voorbeeld: fortissimus heeft als stam fortissimen daar komt een -e achter om er een bijwoord van te maken: fortissime, sterkst adv. Zo gaat het bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III, ook de onregelmatige. fortissimus (M1) adj. sterkst fortissime adv. acerrimus (M1) adj. scherpst acerrime adv. celerrimus (M1) adj. snelst celerrime adv. difficillimus (M1) adj. moeilijkst difficillime adv. facillimus (M1) adj. gemakkelijkst facillime adv. 25

HOOFDSTUK 5: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE I De werkwoorden van het type voco I zijn de werkwoorden van de eerste conjugatie of conjugatie I. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse I achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (voco) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van voco en ziet er zo uit: EV N1 vocare het roepen onderwerp nominativus N2 vocandi van het roepen bezitter genitivus N3 vocando (aan) het roepen meewerkend voorwerp dativus N4 vocare het roepen lijdend voorwerp accusativus N5 vocando door/met het roepen waarmee/ waardoor ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. vocari (N1 en N4) geroepen worden infinitivus praesentis passivi vocavisse (N1 en N4) geroepen te hebben infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. vocatum om te roepen supinum I vocatu om te roepen supinum II 26

II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis moetende worden. Voor het werkwoord voco I zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: vocans Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij voco I de vorm voca-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is roepend. EV EV EV F1 vocans M1 vocans N1 vocans nominativus F2 vocantis M2 vocantis N2 vocantis genitivus F3 vocanti M3 vocanti N3 vocanti dativus F4 vocantem M4 vocantem N4 vocans accusativus F5 vocante M5 vocante N5 vocante ablativus F6 vocantes M6 vocantes N6 vocantia nominativus F7 vocantium M7 vocantium N7 vocantium genitivus F8 vocantibus M8 vocantibus N8 vocantibus dativus F9 vocantes M9 vocantes N9 vocantia accusativus F10 vocantibus M10 vocantibus N10 vocantibus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: vocata Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor vocata altijd geroepen zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam voca- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam vocat- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. 27

EV EV EV F1 vocata M1 vocatus N1 vocatum nominativus F2 vocatae M2 vocati N2 vocati genitivus F3 vocatae M3 vocato N3 vocato dativus F4 vocatam M4 vocatum N4 vocatum accusativus F5 vocata M5 vocato N5 vocato ablativus F6 vocatae M6 vocati N6 vocata nominativus F7 vocatarum M7 vocatorum N7 vocatorum genitivus F8 vocatis M8 vocatis N8 vocatis dativus F9 vocatas M9 vocatos N9 vocata accusativus F10 vocatis M10 vocatis N10 vocatis ablativus het deelwoord van de toekomst: vocatura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord voco I is daarvan de betekenis zullende roepen. Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam vocat- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. EV EV EV F1 vocatura M1 vocaturus N1 vocaturum nominativus F2 vocaturae M2 vocaturi N2 vocaturi genitivus F3 vocaturae M3 vocaturo N3 vocaturo dativus F4 vocaturam M4 vocaturum N4 vocaturum accusativus F5 vocatura M5 vocaturo N5 vocaturo ablativus F6 vocaturae M6 vocaturi N6 vocatura nominativus F7 vocaturarum M7 vocaturorum N7 vocaturorum genitivus F8 vocaturis M8 vocaturis N8 vocaturis dativus F9 vocaturas M9 vocaturos N9 vocatura accusativus F10 vocaturis M10 vocaturis N10 vocaturis ablativus 28

het gerundivum: vocanda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis moetende worden. Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam voca- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van voco I ziet er zo uit. EV EV EV F1 vocanda M1 vocandus N1 vocandum nominativus F2 vocandae M2 vocandi N2 vocandi genitivus F3 vocandae M3 vocando N3 vocando dativus F4 vocandam M4 vocandum N4 vocandum accusativus F5 vocanda M5 vocando N5 vocando ablativus F6 vocandae M6 vocandi N6 vocanda nominativus F7 vocandarum M7 vocandorum N7 vocandorum genitivus F8 vocandis M8 vocandis N8 vocandis dativus F9 vocandas M9 vocandos N9 vocanda accusativus F10 vocandis M10 vocandis N10 vocandis ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde persoon dat wil zeggen ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: voca! vocate! vocare! vocamini! roep! roept! word geroepen! wordt geroepen! 29

ACTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t voco vocem (omdat) ik roep vocas voces vocat vocet vocamus vocemus vocatis vocetis vocant vocent imperf. o.v.t. vocabam vocarem (omdat) ik riep vocabas vocares vocabat vocaret vocabamus vocaremus vocabatis vocaretis vocabant vocarent fut. o.t.t.t. vocabo ik zal roepen vocabis vocabit vocabimus vocabitis vocabunt perf. v.t.t. vocavi vocaverim (omdat) ik geroepen heb vocavisti vocaveris vocavit vocaverit vocavimus vocaverimus vocavistis vocaveritis vocaverunt vocaverint plqpf. v.v.t. vocaveram vocavissem (omdat) ik geroepen had vocaveras vocavisses vocaverat vocavisset vocaveramus vocavissemus vocaveratis vocavissetis vocaverant vocavissent fut ex v.v.t.t. vocavero ik zal geroepen hebben vocaveris vocaverit vocaverimus vocaveritis vocaverint 30

PASSIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t vocor vocer (omdat) ik geroepen word vocaris voceris vocatur vocetur vocamur vocemur vocamini vocemini vocantur vocentur imperf. o.v.t. vocabar vocarerer (omdat) ik geroepen werd vocabaris vocareris vocabatur vocaretur vocabamur vocaremur vocabamini vocaremini vocabantur vocarentur fut. o.t.t.t. vocabor ik zal geroepen worden vocaberis vocabitur vocabimur vocabimini vocabuntur perf. v.t.t. vocata/us/um sum vocata/us/um sim (omdat) ik geroepen ben vocata/us/um es vocata/us/um sis vocata/us/um est vocata/us/um sit vocatae/i/a sumus vocatae/i/a simus vocatae/i/a estis vocatae/i/a sitis vocatae/i/a sunt vocatae/i/a sint plqpf. v.v.t. vocata/us/um eram vocata/us/um essem (omdat) ik geroepen was vocata/us/a veras vocata/us/um esses vocata/us/um erat vocata/us/um esset vocatae/i/a eramus vocatae/i/a essemus vocatae/i/a eratis vocatae/i/a essetis vocatae/i/a erant vocatae/i/a essent fut ex v.v.t.t. vocata/us/um ero ik zal geroepen zijn vocata/us/um eris vocata/us/um erit vocatae/i/a erimus vocatae/i/a eritis vocatae/i/a erunt 31

HOOFDSTUK 6: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE II De werkwoorden van het type deleo II zijn de werkwoorden van de tweede conjugatie of conjugatie II. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse II achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (deleo) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van deleo en ziet er zo uit: EV N1 delere het verwoesten onderwerp nominativus N2 delendi van het verwoesten bezitter genitivus N3 delendo (aan) het verwoesten meewerkend voorwerp dativus N4 delere het verwoesten lijdend voorwerp accusativus N5 delendo door/met het verwoesten waarmee/ waardoor ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. deleri (N1 en N4) verwoest te worden infinitivus praesentis passivi delevisse (N1 en N4) verwoest te hebben infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. deletum om te verwoesten supinum I deletu om te verwoesten supinum II 32

II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis moetende worden. Voor het werkwoord deleo II zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: delens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij deleo II de vorm dele-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is verwoestend. EV EV EV F1 delens M1 delens N1 delens nominativus F2 delentis M2 delentis N2 delentis genitivus F3 delenti M3 delenti N3 delenti dativus F4 delentem M4 delentem N4 delens accusativus F5 delente M5 delente N5 delente ablativus F6 delentes M6 delentes N6 delentia nominativus F7 delentium M7 delentium N7 delentium genitivus F8 delentibus M8 delentibus N8 delentibus dativus F9 delentes M9 delentes N9 delentia accusativus F10 delentibus M10 delentibus N10 delentibus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: deleta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor deleta altijd verwoest zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam dele- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam delet- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. 33

EV EV EV F1 deleta M1 deletus N1 deletum nominativus F2 deletae M2 deleti N2 deleti genitivus F3 deletae M3 deleto N3 deleto dativus F4 deletam M4 deletum N4 deletum accusativus F5 deleta M5 deleto N5 deleto ablativus F6 deletae M6 deleti N6 deleta nominativus F7 deletarum M7 deletorum N7 deletorum genitivus F8 deletis M8 deletis N8 deletis dativus F9 deletas M9 deletos N9 deleta accusativus F10 deletis M10 deletis N10 deletis ablativus het deelwoord van de toekomst: deletura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord deleo II is daarvan de betekenis zullende verwoesten. Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam delet- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. EV EV EV F1 deletura M1 deleturus N1 deleturum nominativus F2 deleturae M2 deleturi N2 deleturi genitivus F3 deleturae M3 deleturo N3 deleturo dativus F4 deleturam M4 deleturum N4 deleturum accusativus F5 deletura M5 deleturo N5 deleturo ablativus F6 deleturae M6 deleturi N6 deletura nominativus F7 deleturarum M7 deleturorum N7 deleturorum genitivus F8 deleturis M8 deleturis N8 deleturis dativus F9 deleturas M9 deleturos N9 deletura accusativus F10 deleturis M10 deleturis N10 deleturis ablativus 34

het gerundivum: delenda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis moetende worden. Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam dele- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van deleo II ziet er zo uit. EV EV EV F1 delenda M1 delendus N1 delendum nominativus F2 delendae M2 delendi N2 delendi genitivus F3 delendae M3 delendo N3 delendo dativus F4 delendam M4 delendum N4 delendum accusativus F5 delenda M5 delendo N5 delendo ablativus F6 delendae M6 delendi N6 delenda nominativus F7 delendarum M7 delendorum N7 delendorum genitivus F8 delendis M8 delendis N8 delendis dativus F9 delendas M9 delendos N9 delenda accusativus F10 delendis M10 delendis N10 delendis ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde persoon dat wil zeggen ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: dele! delete! delere! delemini! verwoest! verwoest! word verwoest! wordt verwoest! 35

ACTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t deleo deleam (omdat) ik verwoest deles deleas delet deleat delemus deleamus deletis deleatis delent deleant imperf. o.v.t. delebam delerem (omdat) ik verwoestte delebas deleres delebat deleret delebamus deleremus delebatis deleretis delebant delerent fut. o.t.t.t. delebo ik zal verwoesten delebis delebit delebimus delebitis delebunt perf. v.t.t. delevi deleverim (omdat) ik verwoest heb delevisti deleveris delevit deleverit delevimus deleverimus delevistis deleveretis deleverunt deleverint plqpf. v.v.t. deleveram delevissem (omdat) ik verwoest had deleveras delevisses deleverat delevisset deleveramus delevissemus deleveratis delevissetis deleverant delevissent fut ex v.t.t.t. delevero ik zal verwoest hebben deleveris deleverit deleverimus deleveritis deleverint 36

PASSIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t deleor delear (omdat) ik verwoest word deleris delearis deletur deleatur delemur deleamur delemini deleamini delentur deleantur imperf. o.v.t. delebar delerer (omdat) ik verwoest werd delebaris delereris delebatur deleretur delebamur deleremur delebamini deleremini delebantur delerentur fut. o.t.t.t. delebor ik zal verwoest worden deleberis delebitur delebimur delebimini delebuntur perf. v.t.t. deleta/us/um sum deleta/us/um sim (omdat) ik verwoest ben deleta/us/um es deleta/us/um sis deleta/us/um est deleta/us/um sit deletae/i/a sumus deletae/i/a simus deletae/i/a estis deletae/i/a sitis deletae/i/a sunt deletae/i/a sint plqpf. v.v.t. deleta/us/um eram deleta/us/um essem (omdat) ik verwoest was deleta/us/a eras deleta/us/um esses deleta/us/um erat deleta/us/um esset deletae/i/a eramus deletae/i/a essemus deletae/i/a eratis deletae/i/a essetis deletae/i/a erant deletae/i/a essent fut ex v.t.t.t. deleta/us/um ero ik zal verwoest zijn deleta/us/um eris deleta/us/um erit deletae/i/a erimus deletae/i/a eritis deletae/i/a erunt 37

HOOFDSTUK 7: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE III De werkwoorden van het type emo III zijn de werkwoorden van de derde conjugatie of conjugatie III In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse III achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (emo) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van emo en ziet er zo uit: EV N1 emere het kopen onderwerp nominativus N2 emendi van het kopen bezitter genitivus N3 emendo (aan) het kopen meewerkend voorwerp dativus N4 emere het kopen lijdend voorwerp accusativus N5 emendo door/met het kopen waarmee/ waardoor ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. emi (N1 en N4) gekocht te worden infinitivus praesentis passivi emisse (N1 en N4) gekocht te hebben infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. emptum om te kopen supinum I emptu om te kopen supinum II 38

II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis moetende worden. Voor het werkwoord emo III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: emens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij emo III em- waar een hulp -e- achter komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is kopend. EV EV EV F1 emens M1 emens N1 emens nominativus F2 ementis M2 ementis N2 ementis genitivus F3 ementi M3 ementi N3 ementi dativus F4 ementem M4 ementem N4 emens accusativus F5 emente M5 emente N5 emente ablativus F6 ementes M6 ementes N6 ementia nominativus F7 ementium M7 ementium N7 ementium genitivus F8 ementibus M8 ementibus N8 ementibus dativus F9 ementes M9 ementes N9 ementia accusativus F10 ementibus M10 ementibus N10 ementibus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: empta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor empta altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam em- een hulpletter -p- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.- stam empt- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. 39

EV EV EV F1 empta M1 emptus N1 emptum nominativus F2 emptae M2 empti N2 empti genitivus F3 emptae M3 empto N3 empto dativus F4 emptam M4 emptum N4 emptum accusativus F5 empta M5 empto N5 empto ablativus F6 emptae M6 empti N6 empta nominativus F7 emptarum M7 emptorum N7 emptorum genitivus F8 emptis M8 emptis N8 emptis dativus F9 emptas M9 emptos N9 empta accusativus F10 emptis M10 emptis N10 emptis ablativus het deelwoord van de toekomst: emptura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord emo III is daarvan de betekenis zullende kopen. Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam empt- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. EV EV EV F1 emptura M1 empturus N1 empturum nominativus F2 empturae M2 empturi N2 empturi genitivus F3 empturae M3 empturo N3 empturo dativus F4 empturam M4 empturum N4 empturum accusativus F5 emptura M5 empturo N5 empturo ablativus F6 empturae M6 empturi N6 emptura nominativus F7 empturarum M7 empturorum N7 empturorum genitivus F8 empturis M8 empturis N8 empturis dativus F9 empturas M9 empturos N9 emptura accusativus F10 empturis M10 empturis N10 empturis ablativus 40

het gerundivum: emenda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis moetende worden. Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam em- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van emo III ziet er zo uit. EV EV EV F1 emenda M1 emendus N1 emendum nominativus F2 emendae M2 emendi N2 emendi genitivus F3 emendae M3 emendo N3 emendo dativus F4 emendam M4 emendum N4 emendum accusativus F5 emenda M5 emendo N5 emendo ablativus F6 emendae M6 emendi N6 emenda nominativus F7 emendarum M7 emendorum N7 emendorum genitivus F8 emendis M8 emendis N8 emendis dativus F9 emendas M9 emendos N9 emenda accusativus F10 emendis M10 emendis N10 emendis ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde persoon dat wil zeggen ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: eme! emite! emere! emimini! koop! koopt! word gekocht! wordt gekocht! 41

ACTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t emo emam (omdat) ik koop emis emas emit emat emimus emamus emitis ematis emunt emant imperf. o.v.t. emebam emerem (omdat) ik kocht emebas emeres emebat emeret emebamus emeremus emebatis emeretis emebant emerent fut. o.t.t.t. emam ik zal kopen emes emet ememus emetis ement perf. v.t.t. emi emerim (omdat) ik gekocht heb emisti emeris emit emerit emimus emerimus emistis emeretis emerunt emerint plqpf. v.v.t. emeram emissem (omdat) ik gekocht had emeras emisses emerat emisset emeramus emissemus emeratis emissetis emerant emissent fut ex v.t.t.t. emero ik zal gekocht hebben emeris emerit emerimus emeritis emerint 42